3. Heer! Ik hoor van rijke zegen,
die Gij uitstort keer op keer;
laat ook van die milde regen,
dropp'len vallen op mij neer;
ook op mij, ook op mij,
dropp'len vallen ook op mij.
4. Ga mij niet voorbij, o Vader,
zie hoe mij mijn zonden smart;
trek met Uw koorden nader,
stort Uw liefd' ook in mijn hart.
Ook in mij, ook in mij,
stort Uw liefd' ook in mij.
5. Heil'ge Geest, wil niet voorbij gaan:
Gij geeft blinden de ogen weer!
Wil, o wil nu bij mij stilstaan,
werk in mij met kracht, o Heer!
Ook in mij, ook in mij,
werk ook door Uw kracht in mij!
6. Wil me, o Heiland, niet voorbij gaan,
doe mij leven U nabij;
zie mij zuchtend aan Uw zij staan:
roept Gij and'ren, roep ook mij.
Ja, ook mij, ja ook mij,
roept Gij and'ren, ja ook mij.
7. Liefde Gods, zo rein, zo krachtig,
bloed van Jezus, rijk en vrij,
Gods genade, sterk en machtig,
o verheerlijk U in mij.
Ook in mij, ook in mij,
o, verheerlijk U in mij!
8. Ga mij niet voorbij, o Herder!
Maak mij gans van zonden vrij;
vloeit de stroom van zegen verder,
zegen and'ren, maar ook mij.
Ja, ook mij, ja ook mij,
zegen and'ren, maar ook mij.
9. Welkom
Voorganger ds van Rheenen
organsist dhr de Harder
Thema: “ www.vervulling.nu “
35. 4 De HEER richtte zich tot
mij: 5 „Voordat ik je vormde in de
moederschoot, had ik je al
uitgekozen, voordat je de
moederschoot verliet, had ik je al
aan mij gewijd, je een profeet
voor alle volken gemaakt.‟ 6 Ik
riep: „Nee, HEER, mijn God! Ik kan
het woord niet voeren, ik ben te
jong.‟
36. 7 Maar de HEER antwoordde:
„Zeg niet: “Ik ben te jong.”
Richt je tot iedereen naar wie
ik je zend en zeg alles wat ik
je opdraag. 8 Wees voor
niemand bang, want ik zal je
terzijde staan en je redden –
spreekt de HEER.‟ 9 En
de HEER strekte zijn hand uit,
37. raakte mijn mond aan en zei
tegen mij: „Hiermee leg ik mijn
woorden in jouw mond. 10 Nu,
op deze dag, geef ik je gezag
over alle koninkrijken en
volken, om ze uit te rukken en
te verwoesten, om ze te
vernietigen en af te breken, op
te bouwen en te planten.‟
38. Lezen Lucas 4 : 14 t/m 30
Optreden van Jezus in
Nazaret
39. 14 Jezus keerde, gesterkt door de
Geest, terug naar Galilea. Het
nieuws over hem verspreidde zich
in de hele streek. 15 Hij gaf
onderricht in de synagogen en
werd door allen geprezen. 16 Hij
kwam ook in Nazaret, waar hij
was opgegroeid, en volgens zijn
gewoonte ging hij op sabbat naar
de synagoge.
40. Toen hij opstond om voor te
lezen, 17 werd hem de boekrol
van de profeet Jesaja
overhandigd, en hij rolde hem
af tot de plaats waar
geschreven staat:
18 „De Geest van de Heer rust
op mij,
want hij heeft mij gezalfd.
41. Om aan armen het goede nieuws
te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating
bekend te maken
en aan blinden het herstel van hun
zicht,
om onderdrukten hun vrijheid te
geven,
19 om een genadejaar van de Heer
uit te roepen.‟
42. 20 Hij rolde de boekrol op, gaf
hem terug aan de dienaar en ging
weer zitten; de ogen van alle
aanwezigen in de synagoge waren
op hem gericht. 21 Hij zei tegen
hen: „Vandaag hebben jullie deze
schrifttekst in vervulling horen
gaan.‟ 22 Allen betuigden hem hun
bijval en verwonderden zich over
de genaderijke woorden die uit
zijn mond vloeiden, en ze zeiden:
43. „Dat is toch de zoon van
Jozef?‟ 23 En hij zei tegen hen:
„Ongetwijfeld zullen jullie me dit
gezegde voorhouden: Geneesheer,
genees uzelf. Doe alles waarvan
wij gehoord hebben dat het in
Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in
uw vaderstad.‟ 24 Hij vervolgde:
„Luister, ik zeg jullie dat geen
enkele profeet welkom is in zijn
vaderstad.
44. 25 Maar ik zeg het jullie zoals het
is: in de tijd van Elia, toen de
hemel drie jaar en zes maanden
lang gesloten bleef en er in het
land een grote hongersnood
uitbrak, waren er veel weduwen in
Israël. 26 Toch werd Elia niet naar
een van hen gezonden, maar naar
een weduwe in Sarepta bij Sidon.
45. 27 En in de tijd van de profeet
Elisa waren er veel mensen in
Israël die leden aan huidvraat.
Toch werd niemand van hen
gereinigd, maar wel de Syriër
Naäman.‟ 28 Toen de
aanwezigen in de synagoge dit
hoorden, ontstaken ze in grote
woede.
46. 29 Ze sprongen op en dreven
hem de stad uit, naar de rand
van de berg waarop hun stad
gebouwd was, om hem in de
afgrond te storten. 30 Maar hij
liep midden tussen hen door
en vertrok.
66. 1 Ga nu heen in vrede, ga en maak het
waar.
Wat wij hier beleden samen met elkaar.
Aan uw daag'lijks leven, uw gezin, uw
werk,
Wilt u daaraan geven, daar bent u Gods
kerk.
Ga nu heen in vrede en maak het waar.
67. 2 Ga nu heen in vrede, ga en maak het
waar,
wat wij hier beleden samen met elkaar.
Neem van hieruit vrede, vrede mee naar
huis,
dan is vanaf heden Christus bij u thuis.
Ga nu heen in vrede, ga en maak het
waar.