28 jan 2024 19.00. Ds Hulshof. Verlangen naar meer
Geen kalme reis
1. Welkom bij de dienst op de zondag van de vervolgde kerk. Voorganger is dhr Pasterkamp Organist is dhr J de Vries. Thema: ”Geen kalme reis”
2. Lied voor de dienst ELB 147 – 1, 5, 6 Heer, ik hoor van rijke zegen,
3. Elb. 147 : 1 Heer, ik hoor van rijke zegen, die Gij uitstort keer op keer. Laat ook van die milde regen dropp'len vallen op mij neer. Ook op mij, ook op mij, dropp'len vallen ook op mij.
4. Elb. 147 : 5 Liefde Gods, zo rein, zo krachtig, bloed van Jezus, rijk en vrij, Gods genade, sterk en machtig, o, verheerlijk U in mij. Ook in mij, ook in mij, o, verheerlijk U in mij.
5. Elb. 147 : 6 Ga mij niet voorbij, o Herder! Maak mij gans van zonden vrij. Vloeit de stroom van zegen verder, zegen and'ren, maar ook mij. Ja, ook mij, ja, ook mij, zegen and'ren, maar ook mij.
6. Welkom bij de dienst op de zondag van de vervolgde kerk. Voorganger is dhr Pasterkamp Organist is dhr J de Vries. Thema: ”Geen kalme reis”
8. 1. Mijn ziel is stil tot God mijn Heer, van Hem verwacht ik altijd weer mijn heil, - op Hem toch kan ik bouwen. Ik wankel niet, want Hij staat vast: mijn toevlucht, als het water wast, mijn rots, mijn enige vertrouwen.
9. 3. Mijn haters sloten zich aaneen met velen tegen mij alleen, - hoe zou mijn val hun hart verheugen! Zij zijn vol valsheid en verraad, zij spreken heil, maar denken haat, hun lust en leven is de leugen.
10. 5. Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots, mijn naam rust in de schutse Gods. O volk, uw God laat u niet vallen. Als gij voor Hem uw hart uitstort, vertrouw dat gij gezegend wordt: God is een schuilplaats voor ons allen.
11. Votum en groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
13. 1 Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat, naar U, Heer, strekt zich mijn verlangen. Mijn hart wil niets dan U ontvangen, die leven zijt en leven laat.
14. O Heer, mijn ziel en zinnen smachten en dorsten naar U in een land, waarop de zon verzengend brandt, - schenk Gij mijn leven nieuwe krachten.
15. 3 Wanneer ik wakend in de nacht mijn geest bij U, Heer, laat vertoeven, dan mag ik weer uw goedheid proeven; uw hulp wordt nooit vergeefs verwacht.
16. Waar zich uw vleugels breed ontvouwden, zing ik mij van mijn zorgen vrij. Mijn ziel, Heer, is U zeer nabij, door uw hand word ik vastgehouden.
19. Een rivier vol van vrede, een rivier vol van vrede, een rivier vol van vrede in mijn hart. Een rivier vol van vrede, een rivier vol van vrede, een rivier vol van vrede in mijn hart.
20. Een fontein vol van blijdschap, een fontein vol van blijdschap, een fontein vol van blijdschap, in mijn hart. Een fontein vol van blijdschap, een fontein vol van blijdschap, een fontein vol van blijdschap, in mijn hart.
21. Ik heb lief als mijn Jezus, ik heb lief als mijn Jezus, ik heb lief als mijn Jezus, in mijn hart. Ik heb lief als mijn Jezus, ik heb lief als mijn Jezus, ik heb lief als mijn Jezus, in mijn hart.
22. Een rivier vol van vrede, een fontein vol van blijdschap, ik heb lief als mijn Jezus, in mijn hart. Een rivier vol van vrede, een fontein vol van blijdschap, ik heb lief als mijn Jezus, in mijn hart.
24. JdH 113- 1, 2 Ik weet dat mijn Verlosser leeft
25. 1. Ik weet, dat mijn verlosser leeft Dit is het, wat mij troost hier geeft. Hij leeft, die voor mij stierf. Hij leeft! Dit maakt mij altijd blij. Hij leeft! Mijn Heiland, die voor mij een levenskroon verwierf.
