SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 67
Descargar para leer sin conexión
Onderzoeksrapport   Into the future




                      ”De energie opwekkende stad in 2040”


                    Den Bosch, 21 juni 2010,
                    Marina Hoogeveen &
                    Sjors Beeks
„De energie opwekkende stad in 2040‟
                   Gericht op het focusgebied;
                            „brainport‟

                    & de toekomstige rol van DHV.


    Project Advanced Business Creation van Avans Hogescholen




                                                               Into the future
Contactgegevens studenten;
                                                               Onderzoeksrapport:



Marina Hoogeveen             Sjors Beeks
Email: m_arinaa@live.nl      Email: sjors_beeks@hotmail.com
Mobiel:0647019051            Mobiel: 06 12902642
Studentennummer: 2034865     Studentennummer.: 2034388
Adres: Volderhof 38          Adres: Eindhovenseweg 168A
5709 GA Helmond              5552 AG Valkenswaard




                                                               2
Voorwoord



   „In to the Future‟ is de titel van blok 4 van het eerste leerjaar bij de opleiding
 Advaced Business Creation van de onderwijsinstelling Avans hogescholen. Dit
 blok is bedoeld om inzicht te krijgen in het scenarioplanningsproces en te leren
                    hoe dit instrument in praktijk wordt toegepast.
Om de doelen te kunnen behalen wordt er lesgegeven in „scenarioplanning‟ om
het inzicht te krijgen in het verloop van het proces. Om te leren hoe dit proces in
            praktijk toegepast dient te worden is er een projectopdracht.

  De projectopdracht wordt in groepen uitgevoerd. Per klas zijn er 4 groepen.
Doormiddel van drijvende krachten te clusteren zijn en per klas 2 onzekerheden
   in een assenstelsel tegenover elkaar zijn gezet, waardoor er 4 verschillende
scenario kwadranten uit zijn ontstaan. Iedere projectgroep krijgt de taak om een
          scenario kwadrant te ontwikkelen toe een toekomstscenario.

De onzeker heden die betrekking hebben tot dit rapport zijn „energie gebruik‟ en
 „samenwerkingsverbanden‟. Het scenario kwadrant dat betrekking heeft op dit
    rapport is „de verslaving aan vieze energie‟ en „partnerschappen binnen
regionaal gebied‟. Op basis hiervan is het onderzoek gestart, waarop vervolgens
                            een scenario is ontwikkeld.

De projectgroep die dit scenariokwadrant zou uitwerken bestond bij aanvang uit
6 personen. Het groepsproces verliep echter niet optimaal. In de derde week zijn
   2 studenten gestopt met de opleiding. In de vierde week is er een conflict
ontstaan waarbij op dat moment de beste oplossing was om de project groepen
                   te splitsen in 2 groepjes van 2 studenten.

    Voor dit scenariokwadrant stond als eindresultaat een presentatie en een
verfilming over je scenario. Aangezien het conflict pas is opgetreden in de vierde


                                                                                        Into the future
week kon er een keuze gemaakt worden om een scenario te presenteren en een
        onderzoeksrapport kon worden gemaakt of alleen een verfilming,
De keuze van deze projectgroep is gevallen op het presenteren van een scenario
                       en een onderzoeksrapport te maken.
                                                                                        Onderzoeksrapport:




                                                                                        3
Inhoudsopgave
1. Inleiding                                                         5

2. Onderzoek                                                        6
   2.1. Inleiding                                                   7
   2.2. Hoofdvraag                                                  7
   2.3. Deelvragen                                                  7
    2.3.1.     Energie                                               8
    2.3.2.     Nieuwe Samenwerkingsverbanden                        32

3. Toekomstscenario                                                 42

   3.1. Inleiding                                                   43
   3.2. Toekomstbeeld in Nederland                                  44
   3.3. Toekomstbeeld demografie en vervoer                         44
   3.4. Toekomstbeeld voor fossiele brandstoffen                    47
   3.5. Toekomstbeeld over de voorraden van fossiele brandstoffen   48
   3.6. Toekomstbeeld van en over duurzame energie                  50
   3.7. Toekomstbeeld over eindgebruik van energie                  51
   3.8. Toekomstscenarioverhaal                                     54

4. Advies                                                           56

   4.1.   Inleiding                                                 57
   4.2.   Advies 1                                                  58
   4.3.   Advies 2                                                  58
   4.4.   Advies 3                                                  59
   4.5.   Advies 4                                                  59


                                                                         Into the future
5. Literatuur                                                       60
   5.1. Boeken                                                      61
   5.2. Websites                                                    64
                                                                         Onderzoeksrapport:




                                                                         4
1. Inleiding
     Het onderwerp van dit rapport is „de energie opwekkende stad in 2040‟. De
     opdrachtgever van dit project is DHV. Het focus gebied is Brainport Eindhoven.
     Er zijn 4 scenariokwadranten ontwikkeld waarvan dit rapport is gebaseerd op „de
     energieopwekkende stad in 2040, met een verslaving aan vieze energie, en
     partnerschappen binnen regionaal gebied.

     Het project waaruit dit rapport is ontstaan had verschillende doeleinden ;

     1. De gemeenten in Brabant hebben een probleem. Veel inkomsten voor
        gemeenten komen vanuit de verkoop van grond. Echter de grond raakt op,
        en moeten er nieuwe inkomstenbronnen voor gemeenten komen, op andere
        nieuwe vlakken.
     2. DHV is actief in dit veld en willen weten of hun huidige rol (toegevoegde
        waarde) als bedrijf nog actueel is in 2040, of dat zijn nieuwe & andere rollen
        moeten vervullen.
     3. DHV is tevens benieuwd hoe betrokken partijen hun juiste rol krijgen om het
        scenario werkelijkheid te laten worden.
     4. De vereniging voor Waterstaat & landinrichting is op zoek naar nieuwe
        inzichten en impulsen van de jonge generatie over dit onderwerp. De
        jongeren van nu zijn de bewoners, publieke en private sector van de
        toekomst (2040). Hoe ziet in die krappe ruimte ons leven eruit? (Thema 2)
     5. De Brabant Academy werkt aan nieuwe culturele, maatschappelijke en
        economische vitaliteit. Dus nieuwe samenwerkingsverbanden die kunnen
        leiden tot verassende innovaties, kennisdeling en kennisontwikkeling. Het
        maken, uitwisselen en beleven van verschillende toekomstscenario‟s is hierbij
        een enorme inspiratie en verbindingsvorm om dit te stimuleren.
     6. Het klimaat staat nadrukkelijk op de agenda bij diverse partijen. Het werken
        aan een klimaatneutrale of juist klimaatondersteunende initiatieven wordt
        rijker en verbeterd door het idee te toetsen in verschillende



                                                                                         Into the future
        toekomstscenario‟s.

     De centrale probleemstelling die wij hebben gesteld als leidraad het onderzoek
     luidt als volgt;

          “ Hoe kunnen we zelfstandig overleven als we binnen regionaal gebied
     „Brainport‟ Eindhoven, in 2040 nog regelmatig gebruik willen maken van fossiele
                                     brandstoffen?”
                                                                                         Onderzoeksrapport:




                                                                                         5
2 Onderzoek




6
    Onderzoeksrapport:   Into the future
2.1 Inleiding
Wanneer je een succesvol product (in het geval een rapport) af wil leveren is het
van zeer groot belang te kijken naar het desbetreffende onderwerp waarmee je
aan de slag gaat. Hierdoor kun je een gedegen en kwalitatief hoogwaardig
onderzoek opstellen. Hierbij moet je denken aan allerlei factoren die van invloed
kunnen zijn bij het opstellen van een rapport, onderzoeksplan en scenarioplan.
Daarna hebben we gekeken welke informatie relevant zal zijn en welke we
behouden maar niet direct opnemen in ons onderzoeksrapport. Waarom vinden
er bepaalde situaties plaats en wat zijn de gevolgen hiervan? Dit is een van de
vele vragen die wij onszelf gesteld hebben om een kwalitatief waardig scenario
op te kunnen stellen.

2.2 Hoofdvraag

De hoofdvraag die wij hebben gesteld is gebaseerd op de wat de consequenties
zijn voor het gebied Brainport Eindhoven als we in 2040 regionaal en
onafhankelijk gebruik willen blijven maken van fossiele brandstoffen.

  “ Hoe kunnen we zelfstandig overleven als we binnen regionaal gebied
 „Brainport‟ Eindhoven, in 2040 nog regelmatig gebruik willen maken van
                          fossiele brandstoffen?”

Deze hoofdvraag was het startpunt van ons onderzoek. Om een antwoord te
vinden op deze vraag hebben we op verschillende gebieden onderzoek gedaan.
Het onderzoek heeft ons op de hoogte gesteld van verschillende feiten en
voorspellingen. Op basis van die feiten en voorspellingen hebben we een
scenario gemaakt.

2.3 Deelvragen

De energie waar een groot deel van bevolking dagelijks gebruik van maakt is


                                                                                    Into the future
afkomstig van fossiele brandstoffen. Om de hoofdvraag te kunnen
beantwoorden hebben we uitgebreid onderzoek gedaan op diverse gebieden
met betrekking tot energie. Dit onderzoek wordt geleid door deelvragen die we
gesteld hebben op basis van de benodigde informatie.
                                                                                    Onderzoeksrapport:




                                                                                    7
2.3.1 Energie




                                           Energie




8
    Onderzoeksrapport:   Into the future
Hoe komen we aan de energie waar huishoudens dagelijks gebruik van maken?

       Het grootste deel van de energie die huishoudens gebruiken is afkomstig uit
       fossiele bronnen. Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt CO2
       vrij, bovendien veroorzaken ze vervuiling.

       Veruit de meeste energie die we gebruiken (circa 93 procent) komt van fossiele
       brandstoffen: aardolie, aardgas en kolen. Deze fossiele brandstoffen zijn
       verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen, bovendien veroorzaken ze
       de nodige vervuiling en kunnen ze op raken. Het huidige systeem van
       energievoorziening is toe aan verandering. Om nadelige gevolgen zoals
       klimaatverandering te beperken, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van
       'schoon-fossiele' en alternatieve, duurzame, brandstoffen.

       Conclusie:
       Grootste deel van energie binnen huishoudens is afkomstig uit fossiele bronnen.
       Daarbij komt CO2 vrij en is vervuilend. Systeemvoorziening is toe aan
       verandering. Wordt gewerkt aan schoon-fossiele en duurzame brandstoffen.

1. Wat zijn fossiele brandstoffen?

       Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die miljoenen jaren geleden door planten is
       vastgelegd. Het kooldioxide kwam destijds niet vrij na sterfte van de planten,
       omdat bijzondere omstandigheden leidden tot opslag (fossiliseren) van het
       materiaal. Het oude kooldioxide ligt dus buiten de CO2-cyclus opgeslagen. Maar
       met het gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 als extra
       hoeveelheid in de atmosfeer.

       De vorming van fossiele brandstoffen gaat veel langzamer dan het tempo waarin
       de brandstoffen worden gebruikt. Ze zijn daardoor niet hernieuwbaar. Diverse
       partijen zijn het oneens over de snelheid waarmee de olie opraakt, over de
       technieken en middelen die het beste ingezet kunnen worden, in het bijzonder
       gebruik van kernenergie en schoon fossiel. Maar ook over de mogelijkheden voor
       duurzame energie in de nabije toekomst bestaat geen consensus.



                                                                                            Into the future
       Conclusie:
       Fossiele brandstoffen door planten vastgesteld. Door gebruik van fossiele
       brandstoffen belandt fossiele CO2 extra in de atmosfeer. De vorming van fossiele
       brandstoffen gaat trager dan het tempo dat men ze gebruikt en daardoor niet
       hernieuwbaar. Olie raakt op, veel partijen zijn het niet eens over middelen om dit
       tegen te gaan en over gebruik van kernenergie en school fossiel
                                                                                            Onderzoeksrapport:




                                                                                            9
2. Waarvoor word aardgas gebruikt?

   Aardgas is in Nederland de meest gebruikte brandstof. Het wordt gebruikt voor de
   opwekking van elektriciteit, voor verwarming en als grondstof voor de
   petrochemische industrie. Nederland is in West-Europa een belangrijke producent
   van aardgas.

   Conclusie:
   In Nederland is aardgas meest gebruikte brandstof en is belangrijke producent. Het
   wordt gebruikt voor elektriciteit,verwarming en grondstof.

3. Wat zijn de belangrijkste voordelen van aardgas?

       -   Het gebruik van aardgas geeft minder uitstoot van CO2 en vervuilende
           stoffen dan het gebruik van steenkool of olie.
       -   De kosten van het gebruik van aardgas zijn relatief laag vergeleken met
           duurzame alternatieven.
       -   Nederland is in het bezit van aardgasbronnen, waardoor we niet afhankelijk
           zijn van andere landen voor onze aardgasvoorziening

  Conclusie:
  Voordelen van aardgas: minder CO2 uitstaat, kosten zijn laag en Nederland is in bezit
  van aardgasbronnen.

4. Wat zijn de belangrijkste nadelen van aardgas?

  Wereldwijd raken de nu toegankelijke bronnen over naar schatting zestig jaar
  uitgeput, waardoor er mogelijk tekorten ontstaan. Nederland kan dan voor de
  aardgasvoorziening afhankelijk worden van andere landen. Door schaarste van
  aardgas kan de prijs stijgen.

  Conclusie:
  Nadelig aan aardgas is dat het niet oneindig is, waardoor tekort kan ontstaan en we
  afhankelijk zijn van andere landen, kan de prijs negatief beïnvloeden.



                                                                                          Into the future
5. Welk belang hebben we bij het gebruik van aardolie?

   Aardolie is vooral belangrijk voor de industrie en vervoer. Het wordt gebruikt als
   brandstof en als grondstof voor de productie van kunststoffen. Zo‟n zestig procent
   van de aardolievoorraden bevinden zich in het Midden-Oosten. Ons land produceert
   acht procent van de eigen behoefte zelf, dit komt voornamelijk uit de Noordzee. De
   rest wordt geïmporteerd.
                                                                                          Onderzoeksrapport:




   Conclusie:
   Aardolie is belangrijk voor de industrie en vervoer. Wordt gebruik als grond- en
   brandstof. Er zijn veel aardolievoorraden in het Midden- Oosten. In ons land wordt
   8% van het totaal dat nodig is geproduceerd, rest importeren we.




                                                                                          10
6. Wat zijn de belangrijkste nadelen van aardolie?

   - Bij het gebruik van aardolie komt CO2 vrij, dat bijdraagt aan de klimaatverandering,
   ook komen er vervuilende stoffen vrij.

   - Het gebruik van aardolie maakt Nederland sterk afhankelijk van olieproducerende
   landen.

   - De toegankelijke bronnen raken binnen nu en veertig jaar uitgeput, waardoor er
   mogelijk tekorten ontstaan; de prijs van aardolie kan gaan stijgen door schaarste.

   - Ongelukken met schepen met olie aan boord en olieleidingen zijn schadelijk voor
   het milieu.

   Conclusie:
   Door gebruik van aardolie komt CO2 vrij, dat zorgt voor klimaatverandering en
   vervuilende stoffen. Door gebruik van aardolie is Nederland afhankelijk van
   olieproducerende landen. Toegankelijke bronnen raken op, hierdoor schaarste en
   hoge prijzen. Rampen met olie zijn milieu vervuilend.

7. Hoe gebruiken we in Nederland steenkool voor het opwekken van energie?

   Hoogovens en elektriciteitscentrales verbranden steenkool. In elektriciteitscentrales
   wordt de warmte gebruikt voor het opwekken van elektriciteit. Het grootste deel van
   de wereldwijde fossiele energievoorraad bestaat uit kolen. De kolenvoorraden
   komen in vrijwel overal ter wereld voor, ze zijn vooral te vinden in de Verenigde
   Staten, de voormalige Sovjetunie en China. Ook Nederland heeft kolenvoorraden, ze
   zijn moeilijk bereikbaar en daarom te duur om te delven. Nederland importeert
   daarom kolen uit het buitenland.

   Conclusie:
   Hoogovens en elektriciteitscentrales verbanden steenkool. In deze centrales wordt
   warmte gebruikt voor opwekken van elektriciteit. Grootste deel van wereldwijde
   fossiele energievoorraden bestaat uit kolen. Deze voorraden komen overal in de
   wereld voor, maar vooral in VS, Sovjet- Unie en China. Ook in Nederland, maar


                                                                                            Into the future
   moeilijk bereikbaar en daardoor duur om te delven. Dus veel import vanuit
   buitenland voor kolen.

8. Wat zijn de belangrijkste voordelen voor het gebruik van steenkool?

       -   Het is een goedkope brandstof;
       -   Steenkool is voorlopig nog voldoende voorradig, verspreid over de hele
           wereld.
                                                                                            Onderzoeksrapport:




   Conclusie:
   Steenkool is goedkoop, veel voorraad.




                                                                                            11
9.   Wat zijn de belangrijkste nadelen bij het gebruik van steenkool?

        -   Bij het gebruik van steenkool komen veel CO2 en vervuilende stoffen vrij,
            hierdoor draagt het sterk bij aan de klimaatverandering en aan verzuring. De
            uitstoot is ongeveer tweemaal zo hoog als bij het gebruik van aardgas voor
            de elektriciteitsvoorziening.
        -   De voorraad steenkool is eindig. Naar schatting raken de voorraden pas over
            enkele honderden jaren uitgeput.

     Conclusie:
     Nadelen zijn dat er veel CO2 vrijkomt en vieze stoffen. De uitstoot is 2keer zo hoog
     als bij gebruik van aardgas voor elektriciteitvoorziening.

10. Wat zijn de milieugevolgen van diverse energiebronnen?

     Uit oogpunt van milieu is energie uit hernieuwbare bronnen een betere keuze dan
     energie uit kolen, aardgas en olie. Bij het gebruik van deze fossiele brandstoffen komt
     er namelijk extra CO2 vrij. Die kooldioxide versterkt het broeikaseffect en draagt bij
     aan klimaatverandering. Nadeel is bovendien dat fossiele bronnen opraken; olie en
     gas naar verwachting eerder dan steenkool. Grootste milieunadeel
     van kernenergie is dat dit radioactief afval oplevert dat honderden jaren opgeslagen
     moet worden; daar is nog geen oplossing voor.
     Duurzame energie maakt gebruik van onuitputtelijke bronnen
     zoals zonlicht,windenergie, waterkracht, biomassa en omgevingsenergie
     zoals aardwarmte. Toch zijn hierbij vanuit duurzaamheidoogpunt ook
     kanttekeningen te plaatsen. Energie uit biomassa is bijvoorbeeld vaak niet volledig
     klimaatneutraal, omdat er fossiele brandstoffen nodig zijn voor de teelt van
     gewassen voor biobrandstoffen en concurrentie kan ontstaan met de teelt van
     voedselgewassen en de natuur. Voor- en tegenstanders van wind- en waterkracht
     botsen over onderwerpen als horizonvervuiling en vissterfte.

     Conclusie:


                                                                                                 Into the future
     Energie uit hernieuwbare bronnen is beter voor milieu dan energie uit kolen,
     aardgas en olie. Bij gebruik van fossiele brandstoffen komt n.l. extra CO2 uitstoot vrij.
     Die kooldioxide zorgt voor slechter milieu. Nog een nadeel is dat fossiele
     brandstoffen opraken, olie en gas eerder dan steenkool denkt men. Grootste nadeel
     van kernenergie is dat het radioactief afval oplevert. Dit moet honderden jaren
     worden opgeslagen, is nog geen oplossing voor. Bij duurzame energie maakt men
     gebruik oneindige bronnen bijv. zon, wind, water en biomassa. Ook hierbij zijn
     kanttekeningen. Energie uit biomassa is bijv. vaak niet klimaatneutraal. Er zijn fossiele
                                                                                                 Onderzoeksrapport:




     brandstoffen nodig voor teelt van voedselgewassen. Voor en tegenstanders van
     waterkracht praten over horizonvervuiling en vissterfte.




                                                                                                 12
11. Wat is nu eigenlijk het broeikaseffect en kunnen we iets doen tegen de versterking
    ervan?

   Het broeikaseffect zorgt ervoor dat de temperatuur op aarde hoger ligt dan op
   grond van de warmte-instraling van de zon en de aardwarmte verwacht kan
   worden. Zonder het broeikaseffect zou de temperatuur gemiddeld -18°C zijn, nu is zij
   15°C. Dit effect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de atmosfeer die warmte
   vasthouden net zoals de overkapping van een broeikas de uitstraling van warmte
   tegenhoudt en zo de temperatuur in de broeikas laat oplopen. De bekendste
   broeikasgassen zijn waterdamp, koolstofdioxide, methaan en stikstofoxiden.

   Conclusie:
   Broeikaseffect zorg ervoor dat temperatuur op aarde hoger ligt dan op de grond van
   de warmte-instraling van de zon en de aardwarmte verwacht kan worden. Zonder
   broeikaseffect zou tem. -18gr zijn, nu 15 gr. Dit wordt veroorzaakt door
   broeikaseffecten in de atmosfeer die warmte vasthoudt net zoals de overkapping van
   een broeikas de warmte vasthoudt. Bekende broeikasgassen: waterdamp,
   koolstofdioxide, methaan en stikstofdioxide.

12. Wat is de oorzaak voor het versterken van het broeikaseffect?

   Onderzoekers denken dat het versterkte broeikaseffect komt door het gebruik van
   fossiele brandstoffen. De laatste honderd jaar gebruiken we veel meer brandstoffen
   dan daarvoor. Dat komt omdat we nu apparaten, machines en vervoermiddelen
   gebruiken, en die werken op olie, kolen of gas. Het lijkt moeilijk te geloven, dat
   mensen het klimaat kunnen veranderen, maar door het gebruik van fossiele
   brandstoffen zijn de concentraties CO2 in de atmosfeer sinds de industriële revolutie,
   tweehonderd jaar geleden, met dertig procent toegenomen.
   Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die miljoenen jaren geleden door planten is
   vastgelegd. Het kooldioxide kwam destijds niet vrij na sterfte van de planten, omdat
   bijzondere omstandigheden leidden tot opslag (fossiliseren) van het materiaal. Het
   oude kooldioxide ligt dus buiten de CO2-cyclus opgeslagen. Maar met het gebruik
   van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 als extra hoeveelheid in de atmosfeer.
   Het broeikaseffect wordt ook versterkt doordat mensen veel bomen kappen
   waardoor de bossen verdwijnen. Bomen gebruiken tijdens hun groei CO2 en slaan


                                                                                            Into the future
   de koolstofverbindingen op in hun takken, bladeren en wortels. Dit komt weer in de
   lucht bij de kap of als de boom sterft en langzaam verrot.

   Conclusie:
   Broeikaseffect wordt verstrekt door gebruik van fossiele brandstoffen denken
   onderzoekers. Laatste 100 jaar meer gebruik fossiele brandstoffen. Nieuwe
   producten en apparaaturen dus meer olie, kool en gas. Mensen veranderen klimaat.
   Sinds 200 jaar is vervuiling 30% toegenomen. Fossiele brandstoffen bevatten CO2
                                                                                            Onderzoeksrapport:




   die door planten miljoenen jaren geleden is vastgelegd. Gebruik van fossiele
   brandstoffen zorgt voor meer CO2 in atmosfeer. Bomen kappen zorgt ook voor
   broeikaseffect. Bomen gebruiken CO2 en slaan koolstofverbindingen op. Dit komt
   weer in lucht als boom kapt, sterft of verrot.




                                                                                            13
13. Wat zijn de gevolgen van het broeikaseffect?

