3. Op die heuvel daarginds, stond een ruwhouten kruis, het symbool van vervloeking en schuld. Maar dat kruis is voor ons, toch het kostbaarst kleinood, daar Gods wet aan dat hout werd vervuld.
4. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
5. O, dat ruwhouten kruis, door de wereld gesmaad, heeft een wond're bekoring en macht. Want Gods Zoon liet Zijn troon, Hij droeg smaadheid en hoon, om de vreugd' die dat kruis voor ons bracht.
6. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
7. Van dat ruwhouten kruis, met het bloed van Gods Zoon, straalt een licht dat door niets wordt gedoofd. Vol van schoonheid en pracht, vol van reddende kracht, voor een ieder die in Hem gelooft.
8. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
9. Help mij Heer', aan dat kruis, trouw te zijn tot de dood, ook als hier smaad en spot is mijn loon. Want dat kruis droeg de straf, nam de schuld van mij af, 't werd de toegang voor mij tot Gods troon.
10. Refrein: 'k Klem mij daarom aan Golgotha's kruis, tot de Heer' komt en met Hem het loon, als die grote dag aanbreekt en Hij ons dat Kruis dan verwisselt voor d' eeuwigheidskroon.
11. Welkom Voorganger ds van Harten – Tip Organist Johannes de Vries Thema: “Veilig in de handen van de Hemelse Vader” Viering Heilig Avondmaal
12. Ps. 31 : 1 Op U vertrouw ik, HEER der heren, Gij die mijn sterkte zijt. Om uw gerechtigheid wil nimmer mij de rug toekeren. Betoon mij uw nabijheid en stel mij in de vrijheid.
13. 4 In uwe handen, God almachtig, beveel ik nu mijn geest. Mijn hart is onbevreesd. Ik ben altijd uw trouw indachtig, mijn God, die als ik schreide mij troostte en bevrijdde.
15. 6 Ik wil mij, HEER, in U verblijden, die hulp bood in de dag dat ik geen uitkomst zag, die steeds mij uit de engte leidde; dan mocht met lichte schreden ik in de ruimte treden.
16. 17 Geprezen zij de HEER, mijn Koning, Hij die zijn knecht ontmoet met gaven groot en goed. Toen 't kwaad zich saamtrok om mijn woning, kwam Hij mijn val beletten, was Hij 't die mij ontzette.
18. 47 Terwijl Hij nog sprak, zie, daar kwam een schare en hij, die Judas genoemd werd, één van de twaalven, liep voor hen uit en hij naderde Jezus om Hem te kussen. 48 En Jezus zeide tot hem: Judas, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?
19. 49 Toen zij, die bij Hem waren, zagen wat er ging gebeuren, zeiden zij: Here, willen wij met het zwaard erop slaan? 50 En iemand van hen trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. 51 Maar Jezus antwoordde en zeide:
20. Laat het hierbij. En Hij raakte het oor aan en genas hem. 52 Jezus dan zeide tot de overpriesters en hoofdlieden van de tempel en oudsten, die op Hem afgekomen waren: Als tegen een rover zijt gij uitgetrokken met zwaarden en stokken?
21. 53 Terwijl Ik dagelijks bij u was in de tempel, hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis. 54 Toen zij Hem gevangen genomen hadden, voerden zij Hem weg en leidden Hem naar het huis van de hogepriester.
22. Gez. 187 : 1 Daar gaat een lam en draagt de schuld der wereld met zich mede; het boet in eindeloos geduld voor al wat wij misdeden. Daar gaat het en het wordt zo moe,
23. stil gaat het naar de slachtbank toe, 't vindt nergens meer een weide. Smaad neemt het op zich, hoon en spot, wonden en doodsangst zijn zijn lot en zegt: dit wil ik lijden.
24. Lucas 22 : 63 -71 Voor de Raad 63 En de mannen, die Hem vasthielden, bespotten Hem en sloegen Hem;
25. 64 en zij wierpen een doek over zijn hoofd en vroegen en zeiden: Profeteer, wie is het, die U geslagen heeft? 65 En nog meer lasterlijke taal spraken zij tegen Hem. 66 En toen het dag geworden was, kwam de Raad van de oudsten van het volk bijeen,
26. overpriesters en schriftgeleerden, en zij leidden Hem voor hun Raad, 67 en zeiden: Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons dan. Hij zeide tot hen: Al zeide Ik het u, gij zoudt het toch niet geloven; 68 en al zou Ik u vragen, gij zoudt toch niet antwoorden.
