SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 58
Descargar para leer sin conexión
  1
Ontwerp, implementatie en evaluatie van taalgerichte vakondersteuning in de
bovenbouw van het voortgezet onderwijs	
  
11 januari 2016
Patrick van Schaik (3906868)
Masterthese
Onderwijskundig Ontwerp & Advisering
Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht
Begeleider: Prof. dr. P.A.M. Kommers
  2
Samenvatting 	
  
Waar bij het vak Nederlands teksten leren lezen een leerdoel is, is goed lezen bij de bèta- en
gammavakken een middel om tot beter begrip van het vak te komen. Maar niet alle leerlingen
beheersen leesstrategieën in voldoende mate om opgaven goed te begrijpen. Daarom is in dit
onderzoek een lessenserie ontworpen, geïmplementeerd en geëvalueerd waarin in drie lessen
leerlingen worden ondersteund in leesstrategieën die kunnen worden toegepast om opgaven in de bèta-
en de gammavakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs goed te begrijpen. Resultaten
laten zien dat docenten de taalsteun waarderen, maar op een meer natuurlijke wijze in hun lessen
willen inzetten, dat leerlingen door het bieden van taalsteun op drie van de vier onderscheiden
leesstrategieën vooruitgang boeken. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is de bewustwording
bij de betrokken docenten van verschillende manieren om de leesstrategieën door leerlingen te
ondersteunen.
Keywords: taalgericht vakonderwijs, leesstrategieën, bovenbouw voortgezet onderwijs.
Inleiding	
  
Voor een groot deel wordt goed leren bepaald door goed lezen (Janssen, Braaksma,
Rijlaarsdam, 2006). Vaardige lezers zijn in staat relevante informatie uit teksten, buitentekstuele
informatie en informatie uit verschillende bronnen met elkaar in verband te brengen (Gille, Loijens,
Noijons & Zwitser, 2010). Schoolvakken op het havo en vwo, ook in het bèta- en gammadomein,
doen, in toenemende mate, een fors beroep op de taalvaardigheden van leerlingen. Leerlingen moeten
op hoog niveau (3F/4F) teksten kunnen lezen en begrijpen bij álle vakken. Bij de bètavakken
(Biologie, Natuurkunde en Scheikunde) en gammavakken (o.a. Aardrijkskunde, Economie en
Geschiedenis) wordt lesstof regelmatig in context aangeboden opdat leerlingen meer gemotiveerd zijn
om kennis te verwerven en makkelijker opgedane kennis kunnen toepassen in andere contexten binnen
het domein of contexten van andere schoolvakken. Die context is dikwijls talig: opdrachten en toetsen
bevatten veel talige informatie die de context van een bepaalde opgave schetst. Dat doet een beroep op
de leesvaardigheden van leerlingen. Goede leerstrategieën zijn zelfs voorwaardelijk voor het juist
beantwoorden van een opgave. 	
  
  3
Waar bij het vak Nederlands teksten leren lezen een leerdoel is, is goed lezen bij de bèta- en
gammavakken middel om tot beter begrip van het vak te komen. Maar niet alle leerlingen beheersen
leesstrategieën in voldoende mate om opgaven goed te begrijpen. Daarom is in dit onderzoek een
lessenserie ontworpen, geïmplementeerd en geëvalueerd waarin in drie lessen leerlingen worden
ondersteund in leesstrategieën die kunnen worden toegepast om opgaven in de bèta- en de
gammavakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs goed te begrijpen.	
  
	
  
Theoretische achtergrond	
  
Taalgericht vakonderwijs levert leraren handvatten om algemeen didactische principes –
context, interactie en taalsteun – te realiseren bij het inrichten van vakonderwijs met expliciete
aandacht voor taalgebruik in de klas. (Haijer & Meestringa, 2011; Van der Leeuw & Meestringa,
2014). De principes van taalgericht vakonderwijs worden daarom eerst nader bekeken en daarna naar
aanleiding van een reviewstudie van Bimmel (2006) aangevuld met drie hoofdpunten voor instructie
door docenten voor beter tekstbegrip bij leerlingen. Aansluitend wordt taalgericht vakonderwijs kort
besproken als een gezamenlijk opdracht voor alle vakken in de school. Tot slot wordt het SQ3R-model
besproken die onderliggend is voor de in deze studie ontworpen lessenserie. 	
  
	
  
Taalgericht vakonderwijs	
  
Voor vakleraren is de samenhang tussen de kennis van hun vak en de taal waarmee die kennis
tot uitdrukking wordt gebracht vanzelfsprekend, maar ook ongearticuleerd: leraren hebben veelal geen
helder beeld van hoe die vaktaal functioneert, afgezien van de vaktermen die daar overduidelijk
onderdeel van zijn. Hun vaktaal stelt hen in staat om genuanceerd en nauwkeurig over bepaalde
vakmatige verschijnselen te spreken. Een belangrijk doel van hun onderwijs is leerlingen deze vaktaal
te leren gebruiken, opdat zij kunnen aantonen dat zij vakmatige kennis en vaardigheden beheersen.
Wanneer in het onderwijs die samenhang tussen schoolvak en de bijbehorende vaktaal expliciet
aandacht krijgt, spreken we van ‘taalgericht vakonderwijs’ (Van de Leeuw & Meestringa, 2014). 	
  
In Nederland zijn leerlingen niet slechter begrijpend gaan lezen, maar ze verliezen wel terrein
ten opzichte van leeftijdsgenoten in andere landen. Als de leestaak complexer wordt, presteren
  4
Nederlandse leerlingen in vergelijking met andere landen relatief minder goed (Meelissen, Netten,
Drent, Punter, Droop & Verhoeven, 2012). Internationale onderzoeksresultaten laten zien dat het
niveau op het terrein van tekstbegrip in Europese landen en de Verenigde Staten terugloopt (OECD,
2000; Bimmel, 2006). Zo hebben studenten in de Verenigde Staten ten opzichte van andere westerse
landen moeite met het verbinden van informatie uit verschillende tekstgedeelten of met het integreren
van informatie uit vakteksten met bij de studenten aanwezige kennis (Penny, Norris, Philips & Clark,
2003). 	
  
Het bieden van taalsteun kan leerlingen helpen in het verwerken van complexe teksten en
talige contextrijke vraagstukken. De vakdocent die taalsteun biedt, is zich dan bewust van de talige
kant van zijn vak en helpt leerlingen teksten op een goede manier aan te pakken. Het aanbieden van
teksten en contextrijke vraagstukken is nuttig en helpt de leerling kennis te transfereren naar andere
contexten (Hajer & Meestringa, 2004). De taal als middel om kennis te verwerven, mag die
kennisverwerving niet in de weg staan. 	
  
Taalsteun wordt vaak in één adem genoemd met context en interactie, de drie pijlers waarop
het didactische principe van taalgericht vakonderwijs steunt (Hajer & Meestringa, 2004). Met
taalsteun leren houdt in dat de docent leerlingen ertoe aanzet hun taalvaardigheid verder uit te bouwen.
Bijvoorbeeld door (vak)taaldoelen te expliciteren, steun te geven bij het lezen en vaktaalgerichte
feedback te geven op leerlingen. Leren met taalsteun is evengoed contextrijk leren. De docent biedt
betekenisvolle contexten aan, schept een rijke taalomgeving en toetst in context. Verder dient in een
taalgerichte vakles voldoende interactiegelegenheid te zijn. Die interactie kan bijvoorbeeld
plaatsvinden in gesprek over de leesteksten, variatie in werkvormen en voldoende aandacht voor
samenwerken in de les. 	
  
De effectiviteit van taalgericht vakonderwijs is in Nederland met name onderzocht in het
primair onderwijs (Smale-Jacobse, 2013) en op het vmbo (Schooten & Emmelot, 2004). Voor de
bovenbouw van het havo en het vwo is hierover landelijk nog weinig bekend. Diverse internationale
onderzoeken tonen een relatie tussen het gebruik van leesvaardigheidstrategieën en prestaties bij bèta-
en gammavakken, en dit verband is consistent over verschillende leeftijdsgroepen (e.g., Cromley,
2009; Maerten-Rivera, Myers, Lee, & Penfield, 2010; O’Reilly & McNamara, 2007).	
  
  5
Integrale aanpak 	
  
Het vergroten van leesvaardigheid en het beter begrijpen van complexe vakteksten vragen om
een multidisciplinaire of integrale aanpak (Puper & Richters, 2013), multidisciplinair in de zin van een
gemeenschappelijke opdracht voor alle leraren en de school. Van der Leeuw en Meestringa (2014)
betogen dat hoe meer zich op school een gemeenschappelijke kijk op en taal over teksten heeft
ontwikkeld, hoe gemakkelijker het spreken over vakteksten wordt voor leraren en leerlingen. 	
  
Fischer, Frey en Lap (2008) benoemen dat het integraal aanleren van leesstrategieën leidt tot
beter tekstbegrip als leesstrategieën gecombineerd worden aangeboden met het activeren van
voorkennis en aandacht voor woordenschat. In een reviewstudie naar effecten van leesstrategieën stelt
Bimmel (2006) dat voor beter tekstbegrip drie typen instructie strategieën van belang zijn; 	
  
●   Het activeren van voorkennis: elementen in deze groep zijn leesactiviteiten zoals het
voorspellen van de inhoud van de tekst op basis van titel, (sub)kopjes, illustraties, tabellen;	
  
●   Aandacht voor elementen in de tekst met een hoge informatiewaarde: elementen in deze groep
zijn leesactiviteiten zoals het scannen of diagonaal lezen van de tekst, zoeken naar
sleutelfragmenten, maken van notities of markeringen en het stellen van vragen; 	
  
●   Aandacht voor structuurindicatoren in de tekst: voorbeelden van dit soort elementen zijn ‘In
contract met’, ‘Samenvattend’, etc. 	
  
	
  
Activeren van voorkennis	
  
De metacognitieve vaardigheid ‘activeren van voorkennis’ wordt door verschillende
onderzoekers gekoppeld aan of beschouwd als een belangrijke leesstrategie. Zo stellen Fisher et al.
(2008) dat door het activeren van voorkennis leerlingen teksten beter zullen begrijpen, doordat
leerlingen de inhoud van de tekst koppelen aan bestaande ervaringen. Ook De Corte, Verschaffel, en
Van de Ven (2001) en Vernooy (2011) stellen dat het koppelen van het onderwerp van de tekst met de
kennis en ervaring van leerlingen bijdraagt aan beter tekstbegrip. Deze koppeling betreft zowel de
persoonlijke ervaring of belevingswereld van leerlingen als eerder behandelde lesstof en kennis.
Wanneer nieuwe lesstof aan voorgaande lesstof of bestaande kennis wordt gekoppeld kunnen
begrijpen leerlingen nieuwe lesstof beter en zijn ze in staat beter verbanden te leggen. Nieuwe kennis
  6
is hierdoor makkelijker te integreren in bestaande mentale schema’s (Leenderts, Veenman, Naafs, &
Van den Oord, 2010). Een leerling kan, bijvoorbeeld door het maken van een voorspelling waar de
tekst over gaat, al voor het lezen een connectie maken met de eigen voorkennis.
	
  
Aandacht voor woordenschat	
  
Een goede lezer beschikt over een grote woordenschat. De vakdocent dient voor ogen te
houden dat de leerlingen expliciet onderwezen moeten worden in vaktaalwoorden en
schooltaalwoorden (Frey & Fisher, 2009). Naarmate woorden minder frequent voorkomen, moeten
docenten meer aandacht besteden aan die woorden in de vakles. Figuur 1 toont de drie soorten
woorden die van onder (laag 1) naar boven (laag 3) steeds minder voorkomen in het dagelijks
taalgebruik van leerlingen. 	
  
	
  
Figuur 1. Drie soorten woorden (Frey & Fischer, 2009)	
  
	
  
Gibbons (2009) spreekt in dit kader over de stap van Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid (DAT)
naar Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT) die leerlingen moeten maken. Onder DAT
verstaan we woorden die we allemaal begrijpen en dagelijks gebruiken, door Rose en Martin (2012)
genoemd als ‘common sense’ of alledaags taalgebruik. CAT bestaat uit vaktaalwoorden aangevuld
met of verbonden door schooltaalwoorden, door Rose & Martin (2012) technisch en gespecialiseerd
genoemd. Het zijn woorden die alleen ingewijden begrijpen.
Naast specifieke vaktaal worden in de schoolse context woorden gebruikt die een beroep doen
op cognitieve vaardigheden; bijvoorbeeld verbanden leggen, functies aangeven, een redenering
uitwerken. Leerlingen hebben schooltaalwoorden nodig om in een schoolse context nieuwe kennis te
  7
kunnen verwerven en verwerken. De vakdocent kan er niet vanuit gaan dat alle leerlingen over een
uitgebreide woordenschat beschikken en hij zal expliciet aandacht moeten besteden aan het activeren
van voorkennis en achtergrondkennis, zodat de woordenschat van de leerling wordt vergroot (Puper,
Visser & De With, 2013). 	
  
	
  
Leesstrategieën	
  
Naast de woordenschat is het aanleren van leesstrategieën van groot belang. Leerlingen die
automatisch leesstrategieën toepassen zijn leesvaardig (Förrer & Van de Mortel, 2010). 	
  
Door ‘modelling’ kunnen docenten leerlingen op een effectieve wijze leesstrategieën aanleren. Ze
doen voor (modelleren) hoe je leesstrategieën toepast voor het lezen van een tekst, tijdens het lezen en
na het lezen. Duffy (2003) stelt dat het voordoen van lezen en van het toepassen van leesstrategieën
een belangrijk onderdeel is van leesvaardigheidstraining. Hardop modelleren van een aanpak kan voor
leerlingen de toepassing van een strategie duidelijk maken en wordt daarom sterk aangeraden als een
goede manier van instructie voor begrijpend lezen (Block & Duffy, 2008). Uit onderzoek naar
instructie voor het aanleren van strategiegebruik zoals voorspellen en bepalen van de hoofdgedachte
(om voorkennis te activeren), blijkt dat voor effecten op langere termijn instructie vooral te werken
wanneer de docent zijn leerlingen voordoet zichzelf vragen te stellen over de tekst, waardoor
leerlingen zichzelf kunnen aansturen (Rosenshine, Meister, & Chapman, 1996; National Institute of
Child Health and Human Development, 2000). Leesstrategieën dienen expliciet te worden
onderwezen, zodat ze bij leerlingen worden ingeslepen. Een leerling die teksten gemakkelijk leest en
begrijpt, maakt vaak ongemerkt gebruik van leesstrategieën. We spreken dan van een vaardige lezer
(Förrer & Van de Mortel, 2010).	
  
  8
	
  
Figuur 2. Gradually Released Responsibility Instruction Model (Förrer & van de Mortel, 2010)	
  
	
  
Het didactisch model GRRIM (Gradually Released Responsibility Instruction Model) van Förrer en
Van de Mortel (2010) geeft een gefaseerde opbouw van verantwoordelijkheid bij de docent naar
verantwoordelijkheid bij de leerling (zie Figuur 2). In afgebakende fasen verschuift de
verantwoordelijkheid van docent naar leerling. In het lesontwerp wordt deze didactische benadering
gestalte gegeven in een stapsgewijze aanpak van vakteksten in (pre-)examenklassen. 	
  
	
  
SQ3R-model	
  
Het SQ3R-model (Survey, Question, Read, Recite, Review), door Lipson en Wixson (2003)
genoemd als de ‘grandfather of study strategies’ is het best toepasbaar bij complexe teksten in
schoolboeken en examens (Huber, 2004), en kan als basis worden gezien van veel studiestrategieën
(Firdaus & Malik, 2013). Het model kan worden gesplitst in de verschillende vaardigheden. De ‘S’
(survey) vraagt leerlingen de tekst voorafgaande aan het daadwerkelijke lezen te onderzoeken. Dit kan
variëren van het identificeren van de structuur van de tekst, titel, en tussenkopjes en het bekijken van
illustraties. Dit alles met het doel om te voorspellen waar de tekst over zal gaan (Huber, 2004). Dit
‘onderzoekend’ lezen wordt in de literatuur van het taalgericht vakonderwijs aangeduid met ‘globaal’
of ‘oriënterend’ lezen (Hajer & Meestringa, 2009). De ‘Q’ staat in het SQ3R-model voor ‘Question’.
Gebaseerd op het oriënterend lezen (survey) moeten leerlingen zich vragen stellen als “Wat weet ik al
van dit onderwerp?” In termen van taalgericht vakonderwijs spreken we dan over het activeren van
voorkennis. De drie ‘R’s staan voor ‘Read’, ‘Recite’ en ‘Review’, waarbij Read en Recite staan voor
  9
het daadwerkelijk bestuderend lezen van de tekst, in termen van het taalgericht vakonderwijs genoemd
als ‘intensief’ lezen. Review staat voor samenvatten of evalueren wat is geleerd van de tekst. Volgens
Bakken, Mastropieri en Sgrugg (1997) is een voordeel van het SQ3R-model dat leerlingen prima in
staat zijn dit model zelfstandig te gebruiken bij het lezen van vakteksten en examens. Het unieke van
SQ3R zit in de combinatie en volgorde van de genoemde strategieën om tot beter tekstbegrip te
komen, maar ondanks dat is SQ3R niet compleet. Het model geeft geen antwoord op iedere reden
waardoor een leerling worstelt met tekstbegrip. Het daarnaast activeren van voorkennis en de aandacht
voor woordenschat zijn essentiële stappen om te komen tot beter begrip van complexe vakteksten
(Huber, 2004)	
  
	
  
Onderzoeksvraag en hypothesen	
  
Dit onderzoek beoogt een antwoord te geven op de volgende hoofdvraag:	
  
‘Op welke wijze dient taalsteun te worden ingezet opdat de benodigde leesstrategieën worden
toegepast door leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs?’ De vier onderzoeksvragen
zijn: 1) ‘Op welke wijze wordt taalsteun in de lessenserie uitgevoerd’, 2) ‘Hoe waarderen de betrokken
docenten de aanpak van taalsteun in hun lessenserie?’, 3) ‘Hoe waarderen de betrokken leerlingen de
aanpak van taalsteun in de lessenserie?, en 4) ‘Wat is effect van de taalsteun in de lessenserie op het
gebruik van leesstrategieën door leerlingen?’	
  