   Als het broeikaseffect sterker wordt, zal de temperatuur op aarde stijgen. De
   afgelopen honderd jaar is het op aarde 0,6 graad warmer geworden. Dat lijkt weinig
   maar zelfs een kleine stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd, kan
   problemen opleveren voor mensen, dieren en planten. Het water in de zeeën zal
   bijvoorbeeld stijgen waardoor land onder water komt te staan. In sommige gebieden
   kan het zo heet en zo droog worden, dat er geen voedsel meer groeit en geen
   drinkwater meer is.
   Onderzoekers verwachten dat de gemiddelde temperatuur op aarde de tussen 1,4
   en 5,8 graden Celsius. Veranderingen in het klimaat kunnen over de hele wereld
   grote problemen opleveren voor mens, dier en plant. Om deze veranderingen tegen
   te gaan is actie mogelijk.

       Gezondheid
       Een klimaatverandering kan van invloed zijn op de gezondheid van de mensen.
       Op plaatsen waar het nu al heet is, kan het dan zo heet worden dat mensen er
       ziek van worden. Ook kunnen tropische ziekten zoals malaria dan voorkomen in
       gebieden waar dat nu niet het geval is.
       Voedsel
       Het opwarmen van de aarde kan koude gebieden geschikter maken om voedsel
       te verbouwen. Maar op andere plaatsen kan het zo droog worden dat de
       oogsten mislukken en de mensen daar niet genoeg te eten hebben.
       Natuur
       Als het klimaat warmer wordt zal de natuur ook veranderen waardoor
       diersoorten uit kunnen sterven. Als gevolg van droogte kunnen meer
       bosbranden ontstaan en kunnen de woestijnen groter worden.
       Zeewater
       Gletsjers en poolijs kunnen smelten, hierdoor kan het zeewaterpeil stijgen,
       wetenschappers houden rekening met een stijging tot negentig centimeter. Het
       hoge water kan stukken van de kust afslaan, waardoor de kust kwetsbaarder
       wordt voor overstromingen. Hierdoor kan zout zeewater op plekken komen waar
       het schade aan planten en dieren kan veroorzaken. Het binnendringen van zout
       water kan ook problemen geven voor het drinkwater in kustgebieden. Het
       zeewaterpeil stijgt waarschijnlijk ook omdat het water door de


                                                                                          Into the future
       temperatuurstijging warmer wordt. Mogelijk sterft het koraal af omdat het
       zeewater te warm wordt.

  Conclusie:
  Broeikast effect sterker wordt stijgt temperatuur. In 100 jaar o,6 gr gestegen. Lijkt
  weinig maar wereldwijd grote gevolgen voor natuur en mens. Water in zee wordt
  warmer daardoor mogelijk overstromingen. Mogelijk geen voedsel en water door
  droogte. Actie is noodzakelijk om opwarming te voorkomen.
                                                                                          Onderzoeksrapport:




  Klimaatverandering invloed op gezondheid v/d mens. Mensen worden ziek. Ziektes
  ontstaat in gebieden.
  Voedsel kan schaars worden door opwarming v/d aarde.
  Natuur is ook dupe, dieren sterven uit, bosbranden en woestijn ontstaan.
  Gletsjers en poolijs smelten,zeewaterspiegel stijgt, mogelijk met 90 cm. Kust kan
  afslaan, kust wordt kwetsbaar door overstromingen. Zout zeewater komt op plekken
  waar planten en dieren beschadigd worden. Ook problemen voor drinkwater en
  koraal.


                                                                                          14
14. Wat zou er gedaan kunnen worden, om het broeikaseffect dat de
    klimaatverandering veroorzaakt, tegen te gaan?

   Klimaatsverandering is een groot probleem maar er zijn veel dingen die we kunnen
   doen om die veranderingen tegen te gaan. Regeringen kunnen maatregelen nemen.
   In 1997 was er in Kyoto een klimaatbijeenkomst waar veel industrielanden afspraken
   om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
   Maar zelf kunnen we ook iets doen tegen het broeikaseffect. Door energie te
   besparen voorkomen we de uitstoot van broeikasgassen. Een andere manier is het
   nemen van groene energie. Deze stroom is duurzaam opgewekt uit onuitputtelijke
   energiebronnen, zoals wind en zonlicht. Tot slot kunnen we de CO2 uitstoot
   compenseren met klimaatcompensatie. Als we bijvoorbeeld een vliegreis hebben
   gemaakt, kun je de broeikasgassen die je hebt veroorzaakt 'goed' maken door
   bomen te laten aanplanten. Die halen CO2 uit de lucht om van te groeien. We
   kunnen ook onze dagelijkse energie- en aardgasverbruik, of onze aankopen, laten
   compenseren.

   Conclusie:
   Klimaat verandering is groot probleem. Regeringen maatregelen nemen. In 1997 in
   Kyoto een klimaatbijeenkomst met industrielanden over uitstoot. Maar zelf ook wat
   doen,door energie besparen of groene. Beste is dus om met groene energie verder
   te gaan, weinig uitstoot.

15. Hoe zouden we de klimaatverandering kunnen verminderen?

   Energie besparen
   Als we klimaatverandering willen helpen tegengaan, dan is energiebesparing het
   meest effectief. Bewust omgaan met elektriciteit, brandstof en gas verlaagt de
   uitstoot van broeikasgassen uit ieder huishouden. Minder bekend is dat we ook via
   onze boodschappen het milieu een handje kunnen helpen. Voedselproductie
   veroorzaakt namelijk een derde van de wereldwijde uitstoot van CO2. Milieu
   Centraal heeft vuistregels voor een milieubewust eetpatroon opgesteld.
   Groene energie kiezen
   Helemaal geen energie verbruiken is voor een gewoon huishouden geen optie.
   Maar we helpen toch klimaatverandering tegen te gaan als we kiezen voor


                                                                                        Into the future
   duurzame bronnen van energie, zoals zonnepanelen en zonneboilers.
   Milieubewuste voeding
   Bij een bezoek aan de supermarkt kunnen we het milieu een handje helpen - en niet
   alleen door plastic tasjes te weigeren. Twintig tot dertig procent van de
   milieubelasting door consumenten hangt namelijk samen met voedsel(productie).
   Natuurlijk kunnen we niet ophouden met eten. Maar we kunnen wel kiezen voor
   seizoensgroenten, en we kunnen voedselverspilling voorkomen door slim
   boodschappen te doen.
                                                                                        Onderzoeksrapport:




   Klimaatcompensatie
   Het is ook mogelijk om de uitstoot van broeikasgassen te compenseren, door de
   aanplant van nieuwe bossen en door beter beheer van bestaande bossen. Bomen en
   planten hebben namelijk CO2 nodig om te kunnen leven. Ze gebruiken koolstof (C
   uit CO2) en geven zuurstof (O2) af aan de lucht. Bosbouwkundigen kunnen
   nauwkeurig uitrekenen hoeveel koolstof bomen kunnen vastleggen.




                                                                                        15
Conclusie:
   klimaat verandering is groot probleem. Doel van verdrag is om concentratie van
   broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren en om menselijke invloed op klimaat te
   voorkomen. Er worden afspraken gemaakt over uitstoten van CO2 e.d. Wereldwijde
   afspraken, maar ontwikkelingslanden worden financieel e.d. bij gestaan om
   uiteindelijke uitstoot ook minder te krijgen. Europa maakt ook afspraken in dit
   verdrag, van 2008 tot 2012 moet uitstoot met 8 % dalen. Landen die een
   emissieverplichting op zich nemen kunnen makkelijk voldoen aan de vermindering
   van de uitstoot. Landen zijn gezamenlijk verplicht te voldoen aan gemaakte
   afspraken, allemaal gericht op klimaat. Nederlandse energie verbruik neemt nog
   steeds toe, met namen industriële sector en vervoerssector is moeilijk terug te
   dringen.

16. Wat houd het klimaaltverdrag en beleid in?

   Klimaatverdrag
   Klimaatverandering werd erkend als het grootste wereldwijde milieuprobleem
   tijdens een conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, in Rio
   de Janeiro in 1992. Oorzaak bleek het versterkte broeikaseffect door de uitstoot van
   broeikasgassen (met name CO2 door verbranding van steenkool, aardolie en
   aardgas).
   Een groot aantal landen, waaronder Nederland, sloot in Rio de Janeiro het
   Klimaatverdrag. Doel van het Klimaatverdrag was de concentratie van
   broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren om de menselijke invloed op het
   klimaat te voorkomen. Als eerste stap verplichtten de industrielanden zich om de
   uitstoot van CO2 in 2000 terug te brengen naar het niveau van 1990.
       Kyoto
       Tijdens de klimaatbijeenkomst in Kyoto in 1997 gingen de industrielanden nog
       een stapje verder. De landen spraken af om de uitstoot van broeikasgassen in
       2010 met ruim vijf procent te verminderen, ten opzichte van het niveau in 1990.
       Voordat dit Kyotoprotocol in werking kon treden, moest een minimaal aantal
       landen akkoord gaan. Aan die eis werd voldaan toen eind 2004 ook Rusland het
       Kyotoprotocol ratificeerde. Begin 2005 trad het protocol in werking; het loopt af
       in 2012. Aan een nieuw protocol wordt gewerkt; de landen hopen eind 2009
       een (post-Kyoto) akkoord te kunnen sluiten.


                                                                                           Into the future
       Hulp voor ontwikkelingslanden
       Ontwikkelingslanden hoeven volgens het
       Kyotoprotocol hun uitstoot niet te reduceren. Zij
       krijgen wel hulp (kennis, techniek en geld) om
       een economische ontwikkeling mogelijk te maken
       die gepaard gaat met minder uitstoot van
       broeikasgassen, om zo de gevolgen van
       klimaatverandering te bestrijden.
                                                                                           Onderzoeksrapport:




       Europa: verkoop CO2-credits
       De lidstaten van de Europese Unie hebben zich in
       Kyoto verplicht om tussen 2008 en 2012 de
       uitstoot (emissie) van broeikasgassen te verminderen met gemiddeld acht
       procent ten opzichte van de uitstoot van 1990. Sommige landen die
       de emissieverplichting op zich hebben genomen, kunnen gemakkelijk voldoen
       aan de uitstootvermindering; zij kunnen het emissie-overschot (CO2-credits)
       verkopen aan landen die daar moeilijk aan kunnen voldoen.


                                                                                           16
Maatregelen en CO2-emissiehandel
       Nederland heeft zich verplicht tot een gemiddelde broeikasgasvermindering van
       zes procent (tussen 2008 en 2012) ten opzichte van 1990. De Nederlandse
       overheid heeft voor de komende jaren een uitgebreid pakket maatregelen
       vastgesteld. Afspraken met de industrie bijvoorbeeld om schonere technologie te
       stimuleren. De energiesector investeert in schone energiebronnen, zoals wind-
       en zonne-energie. En huishoudens gaan meer betalen voor elektriciteit en
       aardgas door de Regulerende Energiebelasting (REB). Nieuwbouwwoningen
       moeten voldoen aan een steeds strengere Energieprestatienorm.
       Import laat uitstoot 'dalen'
       Sinds kort daalt de Nederlandse CO2-uitstoot. Dat komt omdat we steeds meer
       elektriciteit importeren: de broeikasgassen die ontstaan bij het opwekken van
       elektriciteit, komen namelijk op rekening van het producerende land. Het
       Nederlandse energiegebruik neemt nog steeds toe. Met name de uitstoot van de
       industriële sector en de vervoerssector is moeilijk terug te dringen.

  Conclusie:
  klimaat verandering is groot probleem. Doel van verdrag is om concentratie van
  broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren en om menselijke invloed op klimaat te
  voorkomen. Er worden afspraken gemaakt over uitstoten van CO2 e.d. Wereldwijde
  afspraken, maar ontwikkelingslanden worden financieel e.d. bij gestaan om
  uiteindelijke uitstoot ook minder te krijgen. Europa maakt ook afspraken in dit
  verdrag, van 2008 tot 2012 moet uitstoot met 8 % dalen. Landen die een
  emissieverplichting op zich nemen kunnen makkelijk voldoen aan de vermindering
  van de uitstoot. Landen zijn gezamenlijk verplicht te voldoen aan gemaakte
  afspraken, allemaal gericht op klimaat. Nederlandse energie verbruik neemt nog
  steeds toe, met namen industriële sector en vervoerssector is moeilijk terug te
  dringen.

17. Wat is de juiste omschrijving over de betekenis van het begrip „peak oil‟?

   Zodra de productie van bijvoorbeeld aardolie niet langer gelijke tred kan houden
   met de toenemende vraag naar aardolie, zal een alternatieve energiebron
   beschikbaar moeten zijn om economische crisis te voorkomen.
   Het punt waarop de totale productie van aardolie het maximum bereikt, wordt Peak


                                                                                          Into the future
   Oil genoemd. Na dat punt zal de productie afnemen en ook in de toekomst niet
   meer stijgen. Voorspellingen ten aanzien van Peak Oil lopen ver uiteen, net als
   inschattingen van de ernst van het fenomeen. Feit is wel dat het maximum in de
   olieproductie zich veel eerder zal aandienen dan het punt waarop de olievoorraad
   daadwerkelijk eindig zal blijken. Dat houdt in concrete zin in dat wanneer de
   toereikendheid van bijvoorbeeld de beschikbare hoeveelheid aardolie is vastgesteld
   en zelfs een jaartal is toegekend aan de "maximale levensduur", dat die tijdspanne
   niet overeenkomt met het uitstel tot een eventuele energiecrisis.
                                                                                          Onderzoeksrapport:




  Conclusie:
  Het punt waarop totale productie van aardolie het maximum bereikt heet peak oil. Na
  dat punt zal de productie ervan afnemen en niet meer stijgen. Feit is dat maximum
  van olieproductie eerder zal aandienen dan olievoorraad zal eindigen. Kan inhouden
  dat er door aardolie te kort een energiecrisis kan ontstaan.




                                                                                          17
18. Welke feiten zijn bekend als het gaat over de maximale levensduur van de productie
    en wereld reserves van de fossiele brandstoffen?

   De vraag naar olie stijgt, het aanbod zal afnemen. Onder invloed van voortzettende
   bevolkingsgroei en groei van de wereldeconomie zal de totale wereld
   energiebehoefte in de 21e eeuw stijgen. Vanwege de sterke afhankelijk van fossiele
   brandstoffen zal op korte termijn in de toegenomen vraag naar energie moeten
   worden voorzien door een verdere stijging van de productie van aardolie, aardgas
   en steenkool.

   De huidige economisch winbare voorraad fossiele brandstoffen is eindig. Ook de
   voorraad technisch winbare fossiele brandstoffen is eindig. Een stijging van de
   productie van aardolie, aardgas en steenkool kan dus niet ongelimiteerd doorgaan.
   Een correcte inschatting van de omvang van de wereld energievoorraden is lastig te
   maken vanwege mogelijke politieke en economische belangenverstrengeling en
   vanwege technische onzekerheden met betrekking tot aantoonbaarheid van de
   exacte omvang en inschatting van de winbaarheid. Het is evenwel zeer waardevol
   om een beeld te krijgen van de omvang en met name de toereikendheid van de
   totale voorraad fossiele brandstoffen, omdat dan ook een inschatting gemaakt kan
   worden van de noodzaak om te investeren in andere, wellicht duurzame
   energiebronnen.

   Conclusie:
   Vraag naar olie stijgt, aanbod neemt af. Totale energie behoefte in 21 stijgt, door
   toename wereldbevolking. Tot nu toe sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen.
   Stijgen van gebruik van aardolie, aardgas en steenkool kan niet ongelimiteerd
   doorgaan. Stijging van wereldwijde voorraden is moeilijk weer te geven.
   Verschillende factoren als politiek, economische belangenverstrengeling en
   technische onzekerheden m.b.t. inschatting van winbaarheid. Het zou wel fijn zijn als
   dat wel het geval was, kan men inschatting maken voor investeren van wellicht
   duurzame energie. Veel onzekerheid dus.

19. Welke mogelijkheid biedt zicht aan om een helder beeld te krijgen over de wereld
    energie reserves naast alle „speculatieve‟ en „bewezen voorspellingen‟?



                                                                                           Into the future
   Om bij de geldende onzekerheden toch een overzichtelijk beeld te krijgen van de
   omvang van de wereld energiereserves, kan een onderscheid gemaakt worden
   tussen "bewezen reserves" en "speculatieve reserves". In de studie "An Assessment of
   world hydrocarbon resources" definiëert de Duitse energiedeskundige Dr. Hans-
   Holger Rogner, onder andere werkzaam bij het Internationaal Atoom Energie
   Agentschap, de bewezen reserve als het deel van de conventionele reserve, waarvan
   zowel het voorkomen als de winbaarheid zijn aangetoond. De speculatieve reserve
   vormt het overige deel van de conventionele reserve, een samenvoeging van de
                                                                                           Onderzoeksrapport:




   "geschatte" en de speculatieve voorraad. Verder zijn er nog omvangrijke,
   onconventionele voorraden fossiele brandstof, die wat betreft economische en
   technische winbaarheid sterk afwijken van de conventionele voorraad, vaak ook
   sterk speculatief zijn, of in vorm sterk afwijken, bijvoorbeeld teerzanden en
   gashydraten. De onconventionele reserve worden in dit document verder buiten
   beschouwing gelaten.




                                                                                           18
Conclusie:
   Er kan wel een inschatting gemaakt worden over voorraden. Onderscheid tussen
   bewezen reserves en speculatieve reserves. Hans- Holger Rogner heeft eraan
   gewerkt. Er zijn conventionele reserves en onconventionele voorraden. De
   speculatieve reserve vorm het overige deel van de conventionele reserve, dat is een
   samenvoeging van geschatte en speculatieve voorraad. Ook zijn er omvangrijke
   onconventionele voorraden fossiele brandstoffen, wijken af van conventionele
   voorraad. Dus wel speculatie en matig bewezen reserves.

20. Welke toekomstverkenning heeft het Milieu en Natuur Planbureau gemaakt van de
    maximale toereikendheid van de voorraad fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas
    en steenkool).

   Het Milieu en Natuur Planbureau heeft de gegevens over energiereserves uit het
   rapport van Rogner per energiebron uitgedrukt in het energieverbruik van het jaar
   2000. Uitgaande van een gelijkblijvend energieverbruik kan zo een
   toekomstverkenning worden gemaakt van de maximale toereikendheid van de
   voorraad aardolie, aardgas en steenkool, zoals afgebeeld in onderstaande figuur.




                                                                                         Into the future
                                                                                         Onderzoeksrapport:




Uit de figuur blijkt zowel het aanzienlijke verschil tussen bewezen en speculatieve
reserves, alsook een duidelijk verschil in toereikendheid per energiebron.




                                                                                         19
21. Welke voorspelling word er gedaan over de reserves van aardolie?

    De totale bewezen voorraad aardolie kan bij een gelijkblijvende consumptie de
    wereld nog maximaal 43 jaar van olie voorzien. Mocht echter de volledige
    speculatieve reserve daadwerkelijk bestaand en winbaar zijn, kan daar nog 82 jaar bij
    worden opgeteld. De wereld zou dan, rekenend vanaf het jaar 2000, nog 125 jaar
    van olie kunnen worden voorzien. (In werkelijkheid wordt in de 21e eeuw een
    aanzienlijke stijging van de olieconsumptie verwacht waardoor het aanbod niet
    meer in de vraag zal kunnen voorzien, ver voor het jaar 2125.)
22. Welke voorspelling wordt er gedaan over de olieconsumptie tot 2025?

   Olie wordt duurder, olie wordt schaarser. Een van de drijvende krachten achter de
   stijging van de olieprijs is de toename van de olieconsumptie.

   In de onderstaande figuur is een voorspelling afgebeeld ten aanzien van de wereld
   olieconsumptie vanaf 2002. De gegevens zijn afkomstig uit de International Energy
   Outlook 2005 van de Amerikaanse Energy Information Administration.




                                                                                            Into the future
   Volgens de voorspelling zal de olieconsumptie van de wereld in de periode tussen
   1990 en 2025 min of meer gelijkmatig stijgen. Over de toekomstprojectie van 2002
   tot 2025 zal de olieconsumptie met gemiddeld 1,9% per jaar toenemen. In 2025 zal
   de gemiddelde olieconsumptie van de hele wereld 52% hoger zijn dan in 2002. De
   totale olieconsumptie bedraagt dan 119,2 miljoen vaten per dag.
                                                                                            Onderzoeksrapport:




   Dit figuur presenteert een vergelijking van de ontwikkeling van de olieconsumptie
   van West-Europa en China.




                                                                                            20
Volgens de voorspelling van
                                                         de EIA blijft de olieconsumptie
                                                         van West-Europa in de periode
                                                         tot 2025 vrijwel constant, met
                                                         een toename van slechts 8%.
                                                         In dezelfde periode neemt de
                                                         olieconsumptie van China met
                                                         maar liefst 173% toe.

                                                         In 1990 was de
                                                         olieconsumptie van West-
                                                         Europa nog 4,5 keer zo groot
                                                         als die van China. In 2025 zal
                                                         het verschil zijn teruggelopen
                                                         tot 5%. In West-Europa
                                                         verbruiken we dan 14,9
                                                         miljoen vaten olie per dag,
terwijl de olieconsumptie van China 14,2 miljoen vaten per dag zal bedragen.

Conclusie:
West-Europa olieconsumptie stijgt met 8%, in China neemt toe met 173%. China bijna
even grote energie verbruiker als heel West-Europa.
Volgens de voorspelling zal de olieconsumptie van de wereld in de periode tussen 1990
en 2025 min of meer gelijkmatig stijgen. Over de toekomstprojectie van 2002 tot 2025
zal de olieconsumptie met gemiddeld 1,9% per jaar toenemen. In 2025 zal de
gemiddelde olieconsumptie van de hele wereld 52% hoger zijn dan in 2002. De totale
olieconsumptie bedraagt dan 119,2 miljoen vaten per dag. Er is dus grote stijging
zichtbaar.
Olie wordt duurder, olie wordt schaarser. Een van de drijvende krachten achter de
stijging van de olieprijs is de toename van de olieconsumptie

23. Welke voorspelling wordt er gedaan over de reserves van aardgas?

   De bewezen voorraad aardgas is iets groter, voldoende om de wereld bij
   gelijkblijvend aardgasverbruik nog 61 jaar te voorzien, of, met meerekening van de


                                                                                           Into the future
   volledige speculatieve reserve, zelfs nog 214 jaar.

   Conclusie:
   Voorraad aardgas is groter, kunnen we nog 61 jaar mee doen. Met meerekening van
   speculatieve reserve nog 214 jaar.

24. Welke voorspelling wordt er gedaan over de reserves van steenkool?
                                                                                           Onderzoeksrapport:




   De voorraad steenkool is veruit het grootst. Zelfs de bewezen reserve zou de wereld,
   bij gelijkblijvend steenkoolverbruik, nog 180 jaar kunnen voorzien. Mocht ook de
   volledige speculatieve reserve winbaar blijken, kan daar nog 502 jaar
   steenkoolverbruik aan worden toegevoegd, zodat de aarde maximaal tot het jaar
   2682 van steenkool kan worden voorzien. (In werkelijkheid zal ook
   het steenkoolverbruik in de nabije toekomst aanzienlijk stijgen.)




                                                                                           21
Conclusie:
   Voorraad van steenkool is grootst van alle energiebronnen. Kan wereld nog 180 jaar
   voorzien. Mochten speculaties reserve waar zijn ,kunnen we nog 502 jaar steenkool
   verbruiken. Ook steenkool verbruik neemt snel toe.

25. Welke voorspelling wordt er gedaan over het steenkoolverbruik tot 2025?

   Steenkool was de belangrijkste energiebron in de tijd van de industriële revolutie.
   Het roept een beeld op van oude, grauwe en sterk vervuilende industrie. Het is
   moeilijk voorstelbaar dat steenkool een belangrijke energiebron zou zijn in de
   toekomst.

   Toch zal het verbruik van
   steenkool wereldwijd
   alleen maar toenemen.
   De realiteit is dat
   steenkool goedkoop is en
   dat de beschikbare
   voorraden veel langer
   toereikend zijn dan de
   voorraden aardolie en
   aardgas. Wereldwijd
   werd in 2002 maar liefst
   5800 miljoen ton
   steenkool verbrand,
   voornamelijk in
   elektriciteitscentrales.
   Volgens de Amerikaanse
   Energy Information
   Administration zal het
   steenkoolverbruik in 2025 gestegen zijn tot maar liefst 9068 miljoen ton, een
   toename van 56% in slechts 23 jaar.