26. Hij leeft! Hij leeft! Ik weet, dat mijn Verlosser leeft. Hij leeft! Hij leeft! Ik weet, dat mijn Verlosser leeft.
27. 2. Hij leeft in majesteit omhoog. Hij leeft! Op Hem rust steeds mijn oog. Mijn Heiland pleit voor mij! Zijn liefde vult mijn kinderhart. Hij leeft! Dit neemt weg al mijn smart. Mijn Heiland leeft voor mij.
28. Hij leeft! Hij leeft! Ik weet, dat mijn Verlosser leeft. Hij leeft! Hij leeft! Ik weet, dat mijn Verlosser leeft.
30. 7 Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden. 8 Hebt bovenal bestendige liefde jegens elkander, want de liefde bedekt tal van zonden. 9 Weest gastvrij jegens elkander, zonder morren. 10 Dient elkander, een ieder naar de genadegave,
31. die hij ontvangen heeft, als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods. 11 Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God; dient iemand, laat het zijn als uit kracht, door God verleend, opdat in alles God verheerlijkt worde door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid! Amen.
32. 12 Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame. 13 Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid.
33. 14 Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust. 15 Laat dus niemand uwer moeten lijden als moordenaar, of dief, of boosdoener, of als een bemoeial. 16 Indien hij echter als Christen lijdt, dan schame hij zich niet,
34. maar verheerlijke God onder die naam. 17 Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? 18 En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt,
35. waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen? 19 Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden, hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven, steeds het goede doende.
44. Genade, zo oneindig groot. Dat ik, die 't niet verdien het leven vond, want ik was dood en blind, maar nu kan 'k zien. Genade die mij heeft geleerd te vrezen voor het kwaad. Maar ook - als ik mij tot Hem keer - dat God mij nooit verlaat.
45. Want Jezus droeg mijn zondelast en tranen aan het kruis. Hij houdt mij door genade vast en brengt mij veilig thuis.
46. Als ik daar in zijn heerlijkheid mag stralen als de zon, dan prijs ik Hem in eeuwigheid dat ik genade vond. dan prijs ik Hem in eeuwigheid dat ik genade vond.
48. 8 En schrijf aan de engel der gemeente te Smyrna: Dit zegt de eerste en de laatste, die dood geweest is en levend geworden: 9 Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn,
49. maar een synagoge des satans. 10 Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen.
50. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens. 11 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.
53. Mijn Jezus, mijn redder; Heer, er is niemand als U. Laat elk moment, al wat ik denk, vol zijn van uw liefde, Heer. Mijn schuilplaats, mijn trooster, veilige toren van kracht; adem en stem, al wat ik ben, brengen U voortdurend eer.
54. Juich voor de Heer, heel de aarde wees blij. Zing van de Koning en zijn heerschappij. Bergen aanbidden, de zee juicht mee bij het horen van uw naam.
55. U wil ik prijzen voor dat wat U schiep; mijn leven lang loven, want U heb ik lief. Niets is zo goed als een leven heel dicht bij U.
57. Onze Vader in de hemel, heilig is uw naam. Laat uw koninkrijk spoedig komen. Laat uw wil worden gedaan. In de hemel, zo ook hier op aard'.
58. Onze Vader in de hemel, heilig is uw naam. Laat uw koninkrijk spoedig komen. Laat uw wil worden gedaan. In de hemel, zo ook hier op aard'.
59. Refrein: Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.
60. Onze Vader in de hemel, geef ons daaglijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij dat doen. Hen vergeven die ons iets schuldig zijn.
61. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.
62. En leidt ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van het kwaad.
63. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Want van U is het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen. Amen.
66. Heer, wat een voorrecht om in liefde te gaan, schouder aan schouder in uw wijngaard te staan, samen te dienen, te zien wie U bent, want uw woord maakt uw wegen bekend.
67. Samen op weg gaan, dat is ons gebed, als een volk, dat juist daarvoor door U apart is gezet. Vol van uw liefde, genade en kracht, als een lamp, die nog schijnt in de nacht.
68. Samen te strijden in woord en in werk. Eén zijn in U, dat alleen maakt ons sterk. Delen in vreugde, in zorgen, in pijn, als uw kerk, die waarachtig wil zijn.
69. Samen op weg gaan, dat is ons gebed, als een volk, dat juist daarvoor door U apart is gezet. Vol van uw liefde, genade en kracht, als een lamp, die nog schijnt in de nacht.