Onderzoeksvragen 1, 2 en 3 worden kwalitatief geanalyseerd op basis van data verkregen uit
interviews en videopnamen. Betreffende de eerste onderzoeksvraag is het de verwachting is dat de
taalsteun door docenten zal worden uitgevoerd zoals voorgeschreven in de lessenserie.
Hypothese 0 = de lessenserie taalsteun zal niet door de betrokken docenten worden uitgevoerd zoals
omschreven.
Hypothese 1 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken docenten worden uitgevoerd zoals
omschreven.
Vanwege het draagvlak voor aandacht voor leesstrategieën en het in dialoog ontwerpen van de
lessenserie, is de verwachting betreffende de tweede onderzoeksvraag dat de te bieden taalsteun
positief zal worden gewaardeerd.
  10
Hypothese 02
= de lessenserie taalsteun zal door de betrokken docenten niet positief worden
gewaardeerd.
Hypothese 2 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken docenten positief worden gewaardeerd.
Betreffende de derde onderzoeksvraag is er de volgende verwachting:
Hypothese 03
= de lessenserie taalsteun zal door de betrokken leerlingen niet positief worden
gewaardeerd.
Hypothese 3 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken leerlingen positief worden gewaardeerd.
Betreffende de vierde onderzoeksvraag is de verwachting dat er een positief effect van de
taalsteun zal worden gevonden op het toepassen van de drie onderscheiden leesstrategieën door de
leerlingen:
Hypothese 04
= er is geen positief effect van de lessenserie taalsteun op het toepassen van de vier
onderscheiden leesstrategieën.
Hypothese 4 = er is een positief effect van de lessenserie taalsteun op het toepassen van de vier
onderscheiden leesstrategieën.
Methode	
  
	
  
Context	
  
Uit een enquête onder docenten van het Calvijn College Goes in 2011 bleek met betrekking tot
taalvaardigheden van leerlingen dat de meerderheid van de docenten worstelde met een gebrekkige of
oppervlakkige leesvaardigheid van de leerlingen. Ook uit de analyses van de CITO-resultaten in de
eerste drie leerjaren blijkt dat leerlingen veelal te laag scoren bij het domein leesvaardigheid. De
leesvaardigheid van leerlingen in het eerste leerjaar is in de afgelopen vijf jaar afgenomen. Op de havo
van het 73e naar het 66e percentiel en op het vwo van het 50e naar het 40e percentiel. Ook op latere
meetmomenten (tweede en derde leerjaar) blijkt dat de leesvaardigheid van leerlingen wel toeneemt in
absolute groei (CITO-scores), maar de percentiele groei gemiddeld genomen gelijk blijft of afneemt in
vergelijking met het eerste leerjaar.
	
  
  11
Lesontwerp	
  
Taalsteun in een integrale benadering lijkt een goede manier om door verbetering van de
leesvaardigheid van leerlingen hun prestaties in andere schoolvakken dan de taalvakken te verbeteren.
Echter, hoe docenten die taalsteun in hun schoolvak op havo en vwo zouden moeten aanbieden om
deze functie efficiënt en effectief te ondersteunen is nog onduidelijk. De verschillende belangrijke
factoren van goed leesvaardigheidsonderwijs combinerend, is in lijn met het SQ3R-model tot een
ontwerp van vijf stappen gerealiseerd (zie Tabel 1), waarin leerlingen op een gestructureerde manier
een (examen)tekst leren aanpakken. Comprimerend: 1) voorkennis activeren, 2) leesstrategieën
oriënterend en globaal lezen, 3) leesstrategie intensief lezen en actieve woordenschatverwerving, 4)
opgaven maken en 5) evalueren van de ‘taal’ van de examentekst en corrigeren van het gemaakte
werk. De lessenserie van drie lessen is ontworpen met de uitgangspunten dat er voldoende ruimte
voor interactie dient te zijn en dat de verantwoordelijkheid gedurende de lessenserie verschuift van de
docent naar de leerlingen. 	
  
	
  
Tabel 1 	
  
De vijf stappen voor taalgericht vakonderwijs	
  
Stap	
   Les 1	
   Les 2	
   Les 3	
  
1. Voorkennis activeren	
   Voorafgaande aan het lezen
leerlingen bevragen over wat
ze al van het thema weten
(bijv. door middel van een
woordweb) 	
  
Voorafgaande aan het lezen
interactie tussen (de docent
en) de leerlingen over de
inhoud van de vorige les/tekst	
  
Leerlingen gaan in groepjes
aan de slag met de tekst en
bespreken met elkaar waar de
vorige les over ging.	
  
2. Oriënterend of globaal lezen	
   Docent ‘scant’ de tekst en
spreekt hardop-denkend uit
wat hij van de tekst denkt op
basis van kenmerkende
elementen in de tekst zoals
titel, (tussen)kopjes,
afbeeldingen, cursief gedrukte
woorden, etc. 	
  
Idem als in les 1, maar dan
hardop door een leerling voor
de klas. 	
  
Leerlingen gaan in groepjes
de tekst oriënterend lezen en
spreken met elkaar
verwachtingen uit over de
inhoud van de tekst.	
  
3. Intensief lezen	
   De tekst aandachtig lezen
waarbij aandacht is voor
schooltaal-vaktaal en DAT-
CAT.	
  
Leerlingen lezen de tekst
intensief en individueel. Ze
checken daarna in duo’s hun
begrip van de gebruikte vak-
en schooltaalwoorden. 	
  
Leerlingen lezen de opgaven
hardop voor elkaar voor in
duo’s en maken mondeling
de vertaalslag van CAT naar
DAT. 	
  
  12
4. Het maken van de vragen bij de
tekst	
  
Leerlingen maken in groepjes
een paar vragen bij de tekst en
formuleren de antwoorden op
CAT-niveau. 	
  
Leerlingen beantwoorden de
vragen bij de tekst in duo’s,
maken daarbij gebruik van de
leesstrategie zoekend lezen
en formuleren de antwoorden
op CAT-niveau. 	
  
Als in les 2: Leerlingen
beantwoorden de vragen bij
de tekst individueel, maken
daarbij gebruik van de
leesstrategie zoekend lezen
en formuleren de antwoorden
op CAT-niveau.	
  
5. Evalueren van de taal	
   De docent leidt een
klassengesprek en gaat na
welke talige problemen
leerlingen ervaren bij de
tekstanalyse (op het gebied
van schooltaal en vaktaal).	
  
Twee leerlingenduo’s
bespreken samen tekst en
opgaven en proberen
onduidelijkheden in vak-en
schooltaak te achterhalen en
op te helderen. 	
  
Leerlingen corrigeren de
opgaven in groepjes van vier
en noteren knelpunten en
vragen. De docent bespreekt
de knelpunten klassikaal en
gaat expliciet in op
onduidelijkheden die
ontstonden door beperkte
kennis van vak- en
schooltaal.	
  
	
  
Procedure	
  
Op basis van een literatuurstudie zijn criteria, ontwerpprincipes en randvoorwaarden
geformuleerd waaraan de taalsteun moet voldoen. In samenspraak met betrokken vakdocenten is
vervolgens een prototype van de manier waarop de taalsteun wordt gegeven ontworpen. Dit heeft
geresulteerd in een ontwerp op basis van zowel praktijkinput als wetenschappelijke inzichten over
taalgericht vakonderwijs. 	
  
Acht vakdocenten (zie Tabel 3) hebben in week 1 een training tot taalgerichte vakdocent door
de taalcoördinator van de school ontvangen. De training werd voorzien van een handleiding (zie
Bijlage 1) voor het maken van de lessenserie voor hun eigen vak, inclusief een reader met bijlagen (zie
Bijlage 2). 	
  
Na de training heeft iedere vakdocent een lessenserie van drie lessen gemaakt waarin de
beoogde taalsteun werd geboden volgens de ontwerpprincipes bij een zelfgekozen examenonderwerp
van hun eigen vak. Om te borgen dat de ontwerpprincipes door alle docenten goed zijn vertaald naar
hun eigen vak zijn de gemaakte lessenseries ter controle voorgelegd aan en doorgesproken met de
taalcoördinator van de school.	
  
  13
In week 3 is een voormeting gedaan bij alle groepen leerlingen. Hiervoor maakten de
leerlingen een examenopgave behorende bij een complexe examentekst en vulden ze de vragenlijst in
(zie Dataverzameling voor een toelichting op de metingen). In week 11 is de nameting afgenomen bij
dezelfde leerlingen die ook aan de voormeting hebben deelgenomen met een qua complexiteit
vergelijkbare examentekst en dezelfde vragenlijst. Alle testen zijn onder dezelfde condities
afgenomen.	
  
In de weken 4 - 8 zijn de lessen taalsteun door de docenten gegeven. De docenten mochten
binnen die periode zelf een geschikte serie van drie opeenvolgende lessen plannen. Om te kunnen
nagaan of de taalsteun zoals vooraf gepland is uitgevoerd door de vakdocenten, zijn alle lessen
gefilmd en per les gelabeld en gearchiveerd op aparte SD-geheugenkaarten, om achteraf met behulp
van een aangepaste Kijkwijzer Taalgericht Vakonderwijs (Meestringa, 2006) te kunnen bekijken. 	
  
In de weken 9, 10 en 12 zijn alle deelnemende docenten geïnterviewd. In dezelfde weken zijn
de interviews getranscribeerd. 	
  
	
  
Tabel 2 	
  
Overzicht van de procedures	
  
Week	
   Activiteiten	
  
1 & 2	
   training en voorbereiding docenten	
  
3	
   voormeting leerlingen 	
  
4 – 8	
   uitvoering experimentlessen in de klas, lesobservaties	
  
8	
   nameting leerlingen	
  
9 - 12	
   interviews, evaluatie	
  
	
  
Deelnemers	
  
Acht vakdocenten (zie Tabel 3) hebben vrijwillig deelgenomen aan het ontwerponderzoek. De
lessenserie is gegeven in vier havo-groepen en vier vwo-groepen met in totaal 134 leerlingen.	
  
  14
Tabel 3 	
  
Deelnemende vakdocenten – vakken - leerjaren	
  
Docent	
   Vak	
   Leerjaar	
  
Docent 1	
   Aardrijkskunde	
   Havo 4	
  
Docent 2	
   Aardrijkskunde	
   Vwo 6	
  
Docent 3	
   Geschiedenis	
   Havo 4	
  
Docent 4	
   Geschiedenis	
   Vwo 6	
  
Docent 5	
   Biologie	
   Havo 5	
  
Docent 6	
   Biologie	
   Vwo 4	
  
Docent 7	
   Scheikunde	
   Havo 5	
  
Docent 8	
   Scheikunde	
   Vwo 6	
  
	
  
Docenten namen vrijwillig deel aan het onderzoek. De voormeting en nameting bij alle
leerlingen is afgenomen tijdens reguliere lesuren onder schooltijd. De data zijn anoniem. De groep
leerlingen bestond uit 76 havoleerlingen tussen de 15 en 19 jaar (M = 16.72, SD = .67) en 58 vwo-
leerlingen tussen de 16 en 19 jaar (M = 17.70, SD = .66), verdeeld over de vakken Aardrijkskunde (n
= 31), Geschiedenis (n = 51), Biologie (n = 42) en Scheikunde (n = 10). Alle deelnemende leerlingen
en hun ouders/verzorgers zijn vooraf geïnformeerd over deelname aan en het doel van het onderzoek. 	
  
	
  
Dataverzameling 	
  
Met de vakdocenten zijn semigestructureerde interviews gehouden aan de hand van een lijst
met thema’s (zie Bijlage 3) zoals beschreven in Boeije (2008). Deze lijst met onderwerpen is
gebaseerd op de Metacognitive Awareness of Reading Strategies Inventory (MARSI) (Mokhtari &
Reichard, 2002) en een aanpassing daarvan door Van Elsacker-Bok (2002). De interviews zijn digitaal
opgenomen, gearchiveerd en getranscribeerd. Doel hiervan is te weten of de docenten de bedoelde
taalsteun wisten te bieden in de lessen en tegen welke problemen ze daarbij aanliepen, of ze na een
aantal lessen vaardiger werden in het bieden van taalsteun, of ze merkten dat de taalsteun na een aantal
lessen effectief was (leerlingen doelgerichter met teksten omgingen, ze de vakteksten sneller en beter
  15
begrepen) en in hoeverre de voortgang van het vakonderwijs vertraging opliep. Alle gegeven lessen
taalsteun zijn gefilmd en per les gelabeld en gearchiveerd. 	
  
Om iets te kunnen zeggen over hoe leerlingen de lessen taalsteun ervaren hebben en of
leerlingen de aangeboden aanpak zijn gaan gebruiken is een voormeting en nameting afgenomen bij
leerlingen (zie Bijlage 4). In beide metingen is alle leerlingen een examentekst voorgelegd gevolgd
door een vragenlijst naar het gebruik van leesstrategieën. De nameting werd aangevuld met zes items
waarin werd gevraagd naar de tevredenheid met onderdelen van de taalsteun in de les en is leerlingen
de mogelijkheid geboden om aanvullende opmerkingen te maken. De items over de leerstrategieën
zijn gebaseerd op de Metacognitive Awareness of Reading Strategies Inventory (MARSI) (Mokhtari
& Reichard, 2002) en een aanpassing daarvan door Van Elsacker (2002), en bevat dertig gesloten
vragen met een 5-punts Likertschaal. De aangepaste vragenlijst is voorafgaand gevalideerd in school.
De vragenlijst bevat vier subschalen: 1) voorkennis activeren, 2) oriënterend en globaal lezen, 3)
intensief lezen en 4) opdracht maken (zie Tabel 4).	
  	
  
	
  
Tabel 4
Vragenlijst taalgericht vakonderwijs - leerlingena
Subschaal	
   Items	
   Voorbeeld item	
   Crohnbach’s α	
  
Voorkennis
activeren	
   7	
  
“Zodra ik zag waar de tekst over ging, bedacht ik wat
ik al van het onderwerp wist”	
  
.84	
  
Oriënterend
en globaal
lezen	
  
6	
   “Voordat ik echt begon met lezen bekeek ik eerst
tekstkenmerken zoals vet- en schuingedrukte woorden”	
  
.83	
  
Intensief
lezen	
  
	
  
9	
  
“Ik heb geprobeerd moeilijke woorden en zinnen in
eigen woorden te formuleren”	
  
.69	
  
Opdracht
maken	
   5	
  
“Bij het maken van de opgaven, zocht ik gericht naar
informatie in de bijbehorende tekst”	
  
	
  
.72	
  
	
  
  16
Data-analyse	
  
De getranscribeerde interviews zijn geanalyseerd met gebruik van matrices zoals beschreven
in Miles, Huberman en Saldata (2014). Matrices zorgen voor een systematisch en overzichtelijk
visueel format, opdat de onderzoeker valide conclusies kan trekken (Miles, Huberman & Saldata,
2014). 	
  
Eerst is van ieder docent-interview een enkelvoudige matrix gemaakt door de data te coderen,
het maken van analytische notities en verbanden. De reconstructie en het coderen van de data heeft
uiteindelijk geleid tot negen variabelen (zie Tabel 5). Van alle acht enkelvoudige matrices is
vervolgens een verzamelmatrix per variabele gemaakt. In deze verzamelmatrix is per variabele
geanalyseerd op verbanden, relaties, verschillen, overeenkomsten, gaten, etc. Per variabele zijn door
kruiscontroles voorlopige bevindingen, trends of samenvattingen geformuleerd en is gekomen tot een
overzichtelijk verklarend kader waarop conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd. Door de leden van
het onderzoeksteam (twee betrokken docenten, de taalcoördinator en de onderzoeker) is
overeenstemming bereikt over de formulering van de bevindingen in de definitieve matrix. Tot slot
zijn de voorlopige conclusies per variabele in samenhang met elkaar geanalyseerd, waarop de
definitieve conclusies zijn getrokken uit de docentinterviews. 	
  