   Belangrijke verbruikers van steenkool zijn China, de Verenigde Staten en Rusland. De
   onderstaande figuur presenteert een voorspelling van de ontwikkeling van het


                                                                                          Into the future
   steenkoolverbruik in de genoemde landen in de periode van 1990 tot 2025.
   Het steenkoolverbruik van Rusland was in 1990 509 miljoen ton per jaar. In 2025 is
   dat afgenomen tot 317 miljoen ton. De afname lijkt volledig veroorzaakt door de
   economische achteruitgang na de val van de Sovjetunie. In de periode tussen 2002
   en 2025 neemt het verbruik van steenkool in rusland weer licht toe. In de Verenigde
   Staten werd in 1990 jaarlijks 996 miljoen ton steenkool verbrand. In 2025 is dat
   gestegen tot 1659 miljoen ton, een toename van 67%. China verbruikte in 1990 al
   1239 miljoen ton steenkool per jaar. Volgens de voorspelling van het EIA zal dat in
                                                                                          Onderzoeksrapport:




   2025 met 188% zijn gestegen, tot een steenkoolverbruik van 3574 miljoen ton.

   Conclusie:
   Volgens de Amerikaanse Energy Information Administration zal het
   steenkoolverbruik in 2025 gestegen zijn tot maar liefst 9068 miljoen ton, een
   toename van 56% in slechts 23 jaar. Vooral China, VS en Rusland gebruiken veel. Het
   steenkoolverbruik van Rusland was in 1990 509 miljoen ton per jaar. In 2025 is dat
   afgenomen tot 317 miljoen ton. Komt daar economische achteruit gang. In de


                                                                                          22
Verenigde Staten werd in 1990 jaarlijks 996 miljoen ton steenkool verbrand. In 2025
   is dat gestegen tot 1659 miljoen ton, een toename van 67%. China verbruikte in
   1990 al 1239 miljoen ton steenkool per jaar. Volgens de voorspelling van het EIA zal
   dat in 2025 met 188% zijn gestegen, tot een steenkoolverbruik van 3574 miljoen ton.
   Alleen maar toenamen van energieverbruik

27. Wat is duurzame energie?

   Duurzame energie is energie die is opgewekt op een milieu vriendelijk manier. Dit is
   steeds belangrijker aan het worden omdat onze fossiele brandstoffen aan het
   opraken zijn en de temperatuur op aarde steeds meer aan het stijgen is door
   overmatige uitstoot van CO2. Volgens deskundigen zullen er in 2030 meer dan 8.3
   miljard mensen rondlopen op aarde. Daarom is er steeds meer aandacht aan het
   ontstaan voor duurzame energie, zodat de aarde ook leefbaar zal blijven voor de
   komende generaties.

   Voorbeelden van duurzame energie
   Sinds duurzame energie steeds belangrijker aan het worden is onze hedendaagse
   maatschappij, zijn er steeds meer manieren ontwikkeld om op een duurzame manier
   energie op te wekken. Voorbeelden hiervan zijn biobrandstof, geothermische
   energie, zonne-energie, windenergie en het halen van energie uit water.

   Biobrandstof
   Het maken van biobrandstof kan op meerdere manieren. Er zijn manieren die
   gebaseerd zijn op fotosynthese, ook zijn er andere methoden ontwikkeld om
   aardgas, benzine en diesel te kunnen creëren van bio- afval. Dit bio- afval is
   bijvoorbeeld slachtafval of overmatige hoeveelheden compost. Hierbij wordt dit afval
   in een grote afgesloten container gedumpt. De gassen die ontstaan onder het
   rottingsproces kunnen gebruikt worden als brandstof.

   Energie uit water
   Energie kan uit (stromend) water worden gehaald door middel van stuwmeren of
   snelstromende rivieren. Men laat het snelstromende water dan langs grote dynamo's
   lopen die hierdoor in beweging worden gezet. Het grote nadeel van deze
   stuwmeren is dat ze een relatief makkelijk doelwit zijn voor terroristen en


                                                                                          Into the future
   aardbevingen. Als een stuwdam breekt of lek raakt kan het hele gebied onder de
   stuwdam direct overstromen.

   Windenergie
   Windenergie kan opgewekt worden door windmolens. Deze lange molens zijn zo
   hoog dat ze makkelijk in de winderige gebieden kunnen komen. Daarom kunnen
   windmolens makkelijk draaien, ook al waait het "hier op aarde'' maar een klein
   beetje. Op het moment wordt een gigantisch windpark gerealiseerd op de
                                                                                          Onderzoeksrapport:




   Noordzee, een aantal kilometer uit de Nederlandse kust.

   Geothermische energie
   Geothermische energie is gebaseerd op het onttrekken van de warmte van de aarde
   en hierdoor energie op te wekken. Denk hierbij aan vulkanen of andere plaatsen
   waar magma dicht aan de aardoppervlakte voorkomen. Een nadeel hiervan is dat
   vulkanen af en toe uitbarsten. Hierdoor zijn er maar weinig ondernemers die er iets
   voor voelen om een fabriek te bouwen naast een vulkaan.


                                                                                          23
Zonne-energie
   Zonne-energie kan wordt opgewekt door zonnepanelen. Op deze zonnepanelen
   zitten allemaal kleine cellen die het zonlicht omzetten in kleine elektrische schokken.
   Deze schokken vormen bij elkaar een hoeveelheid energie. Als je zonnepanelen op je
   dak hebt staan en de zon schijnt op een zomerse dag, kan het soms zo zijn dat de
   meter in je meterkast gaat teruglopen omdat je meer stroom produceert dan
   verbruikt.

   Conclusie:
   Duurzame energie is op milieuvriendelijke manier wordt opgewekt. Voorbeelden:
    biobrandstof :er wordt dat van afval energie opgewekt.
   Uit water: door water door grote dynamo‟s te laten stromen en die komen in
   beweging.
   Windenergie: door windmolens energie opwekken.
   Geothermische: onttrekken van warmte uit de aarde en hierdoor energie.
   Zonne-energie: door bijv. zonnepanelen,zetten warmte om in elektrische
   schokken,die vormen energie. Meterkast kan terug lopen, meer energie dan dat je
   daadwerkelijk verbruikt.

28. Welke verschillende soorten energie zijn er tot op heden?

   Energie is een eerste levensbehoefte. Iedereen gebruikt het. Om aan deze behoefte
   te kunnen blijven voldoen zijn er verschillende methodes om energie op te wekken.
   Daarnaast investeren de overheden veel middelen in onderzoeken naar nieuwe
   energiebronnen, energiebesparing en de ontwikkeling van schonere energie liggen
   hieraan ten grondslag. Hieronder treft u de omschrijvingen van de verschillende
   duurzame energie soorten.
          Fossiele brandstoffen
          Windenergie
          Zonne-energie
          Waterkracht
          Getijdenenergie
          Biomassa
          Aardwarmte


                                                                                             Into the future
          Kernenergie

  Fossiele brandstoffen
  Fossiele brandstoffen zijn de meest conventionele brandstoffen van dit moment. De
  huidige energievoorziening wordt voornamelijk opgewekt middels de verbranding
  van olie kolen en gas. Deze methode kent een groot scala aan nadelen. De meest
  voorname is wel de schade die aan het milieu wordt toegebracht. De boosdoeners
  zijn in dit geval de schadelijke gassen als CO2 die tijdens het verbrandingsproces
                                                                                             Onderzoeksrapport:




  vrijkomen. Dit noemt men ook wel het "broeikaseffect". Een ander nadeel van deze
  methode is te vinden in het feit dat de voorraad fossiele brandstoffen die de aarde
  herbergt niet onuitputtelijk is. Dit is dan ook een belangrijke reden om op zoek te
  gaan naar andere, meer milieuvriendelijke, methoden om energie op te wekken.
  De kosten van deze productie methode is echter voordeliger dan de opwekking van
  duurzame energie.




                                                                                             24
Windenergie
Het is een steeds vertrouwder aangezicht. Windmolens aan de horizon. Windenergie
is één van de meest bekende vormen van duurzame energie. Doormiddel van
windturbines wordt luchtverplaatsing omgezet in elektriciteit. Momenteel worden er
windmolenparken aan de zeelijn of zelfs in zee geplaatst.

Zonne-energie
Zonne-energie, iedereen maakt er gebruik van. Is het niet alleen passief, dan wel
actief. Het laten drogen van de was in het zonlicht is een voorbeeld van passief
gebruik. Als we het hebben over actieve afname van zonne-energie dan hebben we
het over het gebruik van bijvoorbeeld zonnepanelen of zonnecellen. Zonnepanelen
zijn geschikt voor het verwarmen van water en zonnecellen zetten zonne-energie om
in elektriciteit.

Waterkracht
De opwekking van elektriciteit door gebruik te maken van waterbeweging, ook wel
waterkracht genoemd, gebeurt met behulp van stuwmeren en in rivieren. Stromend
of vallend water wordt doormiddel van buizen naar een turbine geleid welke deze
energie gebruikt om elektriciteit te genereren. Wanneer dit proces toegepast wordt in
rivieren spreken we van "kleine waterkracht". Aangezien er in Nederland geen grote
hoogteverschillen zijn wordt er alleen maar gebruik gemaakt van deze kleine
waterkracht. De mogelijkheid tot het aanleggen van stuwmeren, welke kunnen
worden aangewend voor grote waterkracht, is immers door het gebrek aan
hoogteverschillen niet mogelijk in ons land.

Getijdenenergie
Deze methode lijkt op de bovenstaande waterkracht- methode. Ook hier is het de
beweging van het water die energiewinning mogelijk maakt. Op plaatsen met een
groot getijverschil (het hoogteverschil van de zeespiegel tussen eb en vloed) of
doormiddel van golfbeweging is het mogelijk om energie op te wekken uit de zich
verplaatsende watermassa's. Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloed onder
water liggende generatoren. Deze zetten de bewegingsenergie van het water om in
elektriciteit.


                                                                                        Into the future
Biomassa
De opwekking van energie doormiddel van biomassa valt ook onder de noemer
"duurzame energieproductie". Biomassa-energie kan worden gegenereerd door
verbranding van bijvoorbeeld het afval dat vrijkomt in bijvoorbeeld de
houtverwerking industrie, bosbouw en landbouw. Tegenwoordig worden er echter
ook speciale gewassen geteeld die bij verbranding biomassa-energie produceren. Het
biomassa- proces omvat een groot gedeelte van de duurzame energie die in
                                                                                        Onderzoeksrapport:




Nederland afgenomen wordt. Het milieuvriendelijke aspect van deze methode is te
vinden in het feit dat de CO2 uitstoot bij verbranding van biomassa beperkt is.

Aardwarmte
Misschien wel de minst bekende vorm van duurzame energie op dit moment. Het
middelpunt van de aarde bestaat magma en lava, en geeft enorme hoeveelheden
warmte en dus energie af. Middels een geleidingsproces transporteert men deze
energie naar de oppervlakte. Bij dit proces dient water als geleider. Het water wordt


                                                                                        25
honderden meters de aarde in gepompt en verwarmd door de aanwezige
  aardwarmte. Vervolgens pompt men het verwarmde water weer naar de
  oppervlakte. De potentiële energie die via deze methode kan worden gewonnen is
  vele malen groter dan hetgeen men kan produceren met fossiele brandstoffen.

  Kernenergie
  Kernenergie, volgens sommigen de energie van de toekomst, volgens anderen een
  enorm gevaar voor diezelfde toekomst. Kernenergie is momenteel de meest
  omstreden vorm van energie. Bij deze vorm van energieopwekking produceert men
  warmte doormiddel van kernsplitsing waarmee water omgezet wordt in stoom. Deze
  stoom wordt vervolgens gebruikt om turbines aan te drijven welke elektriciteit
  produceren. Kernenergie heeft als voordeel dat er geen sprake is van CO2 uitstoot.
  Het is dus minder belastend voor het broeikaseffect dan het gebruik van fossiele
  brandstoffen. Bij dit proces heerst er echter wel een ander probleem. Er komt namelijk
  radioactief afval uit voort wat gevaarlijk is voor zowel mens als milieu. Daarnaast kan
  het honderden of zelfs duizenden jaren duren voor dit afval zijn radioactiviteit verliest.
  Er is sprake van hoogradioactief en laagradioactief afval. Dit afval dient dus zeer
  zorgvuldig opgeslagen te worden totdat men een efficiëntere oplossing heeft voor dit
  probleem.

  Conclusie:
  Fossiele brandstoffen :Een ander nadeel van deze methode is te vinden in het feit dat
  de voorraad fossiele brandstoffen die de aarde herbergt niet onuitputtelijk is. En het
  zorgt voor veel vervuiling. Het wordt wel veel gebruikt.
  Windenergie: door windmolens energie opwekken. Een van de meest gebruikte
  duurzame energie- methodes.
  Zonne-energie: Zonnepanelen zijn geschikt voor het verwarmen van water en
  zonnecellen zetten zonne-energie om in elektriciteit.
  Waterkracht: De opwekking van elektriciteit door gebruik te maken van
  waterbeweging, ook wel waterkracht genoemd, gebeurt met behulp van stuwmeren
  en in rivieren.
  Getijdenenergie : Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloed onder water liggende
  generatoren. Deze zetten de bewegingsenergie van het water om in elektriciteit.

  Biomassa :biobrandstof er wordt dat van afval energie opgewekt


                                                                                               Into the future
  Aardwarmte : onttrekken van warmte uit de aarde en hierdoor energie.
  Kernenergie : Bij deze vorm van energieopwekking produceert men warmte
  doormiddel van kernsplitsing waarmee water omgezet wordt in stoom. Er komt wel
  radioactief afval vrij en is schadelijk.

29. Waarom duurzame energie?

  We zijn niet alleen aan het zoeken naar nieuwe (duurzame) energiebronnen omdat
                                                                                               Onderzoeksrapport:




  de fossiele brandstoffen op raken, maar vooral ook omdat deze fossiele brandstoffen
  blijvende schade toebrengen aan ons milieu.
  Bij de verbranding van deze brandstoffen komen immers schadelijke gassen vrij.
  Op onze aarde komen deze gassen o.a. neer in de vorm van zure regen. Zure regen
  verontreinigt grote gebieden met bossen en meren, waardoor de bomen en vissen
  e.d. dood gaan.
  Eén van die gassen die bijdraagt aan het broeikaseffect is CO2. Hierdoor wordt de
  dampkring van de aarde geleidelijk verwarmd. Dit kan zelfs tot een verandering van


                                                                                               26
ons klimaat leiden.
  Sommige mensen beschouwen het gebruik van kernenergie als een schoon en veilig
  alternatief voor fossiele brandstoffen, maar kernenergie levert weer een erg gevaarlijk
  afvalproduct op. Bovendien is kernenergie afhankelijk van de voorraad uranium en
  deze raakt, naar men verwacht, binnen 50 jaar uitgeput. De inzet van duurzame
  energiebronnen levert echter geen schadelijke uitstoot en het blijft altijd beschikbaar
  en dus bruikbaar. Een uitzondering hierop is biomassa. Bij verbranding hiervan
  komen er wel schadelijke gassen vrij, deze zijn echter even groot als in andere
  levenscycli.
  Duurzame energiebronnen hebben twee grote voordelen ten opzichte van
  conventionele, fossiele brandstoffen zoals aardgas en kolen.

  Nooit op
  De bronnen gaan allereerst nooit op: wind, zonlicht en warmte diep onder de
  aardkorst, zijn er altijd. Energie uit biomassa maakt gebruik van organische materialen
  zoals groente- fruit- en tuinafval, hout en palmolie. Het kost wat tijd om die weer te
  telen of produceren, maar in principe groeien die 'bronnen' in relatief korte tijd weer
  aan.
  De vorming van de fossiele brandstoffen in hoeveelheden zoals die we nu gebruiken,
  kost miljoenen jaren. Daarom heten ze in de praktijk eindige bronnen: als ze op raken,
  kunnen we niet wachten op de vorming van nieuwe olie, aardgas of steenkool.

  Minder CO2
  Ander voordeel is dat bij de productie van duurzame energie minder CO2 vrijkomt.
  Het omzetten van zonlicht in elektriciteit, of het opwarmen van water met warmte uit
  de aardkorst, levert helemaal geen CO2 op. Wel is voor de productie van zonnecellen
  en andere duurzame energievoorzieningen zoals windmolens of warmtepompen,
  energie nodig uit fossiele brandstoffen. Daarom draagt ook duurzame energie een
  (klein beetje) bij aan klimaatverandering.
  In de tabel staat de hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij de productie van 1 kWh
  elektriciteit door verschillende energiebronnen. Als uit een bron ook andere
  broeikasgassen dan CO2 vrijkomen, zijn deze omgerekend naar hun equivalent in
  CO2 om de vergelijking helder te houden. Olie staat er niet bij; dat wordt niet of
  nauwelijks gebruikt voor elektriciteitsproductie.



                                                                                            Into the future
  Conclusie:
  Het raakt nooit op, al moeten er nog wel veel vorderingen gemaakt worden. Het is
  beter voor het milieu want het levert minder CO2 uitstoot. Oneindig doorgaan met
  fossiele brandstoffen zit er niet meer in. Dit kan niet blijven voortvloeien

30. Wat wordt er door de overheid gedaan om duurzame energie te stimuleren?

  Om het ontwikkelingsproces van duurzame energiebronnen te bevorderen heeft de
                                                                                            Onderzoeksrapport:




  Nederlandse staat een verantwoordelijke rol op zich genomen. Zo zal een subsidie op
  bijvoorbeeld zonnepanelen een enorme impact hebben op het gebruik ervan.
  Desondanks zijn er nog genoeg ontwikkelingen die niet worden gesteund. Dit kan
  namelijk een verstorende werking hebben op de markt en bedrijven worden
  misschien minder prestatiegericht. Daarnaast zijn de uitgangspunten van politieke
  partijen over duurzame energie erg variërend en vaak ook afhankelijk van
  opiniepeilingen.



                                                                                            27
De duurzame ontwikkelingen die duidelijk voor de consument zichtbaar zijn:
       o Subsidie zonnepanelen en zonnecollectoren.
       o Subsidie op gebruiksvriendelijk auto's.
       o Stimuleren openbaar vervoer.
       o Stimuleren van de OV- fiets.

Er zijn diverse subsidies en overheidsprogramma‟s om duurzame energie-systemen in
een woning te stimuleren. Deze kunnen per jaar verschillen. Naast de landelijke
regelingen zijn er soms ook
lokale subsidieregelingen, bijvoorbeeld van provincies, gemeenten of
energiebedrijven. Hieronder vindt u de belangrijkste regelingen van dit moment.

Zonnepanelen
In de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) is zon-pv een van de
categorieën die in aanmerking komt voor subsidie. U kunt die subsidie zelf aanvragen.
De regeling biedt geen subsidie op de
aanschaf van zonnepanelen (in 2009 voor systemen van 0,6 – 100 kWp). De regeling
werkt met een vergoeding voor geproduceerde elektriciteit gedurende een periode
van vijftien jaar. Belangrijk bij deze regeling is dus een goed werkend zonne-
energiesysteem, omdat subsidie wordt verstrekt op basis van werkelijk geproduceerde
elektriciteit.

DE voor bestaande woningbouw
De subsidieregeling „Duurzame warmte voor de bestaande woningbouw‟ biedt
subsidie voor zonneboilers, warmtepompen en micro- wkk‟s.

Subsidies en fiscale voordelen
Particulieren en investeerders in bestaande woningen kunnen subsidie aanvragen.
Op de website over de regeling vindt u productenlijsten waarvoor u subsidie kunt
aanvragen.

Groene hypotheekrente
Bij de aankoop van een nieuwbouwwoning kan de koper onder bepaalde
voorwaarden een duurzame energie- systeem meefinancieren in de hypotheek. De te


                                                                                        Into the future
betalen rente over het hypotheekdeel voor aanschaf van het duurzame energie-
systeem, is fiscaal aftrekbaar. Om een groene hypotheek af te sluiten, moet de
woning aan een aantal eisen voldoen op het gebied van duurzaam bouwen. Ook
moet een groenverklaring zijn afgegeven voor de woning. De koper kan dan voor
een periode van tien jaar geld
lenen tegen een iets lagere rente. Het hypotheekbedrag is wel aan een maximum
gebonden (maximaal 34.034 euro). Een groene hypotheek wordt meestal
gecombineerd met een gewone hypotheek.
                                                                                        Onderzoeksrapport:




Groenfinanciering
Consumenten kunnen ook geld groen beleggen. De meeste banken bieden „groene‟
spaar- of beleggingsvormen aan. En met het ingelegde geld kunnen banken
duurzame investeringen die ondernemers doen, groen financieren.
Groenfinanciering betekent belastingvoordeel.




                                                                                        28
EIA
  Als ondernemer komt u onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de EIA-
  regeling van de overheid. EIA staat voor Energie Investering Aftrek. De regeling
  houdt in dat u onder bepaalde voorwaarden tot 44 procent van uw investering van
  uw fiscaal belastbare winst mag aftrekken.

  EOS- regelingen
  EOS (Energie Onderzoek Subsidies programma) van de overheid biedt bedrijven en
  kennisinstellingen financiële steun voor onderzoek en marktintroductie van DE. Er zijn
  verschillende EOS- regelingen, speciaal gericht op ondernemers uit het m. k .b. Ze
  geven een tegemoetkoming in kosten of een voorschot voor de opstartkosten. Vraag
  de EOS- adviseurs kosteloos en vrijblijvend om advies over de subsidiemogelijkheden.

  Conclusie:
  Er zijn verschillende fondsen en subsidies voor de groene energie mogelijkheden die
  er nu zijn. Maar groene energie is nog niet doorontwikkeld en daardoor beperkte
  financiële ondersteuning.

  De duurzame ontwikkelingen die duidelijk voor de consument zichtbaar zijn:
         o Subsidie zonnepanelen en zonnecollectoren.
         o Subsidie op gebruiksvriendelijk auto's.
         o Stimuleren openbaar vervoer.
         o Stimuleren van de OV- fiets.

  Daarnaast zijn er nog verschillende regelingen om groene energie te stimuleren. Of
  om in ieder geval de uistoot van CO2 te verminderen. Compleet teren op groene
  energie is onmogelijk, dan maar minderen.
  Zonnepanelen
  DE voor bestaande woningbouw
  Subsidies en fiscale voordelen
  Groene hypotheekrente
  EIA
  EOS- regelingen.

31. Wat is energieopslag en wat houdt het in?


                                                                                           Into the future
   Wat is energieopslag?
   Zonnewarmte of winterkou kunnen ondergronds opgeslagen worden. Zo kan de
   winterkou gebruikt worden om in de zomer ruimtes te koelen. In de winter kan de
   zonnewarmte weer worden gebruikt voor verwarming. In beide gevallen wordt
   energie bespaard.

   Hoe werkt energieopslag?
                                                                                           Onderzoeksrapport:




   In zandlagen op 25 tot 100 meter diepte wordt in afzonderlijke putten warmte of
   koude bewaard. De putten liggen 50 tot 150 meter uit elkaar. Ertussenin bevind zich
   een warmtewisselaar. Die zorgt ervoor dat 's zomers overtollige warmte uit een
   gebouw wordt opgeslagen in de ene put. Tegelijk onttrekt de wisselaar kou aan de
   andere put. Met die kou wordt het gebouw gekoeld. Is het water niet koud genoeg,
   dan zorgt een koelmachine voor een verdere daling van de temperatuur. En
   omgekeerd, als in de winter het water niet warm genoeg is, kan een warmtepomp
   worden gebruikt.