27. 69 Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods. 70 En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon van God? Hij zeide tot hen: Gij zegt zelf, dat Ik het ben.
28. 71 En zij zeiden: Wat hebben wij verder voor getuigenis nodig? Zelf hebben wij het immers uit zijn mond gehoord.
29. Gez. 178 : 6 Om het zwijgen, het geduld, waarmee Gij de wet vervult, als men vruchtloos zoekt naar schuld, Kyrie eleison.
30. Gez. 178 : 7 Om het woord van godlijk recht dat Gij tot uw rechters zegt, - zelf hebt Ge uw geding beslecht, - Kyrie eleison.
31. Lezen Lucas 23 : 13 – 16, en 23 – 25 Weder voor Pilatus 13 Pilatus nu riep de overpriesters en de oversten en het volk bijeen en zeide tot hen:
32. 14 Gij hebt deze mens bij mij gebracht als iemand, die het volk afvallig maakt, en zie, ik heb Hem in uw tegenwoordigheid verhoord en in deze mens geen enkele grond gevonden voor datgene, waarvan gij Hem beschuldigt.
33. 15 En ook Herodes niet; want hij heeft Hem tot ons teruggezonden. En zie, er is niets door Hem bedreven, dat de dood verdient. 16 Ik zal Hem dus geselen en dan loslaten.
34. 23 Maar zij drongen aan en eisten onder luid geschreeuw, dat Hij gekruisigd zou worden, en hun geschreeuw werd al sterker. 24 En Pilatus besliste, dat aan hun eis moest worden voldaan.
35. 25 En hij liet de man los, die wegens oproer en doodslag was gevangengezet, die zij eisten, doch Jezus gaf hij over aan hun wil.
36. Gez. 177 : 3 O allerheiligst, onuitspreeklijk wonder: de Rechter zelf gaat aan het recht ten onder. O wreed geding; wie kan geheel doorgronden de vloek der zonden.
37. 7 Laat mij, o Heer, uw wondre wijsheid prijzen, dwaasheid en ergernis voor wereldwijzen, laat mij uw kruis dat sterken zwakheid noemen als sterkte roemen.
38. Lucas 23 : 33 – 43 De kruisiging 33 En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar en ook de misdadigers, de ene aan zijn rechterzijde en de andere aan zijn linkerzijde.
39. 34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. En zij wierpen het lot om zijn klederen te verdelen. 35 En het volk stond erbij en zag toe. Ook de oversten hoonden en zeiden: Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden,
40. indien Hij de Christus Gods is, de uitverkorene! 36 Ook de soldaten kwamen naderbij om Hem te bespotten en brachten Hem zure wijn, 37 en zeiden: Indien Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf! 38 Er was ook een opschrift boven Hem: Dit is de Koning der Joden.
41. 39 Eén der gehangen misdadigers lasterde Hem: Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons! 40 Maar de andere antwoordde en zeide, hem bestraffende: Vreest zelfs gij God niet, nu gij hetzelfde vonnis ontvangen hebt? 41 En wij terecht,
42. want wij ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. 42 En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt. 43 En Hij zeide tot hem:
43. Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.
44. Gez. 183 : 1 O hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon, o hoofd zo wreed geschonden, uw kroon een doornenkroon,
45. o hoofd eens schoon en heerlijk en stralend als de dag, hoe lijdt Gij nu zo deerlijk! Ik groet U vol ontzag.
46. 3 O Heer uw smaad en wonden, ja alles wat Gij duldt, om mij is het, mijn zonden, mijn schuld, mijn grote schuld.
47. O God ik ga verloren om wat ik heb gedaan, als Gij mij niet wilt horen. Zie mij in liefde aan.
48. Lezen Lucas 23 : 44 – 46 Het sterven van Jezus 44 En het was reeds ongeveer het zesde uur en er kwam duisternis over het gehele land tot het negende uur,
49. 45 want de zon werd verduisterd. En het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. 46 En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest.
50. Gez. 189 : 1 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, hangt ten spot van snode smaders. Zoon des Vaders, waar is toch uw almacht thans, waar uw goddelijke glans?
51. Gez. 189 : 2 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen. Van de vloek maakt Hij mij vrij, en zijn sterven zaligt mij.
53. Gez. 189 : 3 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis. Zou ik dan in droeve dagen troostloos klagen? Als ik naar zijn kruis mij richt, valt mijn eigen last mij licht.
54. Gez. 189 : 4 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis! 'k Heb mij, Heer, voor dood en leven U gegeven. Laat mij dan in vreugd en pijn met U in gemeenschap zijn.