Tijdens de analyse van de verzamelde gegevens is in de matrices per door de docent genomen
stap uitgezet wat door de docenten is geantwoord op de vragen van de interviewer. Het aantal items en
de omschrijving van de items is tijdens het verwerken van de getranscribeerde docent-interviews
voortdurend aangepast en uiteindelijk uitgekomen op een totaal van negen aspecten (zie tabel 5).	
  
Tabel 5	
  
Variabelen in definitieve matrices	
  
Aspecten	
   Omschrijving	
  
1	
   Wat is bij deze stap gedaan door de docent?	
  
2	
   Hoe heeft de docent deze stap ervaren? (perceptie docent) 	
  
3	
   Wat was de opbrengst in de les bij deze stap? 	
  
4	
   Wat is gezegd over de toepasbaarheid of bruikbaarheid van deze stap?	
  
5	
   Is de docent bij deze stap meer bewust geworden van de talige kant van zijn vak?	
  
  17
6	
   Gaat de docent met deze stap werken in zijn lessen?	
  
7	
   Kost het bieden van taalsteun extra tijd van de docent?	
  
8	
   Denkt de docent dat het bieden van taalsteun ten koste gaat van zijn lesprogramma?	
  
9	
   Denkt de docent dat zijn leerlingen door het bieden van taalsteun beter worden
toegerust voor het doen van centraal schriftelijk examen?	
  
	
  
Leerlingen werden bevraagd op vier strategieën: voorkennis activeren, oriënteren en globaal
lezen, intensief lezen en opdracht maken. In bijlage 4 is te zien welke items bij welke strategie waren
geformuleerd. Na betrouwbaarheidsanalyse (Cronbach’s alfa) werden items 5 (oriënteren en globaal
lezen), 25 en 28 (opdracht maken) geëlimineerd zodat dat elke schaal een minimale waarde heeft van
.69 (zie Tabel 4). Met een gepaarde t-test is bepaald of de verschillen tussen de voor- en nameting op
de verschillende strategieën significant is. Of er verschillen zijn tussen de vakken onderling en het
niveau waarop de leerling zit, is nagegaan met een F-toets (univariate variantieanalyse met de
voormeting als covariaat).	
  
Resultaten	
  
Implementatie van de taalsteun 	
  
Hebben alle docenten de lessenserie doorlopen op de voorgeschreven manier? Die vraag is de
docenten voorgelegd.
Stap 1: Alle docenten bleken in les 1 nauwgezet voorkennis te hebben geactiveerd. In les 2 en
3 in mindere mate, omdat het onderwerp al bekend was, er geen tijd was, niet nodig werd geacht of
zoals bij een docent les 2 en 3 direct na elkaar werden geroosterd als een blokuur.
Stap 2: Oriënterend en globaal lezen werd door alle docenten met de leerlingen geoefend,
zowel klassikaal, volgens het modellingsprincipe, en individueel. 	
  
Stap 3: Intensief lezen - stonden de begrippenparen vaktaal-schooltaal en DAT-CAT centraal.
Alle docenten gaven aandacht aan die begrippen, maar voor enkele docenten bleef het onderscheid
tussen vak- en schooltaal wat vaag. Ook bestond er wat verwarring over en overlap tussen de
begrippenparen DAT-CAT en schooltaal-vaktaal. Ze hadden wel helder voor ogen welk jargon hoorde
bij hun vak, maar ze herkenden schooltaalwoorden niet goed en gaven daar niet veel aandacht aan. 	
  
  18
Stap 4: Na de leesstappen maakten de leerlingen de opgaven in tweetallen of individueel. Per
docent verschilde de begeleiding: de een wees de leerlingen expliciet op bijv. vaktaalwoorden, de
ander liet hen zelfstandig werken. De ene docent nam een meer sturende rol op zich dan de andere.
Door tijdgebrek kwamen enkele docenten niet of beperkt toe aan deze fase. 	
  
Stap 5: De evaluatiefase werd door de meesten niet uitgevoerd of slechts kort, mondeling.
Tijdgebrek wordt als de belangrijkste reden gegeven. Een overzicht van de uitgevoerde stappen per les
per docent is weergegeven in Tabel 6.
Tabel 6 	
  
Overzicht van uitgevoerde stappen per les per docent.	
  
Docent	
   Les	
   Stap 1:
Voorkennis
activeren	
  
Stap 2:
Oriënterend
en globaal
lezen	
  
Stap 3:
Intensief
lezen	
  
Stap 4:
Opdracht
maken	
  
Stap 5:
Evalueren	
  
Aardrijkskunde	
   	
   	
   	
   	
   	
   	
  
Havo-4 	
   1	
   +	
   +	
   +	
   -	
   -	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
	
   3	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
Vwo-6	
   1	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
	
   3	
   -	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
Biologie	
   	
   	
   	
   	
   	
   	
  
Havo-5 	
   1a
	
   +	
   +	
   +	
   -	
   -	
  
2a
	
   -	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
3	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
Vwo-4	
   1	
   +	
   +	
   +	
   -	
   -	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +/-	
  
3	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
Geschiedenis	
   	
   	
   	
   	
   	
   	
  
Havo-4 	
   1	
   +	
   +	
   +	
   -	
   +/-	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
  19
3	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
Vwo-6	
   1	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
3	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
Scheikunde	
   	
   	
   	
   	
   	
   	
  
Havo-5 	
   1	
   +	
   +	
   +	
   +	
   +	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
3	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
Vwo-6	
   1	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
2	
   +	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
3	
   -	
   +	
   +	
   +	
   -	
  
Opmerking + = stap uitgevoerd; - = stap niet uitgevoerd. a
Les 1 en 2 werd ingeroosterd als een blokuur,	
  
	
  
Evaluatie van de taalsteun door docenten
De tweede onderzoeksvraag betreft hoe de betrokken docenten de aanpak van de lessenserie
taalsteun, zoals door hen uitgevoerd, waarderen?
Het activeren van voorkennis voordat een examentekst wordt aangepakt, wordt als zinvol
ervaren door alle docenten. Een woordweb invullen met leerlingen bleek veel waardevolle informatie
op te leveren en weggezakte kennis kwam op die manier weer naar boven. 	
  
De overgang van voorkennis activeren naar globaal en oriënterend lezen ervoeren sommige
docenten als lastig. Ze waren onbekend met het fenomeen ‘modelling’ bij leesteksten en liepen tegen
hun eigen onervarenheid aan. Het viel de docenten wel op dat de leerlingen over het algemeen goed
meededen en het modelleren zelf oppakten. Ze bleken het modellingsprincipe makkelijker op te
pakken dan de docenten met weinig ervaring hadden verwacht. De ervaringen van docenten waren
wisselend, maar voornamelijk positief. Docenten ervoeren het uitspreken van gedachten en
verwachtingen over een tekst meestal als nuttig.	
  	
  
Als de leerlingen na het doorlopen van de eerste stappen de opgaven gaan maken, hebben de
docenten de indruk dat ze de opgaven beter aanpakken dan wanneer ze onvoorbereid aan de slag gaan.	
  
	
  
  20
Opbrengst voor leerlingen	
  
Leerlingen doen actief mee als voorkennis wordt geactiveerd bij stap 1. De betrokkenheid van
de leerlingen wordt door docenten als positief ervaren.
Als leerlingen zich bij stap 2 moeten oriënteren op een tekst, blijken ze daar bij verschillende
vakken moeite mee te hebben. Ze weten niet goed waar ze moeten beginnen en wat ze wel en niet
moeten lezen van de tekst. De leerlingen hebben sturing nodig van de docent, maar dan gaat het goed
en de meeste antwoorden van de docenten neigen daarom naar positief. 	
  
Docenten geven aan dat bij stap 3 leerlingen expliciet aandacht schenken aan het onderscheid
in vak- en schooltaal niet altijd als nuttig lijken te ervaren. Afhankelijk van het niveau van de leestekst
werd het als lastig, nuttig of nutteloos ervaren. Verschillende docenten hebben de indruk dat leerlingen
wel beseffen dat ze zich die specifieke woordkennis moeten toe-eigenen. Als leerlingen samen over
een tekst praten, bijvoorbeeld tijdens of na het modelleren van een tekst, blijkt dat goed te gaan.	
  
Docenten geven aan dat na een stapsgewijze voorbereiding op de opgaven de leerlingen over
het algemeen de opgaven beter maken (stap 4). Dit is gebaseerd op de indruk van docenten, ze hebben
het werk niet ‘met de pen’ gecorrigeerd. De leerlingen leken bij de bespreking echter betere
antwoorden te formuleren en de vragen completer te beantwoorden. De meeste docenten waren
positief over de kwaliteit van de gegeven antwoorden. 	
  
De meeste docenten vermoeden dat leerlingen werkelijk betere cijfers zullen halen, als hun
CAT-taal beter wordt. Ze zouden daar meer in moeten worden getraind. Wel wordt de kanttekening
geplaatst dat taalsteun pas werkelijk wat oplevert, als iedereen daaraan meewerkt. 	
  
De meerderheid van de deelnemende docenten verwacht dat leerlingen beter scoren op het CE
als ze stapsgewijs hun teksten en opgaven aanpakken, oog hebben voor vak-en schooltaal en beter en
bewuster op CAT-niveau formuleren.	
  
Toepasbaarheid van de taalsteun	
  
Alle docenten vinden het activeren van voorkennis (stap 1) bruikbaar en nuttig, al blijft het
voor een enkeling de vraag in hoeverre die kennis relevant is met betrekking tot het examen, omdat er
bij examens toch maar weinig van de voorkennis wordt gevraagd. 	
  
  21
Modelleren, bij stap 2 oriënterend en globaal lezen, wordt door de docenten al dan niet bewust
al toegepast in de lessen. Docenten spreken de de wens uit om modelleren meer en intensiever toe te
passen in de lessen, omdat leerlingen op deze manier feedback krijgen bij vragen of lesstof. Feedback
wordt door veel docenten als belangrijk gezien in het leerproces. Modelleren door leerlingen wordt
door een docent als bruikbaar gezien wanneer je dit laat doen door een goede leerling.	
  
Het onderdeel oriënterend lezen wordt door een paar docenten als minder bruikbaar gezien
omdat de tekststructuur van de examenopgaven van hun vakken zich daar niet voor leent.
Tekstkenmerken spelen volgens de betrokken docenten een ondergeschikte rol bij de meeste vakken.
Bij langere teksten is het onderdeel oriënterend lezen wel meer bruikbaar.	
  
Leerlingen moeten volgens enkele docenten beter formuleren en concreter antwoorden.
Aandacht voor CAT in stap 3 intensief lezen draagt daaraan bij volgens hen. De instructie DAT-CAT
werd door enkele docenten wel wat als onduidelijk ervaren waardoor schooltaal-vaktaal en DAT-CAT
wat door elkaar heen liepen. De aandacht voor schooltaalwoorden wordt als minder bruikbaar gezien,
omdat die woorden, naar hun beleving, weinig voorkomen in examens. Het format waarin DAT-CAT
aangeboden werd is volgens enkele docenten te strak. Op een natuurlijke manier DAT-CAT integreren
in de lessen is echter wenselijk en heel bruikbaar.	
  
Het stappenplan bij het maken van de opgaven (stap 4) wordt door enkele docenten als
kunstmatig gezien waardoor de meerwaarde ontbreekt. 	
  
Evalueren (stap 5) en dus feedback geven op een natuurlijke manier is goed en bruikbaar,
maar wordt als moeilijk ervaren. Feedback geven wordt meer als een bruikbaar didactisch instrument
gezien, als er meer aandacht voor de inhoudelijke dan de talige kant is. Het merendeel geeft aan het
format als goed vertrekpunt te zien, maar het kost wel te veel tijd en het format wordt ook te veel als
keurslijf ervaren. Het gebrek aan tijd is ook de reden dat het merendeel van de docenten niet of
beperkt aan de stap evaluatie is toegekomen. Met wat aanpassingen hierop wordt het in de toekomst
nog bruikbaarder.
  22
Bewuster van de talige kant van je vak?
Alle docenten zijn zich meer bewust van de talige kant van hun vak en vinden het belangrijk
daar oog voor te hebben. Het activeren van voorkennis (stap 1) wordt als een zinvolle
taalsteunactiviteit ervaren en als je volgens een format werkt, helpt dat je wel die stap bewust te zetten.
Het modelleren van een tekst werd als positief ervaren bij het oriënterend en globaal lezen (stap 2).
Sommige docenten gaven aan dit onbewust al te doen voordat ze aan het experiment deelnamen. Nu
willen ze modelleren nog bewuster inzetten, zodat ze als ‘voorbeeld’ de leerlingen laten zien hoe je
met een tekst omgaat. 	
  
De lessenserie heeft docenten meer bewust gemaakt van het stimuleren van leerlingen tijdens
het lezen van de tekst CAT naar DAT te vertalen (stap 3) en om op CAT-niveau antwoorden te
formuleren (stap 4). Expliciete aandacht voor school- en vaktaal (stap 3) blijken docenten belangrijk te
vinden en de meesten spreken de intentie uit hier meer aandacht aan te willen besteden in het vervolg. 	
  
	
  
Toekomstig gebruik van de taalsteun	
  
Op de vraag of docenten met dit ontwerp gaan werken, kwamen deze reacties: 	
  
Voorkennis activeren (stap 1) via bijvoorbeeld een woordweb wordt door de docenten al met
regelmaat toegepast en alle docenten willen dit in de toekomst vaker en bewuster inzetten.	
  
Het onderdeel oriënterend en globaal lezen (stap 2) willen alle docenten kort of uitgebreid,
met of zonder stappenplan gaan gebruiken in hun lessen, omdat leerlingen door goed te oriënteren de
samenhang tussen bijvoorbeeld bronnen beter gaan begrijpen, waardoor er betere antwoorden gegeven
zullen worden.	
  
Elke docent wil op een of andere manier aandacht geven aan DAT-CAT, bijvoorbeeld bij het
maken van examenopgaven. Een docent geeft aan schooltaal als belangrijk te zien. Twee docenten
geven aan dat het intensief lezen, zoals beschreven in het format, niet voor hun vak gebruikt zal
worden (stap 3).	
  
Bewustmaken van formuleren op CAT-niveau bij de beantwoording van vragen wordt
belangrijk gevonden (stap 4). De manier waarop (tweetallen, onderstrepen) varieert.	
  
  23
Stap 5 Evalueren wordt, in het algemeen, als een belangrijke stap gezien. Wanneer hier tijd
aan besteed wordt, hebben docenten positieve ervaringen. De wens is er dus wel om deze stap te
gebruiken, maar door allerlei redenen, zoals tijdgebrek, komt het er vaak niet van.	
  
De principes van taalsteun wil elke docent op een minder strakke manier en het liefst op een
natuurlijke wijze aanbieden in de lessen. Docenten willen in het bijzonder meer aandacht voor
taalsteun gaan bieden bij examentraining, bijvoorbeeld net voor een toetsweek. De examenbundel
blijft dan thuis en in de lespakketjes mag er onderstreept worden met de verwachting dat de
examentraining zo effectiever gaat verlopen.	
  
Docenten geven aan dat taalsteun bieden veel extra voorbereidingstijd vergt. Dit komt met
name door het zoeken van goede bronnen en het eigen maken van het format.	
  
De meeste docenten geven aan dat de lessenserie zoals op deze manier voorgeschreven (veel)
tijd kost. Ook geven de meesten aan dat op deze manier taalsteun bieden, met een dergelijk strak
format, de vakinhoudelijke kant teveel ten koste gaat van de talige kant. Dit ten koste gaan van het
programma kan ook samenhangen met het leerjaar waarin je dit aanbiedt. In het examenjaar kun je
volgens enkele docenten niet te veel afwijken van het programma. In vwo 4 hebben sommige vakken
maar twee uur en dan zou taalsteun ten koste kunnen gaan van het programma.	
  
Het zou volgens een aantal docenten minder ten koste gaan van je programma wanneer je
taalsteun meer integreert in je lesstof, je het principe bij meerdere vakken toepast en vaker herhaalt.	
  