                                                                                           29
Waar wordt energieopslag toegepast?
   Het wordt toegepast voor koeling en verwarmingsdoeleinden in kantoorgebouwen,
   industrie en land- en tuinbouw. Op dit moment eist het nog teveel investeringen om
   het te gebruiken in woningen. Wellicht wordt dit in de toekomst wel mogelijk. Een
   algemene vuistregel is dat de toepassing economisch rendabel is als de koudevraag
   minimaal 100 kW bedraagt. Voor een doorsnee kantoorgebouw komt dat overeen
   met circa 1500 à 2000 m ² bruto vloeroppervlak. Circa 90 procent van Nederland is
   geschikt voor de toepassing van energieopslag.

   Hoeveel moet energieopslag opleveren?
   In 2020 moet de hoeveelheid energie uit energieopslag zijn toegenomen tot het
   gasverbruik van circa 230.000 huishoudens. Dit is ongeveer 5 procent van de totale
   doelstelling voor duurzame energie.

   Conclusie:
   Warmte en kou kunnen worden opgeslagen. Kou kan in zomer voor koeling zorgen,
   en hitte en winter voor hitte. Kan energie bespaard worden. Putten liggen 50 tot
   150 meter onder grond. Daartussen zit een warmtewisselaar. Die zorgt ervoor dat 's
   zomers overtollige warmte uit een gebouw wordt opgeslagen in de ene put. Tegelijk
   onttrekt de wisselaar kou aan de andere put. Met die kou wordt het gebouw
   gekoeld. Is het water niet koud genoeg, dan zorgt een koelmachine voor een verdere
   daling van de temperatuur. En omgekeerd, als in de winter het water niet warm
   genoeg is, kan een warmtepomp worden gebruikt. Wordt gebruikt voor koeling en
   warmte in bijv. kantoren. Eist te veel geld voor in woningen.

32. Wat zijn de huidige trends op het gebied van energie?

   Op Europees niveau is schaalvergroting en consolidatie volop in gang evenals het
   afsplitsen van netwerken. Sinds 1 juli 2007 is de Europese markt volledig
   geliberaliseerd. Europa streeft naar meer grensoverschrijdende stroom- en
   gasinfrastructuur die miljardeninvesteringen vergen. De regels voor de uitstoot van
   CO2-gas en de productie van groene stroom worden steeds strikter. De belangrijkste
   peilers van het energiebeleid blijven: Schoon, betrouwbaar en betaalbaar.
   Belangrijkste ontwikkelingen in 2010 zijn:


                                                                                         Into the future
       o   Wijziging elektriciteitswet en gaswet (oa congestie en balancering) door 2e
           kamer.
       o   De negen regionale beheerders van gas- en stroomnetten in Nederland
           moeten samenwerken
       o   Centrica wil het verkoopproces van de Nederlandse dochter Oxxio midden
           dit jaar afronden
                                                                                         Onderzoeksrapport:




  Conclusie:
  Regels voor uitstoot CO2 en groene stroom nemen toe.




                                                                                         30
33. Welke rol zal duurzame energie in de toekomst gaan vervullen?

    Hoewel de voorraden aardgas en steenkool nog voor vele eeuwen toereikend zijn,
    wil men in de nabije toekomst in toenemende mate overschakelen op schone,
    duurzame energiebronnen.
    De belangrijkste motivatie om schone, duurzame energiebronnen te gebruiken, is
    een verlaging van de concentratie kooldioxide in de atmosfeer. Dit gas draagt bij
    aan de temperatuurverhoging op aarde (broeikaseffect).
    Veelbelovend als toekomstige schone, duurzame energiebronnen zijn energie van
    oceaangolven, getijde- energie, zonne-energie en aard- energie (geothermische
    energie).
    Ook biomassa is een duurzame energiebron. Het is een complex begrip. Want het
    materiaal varieert van hout en speciaal voor het doel gekweekte gewassen tot afval,
    mest en rioolslib. Door deze biomassa te verbranden, vergassen, vergisten of door
    broeien (pyrolyse) wordt energie opgewekt.



                                                                                          Into the future
    Conclusie:
    Aardgas en steenkool nog vele eeuwen toereikend. Schone energie een optie,maar
    moet erg veel voor gebeuren, technologisch en economisch bijvoorbeeld. In de hele
    verre toekomst kunnen sommige vormen van schone energie mogelijk een voor een
    oplossing zorgen. Maar is niet zeer waarschijnlijk
                                                                                          Onderzoeksrapport:




                                                                                          31
2.3.2   Nieuwe samenwerkingsverbanden




         Nieuwe
  samenwerkingsverbanden




                                        Into the future
                                        Onderzoeksrapport:




                                        32
1. Op welke manier kunnen we relevante „nieuwe samenwerkingsverbanden‟
   bedenken die van belang zijn bij het ontwikkelen van een toekomstscenario over
   de energie opwekkende stat in 2040 van het focusgebied „brainport‟?

2. Wat is de juiste omschrijving over het begrip „brainport‟?

   Brainport is Zuidoost-Nederland, met de stad Eindhoven en 20 omliggende
   gemeentes als kern. Van oudsher verrast dit gebied met technisch
   vernuft. Klassieke innovaties en toepassingen zijn onder andere de eerste
   overzeese radio-uitzending, elektronische muziek en de cd. Recentere
   voorbeelden zijn de LED-lamp, de 'wafer stepper', een champignonplukmachine,
   innovatieve vervoersystemen, en de MRI-scanner.

   Brainport huisvest de Technische Universiteit Eindhoven, de Design Academie,
   Fontys Hogescholen, het ROC, diverse andere gerenommeerde kennisinstituten
   en talloze innoverende bedrijven, waaronder „grote jongens‟ als Philips, DAF,
   ASML, TomTom en FEI. Deze groeiende concentratie van toptechnologie en
   kennisindustrie is geen toeval. Brainport is één van de toptechnologische
   „hotspots‟ van Europa. Dankzij unieke, met elkaar samenvallende, gunstige
   omstandigheden voor innovatie en economisch succes.
   Stichting Brainport:
   Stichting Brainport is een hecht samenwerkingsverband tussen bedrijven,
   kennisinstellingen en overheden in Brainport. Bestuursleden uit deze drie partijen
   vormen samen de 'Triple Helix'. De werkorganisatie van de stichting is Brainport
   Office. Ons doel: de internationale concurrentiepositie van Brainport uitbouwen
   als „hotspot‟ op het gebied van innovatieve toptechnologie. Als aanjager van
   innovatieve projecten dragen we bij aan economische structuurversterking. En
   als „promotor van Brainport‟ bouwen we – internationaal - aan een imago dat
   recht doet aan wat Brainport te bieden heeft.

   Conclusie:
   De regio Eindhoven/Zuidoost Brabant heeft de ambitie zich te ontwikkelen tot
   toptechnologische hotspot van Europa. Want dat draagt ertoe bij dat regio
   economisch floreert en dat het er goed ondernemen, werken, studeren en leven


                                                                                        Into the future
   is. Om dit te bewerkstelligen werken bedrijfsleven, kennis- en
   onderwijsinstellingen en overheid nauw samen. Dit komt onder andere tot uiting
   in diverse programma's en projecten die zij samen ontwikkelen en aansturen via
   de Stichting Brainport.
                                                                                        Onderzoeksrapport:




                                                                                        33
3. Hoe zien de huidige samenwerkingsverbanden van „brainport‟ eruit?

   De mensen die in Brainport wonen, werken, studeren en ondernemen hebben
   een mentaliteit van „samen optrekken‟ en „open staan voor nieuwe ideeen‟. Ze
   gunnen elkaar succes. Daarom is er bijvoorbeeld een ongekend intensieve
   samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Met een
   gunstig ondernemersklimaat tot gevolg. Niet alleen voor grote internationals,
   maar ook voor het midden- en kleinbedrijf.
   Elkaar helpen, inspireren en tot inzichten brengen. Daar draait het om in
   Brainport. Zeker op high tech gebied geldt: samen kom je verder dan alleen.
   Want je kunt nooit alle specialistische kennis zelf in huis hebben. De oplossing is
   „open innovatie‟, zoals op de High Tech Campus: technologie bedrijven
   inspireren elkaar door bijvoorbeeld sámen onderzoek te doen en resultaten te
   delen.
   Ook 'over grenzen heen' bundelt Brainport de krachten. Het netwerk van
   bedrijven en kennisinstellingen strekt zich wereldwijd uit. Belangrijk is het
   Europese samenwerkingsverband ELAt (Eindhoven –Leuven – Aachen –
   triangle): een kennisdriehoek waarbinnen Brainport nauwe contacten
   onderhoudt met innovatiecentra en sterk staat als toptechnologieregio. In deze
   internationale omgeving is Brainport bovendien een aantrekkelijke
   vestigingsplaats voor bedrijven en (kennis)werkers. Zij zijn van harte welkom. Om
   in het succes te delen en dat internationaal te helpen uitbouwen.
   Brainport maakt de „producten van morgen‟. Creating the Industries of the
   Future. En daarmee: welvaart en welzijn. Binnen én buiten de regio.

   Conclusie:
   Het economisch succes van Brainport is het resultaat van samenwerking.
   Regionaal, nationaal en internationaal. Tussen topwetenschappers uit allerlei
   disciplines. Tussen kennisindustrie en maakindustrie. Tussen producenten,
   designers en marketeers. En ook tussen concurrenten die elkaar 'een kijkje in de
   keuken' gunnen. Zij delen ideeën in de onderzoeksfase van
   productontwikkeling. Brainport nodigt uit tot open innovatie.
   Voorbeelden van belangrijke 'open innovatie versnellers' zijn High Tech Campus
   Eindhoven en de High Tech Automotive Campus in Helmond. High Tech


                                                                                         Into the future
   Campus Eindhoven is 'de slimste vierkante kilometer van Nederland'. Meer dan
   90 bedrijven en 8.000 onderzoekers, ontwikkelaars en ondernemers werken er
   samen aan de ontwikkeling van baanbrekende technologieën en producten.
   Uniek in Brainport is ook de intensieve 'triple helix' samenwerking tussen
   bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid. Dit is de
   voedingsbodem voor veel publiek-private (R&D-)samenwerkingsmogelijkheden.
   Vertegenwoordigers van de triple helix zijn verenigd in Stichting Brainport, met
   als uitvoerende organisatie ontwikkelingsmaatschappij nieuwe stijl Brainport
                                                                                         Onderzoeksrapport:




   Development.




                                                                                         34
4. Wat wordt er bedoeld met het begrip 'triple helix'?

   Jules Ruis werkte aanvankelijk 10 jaar in het bedrijfsleven (Caja en Philips) en was
   daarna ruim 25 jaar werkzaam als adviseur van het College van Bestuur van
   de Technische Universiteit Eindhoven, speciaal belast met de strategische
   beleidsvorming op instellingsniveau.
   Jules Ruis ontwikkelde het Bewustzijns Besturings Model (BBM) dat als leidraad
   wordt gehanteerd in de Training Interactie Management (TIM), waarvan Jules
   Ruis de geestelijke vader is. De Training Interactie Management streeft naar
   vergroting van het innovatieve vermogen van een regio. De TIM wil
   samenwerking bevorderen tussen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven,
   de zogenaamde Triple Helix. Hij introduceerde het begrip 'Brainport' als kern van
   de regio beneden de grote rivieren en boven de Belgische taalgrens, het Benelux
   Middengebied. In 2009 richtte Jules Ruis de Stichting TopOpleidingen (STOP) op.
   Bij deze stichting is vanaf 2009 o.a. de verzorging van de
   vernieuwde Topopleiding Interactie Management(TIM) ondergebracht.
   Ruis was bijna 15 jaar vicevoorzitter van het Rode Kruis van de afdeling
   Eindhoven en omstreken. Jules Ruis is voorzitter van de in 2004 opgerichte
   stichting Vrienden van het Evoluon, die streeft naar het positioneren van
   het Evoluon als thuishaven van de high tech kennisindustrie in Zuidoost-
   Nederland en Vlaanderen.
   Jules Ruis is getrouwd en heeft twee kinderen.

   Conclusie:
   Het begrip Brainport is ontwikkeld door Jules Ruis en wordt bedoeld als kern van
   de regio beneden de grote rivieren en boven de Belgische taalgrens. Dit
   samenwerkingsverband bestaat uit de triple helix het samenwerkingsverband
   tussen de kennisinstellingen, de overheid en het bedrijfsleven uit de regio die
   benoemd staat als brainport.




                                                                                          Into the future
                                                                                          Onderzoeksrapport:




                                                                                          35
5. Hoe is de „triple Helix ontstaan?

   Gedreven door de problemen bij DAF en Philips in de jaren negentig ontstond
   de behoefte aan een meer duurzame samenwerking tussen kennisinstellingen,
   overheid en bedrijfsleven. De historie van de Triple Helix begint met de start van
   de 'Training Interactie Management' (TIM) in 1997. Centraal in deze training staat
   het 'Bewustzijns Besturings Model' (BBM) dat uitmondt in het 'Fractale
   Ondernemen'.
   Toekomstige managers en bestuurders leren interacteren op meerdere niveaus
   van hun functioneren. Het BBM onderscheidt drie niveaus van bewustzijn: 'basic
   awareness' (niveau van het individu), 'business awareness' (niveau van de
   organisatie) en de 'global awreness' (niveau van de relevante omgeving). De
   Postgraduate School van de TU/e (in 2004 opgegaan in de TiasNimbas Business
   School) was bereid de vlag over de training te voeren.
   Doel van de TIM is bevordering van de samenwerking tussen kennisinstel-lingen,
   overheid en bedrijfsleven, de zogenaamde 'Triple Helix' (naar een artikel van Loet
   Leydensdorff). De deelnemers werken aan nieuwe netwerken op de
   grensvlakken van organisaties, 'Fractale Netwerken' genoemd. Het zijn zich
   herhalende patronen, wisselend van inhoud, vorm en intensiteit, afhankelijk van
   plaats en tijd.
   De originele TIM, waaraan sinds 1997 onder begeleiding van Jan Iding,Poul
   Bakker en Jules Ruis al meer dan 200 personen uit de Triple Helix hebben
   deelgenomen, was aanvankelijk bestemd voor de regio Zuidoost-Brabant. In
   2002 volgde een TIM voor de provincie Limburg (Maas-Rijn-euregio). In 2008 zijn
   de beide trainingen opgegaan in een TIM voor Zuidoost-Nederland. In 2009 is de
   Stichting TopOpleidingen opgericht en werd de betekenis van de T van TIM
   gewijzigd van Training naar Topopleiding. Een TIM voor Zuidwest-Nederland
   staat geprogrammeerd te starten in 2011. Het uiteindelijke doel is een
   Topopleiding Interactie Management voor het Benelux Middengebied, met
   fractale zwaartepunten in de zes universiteitssteden Tilburg, Eindhoven,
   Maastricht (samen met Aken), Hasselt, Leuven en Antwerpen.
   In TIM werken de deelnemers samen aan regionale projecten. Het woord
   'Brainport' is in de TIM-training ontstaan als tegenhanger voor het begrip
   'mainport' dat gebruikt werd en wordt voor de twee belangrijke havens in de
   Randstad (zeehaven Rotterdam en luchthaven Amsterdam). Het begrip


                                                                                        Into the future
   'Brainport' wijst op de kracht van kennis in de regio Zuidoost-Nederland in het
   licht van de Kenniseconomie.
   In aansluiting op de TIM-projecten werd in 2002 op initiatief van burgemeester
   Rein Welschen met advies van Jules Ruis, een commissie 'Regionale
   Verkenningen' geinstalleerd onder leiding van Henk de Wilt, voorzitter van het
   College van Bestuur van de TU/e. Uit deze commissie is het programma Horizon
   geboren, een sociaal-economisch stimuleringsprogramma voor de regio
   Zuidoost-Nederland. Elies Lemkes en Ton van Lier (deelnemers aan de eerste TIM)
                                                                                        Onderzoeksrapport:




   ondersteunden op professionele wijze de verschillende projecteigenaren.
   In de nota van het ministerie van Economische Zaken 'Pieken in de Delta' (2004)
   is het begrip 'Brainport Eindhoven/ Zuidoost-Brabant' voor het eerst als
   regioaanduiding geintroduceerd.
   Nadat Joop Sistermans aanvankelijk door Jules Ruis was aangezocht als voorzitter
   van een 'Life Science Project' voor het Benelux Middengebied, werd hij medio
   2005 voorzitter van een Horizon-commissie voor het opzetten van een lange
   termijn investerinsplan voor Zuid-Nederland. Zijn eindvoorstel, de 'Brainport


                                                                                        36
Navigator 2013; Lissabon voorbij', bevat een groot wensenpakket aan
investeringen voor een totaal van 1,5 miljard euro. Het programma is door de
SRE geaccepteerd als leidraad voor de sociaal-economische ontwikkelingen in
Zuid-Nederland voor de periode 2005-2013.
De TIM-alumni zijn verenigd onder de vlag van een Stichting TIM-netwerk. Het
Bestuur en de Raad van Advies zijn bemand met TIM-alumni. Het TIM-netwerk
heeft in 2006 besloten de 'Brainport Navigator' als vertrekpunt te nemen voor
zijn activiteiten.
Icoon voor TIM en de Brainport-gedachte is het Evoluon te Eindhoven. Het TIM-
netwerk heeft het Evoluon als thuishaven.
In januari 2004 heeft Jules Ruis (in aansluiting op het regionale TIM-6 project)
een aparte stichting 'Vrienden van het Evoluon' opgericht. Deze stichting wil in
nauwe samenwerking met Philips en de regionale Triple Helix
vertegenwoordigers het Evoluon herpositioneren als icoon voor Technologie,
Innovatie en Industrie. Zij wil het Evoluon inrichten als Thuishaven van de High
Tech Kennisindustrie (Triple Helix) in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Inhoudelijk
suggereert de stichting de STAD-gedachte centraal te stellen, de integratie van
Science, Technology, Art and Design.
Begin 2006 is het programma Horizon verzelfstandigd in een aparte 'Stichting
Brainport'. Doelstelling blijft de stimulering van de samenwerking binnen met
name de Triple Helix. Daarbij wordt nadrukkelijk onderkend dat de Quality of Life
in de regio een belangrijk onderdeel is van een gezond vestigingsklimaat, dat
internationale kenniswerkers naar deze regio moet trekken.

Conclusie:
De historie van de Triple Helix begint met de start van de 'Training Interactie
Management' (TIM) in 1997. Centraal in deze training staat het 'Bewustzijns
Besturings Model' (BBM) dat uitmondt in het 'Fractale Ondernemen'.




                                                                                    Into the future
                                                                                    Onderzoeksrapport:




                                                                                    37
6.   Wat zijn op korte termijn de vooruitzichten van de Triple Helix?

    De tijd is rijp voor een meer inhoudelijke discussie omtrent de toekomstige
    wetenschappelijke en technologische zwaartepunten van de regio. Op verzoek
    van Jules Ruis willen de TU/e-hoogleraren Bert Meijer en Rutger van Santen
    hun medewerking verlenen om tot maatschappelijk verantwoorde keuzen te
    komen. Harry Hendriks van Philips Nederland is bereid vanuit het bedrijfsleven
    het proces van verdere samenwerking inhoud en gestalte te geven. Andere
    regionale CEO's staan klaar om hun medewerking te verlenen. Jan Mengelers
    en Egbert-Jan Sol verzorgen vanuit TNO Techniek en Industrie de
    doorvertaling van kennis naar toepassingen in het Midden- en Kleinbedrijf
    (MKB). Charles Esche, de directeur van het Van Abbemuseum, zorgt voor de
    nodige verbeelding en creativiteit. De overheid faciliteert.
 In september 2010 gaat TIM-13 voor Zuidoost-Nederland van start. Hiermede
 haakt de volgende groep van enthousiaste mensen aan om de Brainport-
 gedachte te verspreiden. Zij staan gereed om te bouwen aan wat de volgende
 generatie producten en diensten zal zijn. Deze zullen gekenmerkt worden als
 'Complex Adaptive and Emergent Systemen' (CAS), door Jules Ruis ook wel
 'Fractale Systems' genoemd. Het fenomeen 'Fractal' wordt derhalve het leidend
 principe voor de regio, het Benelux Middengebied, waar Technologie voor
 Mensen tot Leven komt.

 Conclusie:
 Verschillende belanghebbenden zullen hun medewerking verlenen om tot
 maatschappelijk verantwoorde keuzen te komen. Waarbij de
 samenwerkingsverbanden steeds beter op elkaar afgestemd zijn en dus optimaal
 op elkaar inspelen.




                                                                                     Into the future
                                                                                     Onderzoeksrapport:




                                                                                     38
7.   Welke gemeenten horen bij het samenwerkingsverband van de regio
     Eindhoven?

     De Regio Eindhoven omvat de 21 gemeenten in het zuidoostelijk deel van
     Noord-Brabant. Het dynamische hart van de regio rond de centrumsteden
     Eindhoven en Helmond wordt omsloten door de Peel en de Kempen, landelijke
     gebieden met karakteristieke dorpen en veel natuurschoon.
     De regio biedt een rijk aanbod van hoogwaardige woningen, winkels,
     onderwijsvoorzieningen, naast tal van culturele en recreatieve mogelijkheden.
     Dit alles vormt de basis voor een goed leefklimaat.
     Daarnaast zijn in de Brainport Eindhoven maakindustrie, high-tech bedrijven
     en instituten voor research en toegepaste wetenschap geconcentreerd. Deze
     combinatie maakt de regio tot het technologiehart van Nederland en tot één
     van de meest innovatieve regio‟s van Europa.




                                                                                     Into the future

 Conclusie:
 De afbeelding geeft specifiek weer welke gemeenten, dorpen en steden er
 allemaal bij het gebied „brainport‟ hoort.
                                                                                     Onderzoeksrapport:




                                                                                     39
8.   Hoe ziet de samenwerking binnen het stedelijk gebied Eindhoven eruit?

          Eindhoven begint ruimtelijk gezien vol te raken en de gemeente zal de
          komende decennia de vraag naar woningbouwlocaties en bedrijventerreinen
          niet meer kunnen invullen. Om dit probleem op te lossen hebben Eindhoven
          en de Randgemeenten (Best, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Son en
          Breugel, Veldhoven en Waalre) het Convenant Samenwerking Stedelijk gebied
          Eindhoven gesloten.

          Deze BSGE-afspraken (ook wel BOR-afspraken genoemd) voorzien erin dat de
          randgemeenten in de toekomst een deel van de vraag woningbouwlocaties en
          bedrijventerreinen in Eindhoven zullen overnemen. Hierbij wordt ook de in de
          loop der jaren ontstane scheefgroei in de verdeling van goedkope en dure
          woningen teruggedrongen. De afspraken hebben nadrukkelijk geen
          vrijblijvend karakter kennen daarom een systeem van financiële sancties om de
          realisatie van het programma van woningbouw en bedrijventerreinen te
          bevorderen. Daarnaast zal actief ingezet worden op het verbeteren van de
          bereikbaarheid van de regio en het creëren van hoogwaardige voorzieningen.
          Hiervoor is in het convenant een financieringsfonds strategische projecten
          opgenomen.

          Om de samenwerking bestuurlijk richting te geven, is een Bestuurscommissie
          Stedelijk Gebied Eindhoven opgericht. Het functioneren van de
          bestuurscommissie is in een verordening vastgelegd. Met behulp van
          monitoring wordt bijgehouden in hoeverre de afspraken zijn gerealiseerd.




                                                                                          Into the future

Conclusie:
De afspraken hebben nadrukkelijk geen vrijblijvend karakter kennen daarom een
systeem van financiële sancties om de realisatie van het programma van woningbouw
                                                                                          Onderzoeksrapport:




en bedrijventerreinen te bevorderen. Daarnaast zal actief ingezet worden op het
verbeteren van de bereikbaarheid van de regio en het creëren van hoogwaardige
voorzieningen. Hiervoor is in het convenant een financieringsfonds strategische
projecten opgenomen.