	
  
Evaluatie door leerlingen
De derde onderzoeksvraag is de vraag naar hoe de leerlingen de lessenserie taalsteun hebben
gewaardeerd. Uit de vragenlijst blijkt dat leerlingen de gevolgde lessenserie over het algemeen
neutraal waarderen (zie Tabel 7). De meeste scores liggen rond het gemiddelde van 2,5. De stap
‘voorkennis activeren’ wordt het minst als zinvol ervaren, de stap ‘oriënterend lezen’ als meest zinvol.
  24
Tabel 7 Evaluatie door leerlingen
Hoe zinvol is
de voorkennis
activeren
Hoe zinvol is
oriënterend lezen
Hoe zinvol is
modelleren
Hoe zinvol is de
nadruk op
begrippen vaktaal
en schooltaal
Hoe zinvol is
de nadruk op
begrippen DAT
CAT
Hoe zinvol is
het evalueren
van het
leesproces
Valid 134 134 134 134 134 134
Missing 0 0 0 0 0 0
Mean 2,16 2,71 2,33 2,43 2,44 2,59
SD ,94 ,88 ,97 1,03 ,93 ,93
Verandering in leesstrategieën van leerlingen
De vierde onderzoeksvraag is de vraag naar wat het effect is van de taalsteun op het gebruik
van leesstrategieën door de leerlingen. Uit de t-test tussen voor- en nameting blijkt dat leerlingen na
afloop van de lessenserie meer strategieën toepassen om hun voorkennis te activeren (t(133) = 2,35, p
= .02), oriënterend en globaal lezen (t(133) = 4,61, p < .01) en intensief lezen (t(133) = 4,18, p < .01).
Er is geen significant verschil gevonden voor de strategie opdracht maken (t(133) = -1,0, p = .30). Het
effect van de lessenserie op de strategie voorkennis activeren is het kleinst (d = 0.22). Oriënterend en
globaal lezen (d = 0.43) en intensief lezen (d = 0.37) hebben een groter effect.	
  
Er is geen significant verschil tussen havo en vwo-leerlingen op de strategie voorkennis
activeren (F(1, 131) = 1,72, p = .192. Datzelfde geldt voor de strategie intensief lezen (F(1, 131) =
.404, p = .526) en oriënterend en globaal lezen ((F(1, 131) = .229, p = .633). Er zijn tevens geen
significante verschillen tussen de vakken (havo en vwo samen): F(3, 129) = 1,14, p = .336).
Een overzicht van de resultaten is weergegeven in tabel 8.	
  
	
  
Discussie
De belangrijkste resultaten van dit onderzoek naar het ontwerp, de implementatie en evaluatie
van taalsteun kunnen als volgt worden samengevat. Wat betreft de implementatie van de lessenserie
komt naar voren dat de docenten over het algemeen positief zijn, maar dat niet alle voorgeschreven
stappen door iedereen zijn doorlopen. Als belangrijkste reden daarvoor wordt het gebrek aan tijd
aangegeven. Met name de laatste stap ‘evalueren’ is slechts in beperkte mate uitgevoerd, waarmee
  25
  26
hypothese 1 niet volledig kan worden aanvaard. Een aanpassing in de lessenserie waarmee meer tijd
wordt vrijgemaakt voor evaluatie kan hiervoor mogelijk een oplossing zijn.
De tweede onderzoeksvraag betreft hoe docenten taalsteun in de lessenserie waarderen. De
belangrijkste conclusie uit de evaluaties van de docenten is dat over het algemeen de lessenserie
taalsteun positief is gewaardeerd. Bij stap 1 ‘Voorkennis activeren’ uit deze positieve waardering zich
in de constatering van de docenten dat hun leerlingen actief participeerden in de les, ze de stap
bruikbaar vonden en ze deze leesstrategie vaker en bewuster in hun lessen willen inzetten. De
positieve waardering bij stap 2 ‘oriënterend en globaal lezen’ komt tot uiting in de wens om meer en
intensiever het modelleren toe te passen. Het format heeft de docenten meer bewust gemaakt van het
belang van deze leesstrategie. De positieve waardering bij stap 3 ‘intensief lezen’ zit met name
aandacht voor het begrippenpaar DAT-CAT en de wens om dit te integreren in hun lessen. De omgang
met schooltaal-vaktaal wordt minder duidelijk gewaardeerd en verschillend opgevat. De positieve
waardering voor stap 4 ‘opdracht maken’ uit zich in het idee van docenten dat leerlingen vragen beter
beantwoorden en het voornemen om leerlingen te onderwijzen in het formuleren in CAT. Stap 5
‘evalueren’ is dusdanig beperkt uitgevoerd dat er geen conclusies kunnen worden verbonden aan
uitspraken met betrekking tot deze stap. Wel is het opvallend dat zowel docenten als leerlingen het
belang aangeven van deze stap. De docenten geven dan ook aan hiervoor wel tijd voor vrij te willen
maken.
Samengevat kan worden gesteld dat de docenten aangeven de waarde van alle stappen in te
zien, en ze willen alle stappen blijven toepassen in hun lessen, waarmee hypothese 2 kan worden
aangenomen. Wel geven alle docenten aan de stappen op een minder strakke manier aan te bieden. Het
in een strak format bieden van taalsteun zoals is voorgeschreven voelde kunstmatig aan. Docenten
willen de stappen op een natuurlijke wijze integreren in hun lessen, als een soort rugzak met bagage
waaruit docenten stappen toepassen wanneer ze dit nodig achten. Toch is het idee dat docenten met
hun leerlingen de vijf stappen doorlopen niet zomaar, maar gebaseerd op de vakliteratuur. Daarnaast
zijn in het kader van dit onderzoek de vijf stappen zo strak achter elkaar gezet om voor de
verschillende leesstrategieën te kunnen kijken of leerlingen daarop vooruitgaan. Docenten geven
echter aan dat het format van de drie lessen met de vijf stappen als een te strak keurslijf wordt ervaren.
  27
Dit kost docenten veel tijd in een kort tijdsbestek. Daarom is het goed denkbaar dat als een docent
eenmaal de principes van de vijf stappen onder knie heeft, hij of zij los van andere stappen
bijvoorbeeld de stap oriënterend lezen kan toepassen of aandacht kan geven aan woordenschat op zijn
of haar vakgebied. Echter, wanneer een docent met zijn leerlingen op een paar leesstrategieën
vooruitgang wilt boeken, dan heeft hij of zij wel een stappenplan nodig en dan is de aangeboden
volgorde een logische opeenvolging van de stappen. Wel kunnen de ingrediënten van het stappenplan
verdeeld over een aantal lessen worden toegepast.
Uit de interviews is gebleken dat docenten zichzelf bewuster zijn geworden van de noodzaak
explicieter aandacht te moeten geven aan leesstrategieën, zoals vaktaal aan de orde stellen of even de
tijd nemen om leerlingen te laten oriënteren op een tekst voordat ze de bijbehorende vragen gaan
maken.
De derde onderzoeksvraag betreft de waardering voor de lessenserie taalsteun door leerlingen.
Uit de evaluatie van de leerlingen bleek dat zij de lessenserie taalsteun neutraal hebben gewaardeerd.
Over het algemeen hebben ze de vijf stappen niet als zinvol ervaren, waarmee hypothese 3 niet kan
worden aangenomen. Vanuit de beschikbare data kan hiervoor geen oorzaak worden aangedragen.
In antwoord op de vierde onderzoeksvraag kan worden gesteld dat ondanks de neutrale
waardering de leerlingen toch op drie van de vier onderscheiden strategieën vooruitgang hebben
geboekt, en dat ondanks de kleine verschillen in uitvoering tussen de docenten onderling. Een
verklaring voor het gegeven dat de leerlingen de lessenserie niet echt als zinvol hebben gewaardeerd
kan zijn dat door de docenten niet expliciet het belang van taalsteun is aangegeven.	
  Hypothese 4 kan
dan ook voor de leesstrategieën ‘voorkennis activeren’, ‘oriënterend en globaal lezen’ en ‘intensief
lezen’ worden aangenomen. Dit geldt niet voor de vierde strategie ‘opdracht maken’.
	
  
Kanttekeningen bij deze studie
Vier mogelijke beperkingen van de studie worden besproken. Ten eerste, om goede uitspraken
te kunnen doen over het effect van taalsteun wordt dikwijls een vergelijkingsgroep ingezet. Daarvoor
is in dit onderzoek niet gekozen omdat de taalsteun in een tijdbestek van drie lessen in twee weken is
  28
gegeven en ervan uitgegaan kan worden dat in deze korte periode leerlingen niet op een andere manier
leesstrategieën opdoen.
Ten tweede, de evaluatie van de lessenserie door docenten zijn gebaseerd de interviews met de
docenten. Als je uitspraken wilt doen over hoe taalsteun in de klas wordt vormgegeven dan is
observeren van de les wellicht meer valide. In dit onderzoek zijn de lessen wel gefilmd, om eventuele
onduidelijkheden uit de interviews na te kunnen kijken en om te controleren welke stappen zijn
uitgevoerd. Doordat in de interviews structureel is doorgevraagd zijn er geen onduidelijkheden naar
voren gekomen en kunnen de zelfrapportages gezien worden als een valide manier om inzicht te
krijgen in de vormgeving van de taalsteun.
Ten derde, in sommige stappen in de gegeven lessenseries zijn er verschillen gevonden tussen
hoe docenten deze hebben aangeboden. Uit de interviews bleek dat dit voornamelijk in de concrete
uitwerking van de stappen zat. Dit kan een gevolg zijn van de keuze om niet al te sturend te zijn
richting de docenten. Zelfs het toepaste format werd al door een aantal docenten als te sturend ervaren.
Daarnaast hebben enkele docenten, vanwege tijdgebrek, niet alle stappen uitgevoerd zoals bedoeld.
Het gevolg hiervan is dat de evaluaties (onderzoeksvraag 2 en 3) en de effectmeting (onderzoeksvraag
4) soms betrekking hebben op een (beperkt) verschillende uitvoering. Dit kan worden voorkomen door
nog explicieter de stappen voor te schrijven, met als risico dat docenten de stappen nog meer als een
keurslijf ervaren en het stappenplan als minder bruikbaar wordt beschouwd. In de uitwerking zullen
daarom voor een vervolg andere keuze worden gemaakt, die ervoor zorgen dat de vijf stappen
bruikbaarder zijn voor alle docenten. Ondanks dat er verschillen in de uitvoering van de lessenseries
zijn gevonden, zijn er toch effecten voor drie van de vier leesstrategieën gevonden.
Ten vierde is het onderzoek uitgevoerd met een beperkt aantal docenten van een school voor
voortgezet onderwijs. Bovendien is in de school waar het onderzoek is uitgevoerd al langere tijd
aandacht voor leesstrategieën en het belang daarvan. Het is ook de aanleiding geweest om dit
onderzoek in deze school uit te voeren. Het zou kunnen zijn dat in scholen waar aandacht voor
leesstrategieën beperkt is meer of minder progressie zal worden geboekt. Echter, veel scholen in
Nederland geven aandacht aan leesstrategieën, onder andere door het aanstellen van een
taalcoördinator. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de context dusdanig verschillend is van andere
  29
scholen voor voortgezet onderwijs, zodat geen uitspraken gedaan kunnen worden over het effect van
de geboden taalsteun.	
  	
  
Conclusie
In antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek naar de taalgerichte vakondersteuning in de
bovenbouw van het voortgezet onderwijs kan worden gesteld dat taalsteun in de bovenbouw zeker
dient te bestaan uit de drie stappen ‘voorkennis activeren’, ‘oriënterend en globaal lezen’ en ‘intensief
lezen’. Ze worden door de docenten gewaardeerd, ze achten ze bruikbaar en toepasbaar en merken wat
het met hun leerlingen in de les doet. Bovendien zijn het ook deze drie stappen waarbij significante
verbeteringen worden gevonden in het gebruik van de leesstrategieën door de leerlingen.
Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is de gecreëerde bewustwording bij de betrokken
docenten van alle onderdelen van de lessenserie en daarmee indirect het gebruik van de leesstrategieën
door leerlingen wordt verbeterd. Een te strak stappenplan past niet bij docenten uit de bovenbouw van
het voortgezet onderwijs, ze passen de afzonderlijke stappen bij voorkeur op hun eigen manier toe.
Het is niet per se zo dat de vijf stappen altijd op de voorgeschreven manier moeten worden uitgevoerd,
maar het kan wel een manier zijn om de docenten bewust te maken van de waarde van verschillende
stappen. In dit onderzoek is daarom naast het gebruik van leesstrategieën door leerlingen, gewerkt aan
de professionalisering van de docenten.
Implicaties voor herontwerp van de lessenserie taalsteun
De resultaten van dit onderzoek benadrukken het belang van een goede training en
handleiding voor docenten. In de training zal helder moeten worden gemaakt dat het bieden van
taalsteun bedoeld is om meer grip te krijgen op de vakinhoud, door talige barrières te slechten. Het
format is een middel om tot een beter begrip van de vakinhoud te komen. In het begin zal een format
veel aandacht opeisen, maar wanneer docenten ervaring hebben opgedaan met de verschillende
stappen kunnen de stappen door docenten worden toepast wanneer ze dit nodig achten.
Om verwarring te voorkomen bij enkele onderdelen van de lessenserie zal in de training
sturing op didactisch gebied explicieter moeten zijn.
  30
Ten eerste wordt door docenten het activeren van voorkennis soms verkeerd begrepen. Helder
moet worden gemaakt dat het bij deze stap niet gaat om het ophalen van voorkennis op zichzelf, maar
om het leren plaatsen van nieuwe kennis in de bestaande kenniscontext.
Ten tweede moeten voor docenten de begrippen DAT-CAT, school- en vaktaal helder zijn. De
bij een aantal docenten gevonden onduidelijkheid over het specifieke onderscheid tussen deze
begrippen noopt tot het explicieter maken van dit onderscheid in de training en handleiding.
Omdat docenten de ene stap meer relevant achten dan de andere, en de neiging hebben de
minder relevante stappen niet aan te bieden, zal ten derde moeten worden benadrukt dat het integraal
aanleren van leesstrategieën leidt tot beter tekstbegrip (Bimmel, 2006; Fischer, Frey & Lap, 2008).
Implicaties voor vervolgonderzoek
Met docenten die hebben deelgenomen in het onderzoek of docenten die op een later moment
de training voor het bieden van taalsteun zullen volgen, zou vervolgonderzoek gedaan kunnen worden
naar hoe ze de vijf stappen op een voor hen meer natuurlijke wijze zullen toepassen. Is het dan
inderdaad zo dat ze de verschillende stappen of elementen toepassen wanneer ze dit nodig achten, dus
op een natuurlijke wijze integreren in hun lessen, of dat door het loslaten van een strak stappenplan de
aandacht voor leesstrategieën met de tijd verdwijnt.
Verschillende docenten plaatsten de kanttekening dat taalsteun pas wat oplevert, als iedereen
daaraan meewerkt. De verwachting is, dat een integrale, breed gedragen aanpak meer zal opleveren,
maar er kan op basis van dit onderzoek niet de conclusie worden getrokken dat die aanpak alleen
werkt als werkelijk alle docenten daaraan meewerken. Vervolgonderzoek naar een integrale, breed
gedragen aanpak in een school zal hier een beter beeld op moeten kunnen geven.
De lessen taalsteun zijn door de leerlingen als neutraal gewaardeerd, hetgeen zou kunnen
wijzen op een beperkte betrokkenheid bij de lessen taalsteun. Wanneer leerlingen het nut inzien van
een bepaalde interventie is de kans groter dat ze meer betrokken en gemotiveerd zijn (Vermaas & Van
der Linden, 2007). Een hoge betrokkenheid en motivatie zou mogelijk een groter effect kunnen
opleveren in het gebruik van leesstrategieën door leerlingen. Vervolgonderzoek naar hoe een hogere
  31
waardering door leerlingen kan worden bewerkstelligd zou mogelijk kunnen bijdragen aan beter lezen,
en daarmee beter leren. 	
  