                                                                                          40
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture
Onderzoeksrapport p4 intothefuture

Más contenido relacionado

Similar a Onderzoeksrapport p4 intothefuture

Virtuele-intubatie-realiteit-of-droom
Virtuele-intubatie-realiteit-of-droomVirtuele-intubatie-realiteit-of-droom
Virtuele-intubatie-realiteit-of-droom
Johannes Bosgra
 
Conceptdocument
ConceptdocumentConceptdocument
Conceptdocument
draismaa
 
2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy
2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy
2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy
sernoordnederland
 
Workshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learned
Workshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learnedWorkshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learned
Workshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learned
NHTVBreda
 
WITTEC - Augmented Reality - Trendrapport
WITTEC - Augmented Reality - TrendrapportWITTEC - Augmented Reality - Trendrapport
WITTEC - Augmented Reality - Trendrapport
WITTEC
 

Similar a Onderzoeksrapport p4 intothefuture (20)

Zelfonderhoudend netwerk voor mantelzorgers: Een toolkit voor gemeenten.
Zelfonderhoudend netwerk voor mantelzorgers: Een toolkit voor gemeenten.Zelfonderhoudend netwerk voor mantelzorgers: Een toolkit voor gemeenten.
Zelfonderhoudend netwerk voor mantelzorgers: Een toolkit voor gemeenten.
 
Zelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenZelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf laten
 
Virtuele-intubatie-realiteit-of-droom
Virtuele-intubatie-realiteit-of-droomVirtuele-intubatie-realiteit-of-droom
Virtuele-intubatie-realiteit-of-droom
 
Conceptdocument
ConceptdocumentConceptdocument
Conceptdocument
 
2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy
2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy
2013 02 08 presentatie advies Smart Specialisation Strategy
 
Eindrapportage Arbeidsmarkt Internet De Grote Uittocht
Eindrapportage Arbeidsmarkt Internet De Grote UittochtEindrapportage Arbeidsmarkt Internet De Grote Uittocht
Eindrapportage Arbeidsmarkt Internet De Grote Uittocht
 
Werken aan maatschappelijk rendement
Werken aan maatschappelijk rendementWerken aan maatschappelijk rendement
Werken aan maatschappelijk rendement
 
Casebook BioSCENTer
Casebook BioSCENTerCasebook BioSCENTer
Casebook BioSCENTer
 
Jaarverslag 2011
Jaarverslag 2011Jaarverslag 2011
Jaarverslag 2011
 
Workshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learned
Workshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learnedWorkshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learned
Workshop K12 - E-commerce project: studentparticipation can be learned
 
Rapportage FNV - Toekomst ziekenhuiszorg (2016)
Rapportage FNV - Toekomst ziekenhuiszorg (2016)Rapportage FNV - Toekomst ziekenhuiszorg (2016)
Rapportage FNV - Toekomst ziekenhuiszorg (2016)
 
WITTEC - Augmented Reality - Trendrapport
WITTEC - Augmented Reality - TrendrapportWITTEC - Augmented Reality - Trendrapport
WITTEC - Augmented Reality - Trendrapport
 
PNM Pitchdocument - Beleef de AVRO
PNM Pitchdocument - Beleef de AVROPNM Pitchdocument - Beleef de AVRO
PNM Pitchdocument - Beleef de AVRO
 
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wtC2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
 
Opzoek
OpzoekOpzoek
Opzoek
 
Zorg voor een gezond leven
Zorg voor een gezond levenZorg voor een gezond leven
Zorg voor een gezond leven
 
Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden
Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 FocuslandenWereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden
Wereld Proeftuinen Samenwerking Met 4 Focuslanden
 
Nvmo congres 2011 2-nov2010
Nvmo congres 2011 2-nov2010Nvmo congres 2011 2-nov2010
Nvmo congres 2011 2-nov2010
 
Nvmo congres 2011 2-nov2010
Nvmo congres 2011 2-nov2010Nvmo congres 2011 2-nov2010
Nvmo congres 2011 2-nov2010
 
Uiteen En In Elkaar
Uiteen En In ElkaarUiteen En In Elkaar
Uiteen En In Elkaar
 

Más de Marina Hoogeveen

Merk positionerings document
Merk positionerings documentMerk positionerings document
Merk positionerings document
Marina Hoogeveen
 
Paper 1 effectief leiderschap versie 2
Paper 1 effectief leiderschap versie 2Paper 1 effectief leiderschap versie 2
Paper 1 effectief leiderschap versie 2
Marina Hoogeveen
 
Kennis K3 Expert onderzoek
Kennis K3 Expert onderzoekKennis K3 Expert onderzoek
Kennis K3 Expert onderzoek
Marina Hoogeveen
 
Eindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplan
Eindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplanEindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplan
Eindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplan
Marina Hoogeveen
 
Business model canvas ondernemingsplan K3
Business model canvas ondernemingsplan K3Business model canvas ondernemingsplan K3
Business model canvas ondernemingsplan K3
Marina Hoogeveen
 
Kennis K2 persoonlijkheidstesten
Kennis K2 persoonlijkheidstestenKennis K2 persoonlijkheidstesten
Kennis K2 persoonlijkheidstesten
Marina Hoogeveen
 
Competitie huisstijl ontwikkeling
Competitie huisstijl ontwikkelingCompetitie huisstijl ontwikkeling
Competitie huisstijl ontwikkeling
Marina Hoogeveen
 
Inetactieve Marketing Rapportage
Inetactieve Marketing RapportageInetactieve Marketing Rapportage
Inetactieve Marketing Rapportage
Marina Hoogeveen
 

Más de Marina Hoogeveen (20)

Brand activation document
Brand activation documentBrand activation document
Brand activation document
 
Merk positionerings document
Merk positionerings documentMerk positionerings document
Merk positionerings document
 
Infographic eindversie
Infographic eindversieInfographic eindversie
Infographic eindversie
 
Draaiboek
DraaiboekDraaiboek
Draaiboek
 
Merk oriëntatie document
Merk oriëntatie documentMerk oriëntatie document
Merk oriëntatie document
 
Paper 1 effectief leiderschap versie 2
Paper 1 effectief leiderschap versie 2Paper 1 effectief leiderschap versie 2
Paper 1 effectief leiderschap versie 2
 
Kennis K3 Expert onderzoek
Kennis K3 Expert onderzoekKennis K3 Expert onderzoek
Kennis K3 Expert onderzoek
 
Eindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplan
Eindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplanEindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplan
Eindpresentatie 5 april-2011 K3 ondernemingsplan
 
Business model canvas ondernemingsplan K3
Business model canvas ondernemingsplan K3Business model canvas ondernemingsplan K3
Business model canvas ondernemingsplan K3
 
Kennis K2 persoonlijkheidstesten
Kennis K2 persoonlijkheidstestenKennis K2 persoonlijkheidstesten
Kennis K2 persoonlijkheidstesten
 
Bescherming van ideeën
Bescherming van ideeënBescherming van ideeën
Bescherming van ideeën
 
Communicatie middelen
Communicatie middelenCommunicatie middelen
Communicatie middelen
 
Mindmap prosumer
Mindmap prosumerMindmap prosumer
Mindmap prosumer
 
Competitie huisstijl ontwikkeling
Competitie huisstijl ontwikkelingCompetitie huisstijl ontwikkeling
Competitie huisstijl ontwikkeling
 
B5 Kennis Kringen Branding
B5 Kennis Kringen BrandingB5 Kennis Kringen Branding
B5 Kennis Kringen Branding
 
Marina Digital Signage Opdracht
Marina  Digital  Signage OpdrachtMarina  Digital  Signage Opdracht
Marina Digital Signage Opdracht
 
Prosumer
ProsumerProsumer
Prosumer
 
Communicatieconcept
CommunicatieconceptCommunicatieconcept
Communicatieconcept
 
Inetactieve Marketing Rapportage
Inetactieve Marketing RapportageInetactieve Marketing Rapportage
Inetactieve Marketing Rapportage
 
Cultuur en afwijkend gedrag
Cultuur en afwijkend gedragCultuur en afwijkend gedrag
Cultuur en afwijkend gedrag
 