Referenties
Bakken, J.P., Mastropieri, M.A., & Sgruggs, T.E. (1997). Reading comprehension of expository
science material and students with learning disabilities: A comparison of strategies. Journal of
Special Education, 31, 300-324.
Bimmel, P. (2001). Effects of reading strategy instruction in secondary education—A review of
intervention studies. L1-Educational Studies in Language and literature, 1(3), 273-298.
Block, C.C., & Duffy, G.G. (2008). Research on teaching comprehension: Where we’ve been and
where we’re going. In C.C. Block, & S.R. Parris (Eds.), (pp. 19-37). New York, NY US:
Guildford Press.
Boeije, H. (2008). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boom Onderwijs, www.boomonderwijs.n
Cromley, J. G. (2009). Reading achievement and science proficiency: International comparisons
from the programme on international student assessment. Reading Psychology, 30, 89–118.
De Corte, E., Verschaffel, L., & Van de Ven, A. (2001). Improving text comprehension strategies in
upper primary school children: A design experiment. Britisch Journal of Educational
Psychology, 71(4), 531-559
Duffy, G.G. (2003). Explaining reading: A resource for teaching concepts, skills, and strategies.
New York: Guilford Publishers.
Elsäcker-Bok, W. V. van, (2002). Development of reading comprehension: The engagement
perspective: A
study of reading comprehension, vocabulary, strategy use, reading motivation, and leisure
time reading of third-and fourth-grade students from diverse backgrounds in the Netherlands.
[Sl: sn].
Frey, N.& Fischer, D. (2009). Learning words inside & out. Vocabulary instruction that boosts
achievement in all subject areas. Portsmouth: Heinemann.
  32
Firdaus, A., & Malik, M. (2013). SQ3R Strategy for increasing students’ retention of reading and
written information. Retrieved form	
  http://jurnal.utm.ac.id/index.php/MID/article/view/16
Fischer, D., Frey, N. & Lap, D. (2008). Shared Readings: Modeling Comprehension, Vocabulary,
Text Structures, and Text Features for Older Readers. The Reading Teacher, 61(7), pp. 548-
556. DOI:10.1598/RT.61.7.4
Förrer, M. & van de Mortel, K. (2010). Lezen… denken… begrijpen. Amersfoort: CPS
Onderwijsontwikkeling en advies.
Gibbons, P. (2009). English learners, academic literacy, and thinking. In Meestringa, T. (2013)
Werken aan vaktaal bij exacte vakken, Enschede: Platform Taalgericht Vakonderwijs/SLO.
Gille, E., Loijens, C. Noijons, J. & Zwitser, R. (2010). Resultaten PISA-2009: Praktische kennis en
vaardigheden van 15-jarigen. Nederlandse uitkomsten van het Programme for International
Student Assessment (PISA) op het gebied van leesvaardigheid, wiskunde en
natuurwetenschappen in het jaar 2009. Arnhem: CITO.
Hajer, M. & Meestringa, T. (2011). Handboek Taalgericht Vakonderwijs. Bussum: Coutinho.
Huber, J.A. (2004). A closer look at SQ3R. Reading Improvement. 41(2), 108-112.
Janssen, T., Braaksma, M., Rijlaarsdam, G. (2006). Literary reading activities of good and weak
students: A think aloud study. European Journal of Psychology of Education, 21, 35-52.
Leenderts, Y., Veenman, S., Naafs, F. & Van den Oord, I. (2010). Effectieve instructie: Leren
lesgeven met het activerende directe instructiemodel. Amersfoort: CPS
Onderwijsontwikkeling en advies.
Lipson, M. Y., & Wixson, K. K. (2003). Assessment and instruction of reading and writing difficulty:
An interactive approach. Allyn & Bacon.
Maerten-Rivera, J., Myers, N., Lee, O., & Penfield, R. (2010). Student and school predictors of high
stakes assessment in science. Science Education, 94, 937–962.
Meelissen, M.R.M., Netten, A., Drent, M., Punter, R.A., Droop, M. & Verhoeven, L. (2012). PIRLS
en TIMSS-2011.Trends in leerprestaties in Lezen, Rekenen en Natuuronderwijs. Nijmegen:
Radboud Universiteit & Universiteit Twente.
Meestringa, T. (red.) (2006). Kijkwijzer voor taalgericht vakonderwijs. Enschede: Platform
  33
Taalgericht Vakonderwijs. SLO.
Mokhtari, K. & Reichard, C.A. (2002). Assessing Students’ Metacognitive Awareness of Reading
Strategies. Journal of Educational Psychology 94 (2), 249–259. Oklahoma. DOI:
10.1037//0022-0663.94.2.249
Miles, M.B., Huberman, A.M., & Saldata, J.M. (2014). Qualitative Data Analysis. A Methods
Sourcebook. Third Revised Edition. Sage Publications, Inc. London, United Kingdom.
National Institute of Child Health and Human Development. (2000). Report of the national reading
panel. Teaching children to read: An evidence-based assessment of the scientific research
literature on reading and its implications for reading instruction: Reports of the subgroups.
NIH Publication No. 00-04754. Washington DC. United States: Government Printing
Office.
OECD (2000). Literacy in the information age. Final report of the International Adult Literacy
Survey. Paris: OECD.
O’Reilly, T., & McNamara, D. S. (2007). The impact of science knowledge, reading skill, and
reading strategy knowledge on more traditional “high-stakes” measures of high school
students’ science achievement. American Educational Research Journal, 44, 161–196.
Penney, K., Norris, S. P., Phillips, L. M., & Clark, G. (2003). The anatomy of junior high school
science textbooks: An analysis of textual characteristics and a comparison to media reports of
science. Canadian Journal of Science, Mathematics and Technology Education, 3, 415–436.
Puper, H., Richters, J. (2013). Beter lezen, beter leren. Vakteksten begrijpen in het voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Amersfoort: CPS
Puper, H., Visser,M. & de With, T. (2013). Woordenschatonderwijs: meer dan woorden leren.
Amersfoort: CPS
Rose, D. & Martin, J.R. (2012). Learning to write, reading to learn: genre, knowledge and pedagogy
in the Sydney School. Londen: Equinox.
Rosenshine, B., Mesiter, C., & Chapman, S. (1996). Teaching students to generate questions: A
review of the intervention studies. Review of Educational Journal, 110(3), 301-322
Schooten, E. van, Emmelot, Y., (2004). De integratie van taal- en vakonderwijs. Amsterdam: SCO-
  34
Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen,
Universiteit van Amsterdam.
Smale-Jacobse, A.E., (2013). De effecten van docenttraining gericht op directe instructie van
strategiegebruik bij begrijpend lezen. Groningen: Gronings Instituut voor Onderzoek van
Onderwijs, Rijksuniversiteit Groningen.
Van der Leeuw, B. & Meestringa, T. (2014). Genres in schoolvakken. Taalgerichte didactiek in het
voortgezet onderwijs. Uitgeverij Coutinho. Bussum.
Vermaas, J., & Van der Linden, R. (2007). Beter inspelen op havoleerlingen. IVA
beleidsonderzoek en advies, Tilburg. Retrieved from Kortlopend Onderwijsonderzoek
website: http://www.kortlopendonderzoek.nl/documenten/beter%20inspelen%20
havoleerlingen.pdf
Vernooy, K. (2011). Ontwikkelingen op het gebied van (begrijpend) lezen. Wat werkt? Presentatie,
Hogeschool Edith Stein Hengelo.
	
  
  
  
	
  
	
   	
  
  35
Bijlage 1
Handleiding docenten
	
  
	
  
…voor taal!
	
  
Zó pak je (examen)teksten aan in de
bovenbouw van het havo en vwo
Een stapsgewijze aanpak in drie lessen
docentversie
	
  
	
  
  36
Inleiding:	
  
Taal	
  blijkt	
  vaak	
  een	
  struikelblok	
  te	
  zijn	
  bij	
  het	
  begrijpen	
  en	
  leren	
  van	
  de	
  schoolvakken.	
  ‘Leerlingen	
  
lezen	
  slecht’	
  is	
  een	
  veelgehoorde	
  klacht.	
  	
  Door	
  leerlingen	
  meer	
  te	
  wijzen	
  op	
  het	
  gebruik	
  van	
  
leesstrategieën,	
  het	
  vergroten	
  van	
  de	
  woordenschat	
  én	
  de	
  juiste	
  didactische	
  werkvormen	
  in	
  te	
  
zetten,	
  kan	
  de	
  lees-­‐	
  en	
  tekstvaardigheid	
  van	
  leerlingen	
  groeien.	
  	
  
In	
  deze	
  lessenserie	
  gaan	
  we	
  uit	
  van	
  de	
  principes	
  van	
  taalgericht	
  vakonderwijs.	
  In	
  de	
  les	
  wordt	
  om	
  die	
  
reden	
  aandacht	
  geschonken	
  aan	
  
1)	
  interactie*;	
  
2)	
  een	
  contextrijke	
  omgeving	
  /	
  tekst;	
  	
  
3)	
  taalsteun.	
  	
  
Deze	
  principes	
  worden	
  ondersteund	
  en	
  versterkt	
  door	
  het	
  toepassen	
  van	
  activerende	
  werkvormen.	
  
Samenwerkend	
  leren	
  geeft	
  daarbij	
  voldoende	
  ruimte	
  voor	
  interactie.	
  Meer	
  informatie	
  over	
  de	
  
principes	
  van	
  taalgericht	
  vakonderwijs	
  vind	
  je	
  in	
  bijlage	
  1.	
  	
  (Hajer	
  en	
  Meestringa,	
  Taalgericht	
  
Vakonderwijs)	
  
Doel:	
  
De	
  interventie	
  is	
  gericht	
  op	
  het	
  beter	
  leren	
  aanpakken	
  van	
  een	
  (examen)tekst	
  van	
  	
  een	
  schoolvak,	
  
zodat	
  de	
  leerling	
  de	
  tekst	
  beter	
  begrijpt.	
  We	
  verwachten	
  dat	
  de	
  leerling	
  door	
  beter	
  begrip	
  de	
  
opgaven	
  ook	
  beter	
  zal	
  aanpakken	
  en	
  maken,	
  maar	
  dat	
  laatste	
  wordt	
  niet	
  gemeten.	
  	
  	
  
	
  
Doelgroep:	
  
Deze	
  lessenserie	
  is	
  bedoeld	
  voor	
  leerlingen	
  in	
  de	
  bovenbouw	
  van	
  het	
  havo/	
  vwo.	
  In	
  deze	
  lessenserie	
  
gaan	
  we	
  specifiek	
  in	
  op	
  het	
  (leren)	
  lezen	
  en	
  bespreken	
  van	
  examenteksten	
  en	
  –opgaven.	
  De	
  
lessenserie	
  wordt	
  daarom	
  ingezet	
  in	
  de	
  periode	
  van	
  examentraining	
  in	
  havo	
  5	
  en	
  vwo	
  6.	
  De	
  
didactische	
  werkwijze	
  is	
  echter	
  ook	
  toepasbaar	
  in	
  andere	
  jaren	
  en	
  bij	
  niet-­‐examenteksten.	
  	
  
	
  
  37
Randvoorwaarden:	
  
-­‐   De	
  lesstof	
  moet	
  contextrijk	
  worden	
  aangeboden.	
  De	
  docent	
  kiest	
  teksten	
  uit	
  waarin	
  de	
  
lesstof	
  wordt	
  geschetst	
  in	
  een	
  concrete	
  situatie,	
  voorzien	
  van	
  een	
  duidelijke	
  context.	
  
-­‐   Het	
  niveau	
  van	
  de	
  leesteksten	
  moet	
  per	
  vak	
  ongeveer	
  vergelijkbaar	
  zijn.	
  De	
  voorkeur	
  gaat	
  
daarom	
  uit	
  naar	
  contextrijke	
  vraagstukken	
  in	
  examens	
  (havo	
  /	
  vwo).	
  	
  
-­‐   De	
  lessen	
  zijn	
  gericht	
  op	
  bovenbouwleerlingen	
  havo	
  /	
  vwo.	
  	
  
-­‐   De	
  docent	
  creëert	
  een	
  natuurlijke	
  lessituatie,	
  waarin	
  de	
  vakinhoud	
  centraal	
  staat.	
  In	
  díe	
  
context	
  leert	
  de	
  leerling	
  de	
  tekst	
  met	
  behulp	
  van	
  strategieën	
  aanpakken.	
  	
  
-­‐   De	
  docent	
  sluit	
  aan	
  bij	
  bestaande	
  kennis	
  over	
  leesstrategieën.	
  Hij	
  helpt	
  de	
  leerling	
  de	
  
kennistransfer	
  te	
  maken	
  naar	
  zijn	
  vak.	
  	
  Hij	
  doet	
  dit	
  door	
  de	
  leerlingen	
  leesinstructies	
  te	
  
geven.	
  	
  
-­‐   Ca.	
  de	
  helft	
  van	
  de	
  lestijd	
  werken	
  leerlingen	
  samen,	
  zodat	
  voldoende	
  interactie	
  plaatsvindt.	
  	
  
-­‐   De	
  lessenserie	
  gaat	
  over	
  één	
  onderwerp.	
  	
  
-­‐   De	
  docent	
  vormt	
  zich	
  een	
  beeld	
  van	
  de	
  lesprincipes	
  die	
  van	
  belang	
  zijn	
  om	
  taalgericht	
  les	
  te	
  
geven.	
  Dit	
  kan	
  o.a.	
  door	
  middel	
  van	
  een	
  checklist	
  (zie	
  bijlage	
  2).	
  
Opbouw	
  lessen:	
  
De	
  lesopbouw	
  is	
  steeds	
  als	
  volgt:	
  	
  
Stap	
  1:	
   voorkennis	
  activeren	
  
Stap	
  2:	
  	
   oriënteren	
  op	
  de	
  tekst	
  en	
  globaal	
  lezen	
  
Stap	
  3:	
  	
   intensief	
  lezen	
  van	
  tekst	
  en	
  opgaven	
  	
  
Stap	
  4:	
  	
   de	
  opdracht	
  maken	
  
Stap	
  5:	
   bespreken	
  van	
  opgaven	
  en	
  evalueren	
  leesproces	
  	
  
	
  
In	
  de	
  lessen	
  is	
  een	
  opbouw	
  in	
  zelfstandigheid:	
  van	
  meer	
  docentgestuurd	
  naar	
  leerlinggestuurd	
  (zie	
  
onderstaand	
  figuur).	
  	
  
	
  
Gradually	
  Released	
  Responsibility	
  Instruction	
  Model	
  	
  
	
  	
  	
  (Bron:	
  Förrer	
  &	
  van	
  de	
  Mortel,	
  2010)	
  
	
  
	
  
  38
Les	
  1	
  –	
  docentinstructie	
  	
  	
  
NB:	
  Onderstaand	
  lesschema	
  is	
  een	
  verkorte	
  weergave	
  van	
  de	
  les.	
  Een	
  uitgebreide	
  toelichting	
  bij	
  
deze	
  les	
  vind	
  je	
  in	
  bijlage	
  3.	
  Bij	
  deze	
  les	
  hoort	
  een	
  PowerPointpresentatie	
  met	
  leerlinginstructies.	
  
Stap	
  1:	
  5	
  minuten:	
  Voorkennis	
  activeren	
  door	
  middel	
  van	
  een	
  klassengesprek	
  (woordweb	
  met	
  
belangrijke	
  begrippen).	
  
Stap	
  2:	
  5	
  –	
  10	
  minuten:	
  Oriëntatie	
  op	
  de	
  leestekst	
  +	
  globaal	
  lezen.	
  Docent	
  doet	
  dit	
  hardop	
  voor	
  
(modelling).	
  Leerlingen	
  lezen	
  en	
  kijken	
  mee,	
  de	
  docent	
  is	
  hun	
  voorbeeld	
  (model).	
  
Let	
  op:	
  	
  
è   Tekstkenmerken	
  
è   Verwachting	
  inhoud	
  uitspreken	
  
è   Link	
  leggen	
  met	
  voorkennis	
  
è   Verwachtingen	
  (eventueel)	
  bijstellen	
  na	
  oriëntatie	
  
è   Leesstrategieën	
  expliciet	
  benoemen	
  (na	
  oriënterend	
  en	
  globaal	
  lezen	
  naar	
  intensief	
  lezen)	
  
Stap	
  3:	
  10	
  –	
  15	
  minuten:	
  Leerlingen	
  gaan	
  de	
  tekst	
  intensief	
  lezen	
  in	
  groepjes	
  van	
  drie.	
  	
  
Let	
  op:	
  	
  
è   Benoemen	
  leesstrategie	
  (intensief)	
  
è   Groepen	
  formeren	
  en	
  taken	
  verdelen	
  binnen	
  groepen	
  
è   Toelichting	
  vaktaalwoorden	
  en	
  schooltaalwoorden	
  	
  (+	
  voorbeeld	
  noemen)	
  
è   Na	
  intensief	
  lezen	
  onduidelijkheden	
  nagaan:	
  kan	
  iedereen	
  zonder	
  problemen	
  naar	
  stap	
  4?	
  
Stap	
  4:	
  10	
  minuten:	
  Leerlingen	
  maken	
  samen	
  de	
  vragen	
  
Let	
  op:	
  
è   Geef	
  een	
  paar	
  vragen	
  bij	
  de	
  leestekst	
  (projecteren	
  via	
  beamer	
  of	
  op	
  papier).	
  
è   Vragen	
  zijn	
  bedoeld	
  om	
  begrip	
  te	
  checken,	
  het	
  gaat	
  nu	
  vooral	
  om	
  de	
  leesvaardigheid	
  en	
  
context.	
  
Stap	
  5:	
  5	
  minuten:	
  Evalueren	
  van	
  leesproces	
  (klassikaal)	
  	
  
Let	
  op:	
  
-­‐   Docent	
  leidt	
  het	
  evaluatieproces,	
  denk	
  aan	
  volgende	
  vragen:	
  
-­‐   Welke	
  informatie	
  was	
  in	
  de	
  tekst	
  onduidelijk?	
  Is	
  die	
  nu	
  wel	
  duidelijk	
  geworden?	
  
-­‐   Welke	
  informatie	
  was	
  in	
  de	
  opgaven	
  onduidelijk?	
  Is	
  die	
  nu	
  wel	
  duidelijk	
  geworden?	
  
-­‐   Welke	
  woorden	
  /	
  zinnen	
  vormen	
  voor	
  de	
  leerling	
  een	
  vaktaalprobleem?	
  
-­‐   Welke	
  woorden/zinnen	
  vormen	
  een	
  probleem	
  als	
  het	
  gaat	
  om	
  schooltaal?	
  	
  
	
  
	
  
  39
Les	
  2	
  –	
  docentinstructie	
  	
  	
  
NB:	
  Onderstaand	
  lesschema	
  is	
  een	
  verkorte	
  weergave	
  van	
  de	
  les.	
  Een	
  uitgebreide	
  toelichting	
  bij	
  
deze	
  les	
  vind	
  je	
  in	
  bijlage	
  3.	
  Bij	
  deze	
  les	
  hoort	
  een	
  PowerPointpresentatie	
  met	
  leerlinginstructies.	
  
Stap	
  1:	
  5	
  minuten:	
  Voorkennis	
  activeren	
  door	
  middel	
  van	
  een	
  klassengesprek	
  (bijv.	
  woordweb)	
  
Let	
  op:	
  
è   Leg	
  de	
  link	
  met	
  de	
  tekst	
  van	
  les	
  1:	
  voorkennis	
  activeren,	
  kennis	
  koppelen.	
  Laat	
  begrippen	
  die	
  
van	
  belang	
  zijn	
  benoemen	
  door	
  leerlingen.	
  	
  
Stap	
  2:	
  10	
  minuten:	
  oriëntatie	
  op	
  de	
  leestekst	
  +	
  globaal	
  lezen	
  	
  
Let	
  op:	
  
è   Kies	
  een	
  taalvaardige	
  leerling	
  uit	
  die	
  de	
  oriëntatiefase	
  voordoet	
  voor	
  de	
  klas	
  
è   Leerling	
  benoemt	
  zelfde	
  punten	
  als	
  in	
  les	
  1,	
  stap	
  2.	
  Ook	
  via	
  beamer	
  tonen.	
  	
  
è   Tekstkenmerken,	
  verwachting	
  inhoud,	
  link	
  leggen	
  voorkennis,	
  verwachtingen	
  bijstellen.	
  
è   Docent	
  sluit	
  af	
  door	
  de	
  leesstrategieën	
  expliciet	
  te	
  benoemen	
  (na	
  oriënterend	
  en	
  globaal	
  
lezen	
  naar	
  intensief	
  lezen)	
  
Stap	
  3:	
  10	
  minuten:	
  Intensief	
  lezen	
  van	
  tekst	
  en	
  opgaven	
  
Let	
  op:	
  
è   Benoemen	
  leesstrategie:	
  intensief	
  (individueel,	
  in	
  stilte)	
  
è   Na	
  leesfase	
  in	
  duo’s	
  werken:	
  leerling	
  1	
  onderstreept	
  vaktaalwoorden	
  in	
  tekst	
  en	
  opgave,	
  
leerling	
  2	
  onderstreept	
  schooltaalwoorden	
  in	
  tekst	
  en	
  opgave.	
  	
  
è   Overleg	
  leerlingen	
  over	
  vaktaal	
  (van	
  CAT	
  naar	
  DAT)	
  à	
  alles	
  begrepen?	
  
è   Én	
  overleg	
  leerlingen	
  over	
  schooltaal.	
  	
  
è   Docent	
  checkt:	
  kunnen	
  alle	
  leerlingen	
  goede	
  start	
  maken	
  met	
  beantwoording	
  vragen?	
  
	
  
Stap	
  4:	
  10	
  minuten	
  –	
  15	
  minuten:	
  Maak	
  de	
  opgaven	
  in	
  tweetallen	
  
Let	
  op:	
  
è   Leerlingen	
  maken	
  een	
  begin	
  met	
  de	
  beantwoording,	
  vervolg	
  in	
  les	
  3.	
  	
  
è   Benoem	
  expliciet:	
  let	
  bij	
  je	
  formuleringen	
  op	
  vaktaal!	
  
è   Wees	
  concreet	
  in	
  beantwoording,	
  beantwoord	
  alleen	
  de	
  vraag.	
  	
  
è   Gebruik	
  de	
  leesstrategie	
  zoekend	
  lezen	
  (in	
  tekst,	
  bronnen,	
  diagrammen,	
  enz.)	
  
Stap	
  5:	
  5	
  minuten:	
  evalueren	
  leesproces	
  
Let	
  op:	
  	
  
è   Twee	
  duo’s	
  vormen	
  een	
  groep	
  en	
  spreken	
  over:	
  	
  
è   Welke	
  informatie	
  was	
  in	
  de	
  tekst	
  en	
  opgaven	
  onduidelijk?	
  Is	
  die	
  nu	
  wel	
  duidelijk	
  geworden?	
  
è   Welke	
  woorden/zinnen	
  vormen	
  voor	
  de	
  leerling	
  een	
  vakbegripsprobleem,	
  welke	
  
schooltaalprobleem?	
  (vragen	
  via	
  beamer	
  projecteren)	
  	
  
  40
Les	
  3	
  –	
  docentinstructie	
  	
  	
  
NB:	
  Onderstaand	
  lesschema	
  is	
  een	
  verkorte	
  weergave	
  van	
  de	
  les.	
  Een	
  uitgebreide	
  toelichting	
  bij	
  
deze	
  les	
  vind	
  je	
  in	
  bijlage	
  3.	
  Bij	
  deze	
  les	
  hoort	
  een	
  PowerPointpresentatie	
  met	
  leerlinginstructies.	
  
Stap	
  1:	
  5	
  minuten:	
  Voorkennis	
  activeren	
  
Let	
  op:	
  
è   Leerlingen	
  werken	
  weer	
  in	
  zelfde	
  duo’s	
  als	
  in	
  les	
  2.	
  	
  
è   Leerlingen	
  denken	
  hardop	
  na	
  over	
  onderwerp	
  van	
  de	
  vorige	
  les:	
  
è   Docent	
  laat	
  leerlingen	
  een	
  paar	
  kernbegrippen	
  benoemen	
  na	
  kort	
  overleg	
  in	
  duo’s.	
  	
  
è   Na	
  een	
  paar	
  minuten	
  kunnen	
  de	
  leerlingen	
  in	
  tweetallen	
  verder	
  met	
  de	
  opgaven.	
  
Stap	
  2:5	
  minuten:	
  oriëntatie	
  op	
  de	
  taak	
  +	
  globaal	
  lezen	
  
Let	
  op:	
  
è   Globaal	
  de	
  tekst	
  van	
  de	
  opgaven	
  opnieuw	
  doornemen.	
  	
  
è   De	
  opgaven	
  globaal	
  doornemen:	
  waar	
  waren	
  we	
  gebleven,	
  wat	
  als	
  was	
  afgerond?	
  	
  
Stap	
  3:5	
  minuten:	
  De	
  betreffende	
  opgave(n)	
  intensief	
  lezen	
  
Let	
  op:	
  
è   Leerlingen	
  (duo’s)	
  lezen	
  de	
  opgave	
  hardop	
  voor	
  en	
  maken	
  samen	
  de	
  vertaalslag,	
  in	
  dit	
  geval	
  
van	
  CAT	
  naar	
  DAT.	
  	
  
è   Leerlingen	
  herformuleren	
  de	
  opgaven	
  in	
  eigen	
  taal	
  of	
  door	
  vraag	
  stellend	
  te	
  maken.	
  
è   Leerlingen	
  noteren	
  nog	
  geen	
  antwoorden	
  bij	
  stap	
  3,	
  maar	
  praten	
  alleen	
  over	
  de	
  opgaven.	
  
Stap	
  4:15	
  minuten:	
  Opgaven	
  maken	
  (vervolg	
  les	
  2)	
  in	
  tweetallen/individueel	
  	
  
Let	
  op:	
  
è   Leerlingen	
  werken	
  verder	
  aan	
  (examen)opgaven.	
  
è   Wissel	
  daarna	
  uit	
  met	
  een	
  ander	
  duo,	
  verbeter	
  de	
  antwoorden	
  na	
  bespreking.	
  
è   Zie	
  stap	
  4,	
  les	
  2:	
  formuleren	
  in	
  vaktaal,	
  concrete	
  antwoorden,	
  alleen	
  de	
  vraag	
  beantwoorden.	
  
è   Gebruik	
  de	
  strategie	
  zoekend	
  lezen.	
  	
  
Stap	
  5:	
  15	
  minuten:	
  evalueren	
  leesproces	
  +	
  bespreken	
  antwoorden	
  	
  
Let	
  op:	
  
è   Twee	
  duo’s	
  vormen	
  groepje.	
  Docent	
  geeft	
  per	
  groepje	
  een	
  correctiemodel,	
  volgens	
  
examenvoorschrift.	
  	
  
è   Leerlingen	
  kijken	
  samen	
  na,	
  verbeteringen	
  worden	
  genoteerd,	
  antwoorden	
  besproken.	
  
è   Leerlingen	
  letten	
  op	
  formuleringen	
  en	
  het	
  verwoorden	
  van	
  de	
  antwoorden.	
  	
  
è   Leerlingen	
  noteren	
  probleempunt	
  voor	
  de	
  docent,	
  voor	
  de	
  klassikale	
  nabespreking.	
  
è   Docent	
  gebruikt	
  laatste	
  tien	
  minuten	
  van	
  de	
  les	
  voor	
  toelichting	
  opgaven	
  én	
  voor	
  
nabespreking	
  van	
  school-­‐	
  en	
  vaktaalwoorden.	
  	
  	
  
  41
	
  
	
  
	
  
	
  
…voor taal!
	
  
Zó pak je (examen)teksten aan in de
bovenbouw van het havo en vwo
Een stapsgewijze aanpak in drie lessen
BIJLAGEN bij docentversie
	
  
  42
	
  
	
  
	
  
Overzicht	
  bijlagen:	
  
	
  
	
  
Bijlage	
  1:	
   Uitgewerkte	
  lessen	
  1	
  –	
  3	
   	
   	
   	
   blz.	
  3	
  
Bijlage	
  2:	
  	
   Kijkwijzer	
  voor	
  taalgericht	
  vakonderwijs	
   	
   blz.	
  10	
  
Bijlage	
  3:	
   Principes	
  taalgericht	
  vakonderwijs	
   	
   	
   blz.	
  11	
  
Bijlage	
  4:	
   180	
  schooltaalwoorden	
   	
   	
   	
   blz.	
  12	
  
Bijlage	
  5:	
   Leesstrategieën	
   	
   	
   	
   	
   blz.	
  13	
  	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
  43
Bijlage	
  1:	
  Uitgewerkte	
  lessen	
  	
  1-­‐	
  3	
  	
  
Uitwerking	
  les	
  1:	
  	
  
Vooraf:	
  
In	
  onderstaande	
  uitwerking	
  vind	
  je	
  de	
  stappen	
  die	
  in	
  de	
  les	
  worden	
  gezet.	
  Volg	
  deze	
  stappen	
  
nauwgezet.	
  Maak	
  je	
  de	
  instructietaal	
  eigen	
  (zie	
  voorbeeldzinnen).	
  Gebruik	
  daarbij	
  de	
  
powerpointpresentatie	
  (bijlage	
  4)	
  die	
  voor	
  de	
  lessen	
  is	
  gemaakt.	
  Je	
  kunt	
  die	
  zelf	
  aanpassen	
  (bijv.	
  met	
  
tekstfragmenten,	
  afbeeldingen,	
  vragen	
  bij	
  het	
  vak).	
  De	
  volgorde	
  van	
  de	
  stappen	
  moet	
  echter	
  
ongewijzigd	
  blijven.	
  	
  
Voorbereiding	
  docent:	
  
-­‐   Zoek	
  een	
  leestekst	
  (krant,	
  tijdschrift,	
  lesboek)	
  die	
  past	
  bij	
  een	
  (talige)	
  opgave	
  uit	
  een	
  examen.	
  
Het	
  artikel	
  mag	
  het	
  onderwerp	
  ook	
  belichten	
  vanuit	
  een	
  ander	
  perspectief,	
  andere	
  theorie.	
  
De	
  tekst	
  moet	
  op	
  of	
  net	
  boven	
  hun	
  leesniveau	
  zijn,	
  bijv.	
  een	
  artikel	
  uit	
  een	
  populair-­‐
wetenschappelijk	
  tijdschrift	
  of	
  een	
  kwaliteitskrant.	
  	
  
-­‐   Doel	
  van	
  de	
  leestekst:	
  context	
  vergroten.	
  De	
  tekst	
  bied	
  je	
  tevens	
  de	
  mogelijkheid	
  om	
  in	
  les	
  2	
  
een	
  bruggetje	
  te	
  maken	
  van	
  tekst	
  naar	
  examen	
  en	
  voorkennis	
  te	
  activeren.	
  Daarnaast	
  biedt	
  
een	
  leestekst	
  de	
  mogelijkheid	
  te	
  oefenen	
  met	
  leesvaardigheid.	
  
-­‐   De	
  docent	
  maakt	
  een	
  paar	
  oefenvragen	
  bij	
  de	
  teksten,	
  waarin	
  schooltaalwoorden	
  (zoals	
  in	
  
instructies	
  bij	
  examens)	
  aan	
  de	
  orde	
  komen.	
  	
  
Lesopzet:	
  	
  
Stap	
  1:	
  5	
  minuten:	
  voorkennis	
  activeren	
  door	
  middel	
  van	
  een	
  klassengesprek,	
  bijv.	
  in	
  combinatie	
  
met	
  een	
  woordweb	
  op	
  het	
  bord	
  over	
  de	
  genoemde	
  begrippen.	
  	
  
Stap	
  2:	
  5	
  –	
  10	
  minuten:	
  oriëntatie	
  op	
  de	
  leestekst	
  +	
  globaal	
  lezen*.	
  Docent	
  doet	
  dit	
  hardop	
  voor	
  
(modelling).	
  Leerlingen	
  lezen	
  en	
  kijken	
  mee,	
  de	
  docent	
  is	
  hun	
  voorbeeld	
  (model).**	
  	
  Hardop	
  denkend	
  
laat	
  de	
  docent	
  het	
  volgende	
  	
  zien:	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  de	
  tekstkenmerken	
  globaal	
  bekijkt	
  en	
  benoemt	
  (kop,	
  tussenkopjes,	
  cursief	
  /	
  
vetgedrukte	
  woorden,	
  afbeeldingen,	
  grafieken,	
  diagrammen,	
  bronvermelding(en),	
  auteur.	
  
Het	
  gaat	
  vooral	
  om	
  benoemen	
  en	
  daarbij	
  wat	
  associatieve	
  opmerkingen	
  plaatsen.	
  Je	
  hoeft	
  de	
  
informatie	
  niet	
  allemaal	
  te	
  duiden,	
  het	
  gaat	
  erom	
  dat	
  de	
  leerling	
  ziet	
  dat	
  oriënteren	
  op	
  de	
  
tekst	
  en	
  taak	
  ook	
  al	
  zinvolle	
  informatie	
  oplevert.	
  	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  op	
  grond	
  van	
  wat	
  hij	
  ziet	
  een	
  verwachting	
  uitspreekt	
  over	
  de	
  inhoud	
  van	
  de	
  tekst	
  ‘Ik	
  
verwacht	
  dat	
  de	
  tekst	
  gaat	
  over	
  de	
  huizencrisis	
  en	
  hoe	
  die	
  zich	
  ontwikkelde	
  de	
  afgelopen	
  tien	
  
jaar…’	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  die	
  verwachting	
  linkt	
  aan	
  zijn	
  voorkennis:	
  ‘Ik	
  weet	
  al	
  veel	
  over	
  hypotheekrenteaftrek,	
  
bijv…’	
  ‘We	
  hebben	
  net	
  al	
  gesproken	
  over	
  de	
  huizencrisis,	
  de	
  lage	
  rente…’	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  zijn	
  verwachting	
  bijstelt	
  door	
  de	
  	
  eerste	
  en	
  laatste	
  alinea	
  te	
  lezen	
  (in	
  het	
  geval	
  van	
  
een	
  ‘gewone’	
  	
  leestekst)	
  	
  en	
  de	
  opgave	
  globaal	
  door	
  te	
  nemen.	
  ‘Zie	
  je,	
  het	
  gaat	
  inderdaad	
  
over…,	
  maar	
  deze	
  vraag	
  had	
  ik	
  niet	
  verwacht…’	
  
  44
-­‐   Hoe	
  hij	
  deze	
  afsluit	
  door	
  te	
  zeggen:	
  ‘We	
  hebben	
  de	
  tekst	
  nu	
  globaal	
  bekeken	
  en	
  gelezen.	
  We	
  
gebruiken	
  dan	
  de	
  leesstrategie	
  globaal	
  lezen.	
  Die	
  ken	
  je	
  al	
  van	
  de	
  leesposters	
  (Nederlandse	
  
lessen).	
  Nu	
  gaan	
  we	
  de	
  tekst	
  /	
  opgave	
  intensief	
  lezen,	
  zodat	
  je	
  de	
  tekst	
  begrijpt	
  én	
  de	
  opgave	
  
kunt	
  maken.	
  ‘	
  
*Oriënterend	
  lezen	
  lijkt	
  op	
  globaal	
  lezen.	
  Bij	
  de	
  oriëntatie	
  op	
  een	
  tekst	
  gaat	
  het	
  voornamelijk	
  om	
  
tekstkenmerken,	
  bekijken	
  van	
  titel,	
  bron,	
  afbeeldingen,	
  enz.	
  Globaal	
  lezen	
  gaat	
  wat	
  verder:	
  
kennis	
  nemen	
  van	
  de	
  inhoud	
  door	
  o.a.	
  eerste	
  en	
  laatste	
  alinea	
  te	
  lezen.	
  Zie	
  bijlage	
  5.	
  	