Onderzoeksrapport p4 intothefuture

  • 1. Onderzoeksrapport Into the future ”De energie opwekkende stad in 2040” Den Bosch, 21 juni 2010, Marina Hoogeveen & Sjors Beeks
  • 2. „De energie opwekkende stad in 2040‟ Gericht op het focusgebied; „brainport‟ & de toekomstige rol van DHV. Project Advanced Business Creation van Avans Hogescholen Into the future Contactgegevens studenten; Onderzoeksrapport: Marina Hoogeveen Sjors Beeks Email: m_arinaa@live.nl Email: sjors_beeks@hotmail.com Mobiel:0647019051 Mobiel: 06 12902642 Studentennummer: 2034865 Studentennummer.: 2034388 Adres: Volderhof 38 Adres: Eindhovenseweg 168A 5709 GA Helmond 5552 AG Valkenswaard 2
  • 3. Voorwoord „In to the Future‟ is de titel van blok 4 van het eerste leerjaar bij de opleiding Advaced Business Creation van de onderwijsinstelling Avans hogescholen. Dit blok is bedoeld om inzicht te krijgen in het scenarioplanningsproces en te leren hoe dit instrument in praktijk wordt toegepast. Om de doelen te kunnen behalen wordt er lesgegeven in „scenarioplanning‟ om het inzicht te krijgen in het verloop van het proces. Om te leren hoe dit proces in praktijk toegepast dient te worden is er een projectopdracht. De projectopdracht wordt in groepen uitgevoerd. Per klas zijn er 4 groepen. Doormiddel van drijvende krachten te clusteren zijn en per klas 2 onzekerheden in een assenstelsel tegenover elkaar zijn gezet, waardoor er 4 verschillende scenario kwadranten uit zijn ontstaan. Iedere projectgroep krijgt de taak om een scenario kwadrant te ontwikkelen toe een toekomstscenario. De onzeker heden die betrekking hebben tot dit rapport zijn „energie gebruik‟ en „samenwerkingsverbanden‟. Het scenario kwadrant dat betrekking heeft op dit rapport is „de verslaving aan vieze energie‟ en „partnerschappen binnen regionaal gebied‟. Op basis hiervan is het onderzoek gestart, waarop vervolgens een scenario is ontwikkeld. De projectgroep die dit scenariokwadrant zou uitwerken bestond bij aanvang uit 6 personen. Het groepsproces verliep echter niet optimaal. In de derde week zijn 2 studenten gestopt met de opleiding. In de vierde week is er een conflict ontstaan waarbij op dat moment de beste oplossing was om de project groepen te splitsen in 2 groepjes van 2 studenten. Voor dit scenariokwadrant stond als eindresultaat een presentatie en een verfilming over je scenario. Aangezien het conflict pas is opgetreden in de vierde Into the future week kon er een keuze gemaakt worden om een scenario te presenteren en een onderzoeksrapport kon worden gemaakt of alleen een verfilming, De keuze van deze projectgroep is gevallen op het presenteren van een scenario en een onderzoeksrapport te maken. Onderzoeksrapport: 3
  • 4. Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Onderzoek 6 2.1. Inleiding 7 2.2. Hoofdvraag 7 2.3. Deelvragen 7 2.3.1. Energie 8 2.3.2. Nieuwe Samenwerkingsverbanden 32 3. Toekomstscenario 42 3.1. Inleiding 43 3.2. Toekomstbeeld in Nederland 44 3.3. Toekomstbeeld demografie en vervoer 44 3.4. Toekomstbeeld voor fossiele brandstoffen 47 3.5. Toekomstbeeld over de voorraden van fossiele brandstoffen 48 3.6. Toekomstbeeld van en over duurzame energie 50 3.7. Toekomstbeeld over eindgebruik van energie 51 3.8. Toekomstscenarioverhaal 54 4. Advies 56 4.1. Inleiding 57 4.2. Advies 1 58 4.3. Advies 2 58 4.4. Advies 3 59 4.5. Advies 4 59 Into the future 5. Literatuur 60 5.1. Boeken 61 5.2. Websites 64 Onderzoeksrapport: 4
  • 5. 1. Inleiding Het onderwerp van dit rapport is „de energie opwekkende stad in 2040‟. De opdrachtgever van dit project is DHV. Het focus gebied is Brainport Eindhoven. Er zijn 4 scenariokwadranten ontwikkeld waarvan dit rapport is gebaseerd op „de energieopwekkende stad in 2040, met een verslaving aan vieze energie, en partnerschappen binnen regionaal gebied. Het project waaruit dit rapport is ontstaan had verschillende doeleinden ; 1. De gemeenten in Brabant hebben een probleem. Veel inkomsten voor gemeenten komen vanuit de verkoop van grond. Echter de grond raakt op, en moeten er nieuwe inkomstenbronnen voor gemeenten komen, op andere nieuwe vlakken. 2. DHV is actief in dit veld en willen weten of hun huidige rol (toegevoegde waarde) als bedrijf nog actueel is in 2040, of dat zijn nieuwe & andere rollen moeten vervullen. 3. DHV is tevens benieuwd hoe betrokken partijen hun juiste rol krijgen om het scenario werkelijkheid te laten worden. 4. De vereniging voor Waterstaat & landinrichting is op zoek naar nieuwe inzichten en impulsen van de jonge generatie over dit onderwerp. De jongeren van nu zijn de bewoners, publieke en private sector van de toekomst (2040). Hoe ziet in die krappe ruimte ons leven eruit? (Thema 2) 5. De Brabant Academy werkt aan nieuwe culturele, maatschappelijke en economische vitaliteit. Dus nieuwe samenwerkingsverbanden die kunnen leiden tot verassende innovaties, kennisdeling en kennisontwikkeling. Het maken, uitwisselen en beleven van verschillende toekomstscenario‟s is hierbij een enorme inspiratie en verbindingsvorm om dit te stimuleren. 6. Het klimaat staat nadrukkelijk op de agenda bij diverse partijen. Het werken aan een klimaatneutrale of juist klimaatondersteunende initiatieven wordt rijker en verbeterd door het idee te toetsen in verschillende Into the future toekomstscenario‟s. De centrale probleemstelling die wij hebben gesteld als leidraad het onderzoek luidt als volgt; “ Hoe kunnen we zelfstandig overleven als we binnen regionaal gebied „Brainport‟ Eindhoven, in 2040 nog regelmatig gebruik willen maken van fossiele brandstoffen?” Onderzoeksrapport: 5
  • 6. 2 Onderzoek 6 Onderzoeksrapport: Into the future
  • 7. 2.1 Inleiding Wanneer je een succesvol product (in het geval een rapport) af wil leveren is het van zeer groot belang te kijken naar het desbetreffende onderwerp waarmee je aan de slag gaat. Hierdoor kun je een gedegen en kwalitatief hoogwaardig onderzoek opstellen. Hierbij moet je denken aan allerlei factoren die van invloed kunnen zijn bij het opstellen van een rapport, onderzoeksplan en scenarioplan. Daarna hebben we gekeken welke informatie relevant zal zijn en welke we behouden maar niet direct opnemen in ons onderzoeksrapport. Waarom vinden er bepaalde situaties plaats en wat zijn de gevolgen hiervan? Dit is een van de vele vragen die wij onszelf gesteld hebben om een kwalitatief waardig scenario op te kunnen stellen. 2.2 Hoofdvraag De hoofdvraag die wij hebben gesteld is gebaseerd op de wat de consequenties zijn voor het gebied Brainport Eindhoven als we in 2040 regionaal en onafhankelijk gebruik willen blijven maken van fossiele brandstoffen. “ Hoe kunnen we zelfstandig overleven als we binnen regionaal gebied „Brainport‟ Eindhoven, in 2040 nog regelmatig gebruik willen maken van fossiele brandstoffen?” Deze hoofdvraag was het startpunt van ons onderzoek. Om een antwoord te vinden op deze vraag hebben we op verschillende gebieden onderzoek gedaan. Het onderzoek heeft ons op de hoogte gesteld van verschillende feiten en voorspellingen. Op basis van die feiten en voorspellingen hebben we een scenario gemaakt. 2.3 Deelvragen De energie waar een groot deel van bevolking dagelijks gebruik van maakt is Into the future afkomstig van fossiele brandstoffen. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden hebben we uitgebreid onderzoek gedaan op diverse gebieden met betrekking tot energie. Dit onderzoek wordt geleid door deelvragen die we gesteld hebben op basis van de benodigde informatie. Onderzoeksrapport: 7
  • 8. 2.3.1 Energie Energie 8 Onderzoeksrapport: Into the future
  • 9. Hoe komen we aan de energie waar huishoudens dagelijks gebruik van maken? Het grootste deel van de energie die huishoudens gebruiken is afkomstig uit fossiele bronnen. Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt CO2 vrij, bovendien veroorzaken ze vervuiling. Veruit de meeste energie die we gebruiken (circa 93 procent) komt van fossiele brandstoffen: aardolie, aardgas en kolen. Deze fossiele brandstoffen zijn verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen, bovendien veroorzaken ze de nodige vervuiling en kunnen ze op raken. Het huidige systeem van energievoorziening is toe aan verandering. Om nadelige gevolgen zoals klimaatverandering te beperken, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van 'schoon-fossiele' en alternatieve, duurzame, brandstoffen. Conclusie: Grootste deel van energie binnen huishoudens is afkomstig uit fossiele bronnen. Daarbij komt CO2 vrij en is vervuilend. Systeemvoorziening is toe aan verandering. Wordt gewerkt aan schoon-fossiele en duurzame brandstoffen. 1. Wat zijn fossiele brandstoffen? Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die miljoenen jaren geleden door planten is vastgelegd. Het kooldioxide kwam destijds niet vrij na sterfte van de planten, omdat bijzondere omstandigheden leidden tot opslag (fossiliseren) van het materiaal. Het oude kooldioxide ligt dus buiten de CO2-cyclus opgeslagen. Maar met het gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 als extra hoeveelheid in de atmosfeer. De vorming van fossiele brandstoffen gaat veel langzamer dan het tempo waarin de brandstoffen worden gebruikt. Ze zijn daardoor niet hernieuwbaar. Diverse partijen zijn het oneens over de snelheid waarmee de olie opraakt, over de technieken en middelen die het beste ingezet kunnen worden, in het bijzonder gebruik van kernenergie en schoon fossiel. Maar ook over de mogelijkheden voor duurzame energie in de nabije toekomst bestaat geen consensus. Into the future Conclusie: Fossiele brandstoffen door planten vastgesteld. Door gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 extra in de atmosfeer. De vorming van fossiele brandstoffen gaat trager dan het tempo dat men ze gebruikt en daardoor niet hernieuwbaar. Olie raakt op, veel partijen zijn het niet eens over middelen om dit tegen te gaan en over gebruik van kernenergie en school fossiel Onderzoeksrapport: 9
  • 10. 2. Waarvoor word aardgas gebruikt? Aardgas is in Nederland de meest gebruikte brandstof. Het wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit, voor verwarming en als grondstof voor de petrochemische industrie. Nederland is in West-Europa een belangrijke producent van aardgas. Conclusie: In Nederland is aardgas meest gebruikte brandstof en is belangrijke producent. Het wordt gebruikt voor elektriciteit,verwarming en grondstof. 3. Wat zijn de belangrijkste voordelen van aardgas? - Het gebruik van aardgas geeft minder uitstoot van CO2 en vervuilende stoffen dan het gebruik van steenkool of olie. - De kosten van het gebruik van aardgas zijn relatief laag vergeleken met duurzame alternatieven. - Nederland is in het bezit van aardgasbronnen, waardoor we niet afhankelijk zijn van andere landen voor onze aardgasvoorziening Conclusie: Voordelen van aardgas: minder CO2 uitstaat, kosten zijn laag en Nederland is in bezit van aardgasbronnen. 4. Wat zijn de belangrijkste nadelen van aardgas? Wereldwijd raken de nu toegankelijke bronnen over naar schatting zestig jaar uitgeput, waardoor er mogelijk tekorten ontstaan. Nederland kan dan voor de aardgasvoorziening afhankelijk worden van andere landen. Door schaarste van aardgas kan de prijs stijgen. Conclusie: Nadelig aan aardgas is dat het niet oneindig is, waardoor tekort kan ontstaan en we afhankelijk zijn van andere landen, kan de prijs negatief beïnvloeden. Into the future 5. Welk belang hebben we bij het gebruik van aardolie? Aardolie is vooral belangrijk voor de industrie en vervoer. Het wordt gebruikt als brandstof en als grondstof voor de productie van kunststoffen. Zo‟n zestig procent van de aardolievoorraden bevinden zich in het Midden-Oosten. Ons land produceert acht procent van de eigen behoefte zelf, dit komt voornamelijk uit de Noordzee. De rest wordt geïmporteerd. Onderzoeksrapport: Conclusie: Aardolie is belangrijk voor de industrie en vervoer. Wordt gebruik als grond- en brandstof. Er zijn veel aardolievoorraden in het Midden- Oosten. In ons land wordt 8% van het totaal dat nodig is geproduceerd, rest importeren we. 10
  • 11. 6. Wat zijn de belangrijkste nadelen van aardolie? - Bij het gebruik van aardolie komt CO2 vrij, dat bijdraagt aan de klimaatverandering, ook komen er vervuilende stoffen vrij. - Het gebruik van aardolie maakt Nederland sterk afhankelijk van olieproducerende landen. - De toegankelijke bronnen raken binnen nu en veertig jaar uitgeput, waardoor er mogelijk tekorten ontstaan; de prijs van aardolie kan gaan stijgen door schaarste. - Ongelukken met schepen met olie aan boord en olieleidingen zijn schadelijk voor het milieu. Conclusie: Door gebruik van aardolie komt CO2 vrij, dat zorgt voor klimaatverandering en vervuilende stoffen. Door gebruik van aardolie is Nederland afhankelijk van olieproducerende landen. Toegankelijke bronnen raken op, hierdoor schaarste en hoge prijzen. Rampen met olie zijn milieu vervuilend. 7. Hoe gebruiken we in Nederland steenkool voor het opwekken van energie? Hoogovens en elektriciteitscentrales verbranden steenkool. In elektriciteitscentrales wordt de warmte gebruikt voor het opwekken van elektriciteit. Het grootste deel van de wereldwijde fossiele energievoorraad bestaat uit kolen. De kolenvoorraden komen in vrijwel overal ter wereld voor, ze zijn vooral te vinden in de Verenigde Staten, de voormalige Sovjetunie en China. Ook Nederland heeft kolenvoorraden, ze zijn moeilijk bereikbaar en daarom te duur om te delven. Nederland importeert daarom kolen uit het buitenland. Conclusie: Hoogovens en elektriciteitscentrales verbanden steenkool. In deze centrales wordt warmte gebruikt voor opwekken van elektriciteit. Grootste deel van wereldwijde fossiele energievoorraden bestaat uit kolen. Deze voorraden komen overal in de wereld voor, maar vooral in VS, Sovjet- Unie en China. Ook in Nederland, maar Into the future moeilijk bereikbaar en daardoor duur om te delven. Dus veel import vanuit buitenland voor kolen. 8. Wat zijn de belangrijkste voordelen voor het gebruik van steenkool? - Het is een goedkope brandstof; - Steenkool is voorlopig nog voldoende voorradig, verspreid over de hele wereld. Onderzoeksrapport: Conclusie: Steenkool is goedkoop, veel voorraad. 11
  • 12. 9. Wat zijn de belangrijkste nadelen bij het gebruik van steenkool? - Bij het gebruik van steenkool komen veel CO2 en vervuilende stoffen vrij, hierdoor draagt het sterk bij aan de klimaatverandering en aan verzuring. De uitstoot is ongeveer tweemaal zo hoog als bij het gebruik van aardgas voor de elektriciteitsvoorziening. - De voorraad steenkool is eindig. Naar schatting raken de voorraden pas over enkele honderden jaren uitgeput. Conclusie: Nadelen zijn dat er veel CO2 vrijkomt en vieze stoffen. De uitstoot is 2keer zo hoog als bij gebruik van aardgas voor elektriciteitvoorziening. 10. Wat zijn de milieugevolgen van diverse energiebronnen? Uit oogpunt van milieu is energie uit hernieuwbare bronnen een betere keuze dan energie uit kolen, aardgas en olie. Bij het gebruik van deze fossiele brandstoffen komt er namelijk extra CO2 vrij. Die kooldioxide versterkt het broeikaseffect en draagt bij aan klimaatverandering. Nadeel is bovendien dat fossiele bronnen opraken; olie en gas naar verwachting eerder dan steenkool. Grootste milieunadeel van kernenergie is dat dit radioactief afval oplevert dat honderden jaren opgeslagen moet worden; daar is nog geen oplossing voor. Duurzame energie maakt gebruik van onuitputtelijke bronnen zoals zonlicht,windenergie, waterkracht, biomassa en omgevingsenergie zoals aardwarmte. Toch zijn hierbij vanuit duurzaamheidoogpunt ook kanttekeningen te plaatsen. Energie uit biomassa is bijvoorbeeld vaak niet volledig klimaatneutraal, omdat er fossiele brandstoffen nodig zijn voor de teelt van gewassen voor biobrandstoffen en concurrentie kan ontstaan met de teelt van voedselgewassen en de natuur. Voor- en tegenstanders van wind- en waterkracht botsen over onderwerpen als horizonvervuiling en vissterfte. Conclusie: Into the future Energie uit hernieuwbare bronnen is beter voor milieu dan energie uit kolen, aardgas en olie. Bij gebruik van fossiele brandstoffen komt n.l. extra CO2 uitstoot vrij. Die kooldioxide zorgt voor slechter milieu. Nog een nadeel is dat fossiele brandstoffen opraken, olie en gas eerder dan steenkool denkt men. Grootste nadeel van kernenergie is dat het radioactief afval oplevert. Dit moet honderden jaren worden opgeslagen, is nog geen oplossing voor. Bij duurzame energie maakt men gebruik oneindige bronnen bijv. zon, wind, water en biomassa. Ook hierbij zijn kanttekeningen. Energie uit biomassa is bijv. vaak niet klimaatneutraal. Er zijn fossiele Onderzoeksrapport: brandstoffen nodig voor teelt van voedselgewassen. Voor en tegenstanders van waterkracht praten over horizonvervuiling en vissterfte. 12
  • 13. 11. Wat is nu eigenlijk het broeikaseffect en kunnen we iets doen tegen de versterking ervan? Het broeikaseffect zorgt ervoor dat de temperatuur op aarde hoger ligt dan op grond van de warmte-instraling van de zon en de aardwarmte verwacht kan worden. Zonder het broeikaseffect zou de temperatuur gemiddeld -18°C zijn, nu is zij 15°C. Dit effect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de atmosfeer die warmte vasthouden net zoals de overkapping van een broeikas de uitstraling van warmte tegenhoudt en zo de temperatuur in de broeikas laat oplopen. De bekendste broeikasgassen zijn waterdamp, koolstofdioxide, methaan en stikstofoxiden. Conclusie: Broeikaseffect zorg ervoor dat temperatuur op aarde hoger ligt dan op de grond van de warmte-instraling van de zon en de aardwarmte verwacht kan worden. Zonder broeikaseffect zou tem. -18gr zijn, nu 15 gr. Dit wordt veroorzaakt door broeikaseffecten in de atmosfeer die warmte vasthoudt net zoals de overkapping van een broeikas de warmte vasthoudt. Bekende broeikasgassen: waterdamp, koolstofdioxide, methaan en stikstofdioxide. 12. Wat is de oorzaak voor het versterken van het broeikaseffect? Onderzoekers denken dat het versterkte broeikaseffect komt door het gebruik van fossiele brandstoffen. De laatste honderd jaar gebruiken we veel meer brandstoffen dan daarvoor. Dat komt omdat we nu apparaten, machines en vervoermiddelen gebruiken, en die werken op olie, kolen of gas. Het lijkt moeilijk te geloven, dat mensen het klimaat kunnen veranderen, maar door het gebruik van fossiele brandstoffen zijn de concentraties CO2 in de atmosfeer sinds de industriële revolutie, tweehonderd jaar geleden, met dertig procent toegenomen. Fossiele brandstoffen bevatten CO2 die miljoenen jaren geleden door planten is vastgelegd. Het kooldioxide kwam destijds niet vrij na sterfte van de planten, omdat bijzondere omstandigheden leidden tot opslag (fossiliseren) van het materiaal. Het oude kooldioxide ligt dus buiten de CO2-cyclus opgeslagen. Maar met het gebruik van fossiele brandstoffen belandt fossiele CO2 als extra hoeveelheid in de atmosfeer. Het broeikaseffect wordt ook versterkt doordat mensen veel bomen kappen waardoor de bossen verdwijnen. Bomen gebruiken tijdens hun groei CO2 en slaan Into the future de koolstofverbindingen op in hun takken, bladeren en wortels. Dit komt weer in de lucht bij de kap of als de boom sterft en langzaam verrot. Conclusie: Broeikaseffect wordt verstrekt door gebruik van fossiele brandstoffen denken onderzoekers. Laatste 100 jaar meer gebruik fossiele brandstoffen. Nieuwe producten en apparaaturen dus meer olie, kool en gas. Mensen veranderen klimaat. Sinds 200 jaar is vervuiling 30% toegenomen. Fossiele brandstoffen bevatten CO2 Onderzoeksrapport: die door planten miljoenen jaren geleden is vastgelegd. Gebruik van fossiele brandstoffen zorgt voor meer CO2 in atmosfeer. Bomen kappen zorgt ook voor broeikaseffect. Bomen gebruiken CO2 en slaan koolstofverbindingen op. Dit komt weer in lucht als boom kapt, sterft of verrot. 13
  • 14. 13. Wat zijn de gevolgen van het broeikaseffect? Als het broeikaseffect sterker wordt, zal de temperatuur op aarde stijgen. De afgelopen honderd jaar is het op aarde 0,6 graad warmer geworden. Dat lijkt weinig maar zelfs een kleine stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd, kan problemen opleveren voor mensen, dieren en planten. Het water in de zeeën zal bijvoorbeeld stijgen waardoor land onder water komt te staan. In sommige gebieden kan het zo heet en zo droog worden, dat er geen voedsel meer groeit en geen drinkwater meer is. Onderzoekers verwachten dat de gemiddelde temperatuur op aarde de tussen 1,4 en 5,8 graden Celsius. Veranderingen in het klimaat kunnen over de hele wereld grote problemen opleveren voor mens, dier en plant. Om deze veranderingen tegen te gaan is actie mogelijk. Gezondheid Een klimaatverandering kan van invloed zijn op de gezondheid van de mensen. Op plaatsen waar het nu al heet is, kan het dan zo heet worden dat mensen er ziek van worden. Ook kunnen tropische ziekten zoals malaria dan voorkomen in gebieden waar dat nu niet het geval is. Voedsel Het opwarmen van de aarde kan koude gebieden geschikter maken om voedsel te verbouwen. Maar op andere plaatsen kan het zo droog worden dat de oogsten mislukken en de mensen daar niet genoeg te eten hebben. Natuur Als het klimaat warmer wordt zal de natuur ook veranderen waardoor diersoorten uit kunnen sterven. Als gevolg van droogte kunnen meer bosbranden ontstaan en kunnen de woestijnen groter worden. Zeewater Gletsjers en poolijs kunnen smelten, hierdoor kan het zeewaterpeil stijgen, wetenschappers houden rekening met een stijging tot negentig centimeter. Het hoge water kan stukken van de kust afslaan, waardoor de kust kwetsbaarder wordt voor overstromingen. Hierdoor kan zout zeewater op plekken komen waar het schade aan planten en dieren kan veroorzaken. Het binnendringen van zout water kan ook problemen geven voor het drinkwater in kustgebieden. Het zeewaterpeil stijgt waarschijnlijk ook omdat het water door de Into the future temperatuurstijging warmer wordt. Mogelijk sterft het koraal af omdat het zeewater te warm wordt. Conclusie: Broeikast effect sterker wordt stijgt temperatuur. In 100 jaar o,6 gr gestegen. Lijkt weinig maar wereldwijd grote gevolgen voor natuur en mens. Water in zee wordt warmer daardoor mogelijk overstromingen. Mogelijk geen voedsel en water door droogte. Actie is noodzakelijk om opwarming te voorkomen. Onderzoeksrapport: Klimaatverandering invloed op gezondheid v/d mens. Mensen worden ziek. Ziektes ontstaat in gebieden. Voedsel kan schaars worden door opwarming v/d aarde. Natuur is ook dupe, dieren sterven uit, bosbranden en woestijn ontstaan. Gletsjers en poolijs smelten,zeewaterspiegel stijgt, mogelijk met 90 cm. Kust kan afslaan, kust wordt kwetsbaar door overstromingen. Zout zeewater komt op plekken waar planten en dieren beschadigd worden. Ook problemen voor drinkwater en koraal. 14
  • 15. 14. Wat zou er gedaan kunnen worden, om het broeikaseffect dat de klimaatverandering veroorzaakt, tegen te gaan? Klimaatsverandering is een groot probleem maar er zijn veel dingen die we kunnen doen om die veranderingen tegen te gaan. Regeringen kunnen maatregelen nemen. In 1997 was er in Kyoto een klimaatbijeenkomst waar veel industrielanden afspraken om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Maar zelf kunnen we ook iets doen tegen het broeikaseffect. Door energie te besparen voorkomen we de uitstoot van broeikasgassen. Een andere manier is het nemen van groene energie. Deze stroom is duurzaam opgewekt uit onuitputtelijke energiebronnen, zoals wind en zonlicht. Tot slot kunnen we de CO2 uitstoot compenseren met klimaatcompensatie. Als we bijvoorbeeld een vliegreis hebben gemaakt, kun je de broeikasgassen die je hebt veroorzaakt 'goed' maken door bomen te laten aanplanten. Die halen CO2 uit de lucht om van te groeien. We kunnen ook onze dagelijkse energie- en aardgasverbruik, of onze aankopen, laten compenseren. Conclusie: Klimaat verandering is groot probleem. Regeringen maatregelen nemen. In 1997 in Kyoto een klimaatbijeenkomst met industrielanden over uitstoot. Maar zelf ook wat doen,door energie besparen of groene. Beste is dus om met groene energie verder te gaan, weinig uitstoot. 15. Hoe zouden we de klimaatverandering kunnen verminderen? Energie besparen Als we klimaatverandering willen helpen tegengaan, dan is energiebesparing het meest effectief. Bewust omgaan met elektriciteit, brandstof en gas verlaagt de uitstoot van broeikasgassen uit ieder huishouden. Minder bekend is dat we ook via onze boodschappen het milieu een handje kunnen helpen. Voedselproductie veroorzaakt namelijk een derde van de wereldwijde uitstoot van CO2. Milieu Centraal heeft vuistregels voor een milieubewust eetpatroon opgesteld. Groene energie kiezen Helemaal geen energie verbruiken is voor een gewoon huishouden geen optie. Maar we helpen toch klimaatverandering tegen te gaan als we kiezen voor Into the future duurzame bronnen van energie, zoals zonnepanelen en zonneboilers. Milieubewuste voeding Bij een bezoek aan de supermarkt kunnen we het milieu een handje helpen - en niet alleen door plastic tasjes te weigeren. Twintig tot dertig procent van de milieubelasting door consumenten hangt namelijk samen met voedsel(productie). Natuurlijk kunnen we niet ophouden met eten. Maar we kunnen wel kiezen voor seizoensgroenten, en we kunnen voedselverspilling voorkomen door slim boodschappen te doen. Onderzoeksrapport: Klimaatcompensatie Het is ook mogelijk om de uitstoot van broeikasgassen te compenseren, door de aanplant van nieuwe bossen en door beter beheer van bestaande bossen. Bomen en planten hebben namelijk CO2 nodig om te kunnen leven. Ze gebruiken koolstof (C uit CO2) en geven zuurstof (O2) af aan de lucht. Bosbouwkundigen kunnen nauwkeurig uitrekenen hoeveel koolstof bomen kunnen vastleggen. 15
  • 16. Conclusie: klimaat verandering is groot probleem. Doel van verdrag is om concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren en om menselijke invloed op klimaat te voorkomen. Er worden afspraken gemaakt over uitstoten van CO2 e.d. Wereldwijde afspraken, maar ontwikkelingslanden worden financieel e.d. bij gestaan om uiteindelijke uitstoot ook minder te krijgen. Europa maakt ook afspraken in dit verdrag, van 2008 tot 2012 moet uitstoot met 8 % dalen. Landen die een emissieverplichting op zich nemen kunnen makkelijk voldoen aan de vermindering van de uitstoot. Landen zijn gezamenlijk verplicht te voldoen aan gemaakte afspraken, allemaal gericht op klimaat. Nederlandse energie verbruik neemt nog steeds toe, met namen industriële sector en vervoerssector is moeilijk terug te dringen. 16. Wat houd het klimaaltverdrag en beleid in? Klimaatverdrag Klimaatverandering werd erkend als het grootste wereldwijde milieuprobleem tijdens een conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, in Rio de Janeiro in 1992. Oorzaak bleek het versterkte broeikaseffect door de uitstoot van broeikasgassen (met name CO2 door verbranding van steenkool, aardolie en aardgas). Een groot aantal landen, waaronder Nederland, sloot in Rio de Janeiro het Klimaatverdrag. Doel van het Klimaatverdrag was de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren om de menselijke invloed op het klimaat te voorkomen. Als eerste stap verplichtten de industrielanden zich om de uitstoot van CO2 in 2000 terug te brengen naar het niveau van 1990. Kyoto Tijdens de klimaatbijeenkomst in Kyoto in 1997 gingen de industrielanden nog een stapje verder. De landen spraken af om de uitstoot van broeikasgassen in 2010 met ruim vijf procent te verminderen, ten opzichte van het niveau in 1990. Voordat dit Kyotoprotocol in werking kon treden, moest een minimaal aantal landen akkoord gaan. Aan die eis werd voldaan toen eind 2004 ook Rusland het Kyotoprotocol ratificeerde. Begin 2005 trad het protocol in werking; het loopt af in 2012. Aan een nieuw protocol wordt gewerkt; de landen hopen eind 2009 een (post-Kyoto) akkoord te kunnen sluiten. Into the future Hulp voor ontwikkelingslanden Ontwikkelingslanden hoeven volgens het Kyotoprotocol hun uitstoot niet te reduceren. Zij krijgen wel hulp (kennis, techniek en geld) om een economische ontwikkeling mogelijk te maken die gepaard gaat met minder uitstoot van broeikasgassen, om zo de gevolgen van klimaatverandering te bestrijden. Onderzoeksrapport: Europa: verkoop CO2-credits De lidstaten van de Europese Unie hebben zich in Kyoto verplicht om tussen 2008 en 2012 de uitstoot (emissie) van broeikasgassen te verminderen met gemiddeld acht procent ten opzichte van de uitstoot van 1990. Sommige landen die de emissieverplichting op zich hebben genomen, kunnen gemakkelijk voldoen aan de uitstootvermindering; zij kunnen het emissie-overschot (CO2-credits) verkopen aan landen die daar moeilijk aan kunnen voldoen. 16
  • 17. Maatregelen en CO2-emissiehandel Nederland heeft zich verplicht tot een gemiddelde broeikasgasvermindering van zes procent (tussen 2008 en 2012) ten opzichte van 1990. De Nederlandse overheid heeft voor de komende jaren een uitgebreid pakket maatregelen vastgesteld. Afspraken met de industrie bijvoorbeeld om schonere technologie te stimuleren. De energiesector investeert in schone energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie. En huishoudens gaan meer betalen voor elektriciteit en aardgas door de Regulerende Energiebelasting (REB). Nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan een steeds strengere Energieprestatienorm. Import laat uitstoot 'dalen' Sinds kort daalt de Nederlandse CO2-uitstoot. Dat komt omdat we steeds meer elektriciteit importeren: de broeikasgassen die ontstaan bij het opwekken van elektriciteit, komen namelijk op rekening van het producerende land. Het Nederlandse energiegebruik neemt nog steeds toe. Met name de uitstoot van de industriële sector en de vervoerssector is moeilijk terug te dringen. Conclusie: klimaat verandering is groot probleem. Doel van verdrag is om concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren en om menselijke invloed op klimaat te voorkomen. Er worden afspraken gemaakt over uitstoten van CO2 e.d. Wereldwijde afspraken, maar ontwikkelingslanden worden financieel e.d. bij gestaan om uiteindelijke uitstoot ook minder te krijgen. Europa maakt ook afspraken in dit verdrag, van 2008 tot 2012 moet uitstoot met 8 % dalen. Landen die een emissieverplichting op zich nemen kunnen makkelijk voldoen aan de vermindering van de uitstoot. Landen zijn gezamenlijk verplicht te voldoen aan gemaakte afspraken, allemaal gericht op klimaat. Nederlandse energie verbruik neemt nog steeds toe, met namen industriële sector en vervoerssector is moeilijk terug te dringen. 17. Wat is de juiste omschrijving over de betekenis van het begrip „peak oil‟? Zodra de productie van bijvoorbeeld aardolie niet langer gelijke tred kan houden met de toenemende vraag naar aardolie, zal een alternatieve energiebron beschikbaar moeten zijn om economische crisis te voorkomen. Het punt waarop de totale productie van aardolie het maximum bereikt, wordt Peak Into the future Oil genoemd. Na dat punt zal de productie afnemen en ook in de toekomst niet meer stijgen. Voorspellingen ten aanzien van Peak Oil lopen ver uiteen, net als inschattingen van de ernst van het fenomeen. Feit is wel dat het maximum in de olieproductie zich veel eerder zal aandienen dan het punt waarop de olievoorraad daadwerkelijk eindig zal blijken. Dat houdt in concrete zin in dat wanneer de toereikendheid van bijvoorbeeld de beschikbare hoeveelheid aardolie is vastgesteld en zelfs een jaartal is toegekend aan de "maximale levensduur", dat die tijdspanne niet overeenkomt met het uitstel tot een eventuele energiecrisis. Onderzoeksrapport: Conclusie: Het punt waarop totale productie van aardolie het maximum bereikt heet peak oil. Na dat punt zal de productie ervan afnemen en niet meer stijgen. Feit is dat maximum van olieproductie eerder zal aandienen dan olievoorraad zal eindigen. Kan inhouden dat er door aardolie te kort een energiecrisis kan ontstaan. 17
  • 18. 18. Welke feiten zijn bekend als het gaat over de maximale levensduur van de productie en wereld reserves van de fossiele brandstoffen? De vraag naar olie stijgt, het aanbod zal afnemen. Onder invloed van voortzettende bevolkingsgroei en groei van de wereldeconomie zal de totale wereld energiebehoefte in de 21e eeuw stijgen. Vanwege de sterke afhankelijk van fossiele brandstoffen zal op korte termijn in de toegenomen vraag naar energie moeten worden voorzien door een verdere stijging van de productie van aardolie, aardgas en steenkool. De huidige economisch winbare voorraad fossiele brandstoffen is eindig. Ook de voorraad technisch winbare fossiele brandstoffen is eindig. Een stijging van de productie van aardolie, aardgas en steenkool kan dus niet ongelimiteerd doorgaan. Een correcte inschatting van de omvang van de wereld energievoorraden is lastig te maken vanwege mogelijke politieke en economische belangenverstrengeling en vanwege technische onzekerheden met betrekking tot aantoonbaarheid van de exacte omvang en inschatting van de winbaarheid. Het is evenwel zeer waardevol om een beeld te krijgen van de omvang en met name de toereikendheid van de totale voorraad fossiele brandstoffen, omdat dan ook een inschatting gemaakt kan worden van de noodzaak om te investeren in andere, wellicht duurzame energiebronnen. Conclusie: Vraag naar olie stijgt, aanbod neemt af. Totale energie behoefte in 21 stijgt, door toename wereldbevolking. Tot nu toe sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen. Stijgen van gebruik van aardolie, aardgas en steenkool kan niet ongelimiteerd doorgaan. Stijging van wereldwijde voorraden is moeilijk weer te geven. Verschillende factoren als politiek, economische belangenverstrengeling en technische onzekerheden m.b.t. inschatting van winbaarheid. Het zou wel fijn zijn als dat wel het geval was, kan men inschatting maken voor investeren van wellicht duurzame energie. Veel onzekerheid dus. 19. Welke mogelijkheid biedt zicht aan om een helder beeld te krijgen over de wereld energie reserves naast alle „speculatieve‟ en „bewezen voorspellingen‟? Into the future Om bij de geldende onzekerheden toch een overzichtelijk beeld te krijgen van de omvang van de wereld energiereserves, kan een onderscheid gemaakt worden tussen "bewezen reserves" en "speculatieve reserves". In de studie "An Assessment of world hydrocarbon resources" definiëert de Duitse energiedeskundige Dr. Hans- Holger Rogner, onder andere werkzaam bij het Internationaal Atoom Energie Agentschap, de bewezen reserve als het deel van de conventionele reserve, waarvan zowel het voorkomen als de winbaarheid zijn aangetoond. De speculatieve reserve vormt het overige deel van de conventionele reserve, een samenvoeging van de Onderzoeksrapport: "geschatte" en de speculatieve voorraad. Verder zijn er nog omvangrijke, onconventionele voorraden fossiele brandstof, die wat betreft economische en technische winbaarheid sterk afwijken van de conventionele voorraad, vaak ook sterk speculatief zijn, of in vorm sterk afwijken, bijvoorbeeld teerzanden en gashydraten. De onconventionele reserve worden in dit document verder buiten beschouwing gelaten. 18
  • 19. Conclusie: Er kan wel een inschatting gemaakt worden over voorraden. Onderscheid tussen bewezen reserves en speculatieve reserves. Hans- Holger Rogner heeft eraan gewerkt. Er zijn conventionele reserves en onconventionele voorraden. De speculatieve reserve vorm het overige deel van de conventionele reserve, dat is een samenvoeging van geschatte en speculatieve voorraad. Ook zijn er omvangrijke onconventionele voorraden fossiele brandstoffen, wijken af van conventionele voorraad. Dus wel speculatie en matig bewezen reserves. 20. Welke toekomstverkenning heeft het Milieu en Natuur Planbureau gemaakt van de maximale toereikendheid van de voorraad fossiele brandstoffen (aardolie, aardgas en steenkool). Het Milieu en Natuur Planbureau heeft de gegevens over energiereserves uit het rapport van Rogner per energiebron uitgedrukt in het energieverbruik van het jaar 2000. Uitgaande van een gelijkblijvend energieverbruik kan zo een toekomstverkenning worden gemaakt van de maximale toereikendheid van de voorraad aardolie, aardgas en steenkool, zoals afgebeeld in onderstaande figuur. Into the future Onderzoeksrapport: Uit de figuur blijkt zowel het aanzienlijke verschil tussen bewezen en speculatieve reserves, alsook een duidelijk verschil in toereikendheid per energiebron. 19
  • 20. 21. Welke voorspelling word er gedaan over de reserves van aardolie? De totale bewezen voorraad aardolie kan bij een gelijkblijvende consumptie de wereld nog maximaal 43 jaar van olie voorzien. Mocht echter de volledige speculatieve reserve daadwerkelijk bestaand en winbaar zijn, kan daar nog 82 jaar bij worden opgeteld. De wereld zou dan, rekenend vanaf het jaar 2000, nog 125 jaar van olie kunnen worden voorzien. (In werkelijkheid wordt in de 21e eeuw een aanzienlijke stijging van de olieconsumptie verwacht waardoor het aanbod niet meer in de vraag zal kunnen voorzien, ver voor het jaar 2125.) 22. Welke voorspelling wordt er gedaan over de olieconsumptie tot 2025? Olie wordt duurder, olie wordt schaarser. Een van de drijvende krachten achter de stijging van de olieprijs is de toename van de olieconsumptie. In de onderstaande figuur is een voorspelling afgebeeld ten aanzien van de wereld olieconsumptie vanaf 2002. De gegevens zijn afkomstig uit de International Energy Outlook 2005 van de Amerikaanse Energy Information Administration. Into the future Volgens de voorspelling zal de olieconsumptie van de wereld in de periode tussen 1990 en 2025 min of meer gelijkmatig stijgen. Over de toekomstprojectie van 2002 tot 2025 zal de olieconsumptie met gemiddeld 1,9% per jaar toenemen. In 2025 zal de gemiddelde olieconsumptie van de hele wereld 52% hoger zijn dan in 2002. De totale olieconsumptie bedraagt dan 119,2 miljoen vaten per dag. Onderzoeksrapport: Dit figuur presenteert een vergelijking van de ontwikkeling van de olieconsumptie van West-Europa en China. 20
  • 21. Volgens de voorspelling van de EIA blijft de olieconsumptie van West-Europa in de periode tot 2025 vrijwel constant, met een toename van slechts 8%. In dezelfde periode neemt de olieconsumptie van China met maar liefst 173% toe. In 1990 was de olieconsumptie van West- Europa nog 4,5 keer zo groot als die van China. In 2025 zal het verschil zijn teruggelopen tot 5%. In West-Europa verbruiken we dan 14,9 miljoen vaten olie per dag, terwijl de olieconsumptie van China 14,2 miljoen vaten per dag zal bedragen. Conclusie: West-Europa olieconsumptie stijgt met 8%, in China neemt toe met 173%. China bijna even grote energie verbruiker als heel West-Europa. Volgens de voorspelling zal de olieconsumptie van de wereld in de periode tussen 1990 en 2025 min of meer gelijkmatig stijgen. Over de toekomstprojectie van 2002 tot 2025 zal de olieconsumptie met gemiddeld 1,9% per jaar toenemen. In 2025 zal de gemiddelde olieconsumptie van de hele wereld 52% hoger zijn dan in 2002. De totale olieconsumptie bedraagt dan 119,2 miljoen vaten per dag. Er is dus grote stijging zichtbaar. Olie wordt duurder, olie wordt schaarser. Een van de drijvende krachten achter de stijging van de olieprijs is de toename van de olieconsumptie 23. Welke voorspelling wordt er gedaan over de reserves van aardgas? De bewezen voorraad aardgas is iets groter, voldoende om de wereld bij gelijkblijvend aardgasverbruik nog 61 jaar te voorzien, of, met meerekening van de Into the future volledige speculatieve reserve, zelfs nog 214 jaar. Conclusie: Voorraad aardgas is groter, kunnen we nog 61 jaar mee doen. Met meerekening van speculatieve reserve nog 214 jaar. 24. Welke voorspelling wordt er gedaan over de reserves van steenkool? Onderzoeksrapport: De voorraad steenkool is veruit het grootst. Zelfs de bewezen reserve zou de wereld, bij gelijkblijvend steenkoolverbruik, nog 180 jaar kunnen voorzien. Mocht ook de volledige speculatieve reserve winbaar blijken, kan daar nog 502 jaar steenkoolverbruik aan worden toegevoegd, zodat de aarde maximaal tot het jaar 2682 van steenkool kan worden voorzien. (In werkelijkheid zal ook het steenkoolverbruik in de nabije toekomst aanzienlijk stijgen.) 21
  • 22. Conclusie: Voorraad van steenkool is grootst van alle energiebronnen. Kan wereld nog 180 jaar voorzien. Mochten speculaties reserve waar zijn ,kunnen we nog 502 jaar steenkool verbruiken. Ook steenkool verbruik neemt snel toe. 25. Welke voorspelling wordt er gedaan over het steenkoolverbruik tot 2025? Steenkool was de belangrijkste energiebron in de tijd van de industriële revolutie. Het roept een beeld op van oude, grauwe en sterk vervuilende industrie. Het is moeilijk voorstelbaar dat steenkool een belangrijke energiebron zou zijn in de toekomst. Toch zal het verbruik van steenkool wereldwijd alleen maar toenemen. De realiteit is dat steenkool goedkoop is en dat de beschikbare voorraden veel langer toereikend zijn dan de voorraden aardolie en aardgas. Wereldwijd werd in 2002 maar liefst 5800 miljoen ton steenkool verbrand, voornamelijk in elektriciteitscentrales. Volgens de Amerikaanse Energy Information Administration zal het steenkoolverbruik in 2025 gestegen zijn tot maar liefst 9068 miljoen ton, een toename van 56% in slechts 23 jaar. Belangrijke verbruikers van steenkool zijn China, de Verenigde Staten en Rusland. De onderstaande figuur presenteert een voorspelling van de ontwikkeling van het Into the future steenkoolverbruik in de genoemde landen in de periode van 1990 tot 2025. Het steenkoolverbruik van Rusland was in 1990 509 miljoen ton per jaar. In 2025 is dat afgenomen tot 317 miljoen ton. De afname lijkt volledig veroorzaakt door de economische achteruitgang na de val van de Sovjetunie. In de periode tussen 2002 en 2025 neemt het verbruik van steenkool in rusland weer licht toe. In de Verenigde Staten werd in 1990 jaarlijks 996 miljoen ton steenkool verbrand. In 2025 is dat gestegen tot 1659 miljoen ton, een toename van 67%. China verbruikte in 1990 al 1239 miljoen ton steenkool per jaar. Volgens de voorspelling van het EIA zal dat in Onderzoeksrapport: 2025 met 188% zijn gestegen, tot een steenkoolverbruik van 3574 miljoen ton. Conclusie: Volgens de Amerikaanse Energy Information Administration zal het steenkoolverbruik in 2025 gestegen zijn tot maar liefst 9068 miljoen ton, een toename van 56% in slechts 23 jaar. Vooral China, VS en Rusland gebruiken veel. Het steenkoolverbruik van Rusland was in 1990 509 miljoen ton per jaar. In 2025 is dat afgenomen tot 317 miljoen ton. Komt daar economische achteruit gang. In de 22
  • 23. Verenigde Staten werd in 1990 jaarlijks 996 miljoen ton steenkool verbrand. In 2025 is dat gestegen tot 1659 miljoen ton, een toename van 67%. China verbruikte in 1990 al 1239 miljoen ton steenkool per jaar. Volgens de voorspelling van het EIA zal dat in 2025 met 188% zijn gestegen, tot een steenkoolverbruik van 3574 miljoen ton. Alleen maar toenamen van energieverbruik 27. Wat is duurzame energie? Duurzame energie is energie die is opgewekt op een milieu vriendelijk manier. Dit is steeds belangrijker aan het worden omdat onze fossiele brandstoffen aan het opraken zijn en de temperatuur op aarde steeds meer aan het stijgen is door overmatige uitstoot van CO2. Volgens deskundigen zullen er in 2030 meer dan 8.3 miljard mensen rondlopen op aarde. Daarom is er steeds meer aandacht aan het ontstaan voor duurzame energie, zodat de aarde ook leefbaar zal blijven voor de komende generaties. Voorbeelden van duurzame energie Sinds duurzame energie steeds belangrijker aan het worden is onze hedendaagse maatschappij, zijn er steeds meer manieren ontwikkeld om op een duurzame manier energie op te wekken. Voorbeelden hiervan zijn biobrandstof, geothermische energie, zonne-energie, windenergie en het halen van energie uit water. Biobrandstof Het maken van biobrandstof kan op meerdere manieren. Er zijn manieren die gebaseerd zijn op fotosynthese, ook zijn er andere methoden ontwikkeld om aardgas, benzine en diesel te kunnen creëren van bio- afval. Dit bio- afval is bijvoorbeeld slachtafval of overmatige hoeveelheden compost. Hierbij wordt dit afval in een grote afgesloten container gedumpt. De gassen die ontstaan onder het rottingsproces kunnen gebruikt worden als brandstof. Energie uit water Energie kan uit (stromend) water worden gehaald door middel van stuwmeren of snelstromende rivieren. Men laat het snelstromende water dan langs grote dynamo's lopen die hierdoor in beweging worden gezet. Het grote nadeel van deze stuwmeren is dat ze een relatief makkelijk doelwit zijn voor terroristen en Into the future aardbevingen. Als een stuwdam breekt of lek raakt kan het hele gebied onder de stuwdam direct overstromen. Windenergie Windenergie kan opgewekt worden door windmolens. Deze lange molens zijn zo hoog dat ze makkelijk in de winderige gebieden kunnen komen. Daarom kunnen windmolens makkelijk draaien, ook al waait het "hier op aarde'' maar een klein beetje. Op het moment wordt een gigantisch windpark gerealiseerd op de Onderzoeksrapport: Noordzee, een aantal kilometer uit de Nederlandse kust. Geothermische energie Geothermische energie is gebaseerd op het onttrekken van de warmte van de aarde en hierdoor energie op te wekken. Denk hierbij aan vulkanen of andere plaatsen waar magma dicht aan de aardoppervlakte voorkomen. Een nadeel hiervan is dat vulkanen af en toe uitbarsten. Hierdoor zijn er maar weinig ondernemers die er iets voor voelen om een fabriek te bouwen naast een vulkaan. 23
  • 24. Zonne-energie Zonne-energie kan wordt opgewekt door zonnepanelen. Op deze zonnepanelen zitten allemaal kleine cellen die het zonlicht omzetten in kleine elektrische schokken. Deze schokken vormen bij elkaar een hoeveelheid energie. Als je zonnepanelen op je dak hebt staan en de zon schijnt op een zomerse dag, kan het soms zo zijn dat de meter in je meterkast gaat teruglopen omdat je meer stroom produceert dan verbruikt. Conclusie: Duurzame energie is op milieuvriendelijke manier wordt opgewekt. Voorbeelden: biobrandstof :er wordt dat van afval energie opgewekt. Uit water: door water door grote dynamo‟s te laten stromen en die komen in beweging. Windenergie: door windmolens energie opwekken. Geothermische: onttrekken van warmte uit de aarde en hierdoor energie. Zonne-energie: door bijv. zonnepanelen,zetten warmte om in elektrische schokken,die vormen energie. Meterkast kan terug lopen, meer energie dan dat je daadwerkelijk verbruikt. 28. Welke verschillende soorten energie zijn er tot op heden? Energie is een eerste levensbehoefte. Iedereen gebruikt het. Om aan deze behoefte te kunnen blijven voldoen zijn er verschillende methodes om energie op te wekken. Daarnaast investeren de overheden veel middelen in onderzoeken naar nieuwe energiebronnen, energiebesparing en de ontwikkeling van schonere energie liggen hieraan ten grondslag. Hieronder treft u de omschrijvingen van de verschillende duurzame energie soorten. Fossiele brandstoffen Windenergie Zonne-energie Waterkracht Getijdenenergie Biomassa Aardwarmte Into the future Kernenergie Fossiele brandstoffen Fossiele brandstoffen zijn de meest conventionele brandstoffen van dit moment. De huidige energievoorziening wordt voornamelijk opgewekt middels de verbranding van olie kolen en gas. Deze methode kent een groot scala aan nadelen. De meest voorname is wel de schade die aan het milieu wordt toegebracht. De boosdoeners zijn in dit geval de schadelijke gassen als CO2 die tijdens het verbrandingsproces Onderzoeksrapport: vrijkomen. Dit noemt men ook wel het "broeikaseffect". Een ander nadeel van deze methode is te vinden in het feit dat de voorraad fossiele brandstoffen die de aarde herbergt niet onuitputtelijk is. Dit is dan ook een belangrijke reden om op zoek te gaan naar andere, meer milieuvriendelijke, methoden om energie op te wekken. De kosten van deze productie methode is echter voordeliger dan de opwekking van duurzame energie. 24
  • 25. Windenergie Het is een steeds vertrouwder aangezicht. Windmolens aan de horizon. Windenergie is één van de meest bekende vormen van duurzame energie. Doormiddel van windturbines wordt luchtverplaatsing omgezet in elektriciteit. Momenteel worden er windmolenparken aan de zeelijn of zelfs in zee geplaatst. Zonne-energie Zonne-energie, iedereen maakt er gebruik van. Is het niet alleen passief, dan wel actief. Het laten drogen van de was in het zonlicht is een voorbeeld van passief gebruik. Als we het hebben over actieve afname van zonne-energie dan hebben we het over het gebruik van bijvoorbeeld zonnepanelen of zonnecellen. Zonnepanelen zijn geschikt voor het verwarmen van water en zonnecellen zetten zonne-energie om in elektriciteit. Waterkracht De opwekking van elektriciteit door gebruik te maken van waterbeweging, ook wel waterkracht genoemd, gebeurt met behulp van stuwmeren en in rivieren. Stromend of vallend water wordt doormiddel van buizen naar een turbine geleid welke deze energie gebruikt om elektriciteit te genereren. Wanneer dit proces toegepast wordt in rivieren spreken we van "kleine waterkracht". Aangezien er in Nederland geen grote hoogteverschillen zijn wordt er alleen maar gebruik gemaakt van deze kleine waterkracht. De mogelijkheid tot het aanleggen van stuwmeren, welke kunnen worden aangewend voor grote waterkracht, is immers door het gebrek aan hoogteverschillen niet mogelijk in ons land. Getijdenenergie Deze methode lijkt op de bovenstaande waterkracht- methode. Ook hier is het de beweging van het water die energiewinning mogelijk maakt. Op plaatsen met een groot getijverschil (het hoogteverschil van de zeespiegel tussen eb en vloed) of doormiddel van golfbeweging is het mogelijk om energie op te wekken uit de zich verplaatsende watermassa's. Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloed onder water liggende generatoren. Deze zetten de bewegingsenergie van het water om in elektriciteit. Into the future Biomassa De opwekking van energie doormiddel van biomassa valt ook onder de noemer "duurzame energieproductie". Biomassa-energie kan worden gegenereerd door verbranding van bijvoorbeeld het afval dat vrijkomt in bijvoorbeeld de houtverwerking industrie, bosbouw en landbouw. Tegenwoordig worden er echter ook speciale gewassen geteeld die bij verbranding biomassa-energie produceren. Het biomassa- proces omvat een groot gedeelte van de duurzame energie die in Onderzoeksrapport: Nederland afgenomen wordt. Het milieuvriendelijke aspect van deze methode is te vinden in het feit dat de CO2 uitstoot bij verbranding van biomassa beperkt is. Aardwarmte Misschien wel de minst bekende vorm van duurzame energie op dit moment. Het middelpunt van de aarde bestaat magma en lava, en geeft enorme hoeveelheden warmte en dus energie af. Middels een geleidingsproces transporteert men deze energie naar de oppervlakte. Bij dit proces dient water als geleider. Het water wordt 25
  • 26. honderden meters de aarde in gepompt en verwarmd door de aanwezige aardwarmte. Vervolgens pompt men het verwarmde water weer naar de oppervlakte. De potentiële energie die via deze methode kan worden gewonnen is vele malen groter dan hetgeen men kan produceren met fossiele brandstoffen. Kernenergie Kernenergie, volgens sommigen de energie van de toekomst, volgens anderen een enorm gevaar voor diezelfde toekomst. Kernenergie is momenteel de meest omstreden vorm van energie. Bij deze vorm van energieopwekking produceert men warmte doormiddel van kernsplitsing waarmee water omgezet wordt in stoom. Deze stoom wordt vervolgens gebruikt om turbines aan te drijven welke elektriciteit produceren. Kernenergie heeft als voordeel dat er geen sprake is van CO2 uitstoot. Het is dus minder belastend voor het broeikaseffect dan het gebruik van fossiele brandstoffen. Bij dit proces heerst er echter wel een ander probleem. Er komt namelijk radioactief afval uit voort wat gevaarlijk is voor zowel mens als milieu. Daarnaast kan het honderden of zelfs duizenden jaren duren voor dit afval zijn radioactiviteit verliest. Er is sprake van hoogradioactief en laagradioactief afval. Dit afval dient dus zeer zorgvuldig opgeslagen te worden totdat men een efficiëntere oplossing heeft voor dit probleem. Conclusie: Fossiele brandstoffen :Een ander nadeel van deze methode is te vinden in het feit dat de voorraad fossiele brandstoffen die de aarde herbergt niet onuitputtelijk is. En het zorgt voor veel vervuiling. Het wordt wel veel gebruikt. Windenergie: door windmolens energie opwekken. Een van de meest gebruikte duurzame energie- methodes. Zonne-energie: Zonnepanelen zijn geschikt voor het verwarmen van water en zonnecellen zetten zonne-energie om in elektriciteit. Waterkracht: De opwekking van elektriciteit door gebruik te maken van waterbeweging, ook wel waterkracht genoemd, gebeurt met behulp van stuwmeren en in rivieren. Getijdenenergie : Het zeewater passeert dan bij de eb- en vloed onder water liggende generatoren. Deze zetten de bewegingsenergie van het water om in elektriciteit. Biomassa :biobrandstof er wordt dat van afval energie opgewekt Into the future Aardwarmte : onttrekken van warmte uit de aarde en hierdoor energie. Kernenergie : Bij deze vorm van energieopwekking produceert men warmte doormiddel van kernsplitsing waarmee water omgezet wordt in stoom. Er komt wel radioactief afval vrij en is schadelijk. 29. Waarom duurzame energie? We zijn niet alleen aan het zoeken naar nieuwe (duurzame) energiebronnen omdat Onderzoeksrapport: de fossiele brandstoffen op raken, maar vooral ook omdat deze fossiele brandstoffen blijvende schade toebrengen aan ons milieu. Bij de verbranding van deze brandstoffen komen immers schadelijke gassen vrij. Op onze aarde komen deze gassen o.a. neer in de vorm van zure regen. Zure regen verontreinigt grote gebieden met bossen en meren, waardoor de bomen en vissen e.d. dood gaan. Eén van die gassen die bijdraagt aan het broeikaseffect is CO2. Hierdoor wordt de dampkring van de aarde geleidelijk verwarmd. Dit kan zelfs tot een verandering van 26