  
**Bij	
  de	
  instructie	
  voor	
  docenten	
  (niet	
  voor	
  leerlingen!)	
  	
  is	
  een	
  voorbeeldfilmpje	
  handig,	
  bijv.	
  te	
  
vinden	
  op	
  leraar	
  24.nl	
  of	
  van	
  te	
  voren	
  opgenomen	
  in	
  een	
  van	
  onze	
  lessen.	
  	
  
Stap	
  3:	
  10	
  –	
  15	
  minuten:	
  leerlingen	
  gaan	
  de	
  tekst	
  intensief	
  lezen	
  in	
  groepjes	
  van	
  drie.	
  	
  
De	
  docent	
  geeft	
  de	
  volgende	
  instructie:	
  
-­‐   De	
  leerlingen	
  werken	
  in	
  groepen	
  van	
  drie.	
  Een	
  groepslid	
  is	
  woordvoerder.	
  Elk	
  groepslid	
  
onderstreept	
  moeilijke	
  woorden.	
  Een	
  groepslid	
  is	
  notulist.	
  	
  
-­‐   Leerlingen	
  moeten	
  de	
  tekst	
  intensieflezen	
  (hardop).	
  
-­‐   Leerlingen	
  onderstrepen	
  moeilijke	
  vaktaalwoorden	
  in	
  tekst	
  en	
  opgave.	
  
-­‐   Leerlingen	
  	
  onderstrepen	
  schooltaalwoorden	
  in	
  tekst	
  en	
  opgave.	
  	
  
-­‐   Na	
  lezen	
  overleggen	
  leerlingen	
  in	
  groepjes	
  over	
  betekenis	
  van	
  vaktaalwoorden	
  (van	
  CAT	
  à	
  
cognitief	
  academische	
  taalvaardigheid	
  naar	
  DAT	
  à	
  dagelijks	
  algemene	
  taalgebruik)	
  en	
  
checken	
  bij	
  elkaar	
  of	
  ze	
  alle	
  begrippen	
  kennen.	
  Zie	
  voorbeeldtabel	
  DAT	
  /	
  CAT	
  onder	
  de	
  
instructie.	
  	
  
-­‐   Leerlingen	
  spreken	
  daarna	
  met	
  elkaar	
  over	
  schooltaalwoorden,	
  bijv.	
  verondersteld	
  werden,	
  
verkrijgen,	
  voldoen	
  aan,	
  specifieke,	
  voorhanden	
  (voorbeelden	
  uit	
  bio	
  2012)	
  en	
  komen	
  samen	
  
tot	
  betekenissen,	
  zinvolle	
  omschrijvingen	
  van	
  de	
  woorden.	
  
-­‐   De	
  docent	
  laat	
  leerlingen	
  reageren	
  op	
  elkaars	
  vragen	
  /	
  onduidelijkheden.	
  De	
  docent	
  stuurt	
  
alleen	
  bij,	
  bijv.	
  door	
  een	
  opmerking	
  van	
  een	
  leerling	
  opnieuw	
  te	
  formuleren	
  in	
  vaktaal.	
  	
  
-­‐   De	
  docent	
  checkt	
  of	
  alle	
  leerlingen	
  een	
  goede	
  start	
  kunnen	
  maken	
  met	
  de	
  beantwoording	
  
van	
  de	
  vragen.	
  
Biologievb.:	
  DAT	
   CAT:	
  
Als	
  je	
  dat	
  hapje	
  hebt	
  
doorgeslikt	
  gaat	
  je	
  eten	
  
via	
  allerlei	
  weggetjes	
  naar	
  
je	
  buik	
  en	
  dan	
  na	
  heel	
  
veel	
  kronkelweggetjes	
  
poep	
  je	
  het	
  uit.	
  
Spijsverteren	
  of	
  digestie	
  betekent	
  het	
  verteren	
  van	
  voedsel	
  
(spijs)	
  tot	
  stoffen	
  die	
  door	
  het	
  lichaam	
  kunnen	
  worden	
  
opgenomen.	
  Dit	
  gebeurt	
  in	
  het	
  spijsverteringskanaal;	
  buizen	
  
en	
  lichaamsholten	
  waarin	
  het	
  spijsverteringsproces	
  
plaatsvindt.	
  In	
  het	
  maagdarmkanaal	
  wordt	
  het	
  voedsel	
  (de	
  
spijsbrij)	
  voortgestuwd	
  en	
  
knedend	
  gemengd	
  met	
  de	
  spijsverteringssappen	
  door	
  
beweging	
  van	
  het	
  spierweefsel	
  van	
  de	
  darm	
  (de	
  peristaltiek).	
  
(Werken	
  aan	
  vaktaal	
  bij	
  de	
  talen,	
  2013	
  platform	
  Taalgericht	
  Vakonderwijs	
  /	
  SLO)	
  
Stap	
  4:	
  10	
  minuten:	
  leerlingen	
  maken	
  samen	
  de	
  vragen	
  
-­‐   Maak	
  een	
  paar	
  korte	
  vragen	
  bij	
  de	
  tekst,	
  bij	
  voorkeur	
  vragen	
  waarin	
  schooltaalwoorden	
  aan	
  
de	
  orde	
  komen,	
  zoals	
  in	
  de	
  examens.	
  	
  
  45
-­‐   De	
  leerlingen	
  maken	
  de	
  vragen,	
  maar	
  het	
  gaat	
  in	
  deze	
  les	
  niet	
  om	
  het	
  helemaal	
  correct	
  
maken	
  en	
  bespreken	
  van	
  de	
  vragen.	
  Het	
  leesproces	
  staat	
  centraal,	
  maar	
  met	
  een	
  paar	
  
vragen	
  check	
  je	
  gemakkelijker	
  begrip	
  van	
  de	
  tekst.	
  	
  
-­‐   Wijs	
  leerlingen	
  op	
  het	
  zorgvuldig	
  formuleren	
  van	
  de	
  antwoorden	
  in	
  CAT-­‐taal	
  (zoals	
  in	
  de	
  
tekst).	
  	
  
Stap	
  5:	
  5	
  minuten:	
  evalueren	
  van	
  leesproces	
  klassikaal	
  	
  
Onder	
  leiding	
  van	
  de	
  docent:	
  
-­‐   Welke	
  informatie	
  was	
  in	
  de	
  tekst	
  onduidelijk?	
  Is	
  die	
  nu	
  wel	
  duidelijk	
  geworden?	
  
-­‐   Welke	
  informatie	
  was	
  in	
  de	
  opgaven	
  onduidelijk?	
  Is	
  die	
  nu	
  wel	
  duidelijk	
  geworden?	
  
-­‐   Welke	
  woorden	
  /	
  zinnen	
  vormen	
  voor	
  de	
  leerling	
  een	
  vaktaalprobleem	
  (hij	
  weet	
  bijv.	
  niet	
  
wat	
  mitose,	
  microkrediet,	
  erosie	
  is)?	
  
-­‐   Welke	
  woorden/zinnen	
  vormen	
  een	
  probleem	
  als	
  het	
  gaat	
  om	
  de	
  schooltaal	
  (	
  taal	
  van	
  de	
  
opgaven,	
  zoals:	
  verklaren,	
  nuanceren,	
  voldoen	
  aan)?	
  	
  
-­‐   Het	
  leesproces	
  evalueren	
  is	
  belangrijker	
  dan	
  de	
  exacte	
  beantwoording	
  van	
  de	
  vragen!	
  	
  
Tip:	
  Om	
  de	
  evaluatie	
  vlot	
  te	
  laten	
  verlopen,	
  laat	
  je	
  bovenstaande	
  vragen	
  zien	
  (zie	
  powerpoint	
  bijlage	
  
4)	
  en	
  noteert	
  ieder	
  groepje	
  een	
  antwoord.	
  Per	
  groepje	
  stel	
  je	
  een	
  woordvoerder	
  aan	
  (stap	
  3).	
  
Voorbeeld	
  uit	
  het	
  vak	
  aardrijkskunde	
  
Wat	
  wil	
  ik	
  dat	
  alle	
  leerlingen	
  kunnen	
  laten	
  zien	
  en	
  
horen?	
  Welke	
  taaltaken	
  gaan	
  ze	
  uitvoeren?	
  
	
   De	
  leerling	
  kan	
  in	
  een	
  mondelinge	
  presentatie	
  de	
  
	
   oorzaken	
  en	
  oplossingen	
  van	
  waterproblematiek	
  
	
   in	
  Bangladesh	
  vergelijken	
  met	
  die	
  in	
  Nederland	
  
Welke	
  vaktaalwoorden	
  staan	
  centraal?	
  
	
   Watertekort,	
  wateroverlast,	
  irrigatie,	
  inundatie	
  
Welke	
  schooltaalwoorden	
  zijn	
  van	
  belang?	
  
	
   Koppelen,	
  oplossing,	
  oorzaak,	
  gevolg,	
  vergelijken	
  
Welke	
  logische	
  relaties	
  tussen	
  die	
  woorden	
  leren	
  
leerlingen	
  zien	
  en	
  verwoorden?	
  
	
   …	
  waterproblemen	
  koppelen	
  aan	
  oplossingen:	
  ‘‘door	
  
	
   irrigatiekanalen	
  aan	
  te	
  leggen	
  proberen	
  boeren	
  het	
  
	
   watertekort	
  in	
  de	
  landbouw	
  op	
  te	
  lossen’’.	
  
(Werken	
  aan	
  vaktaal	
  bij	
  de	
  talen,	
  2013	
  platform	
  Taalgericht	
  Vakonderwijs	
  /	
  SLO)	
  
  46
Uitwerking	
  les	
  2:	
  	
  
(Voorbeeldteksten:	
  biologie	
  CE	
  I	
  Havo	
  2012,	
  opgaven	
  ‘Ontstaan	
  van	
  het	
  leven’,	
  biologie	
  CE	
  I	
  VWO	
  2013,	
  
economie	
  CE	
  I	
  Havo	
  2013,	
  opgave	
  3)	
  
	
  
Voorbereiding	
  docent:	
  
-­‐   Examentekst	
  opzoeken,	
  aansluitend	
  bij	
  leestekst	
  les	
  1.	
  De	
  tekst	
  moet	
  genoeg	
  context	
  en	
  veel	
  
talige	
  informatie	
  bevatten.	
  	
  
-­‐   Materiaal	
  kopiëren,	
  zodat	
  leerlingen	
  kunnen	
  onderstrepen	
  e.d.	
  	
  (Eventueel	
  extra	
  
schrijfmateriaal	
  aanleveren.)	
  
Lesopzet:	
  	
  
Stap	
  1:	
  5	
  minuten:	
  voorkennis	
  activeren	
  door	
  middel	
  van	
  een	
  klassengesprek,	
  bijv.	
  in	
  combinatie	
  
met	
  een	
  woordweb	
  op	
  het	
  bord	
  over	
  de	
  genoemde	
  begrippen.	
  Link	
  leggen	
  tussen	
  tekst	
  van	
  vorige	
  les	
  
en	
  deze	
  examenopgave.	
  ‘Wat	
  heeft	
  deze	
  opgave	
  te	
  maken	
  met	
  de	
  tekst	
  die	
  we	
  gisteren	
  lazen?’	
  ‘Wat	
  
is	
  nieuw,	
  onbekend,	
  voor	
  je?’	
  ‘Welke	
  begrippen	
  ken	
  je	
  al/	
  hebben	
  met	
  elkaar	
  te	
  maken?’	
  
(Wellicht	
  is	
  bovenstaande	
  te	
  versterken	
  door	
  bijv.	
  een	
  filmpje	
  	
  van	
  een	
  paar	
  minuten	
  te	
  laten	
  zien	
  
over	
  het	
  onderwerp	
  van	
  de	
  (examen)tekst.	
  )	
  
Stap	
  2:	
  5	
  –	
  10	
  minuten:	
  oriëntatie	
  op	
  de	
  leestekst	
  +	
  globaal	
  lezen.	
  Docent	
  kiest	
  een	
  (bij	
  voorkeur	
  
vaardige,	
  talige)	
  leerling	
  uit	
  die	
  de	
  oriëntatiefase	
  	
  hardop	
  voordoet.	
  	
  Leerlingen	
  lezen	
  en	
  kijken	
  mee.	
  
De	
  docent	
  vult	
  aan	
  waar	
  nodig.	
  	
  Hardop	
  denkend	
  laat	
  de	
  leerling	
  	
  het	
  volgende	
  	
  zien	
  (zoals	
  in	
  les	
  1,	
  
stap	
  2):	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  de	
  tekstkenmerken	
  globaal	
  bekijkt	
  en	
  benoemt	
  (kop,	
  tussenkopjes,	
  cursief	
  /	
  
vetgedrukte	
  woorden,	
  afbeeldingen,	
  grafieken,	
  diagrammen,	
  bronvermelding(en),	
  auteur	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  op	
  grond	
  van	
  wat	
  hij	
  ziet	
  een	
  verwachting	
  uitspreekt	
  over	
  de	
  inhoud	
  van	
  de	
  tekst.	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  die	
  verwachting	
  linkt	
  aan	
  zijn	
  voorkennis.	
  
-­‐   Hoe	
  hij	
  zijn	
  verwachting	
  bijstelt	
  door	
  de	
  	
  eerste	
  en	
  laatste	
  alinea	
  te	
  lezen	
  (in	
  het	
  geval	
  van	
  
een	
  ‘gewone’	
  	
  leestekst)	
  	
  en	
  de	
  opgave	
  globaal	
  door	
  te	
  nemen.	
  	
  
De	
  docent	
  vult,	
  waar	
  nodig,	
  aan	
  en	
  sluit	
  af	
  door	
  te	
  zeggen:	
  	
  ‘We	
  hebben	
  de	
  tekst	
  nu	
  globaal	
  bekeken	
  
en	
  gelezen.	
  We	
  gebruiken	
  dan	
  de	
  leesstrategie	
  globaal	
  lezen.	
  Die	
  ken	
  je	
  al	
  van	
  de	
  leesposters	
  
(Nederlandse	
  lessen).	
  Nu	
  gaan	
  we	
  de	
  tekst	
  /	
  opgave	
  intensief	
  lezen,	
  zodat	
  je	
  de	
  tekst	
  begrijpt	
  én	
  de	
  
opgave	
  kunt	
  maken.	
  ‘	
  
Stap	
  3:	
  10	
  minuten:	
  intensief	
  lezen	
  van	
  tekst	
  en	
  opgaven.	
  	
  
De	
  docent	
  geeft	
  de	
  volgende	
  instructie:	
  
-­‐   Leerlingen	
  moeten	
  de	
  tekst	
  en	
  opgaven	
  intensieflezen	
  (individueel,	
  in	
  	
  stilte).	
  Na	
  de	
  leesfase	
  
werken	
  ze	
  weer	
  in	
  duo’s.	
  	
  
-­‐   Leerling	
  1	
  	
  onderstreept	
  moeilijke	
  vaktaalwoorden	
  in	
  tekst	
  en	
  opgave.	
  
-­‐   Leerling	
  2	
  	
  onderstreept	
  schooltaalwoorden	
  in	
  tekst	
  en	
  opgave.	
  	