  • 27. ons klimaat leiden. Sommige mensen beschouwen het gebruik van kernenergie als een schoon en veilig alternatief voor fossiele brandstoffen, maar kernenergie levert weer een erg gevaarlijk afvalproduct op. Bovendien is kernenergie afhankelijk van de voorraad uranium en deze raakt, naar men verwacht, binnen 50 jaar uitgeput. De inzet van duurzame energiebronnen levert echter geen schadelijke uitstoot en het blijft altijd beschikbaar en dus bruikbaar. Een uitzondering hierop is biomassa. Bij verbranding hiervan komen er wel schadelijke gassen vrij, deze zijn echter even groot als in andere levenscycli. Duurzame energiebronnen hebben twee grote voordelen ten opzichte van conventionele, fossiele brandstoffen zoals aardgas en kolen. Nooit op De bronnen gaan allereerst nooit op: wind, zonlicht en warmte diep onder de aardkorst, zijn er altijd. Energie uit biomassa maakt gebruik van organische materialen zoals groente- fruit- en tuinafval, hout en palmolie. Het kost wat tijd om die weer te telen of produceren, maar in principe groeien die 'bronnen' in relatief korte tijd weer aan. De vorming van de fossiele brandstoffen in hoeveelheden zoals die we nu gebruiken, kost miljoenen jaren. Daarom heten ze in de praktijk eindige bronnen: als ze op raken, kunnen we niet wachten op de vorming van nieuwe olie, aardgas of steenkool. Minder CO2 Ander voordeel is dat bij de productie van duurzame energie minder CO2 vrijkomt. Het omzetten van zonlicht in elektriciteit, of het opwarmen van water met warmte uit de aardkorst, levert helemaal geen CO2 op. Wel is voor de productie van zonnecellen en andere duurzame energievoorzieningen zoals windmolens of warmtepompen, energie nodig uit fossiele brandstoffen. Daarom draagt ook duurzame energie een (klein beetje) bij aan klimaatverandering. In de tabel staat de hoeveelheid CO2 die vrijkomt bij de productie van 1 kWh elektriciteit door verschillende energiebronnen. Als uit een bron ook andere broeikasgassen dan CO2 vrijkomen, zijn deze omgerekend naar hun equivalent in CO2 om de vergelijking helder te houden. Olie staat er niet bij; dat wordt niet of nauwelijks gebruikt voor elektriciteitsproductie. Into the future Conclusie: Het raakt nooit op, al moeten er nog wel veel vorderingen gemaakt worden. Het is beter voor het milieu want het levert minder CO2 uitstoot. Oneindig doorgaan met fossiele brandstoffen zit er niet meer in. Dit kan niet blijven voortvloeien 30. Wat wordt er door de overheid gedaan om duurzame energie te stimuleren? Om het ontwikkelingsproces van duurzame energiebronnen te bevorderen heeft de Onderzoeksrapport: Nederlandse staat een verantwoordelijke rol op zich genomen. Zo zal een subsidie op bijvoorbeeld zonnepanelen een enorme impact hebben op het gebruik ervan. Desondanks zijn er nog genoeg ontwikkelingen die niet worden gesteund. Dit kan namelijk een verstorende werking hebben op de markt en bedrijven worden misschien minder prestatiegericht. Daarnaast zijn de uitgangspunten van politieke partijen over duurzame energie erg variërend en vaak ook afhankelijk van opiniepeilingen. 27
  • 28. De duurzame ontwikkelingen die duidelijk voor de consument zichtbaar zijn: o Subsidie zonnepanelen en zonnecollectoren. o Subsidie op gebruiksvriendelijk auto's. o Stimuleren openbaar vervoer. o Stimuleren van de OV- fiets. Er zijn diverse subsidies en overheidsprogramma‟s om duurzame energie-systemen in een woning te stimuleren. Deze kunnen per jaar verschillen. Naast de landelijke regelingen zijn er soms ook lokale subsidieregelingen, bijvoorbeeld van provincies, gemeenten of energiebedrijven. Hieronder vindt u de belangrijkste regelingen van dit moment. Zonnepanelen In de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) is zon-pv een van de categorieën die in aanmerking komt voor subsidie. U kunt die subsidie zelf aanvragen. De regeling biedt geen subsidie op de aanschaf van zonnepanelen (in 2009 voor systemen van 0,6 – 100 kWp). De regeling werkt met een vergoeding voor geproduceerde elektriciteit gedurende een periode van vijftien jaar. Belangrijk bij deze regeling is dus een goed werkend zonne- energiesysteem, omdat subsidie wordt verstrekt op basis van werkelijk geproduceerde elektriciteit. DE voor bestaande woningbouw De subsidieregeling „Duurzame warmte voor de bestaande woningbouw‟ biedt subsidie voor zonneboilers, warmtepompen en micro- wkk‟s. Subsidies en fiscale voordelen Particulieren en investeerders in bestaande woningen kunnen subsidie aanvragen. Op de website over de regeling vindt u productenlijsten waarvoor u subsidie kunt aanvragen. Groene hypotheekrente Bij de aankoop van een nieuwbouwwoning kan de koper onder bepaalde voorwaarden een duurzame energie- systeem meefinancieren in de hypotheek. De te Into the future betalen rente over het hypotheekdeel voor aanschaf van het duurzame energie- systeem, is fiscaal aftrekbaar. Om een groene hypotheek af te sluiten, moet de woning aan een aantal eisen voldoen op het gebied van duurzaam bouwen. Ook moet een groenverklaring zijn afgegeven voor de woning. De koper kan dan voor een periode van tien jaar geld lenen tegen een iets lagere rente. Het hypotheekbedrag is wel aan een maximum gebonden (maximaal 34.034 euro). Een groene hypotheek wordt meestal gecombineerd met een gewone hypotheek. Onderzoeksrapport: Groenfinanciering Consumenten kunnen ook geld groen beleggen. De meeste banken bieden „groene‟ spaar- of beleggingsvormen aan. En met het ingelegde geld kunnen banken duurzame investeringen die ondernemers doen, groen financieren. Groenfinanciering betekent belastingvoordeel. 28
  • 29. EIA Als ondernemer komt u onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de EIA- regeling van de overheid. EIA staat voor Energie Investering Aftrek. De regeling houdt in dat u onder bepaalde voorwaarden tot 44 procent van uw investering van uw fiscaal belastbare winst mag aftrekken. EOS- regelingen EOS (Energie Onderzoek Subsidies programma) van de overheid biedt bedrijven en kennisinstellingen financiële steun voor onderzoek en marktintroductie van DE. Er zijn verschillende EOS- regelingen, speciaal gericht op ondernemers uit het m. k .b. Ze geven een tegemoetkoming in kosten of een voorschot voor de opstartkosten. Vraag de EOS- adviseurs kosteloos en vrijblijvend om advies over de subsidiemogelijkheden. Conclusie: Er zijn verschillende fondsen en subsidies voor de groene energie mogelijkheden die er nu zijn. Maar groene energie is nog niet doorontwikkeld en daardoor beperkte financiële ondersteuning. De duurzame ontwikkelingen die duidelijk voor de consument zichtbaar zijn: o Subsidie zonnepanelen en zonnecollectoren. o Subsidie op gebruiksvriendelijk auto's. o Stimuleren openbaar vervoer. o Stimuleren van de OV- fiets. Daarnaast zijn er nog verschillende regelingen om groene energie te stimuleren. Of om in ieder geval de uistoot van CO2 te verminderen. Compleet teren op groene energie is onmogelijk, dan maar minderen. Zonnepanelen DE voor bestaande woningbouw Subsidies en fiscale voordelen Groene hypotheekrente EIA EOS- regelingen. 31. Wat is energieopslag en wat houdt het in? Into the future Wat is energieopslag? Zonnewarmte of winterkou kunnen ondergronds opgeslagen worden. Zo kan de winterkou gebruikt worden om in de zomer ruimtes te koelen. In de winter kan de zonnewarmte weer worden gebruikt voor verwarming. In beide gevallen wordt energie bespaard. Hoe werkt energieopslag? Onderzoeksrapport: In zandlagen op 25 tot 100 meter diepte wordt in afzonderlijke putten warmte of koude bewaard. De putten liggen 50 tot 150 meter uit elkaar. Ertussenin bevind zich een warmtewisselaar. Die zorgt ervoor dat 's zomers overtollige warmte uit een gebouw wordt opgeslagen in de ene put. Tegelijk onttrekt de wisselaar kou aan de andere put. Met die kou wordt het gebouw gekoeld. Is het water niet koud genoeg, dan zorgt een koelmachine voor een verdere daling van de temperatuur. En omgekeerd, als in de winter het water niet warm genoeg is, kan een warmtepomp worden gebruikt. 29
  • 30. Waar wordt energieopslag toegepast? Het wordt toegepast voor koeling en verwarmingsdoeleinden in kantoorgebouwen, industrie en land- en tuinbouw. Op dit moment eist het nog teveel investeringen om het te gebruiken in woningen. Wellicht wordt dit in de toekomst wel mogelijk. Een algemene vuistregel is dat de toepassing economisch rendabel is als de koudevraag minimaal 100 kW bedraagt. Voor een doorsnee kantoorgebouw komt dat overeen met circa 1500 à 2000 m ² bruto vloeroppervlak. Circa 90 procent van Nederland is geschikt voor de toepassing van energieopslag. Hoeveel moet energieopslag opleveren? In 2020 moet de hoeveelheid energie uit energieopslag zijn toegenomen tot het gasverbruik van circa 230.000 huishoudens. Dit is ongeveer 5 procent van de totale doelstelling voor duurzame energie. Conclusie: Warmte en kou kunnen worden opgeslagen. Kou kan in zomer voor koeling zorgen, en hitte en winter voor hitte. Kan energie bespaard worden. Putten liggen 50 tot 150 meter onder grond. Daartussen zit een warmtewisselaar. Die zorgt ervoor dat 's zomers overtollige warmte uit een gebouw wordt opgeslagen in de ene put. Tegelijk onttrekt de wisselaar kou aan de andere put. Met die kou wordt het gebouw gekoeld. Is het water niet koud genoeg, dan zorgt een koelmachine voor een verdere daling van de temperatuur. En omgekeerd, als in de winter het water niet warm genoeg is, kan een warmtepomp worden gebruikt. Wordt gebruikt voor koeling en warmte in bijv. kantoren. Eist te veel geld voor in woningen. 32. Wat zijn de huidige trends op het gebied van energie? Op Europees niveau is schaalvergroting en consolidatie volop in gang evenals het afsplitsen van netwerken. Sinds 1 juli 2007 is de Europese markt volledig geliberaliseerd. Europa streeft naar meer grensoverschrijdende stroom- en gasinfrastructuur die miljardeninvesteringen vergen. De regels voor de uitstoot van CO2-gas en de productie van groene stroom worden steeds strikter. De belangrijkste peilers van het energiebeleid blijven: Schoon, betrouwbaar en betaalbaar. Belangrijkste ontwikkelingen in 2010 zijn: Into the future o Wijziging elektriciteitswet en gaswet (oa congestie en balancering) door 2e kamer. o De negen regionale beheerders van gas- en stroomnetten in Nederland moeten samenwerken o Centrica wil het verkoopproces van de Nederlandse dochter Oxxio midden dit jaar afronden Onderzoeksrapport: Conclusie: Regels voor uitstoot CO2 en groene stroom nemen toe. 30
  • 31. 33. Welke rol zal duurzame energie in de toekomst gaan vervullen? Hoewel de voorraden aardgas en steenkool nog voor vele eeuwen toereikend zijn, wil men in de nabije toekomst in toenemende mate overschakelen op schone, duurzame energiebronnen. De belangrijkste motivatie om schone, duurzame energiebronnen te gebruiken, is een verlaging van de concentratie kooldioxide in de atmosfeer. Dit gas draagt bij aan de temperatuurverhoging op aarde (broeikaseffect). Veelbelovend als toekomstige schone, duurzame energiebronnen zijn energie van oceaangolven, getijde- energie, zonne-energie en aard- energie (geothermische energie). Ook biomassa is een duurzame energiebron. Het is een complex begrip. Want het materiaal varieert van hout en speciaal voor het doel gekweekte gewassen tot afval, mest en rioolslib. Door deze biomassa te verbranden, vergassen, vergisten of door broeien (pyrolyse) wordt energie opgewekt. Into the future Conclusie: Aardgas en steenkool nog vele eeuwen toereikend. Schone energie een optie,maar moet erg veel voor gebeuren, technologisch en economisch bijvoorbeeld. In de hele verre toekomst kunnen sommige vormen van schone energie mogelijk een voor een oplossing zorgen. Maar is niet zeer waarschijnlijk Onderzoeksrapport: 31
  • 32. 2.3.2 Nieuwe samenwerkingsverbanden Nieuwe samenwerkingsverbanden Into the future Onderzoeksrapport: 32
  • 33. 1. Op welke manier kunnen we relevante „nieuwe samenwerkingsverbanden‟ bedenken die van belang zijn bij het ontwikkelen van een toekomstscenario over de energie opwekkende stat in 2040 van het focusgebied „brainport‟? 2. Wat is de juiste omschrijving over het begrip „brainport‟? Brainport is Zuidoost-Nederland, met de stad Eindhoven en 20 omliggende gemeentes als kern. Van oudsher verrast dit gebied met technisch vernuft. Klassieke innovaties en toepassingen zijn onder andere de eerste overzeese radio-uitzending, elektronische muziek en de cd. Recentere voorbeelden zijn de LED-lamp, de 'wafer stepper', een champignonplukmachine, innovatieve vervoersystemen, en de MRI-scanner. Brainport huisvest de Technische Universiteit Eindhoven, de Design Academie, Fontys Hogescholen, het ROC, diverse andere gerenommeerde kennisinstituten en talloze innoverende bedrijven, waaronder „grote jongens‟ als Philips, DAF, ASML, TomTom en FEI. Deze groeiende concentratie van toptechnologie en kennisindustrie is geen toeval. Brainport is één van de toptechnologische „hotspots‟ van Europa. Dankzij unieke, met elkaar samenvallende, gunstige omstandigheden voor innovatie en economisch succes. Stichting Brainport: Stichting Brainport is een hecht samenwerkingsverband tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden in Brainport. Bestuursleden uit deze drie partijen vormen samen de 'Triple Helix'. De werkorganisatie van de stichting is Brainport Office. Ons doel: de internationale concurrentiepositie van Brainport uitbouwen als „hotspot‟ op het gebied van innovatieve toptechnologie. Als aanjager van innovatieve projecten dragen we bij aan economische structuurversterking. En als „promotor van Brainport‟ bouwen we – internationaal - aan een imago dat recht doet aan wat Brainport te bieden heeft. Conclusie: De regio Eindhoven/Zuidoost Brabant heeft de ambitie zich te ontwikkelen tot toptechnologische hotspot van Europa. Want dat draagt ertoe bij dat regio economisch floreert en dat het er goed ondernemen, werken, studeren en leven Into the future is. Om dit te bewerkstelligen werken bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid nauw samen. Dit komt onder andere tot uiting in diverse programma's en projecten die zij samen ontwikkelen en aansturen via de Stichting Brainport. Onderzoeksrapport: 33
  • 34. 3. Hoe zien de huidige samenwerkingsverbanden van „brainport‟ eruit? De mensen die in Brainport wonen, werken, studeren en ondernemen hebben een mentaliteit van „samen optrekken‟ en „open staan voor nieuwe ideeen‟. Ze gunnen elkaar succes. Daarom is er bijvoorbeeld een ongekend intensieve samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Met een gunstig ondernemersklimaat tot gevolg. Niet alleen voor grote internationals, maar ook voor het midden- en kleinbedrijf. Elkaar helpen, inspireren en tot inzichten brengen. Daar draait het om in Brainport. Zeker op high tech gebied geldt: samen kom je verder dan alleen. Want je kunt nooit alle specialistische kennis zelf in huis hebben. De oplossing is „open innovatie‟, zoals op de High Tech Campus: technologie bedrijven inspireren elkaar door bijvoorbeeld sámen onderzoek te doen en resultaten te delen. Ook 'over grenzen heen' bundelt Brainport de krachten. Het netwerk van bedrijven en kennisinstellingen strekt zich wereldwijd uit. Belangrijk is het Europese samenwerkingsverband ELAt (Eindhoven –Leuven – Aachen – triangle): een kennisdriehoek waarbinnen Brainport nauwe contacten onderhoudt met innovatiecentra en sterk staat als toptechnologieregio. In deze internationale omgeving is Brainport bovendien een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven en (kennis)werkers. Zij zijn van harte welkom. Om in het succes te delen en dat internationaal te helpen uitbouwen. Brainport maakt de „producten van morgen‟. Creating the Industries of the Future. En daarmee: welvaart en welzijn. Binnen én buiten de regio. Conclusie: Het economisch succes van Brainport is het resultaat van samenwerking. Regionaal, nationaal en internationaal. Tussen topwetenschappers uit allerlei disciplines. Tussen kennisindustrie en maakindustrie. Tussen producenten, designers en marketeers. En ook tussen concurrenten die elkaar 'een kijkje in de keuken' gunnen. Zij delen ideeën in de onderzoeksfase van productontwikkeling. Brainport nodigt uit tot open innovatie. Voorbeelden van belangrijke 'open innovatie versnellers' zijn High Tech Campus Eindhoven en de High Tech Automotive Campus in Helmond. High Tech Into the future Campus Eindhoven is 'de slimste vierkante kilometer van Nederland'. Meer dan 90 bedrijven en 8.000 onderzoekers, ontwikkelaars en ondernemers werken er samen aan de ontwikkeling van baanbrekende technologieën en producten. Uniek in Brainport is ook de intensieve 'triple helix' samenwerking tussen bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheid. Dit is de voedingsbodem voor veel publiek-private (R&D-)samenwerkingsmogelijkheden. Vertegenwoordigers van de triple helix zijn verenigd in Stichting Brainport, met als uitvoerende organisatie ontwikkelingsmaatschappij nieuwe stijl Brainport Onderzoeksrapport: Development. 34
  • 35. 4. Wat wordt er bedoeld met het begrip 'triple helix'? Jules Ruis werkte aanvankelijk 10 jaar in het bedrijfsleven (Caja en Philips) en was daarna ruim 25 jaar werkzaam als adviseur van het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven, speciaal belast met de strategische beleidsvorming op instellingsniveau. Jules Ruis ontwikkelde het Bewustzijns Besturings Model (BBM) dat als leidraad wordt gehanteerd in de Training Interactie Management (TIM), waarvan Jules Ruis de geestelijke vader is. De Training Interactie Management streeft naar vergroting van het innovatieve vermogen van een regio. De TIM wil samenwerking bevorderen tussen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven, de zogenaamde Triple Helix. Hij introduceerde het begrip 'Brainport' als kern van de regio beneden de grote rivieren en boven de Belgische taalgrens, het Benelux Middengebied. In 2009 richtte Jules Ruis de Stichting TopOpleidingen (STOP) op. Bij deze stichting is vanaf 2009 o.a. de verzorging van de vernieuwde Topopleiding Interactie Management(TIM) ondergebracht. Ruis was bijna 15 jaar vicevoorzitter van het Rode Kruis van de afdeling Eindhoven en omstreken. Jules Ruis is voorzitter van de in 2004 opgerichte stichting Vrienden van het Evoluon, die streeft naar het positioneren van het Evoluon als thuishaven van de high tech kennisindustrie in Zuidoost- Nederland en Vlaanderen. Jules Ruis is getrouwd en heeft twee kinderen. Conclusie: Het begrip Brainport is ontwikkeld door Jules Ruis en wordt bedoeld als kern van de regio beneden de grote rivieren en boven de Belgische taalgrens. Dit samenwerkingsverband bestaat uit de triple helix het samenwerkingsverband tussen de kennisinstellingen, de overheid en het bedrijfsleven uit de regio die benoemd staat als brainport. Into the future Onderzoeksrapport: 35
  • 36. 5. Hoe is de „triple Helix ontstaan? Gedreven door de problemen bij DAF en Philips in de jaren negentig ontstond de behoefte aan een meer duurzame samenwerking tussen kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven. De historie van de Triple Helix begint met de start van de 'Training Interactie Management' (TIM) in 1997. Centraal in deze training staat het 'Bewustzijns Besturings Model' (BBM) dat uitmondt in het 'Fractale Ondernemen'. Toekomstige managers en bestuurders leren interacteren op meerdere niveaus van hun functioneren. Het BBM onderscheidt drie niveaus van bewustzijn: 'basic awareness' (niveau van het individu), 'business awareness' (niveau van de organisatie) en de 'global awreness' (niveau van de relevante omgeving). De Postgraduate School van de TU/e (in 2004 opgegaan in de TiasNimbas Business School) was bereid de vlag over de training te voeren. Doel van de TIM is bevordering van de samenwerking tussen kennisinstel-lingen, overheid en bedrijfsleven, de zogenaamde 'Triple Helix' (naar een artikel van Loet Leydensdorff). De deelnemers werken aan nieuwe netwerken op de grensvlakken van organisaties, 'Fractale Netwerken' genoemd. Het zijn zich herhalende patronen, wisselend van inhoud, vorm en intensiteit, afhankelijk van plaats en tijd. De originele TIM, waaraan sinds 1997 onder begeleiding van Jan Iding,Poul Bakker en Jules Ruis al meer dan 200 personen uit de Triple Helix hebben deelgenomen, was aanvankelijk bestemd voor de regio Zuidoost-Brabant. In 2002 volgde een TIM voor de provincie Limburg (Maas-Rijn-euregio). In 2008 zijn de beide trainingen opgegaan in een TIM voor Zuidoost-Nederland. In 2009 is de Stichting TopOpleidingen opgericht en werd de betekenis van de T van TIM gewijzigd van Training naar Topopleiding. Een TIM voor Zuidwest-Nederland staat geprogrammeerd te starten in 2011. Het uiteindelijke doel is een Topopleiding Interactie Management voor het Benelux Middengebied, met fractale zwaartepunten in de zes universiteitssteden Tilburg, Eindhoven, Maastricht (samen met Aken), Hasselt, Leuven en Antwerpen. In TIM werken de deelnemers samen aan regionale projecten. Het woord 'Brainport' is in de TIM-training ontstaan als tegenhanger voor het begrip 'mainport' dat gebruikt werd en wordt voor de twee belangrijke havens in de Randstad (zeehaven Rotterdam en luchthaven Amsterdam). Het begrip Into the future 'Brainport' wijst op de kracht van kennis in de regio Zuidoost-Nederland in het licht van de Kenniseconomie. In aansluiting op de TIM-projecten werd in 2002 op initiatief van burgemeester Rein Welschen met advies van Jules Ruis, een commissie 'Regionale Verkenningen' geinstalleerd onder leiding van Henk de Wilt, voorzitter van het College van Bestuur van de TU/e. Uit deze commissie is het programma Horizon geboren, een sociaal-economisch stimuleringsprogramma voor de regio Zuidoost-Nederland. Elies Lemkes en Ton van Lier (deelnemers aan de eerste TIM) Onderzoeksrapport: ondersteunden op professionele wijze de verschillende projecteigenaren. In de nota van het ministerie van Economische Zaken 'Pieken in de Delta' (2004) is het begrip 'Brainport Eindhoven/ Zuidoost-Brabant' voor het eerst als regioaanduiding geintroduceerd. Nadat Joop Sistermans aanvankelijk door Jules Ruis was aangezocht als voorzitter van een 'Life Science Project' voor het Benelux Middengebied, werd hij medio 2005 voorzitter van een Horizon-commissie voor het opzetten van een lange termijn investerinsplan voor Zuid-Nederland. Zijn eindvoorstel, de 'Brainport 36
  • 37. Navigator 2013; Lissabon voorbij', bevat een groot wensenpakket aan investeringen voor een totaal van 1,5 miljard euro. Het programma is door de SRE geaccepteerd als leidraad voor de sociaal-economische ontwikkelingen in Zuid-Nederland voor de periode 2005-2013. De TIM-alumni zijn verenigd onder de vlag van een Stichting TIM-netwerk. Het Bestuur en de Raad van Advies zijn bemand met TIM-alumni. Het TIM-netwerk heeft in 2006 besloten de 'Brainport Navigator' als vertrekpunt te nemen voor zijn activiteiten. Icoon voor TIM en de Brainport-gedachte is het Evoluon te Eindhoven. Het TIM- netwerk heeft het Evoluon als thuishaven. In januari 2004 heeft Jules Ruis (in aansluiting op het regionale TIM-6 project) een aparte stichting 'Vrienden van het Evoluon' opgericht. Deze stichting wil in nauwe samenwerking met Philips en de regionale Triple Helix vertegenwoordigers het Evoluon herpositioneren als icoon voor Technologie, Innovatie en Industrie. Zij wil het Evoluon inrichten als Thuishaven van de High Tech Kennisindustrie (Triple Helix) in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Inhoudelijk suggereert de stichting de STAD-gedachte centraal te stellen, de integratie van Science, Technology, Art and Design. Begin 2006 is het programma Horizon verzelfstandigd in een aparte 'Stichting Brainport'. Doelstelling blijft de stimulering van de samenwerking binnen met name de Triple Helix. Daarbij wordt nadrukkelijk onderkend dat de Quality of Life in de regio een belangrijk onderdeel is van een gezond vestigingsklimaat, dat internationale kenniswerkers naar deze regio moet trekken. Conclusie: De historie van de Triple Helix begint met de start van de 'Training Interactie Management' (TIM) in 1997. Centraal in deze training staat het 'Bewustzijns Besturings Model' (BBM) dat uitmondt in het 'Fractale Ondernemen'. Into the future Onderzoeksrapport: 37
  • 38. 6. Wat zijn op korte termijn de vooruitzichten van de Triple Helix? De tijd is rijp voor een meer inhoudelijke discussie omtrent de toekomstige wetenschappelijke en technologische zwaartepunten van de regio. Op verzoek van Jules Ruis willen de TU/e-hoogleraren Bert Meijer en Rutger van Santen hun medewerking verlenen om tot maatschappelijk verantwoorde keuzen te komen. Harry Hendriks van Philips Nederland is bereid vanuit het bedrijfsleven het proces van verdere samenwerking inhoud en gestalte te geven. Andere regionale CEO's staan klaar om hun medewerking te verlenen. Jan Mengelers en Egbert-Jan Sol verzorgen vanuit TNO Techniek en Industrie de doorvertaling van kennis naar toepassingen in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Charles Esche, de directeur van het Van Abbemuseum, zorgt voor de nodige verbeelding en creativiteit. De overheid faciliteert. In september 2010 gaat TIM-13 voor Zuidoost-Nederland van start. Hiermede haakt de volgende groep van enthousiaste mensen aan om de Brainport- gedachte te verspreiden. Zij staan gereed om te bouwen aan wat de volgende generatie producten en diensten zal zijn. Deze zullen gekenmerkt worden als 'Complex Adaptive and Emergent Systemen' (CAS), door Jules Ruis ook wel 'Fractale Systems' genoemd. Het fenomeen 'Fractal' wordt derhalve het leidend principe voor de regio, het Benelux Middengebied, waar Technologie voor Mensen tot Leven komt. Conclusie: Verschillende belanghebbenden zullen hun medewerking verlenen om tot maatschappelijk verantwoorde keuzen te komen. Waarbij de samenwerkingsverbanden steeds beter op elkaar afgestemd zijn en dus optimaal op elkaar inspelen. Into the future Onderzoeksrapport: 38
  • 39. 7. Welke gemeenten horen bij het samenwerkingsverband van de regio Eindhoven? De Regio Eindhoven omvat de 21 gemeenten in het zuidoostelijk deel van Noord-Brabant. Het dynamische hart van de regio rond de centrumsteden Eindhoven en Helmond wordt omsloten door de Peel en de Kempen, landelijke gebieden met karakteristieke dorpen en veel natuurschoon. De regio biedt een rijk aanbod van hoogwaardige woningen, winkels, onderwijsvoorzieningen, naast tal van culturele en recreatieve mogelijkheden. Dit alles vormt de basis voor een goed leefklimaat. Daarnaast zijn in de Brainport Eindhoven maakindustrie, high-tech bedrijven en instituten voor research en toegepaste wetenschap geconcentreerd. Deze combinatie maakt de regio tot het technologiehart van Nederland en tot één van de meest innovatieve regio‟s van Europa. Into the future Conclusie: De afbeelding geeft specifiek weer welke gemeenten, dorpen en steden er allemaal bij het gebied „brainport‟ hoort. Onderzoeksrapport: 39
  • 40. 8. Hoe ziet de samenwerking binnen het stedelijk gebied Eindhoven eruit? Eindhoven begint ruimtelijk gezien vol te raken en de gemeente zal de komende decennia de vraag naar woningbouwlocaties en bedrijventerreinen niet meer kunnen invullen. Om dit probleem op te lossen hebben Eindhoven en de Randgemeenten (Best, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre) het Convenant Samenwerking Stedelijk gebied Eindhoven gesloten. Deze BSGE-afspraken (ook wel BOR-afspraken genoemd) voorzien erin dat de randgemeenten in de toekomst een deel van de vraag woningbouwlocaties en bedrijventerreinen in Eindhoven zullen overnemen. Hierbij wordt ook de in de loop der jaren ontstane scheefgroei in de verdeling van goedkope en dure woningen teruggedrongen. De afspraken hebben nadrukkelijk geen vrijblijvend karakter kennen daarom een systeem van financiële sancties om de realisatie van het programma van woningbouw en bedrijventerreinen te bevorderen. Daarnaast zal actief ingezet worden op het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio en het creëren van hoogwaardige voorzieningen. Hiervoor is in het convenant een financieringsfonds strategische projecten opgenomen. Om de samenwerking bestuurlijk richting te geven, is een Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven opgericht. Het functioneren van de bestuurscommissie is in een verordening vastgelegd. Met behulp van monitoring wordt bijgehouden in hoeverre de afspraken zijn gerealiseerd. Into the future Conclusie: De afspraken hebben nadrukkelijk geen vrijblijvend karakter kennen daarom een systeem van financiële sancties om de realisatie van het programma van woningbouw Onderzoeksrapport: en bedrijventerreinen te bevorderen. Daarnaast zal actief ingezet worden op het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio en het creëren van hoogwaardige voorzieningen. Hiervoor is in het convenant een financieringsfonds strategische projecten opgenomen. 40