  
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik
Masterthesis P.W. van Schaik

Más contenido relacionado

La actualidad más candente

CLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teens
CLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teensCLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teens
CLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teensThe BKC-IH Teacher Training Centre
 
Content Language Integrated Learning
Content Language Integrated LearningContent Language Integrated Learning
Content Language Integrated LearningKarina Fernandes
 
Objectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitée
Objectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitéeObjectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitée
Objectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitéeKhaLid Oualarbi
 
Atelier Lean Startup : Théorie et Pratique
Atelier Lean Startup : Théorie et PratiqueAtelier Lean Startup : Théorie et Pratique
Atelier Lean Startup : Théorie et PratiqueSébastien Sacard
 
content based instruction
content based instructioncontent based instruction
content based instructionozlemguner
 
Using L1 in the L2 Classroom
Using L1  in the L2 ClassroomUsing L1  in the L2 Classroom
Using L1 in the L2 ClassroomLuis Almeida
 
Final ski trip information 2019 power point (1)
Final ski trip information 2019 power point (1)Final ski trip information 2019 power point (1)
Final ski trip information 2019 power point (1)Hastings_High_School
 
The History of Teaching English as a Foreign Language
The History of Teaching English as a Foreign LanguageThe History of Teaching English as a Foreign Language
The History of Teaching English as a Foreign LanguageFariba Chamani
 
Presentation Memoire ACREDITE
Presentation Memoire ACREDITEPresentation Memoire ACREDITE
Presentation Memoire ACREDITEBernard Ouedraogo
 
Communicative approach
Communicative approachCommunicative approach
Communicative approachPeter Szabo
 
Tesol methods & materials dmavd
Tesol methods & materials dmavdTesol methods & materials dmavd
Tesol methods & materials dmavdcandyvdv
 
Content based ppt
Content  based pptContent  based ppt
Content based pptveruv
 
Les méthodes pédagogiques de formation
Les méthodes pédagogiques de formationLes méthodes pédagogiques de formation
Les méthodes pédagogiques de formationJeremy Viault
 
Active engagement strategies
Active engagement strategiesActive engagement strategies
Active engagement strategiesAndreaBlack19
 
Content based instruction ( CBI )
Content based instruction ( CBI )Content based instruction ( CBI )
Content based instruction ( CBI )Mark Jayson Zonio
 
Syllabus design and lesson planning (building teaching)
Syllabus design and lesson planning (building teaching)Syllabus design and lesson planning (building teaching)
Syllabus design and lesson planning (building teaching)Carlos Mayora
 
Devenir entrepreneur, les 10 qualités indispensables
Devenir entrepreneur, les 10 qualités indispensablesDevenir entrepreneur, les 10 qualités indispensables
Devenir entrepreneur, les 10 qualités indispensablesWinnie NDJOCK
 
Lean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-Godinne
Lean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-GodinneLean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-Godinne
Lean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-GodinneCoworking Namur
 
Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)
Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)
Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)amansaeede
 

La actualidad más candente (20)

CLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teens
CLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teensCLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teens
CLIL (Content and Language Integrated Learning) for juniors and teens
 
Content Language Integrated Learning
Content Language Integrated LearningContent Language Integrated Learning
Content Language Integrated Learning
 
Objectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitée
Objectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitéeObjectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitée
Objectifs pédagogiques, La Taxonomie de Bloom revisitée
 
Atelier Lean Startup : Théorie et Pratique
Atelier Lean Startup : Théorie et PratiqueAtelier Lean Startup : Théorie et Pratique
Atelier Lean Startup : Théorie et Pratique
 
content based instruction
content based instructioncontent based instruction
content based instruction
 
Using L1 in the L2 Classroom
Using L1  in the L2 ClassroomUsing L1  in the L2 Classroom
Using L1 in the L2 Classroom
 
Final ski trip information 2019 power point (1)
Final ski trip information 2019 power point (1)Final ski trip information 2019 power point (1)
Final ski trip information 2019 power point (1)
 
The History of Teaching English as a Foreign Language
The History of Teaching English as a Foreign LanguageThe History of Teaching English as a Foreign Language
The History of Teaching English as a Foreign Language
 
Presentation Memoire ACREDITE
Presentation Memoire ACREDITEPresentation Memoire ACREDITE
Presentation Memoire ACREDITE
 
Communicative approach
Communicative approachCommunicative approach
Communicative approach
 
Tesol methods & materials dmavd
Tesol methods & materials dmavdTesol methods & materials dmavd
Tesol methods & materials dmavd
 
Content based ppt
Content  based pptContent  based ppt
Content based ppt
 
Les méthodes pédagogiques de formation
Les méthodes pédagogiques de formationLes méthodes pédagogiques de formation
Les méthodes pédagogiques de formation
 
Active engagement strategies
Active engagement strategiesActive engagement strategies
Active engagement strategies
 
Content based instruction ( CBI )
Content based instruction ( CBI )Content based instruction ( CBI )
Content based instruction ( CBI )
 
Syllabus design and lesson planning (building teaching)
Syllabus design and lesson planning (building teaching)Syllabus design and lesson planning (building teaching)
Syllabus design and lesson planning (building teaching)
 
Devenir entrepreneur, les 10 qualités indispensables
Devenir entrepreneur, les 10 qualités indispensablesDevenir entrepreneur, les 10 qualités indispensables
Devenir entrepreneur, les 10 qualités indispensables
 
Lean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-Godinne
Lean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-GodinneLean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-Godinne
Lean Management dans le Secteur Hospitalier - CHU Dinant-Godinne
 
Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)
Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)
Approaches and methods in language teaching/ 17 content based instruction (CBI)
 
LEXICAL APPROACH
LEXICAL APPROACHLEXICAL APPROACH
LEXICAL APPROACH
 

Similar a Masterthesis P.W. van Schaik

Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...Driessen Research
 
Presentatie ICT Praktijk Nederlands
Presentatie ICT Praktijk NederlandsPresentatie ICT Praktijk Nederlands
Presentatie ICT Praktijk NederlandsHenk Orsel
 
ICT Praktijk Zuyderzee College
ICT Praktijk Zuyderzee CollegeICT Praktijk Zuyderzee College
ICT Praktijk Zuyderzee CollegeHenk Orsel
 
Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...
Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...
Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...Driessen Research
 
Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?
Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?
Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?Jordi Casteleyn
 
Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...
Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...
Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...Jordi Casteleyn
 
PP meesterstuk Marley van Hezik
PP meesterstuk Marley van HezikPP meesterstuk Marley van Hezik
PP meesterstuk Marley van HezikMarley86
 
Lectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgeving
Lectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgevingLectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgeving
Lectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgevingKristi Jauregi Ondarra
 
Leerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermee
Leerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermeeLeerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermee
Leerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermeeSaxion
 
Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7
Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7 Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7
Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7 tesssteveninck
 
ADI in de MVT les
ADI in de MVT lesADI in de MVT les
ADI in de MVT leshogentfmw
 
Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?
Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?
Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?kittyleuverink
 
Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.
Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.
Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.Jordi Casteleyn
 
Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...
Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...
Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...HAN University of Applied Sciences
 
generieke kennisbasis onderzoek 1e gr lo
generieke kennisbasis onderzoek 1e gr logenerieke kennisbasis onderzoek 1e gr lo
generieke kennisbasis onderzoek 1e gr loArjen Speekenbrink
 
Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013
Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013
Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013Trees Sauer, MSc
 
Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...
Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...
Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...Driessen Research
 

Similar a Masterthesis P.W. van Schaik (20)

RoliekeKrikken
RoliekeKrikkenRoliekeKrikken
RoliekeKrikken
 
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...
Geert Driessen (1994) PS rev Aarts Functionele geletterdheid van Turkse kinde...
 
Presentatie ICT Praktijk Nederlands
Presentatie ICT Praktijk NederlandsPresentatie ICT Praktijk Nederlands
Presentatie ICT Praktijk Nederlands
 
ICT Praktijk Zuyderzee College
ICT Praktijk Zuyderzee CollegeICT Praktijk Zuyderzee College
ICT Praktijk Zuyderzee College
 
Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...
Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...
Geert Driessen (1998) D&S Samenhangende werkwijze docenten nauwelijks van inv...
 
Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?
Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?
Wat werkt in leesonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren?
 
Introductie woordenaars
Introductie woordenaarsIntroductie woordenaars
Introductie woordenaars
 
Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...
Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...
Plenum van beleidsidee naar klaspraktijk. Wat betekenen de nieuwe eindtermen ...
 
PP meesterstuk Marley van Hezik
PP meesterstuk Marley van HezikPP meesterstuk Marley van Hezik
PP meesterstuk Marley van Hezik
 
Lectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgeving
Lectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgevingLectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgeving
Lectoraatsboek. Vreemdetalendidactiek in een veranderende leeromgeving
 
Leerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermee
Leerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermeeLeerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermee
Leerlijnen En Vocabulaires In De Praktijk - Wat kun je ermee
 
Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7
Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7 Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7
Vakditdactiek informatica opdracht hoofdstuk 7
 
ADI in de MVT les
ADI in de MVT lesADI in de MVT les
ADI in de MVT les
 
Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?
Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?
Hoe implementeer je schoolbreed taalbeleid?
 
Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.
Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.
Begrijpend lezen. Leren lezen in het Nederlands door woorden en klanken.
 
Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...
Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...
Ontwikkeling en implementatie van praktijkonderzoek in het Instituut voor Ler...
 
Opbrengstgericht werken
Opbrengstgericht werkenOpbrengstgericht werken
Opbrengstgericht werken
 
generieke kennisbasis onderzoek 1e gr lo
generieke kennisbasis onderzoek 1e gr logenerieke kennisbasis onderzoek 1e gr lo
generieke kennisbasis onderzoek 1e gr lo
 
Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013
Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013
Onderzoeksrapport informeel leren mbo docenten T.Sauer januari 2013
 
Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...
Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...
Geert Driessen (2014). Allochtone leraren en prestaties van allochtone leerli...
 

Masterthesis P.W. van Schaik

  • 1.   1 Ontwerp, implementatie en evaluatie van taalgerichte vakondersteuning in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs   11 januari 2016 Patrick van Schaik (3906868) Masterthese Onderwijskundig Ontwerp & Advisering Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht Begeleider: Prof. dr. P.A.M. Kommers
  • 2.   2 Samenvatting   Waar bij het vak Nederlands teksten leren lezen een leerdoel is, is goed lezen bij de bèta- en gammavakken een middel om tot beter begrip van het vak te komen. Maar niet alle leerlingen beheersen leesstrategieën in voldoende mate om opgaven goed te begrijpen. Daarom is in dit onderzoek een lessenserie ontworpen, geïmplementeerd en geëvalueerd waarin in drie lessen leerlingen worden ondersteund in leesstrategieën die kunnen worden toegepast om opgaven in de bèta- en de gammavakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs goed te begrijpen. Resultaten laten zien dat docenten de taalsteun waarderen, maar op een meer natuurlijke wijze in hun lessen willen inzetten, dat leerlingen door het bieden van taalsteun op drie van de vier onderscheiden leesstrategieën vooruitgang boeken. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is de bewustwording bij de betrokken docenten van verschillende manieren om de leesstrategieën door leerlingen te ondersteunen. Keywords: taalgericht vakonderwijs, leesstrategieën, bovenbouw voortgezet onderwijs. Inleiding   Voor een groot deel wordt goed leren bepaald door goed lezen (Janssen, Braaksma, Rijlaarsdam, 2006). Vaardige lezers zijn in staat relevante informatie uit teksten, buitentekstuele informatie en informatie uit verschillende bronnen met elkaar in verband te brengen (Gille, Loijens, Noijons & Zwitser, 2010). Schoolvakken op het havo en vwo, ook in het bèta- en gammadomein, doen, in toenemende mate, een fors beroep op de taalvaardigheden van leerlingen. Leerlingen moeten op hoog niveau (3F/4F) teksten kunnen lezen en begrijpen bij álle vakken. Bij de bètavakken (Biologie, Natuurkunde en Scheikunde) en gammavakken (o.a. Aardrijkskunde, Economie en Geschiedenis) wordt lesstof regelmatig in context aangeboden opdat leerlingen meer gemotiveerd zijn om kennis te verwerven en makkelijker opgedane kennis kunnen toepassen in andere contexten binnen het domein of contexten van andere schoolvakken. Die context is dikwijls talig: opdrachten en toetsen bevatten veel talige informatie die de context van een bepaalde opgave schetst. Dat doet een beroep op de leesvaardigheden van leerlingen. Goede leerstrategieën zijn zelfs voorwaardelijk voor het juist beantwoorden van een opgave.  
  • 3.   3 Waar bij het vak Nederlands teksten leren lezen een leerdoel is, is goed lezen bij de bèta- en gammavakken middel om tot beter begrip van het vak te komen. Maar niet alle leerlingen beheersen leesstrategieën in voldoende mate om opgaven goed te begrijpen. Daarom is in dit onderzoek een lessenserie ontworpen, geïmplementeerd en geëvalueerd waarin in drie lessen leerlingen worden ondersteund in leesstrategieën die kunnen worden toegepast om opgaven in de bèta- en de gammavakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs goed te begrijpen.     Theoretische achtergrond   Taalgericht vakonderwijs levert leraren handvatten om algemeen didactische principes – context, interactie en taalsteun – te realiseren bij het inrichten van vakonderwijs met expliciete aandacht voor taalgebruik in de klas. (Haijer & Meestringa, 2011; Van der Leeuw & Meestringa, 2014). De principes van taalgericht vakonderwijs worden daarom eerst nader bekeken en daarna naar aanleiding van een reviewstudie van Bimmel (2006) aangevuld met drie hoofdpunten voor instructie door docenten voor beter tekstbegrip bij leerlingen. Aansluitend wordt taalgericht vakonderwijs kort besproken als een gezamenlijk opdracht voor alle vakken in de school. Tot slot wordt het SQ3R-model besproken die onderliggend is voor de in deze studie ontworpen lessenserie.     Taalgericht vakonderwijs   Voor vakleraren is de samenhang tussen de kennis van hun vak en de taal waarmee die kennis tot uitdrukking wordt gebracht vanzelfsprekend, maar ook ongearticuleerd: leraren hebben veelal geen helder beeld van hoe die vaktaal functioneert, afgezien van de vaktermen die daar overduidelijk onderdeel van zijn. Hun vaktaal stelt hen in staat om genuanceerd en nauwkeurig over bepaalde vakmatige verschijnselen te spreken. Een belangrijk doel van hun onderwijs is leerlingen deze vaktaal te leren gebruiken, opdat zij kunnen aantonen dat zij vakmatige kennis en vaardigheden beheersen. Wanneer in het onderwijs die samenhang tussen schoolvak en de bijbehorende vaktaal expliciet aandacht krijgt, spreken we van ‘taalgericht vakonderwijs’ (Van de Leeuw & Meestringa, 2014).   In Nederland zijn leerlingen niet slechter begrijpend gaan lezen, maar ze verliezen wel terrein ten opzichte van leeftijdsgenoten in andere landen. Als de leestaak complexer wordt, presteren
  • 4.   4 Nederlandse leerlingen in vergelijking met andere landen relatief minder goed (Meelissen, Netten, Drent, Punter, Droop & Verhoeven, 2012). Internationale onderzoeksresultaten laten zien dat het niveau op het terrein van tekstbegrip in Europese landen en de Verenigde Staten terugloopt (OECD, 2000; Bimmel, 2006). Zo hebben studenten in de Verenigde Staten ten opzichte van andere westerse landen moeite met het verbinden van informatie uit verschillende tekstgedeelten of met het integreren van informatie uit vakteksten met bij de studenten aanwezige kennis (Penny, Norris, Philips & Clark, 2003).   Het bieden van taalsteun kan leerlingen helpen in het verwerken van complexe teksten en talige contextrijke vraagstukken. De vakdocent die taalsteun biedt, is zich dan bewust van de talige kant van zijn vak en helpt leerlingen teksten op een goede manier aan te pakken. Het aanbieden van teksten en contextrijke vraagstukken is nuttig en helpt de leerling kennis te transfereren naar andere contexten (Hajer & Meestringa, 2004). De taal als middel om kennis te verwerven, mag die kennisverwerving niet in de weg staan.   Taalsteun wordt vaak in één adem genoemd met context en interactie, de drie pijlers waarop het didactische principe van taalgericht vakonderwijs steunt (Hajer & Meestringa, 2004). Met taalsteun leren houdt in dat de docent leerlingen ertoe aanzet hun taalvaardigheid verder uit te bouwen. Bijvoorbeeld door (vak)taaldoelen te expliciteren, steun te geven bij het lezen en vaktaalgerichte feedback te geven op leerlingen. Leren met taalsteun is evengoed contextrijk leren. De docent biedt betekenisvolle contexten aan, schept een rijke taalomgeving en toetst in context. Verder dient in een taalgerichte vakles voldoende interactiegelegenheid te zijn. Die interactie kan bijvoorbeeld plaatsvinden in gesprek over de leesteksten, variatie in werkvormen en voldoende aandacht voor samenwerken in de les.   De effectiviteit van taalgericht vakonderwijs is in Nederland met name onderzocht in het primair onderwijs (Smale-Jacobse, 2013) en op het vmbo (Schooten & Emmelot, 2004). Voor de bovenbouw van het havo en het vwo is hierover landelijk nog weinig bekend. Diverse internationale onderzoeken tonen een relatie tussen het gebruik van leesvaardigheidstrategieën en prestaties bij bèta- en gammavakken, en dit verband is consistent over verschillende leeftijdsgroepen (e.g., Cromley, 2009; Maerten-Rivera, Myers, Lee, & Penfield, 2010; O’Reilly & McNamara, 2007).  
  • 5.   5 Integrale aanpak   Het vergroten van leesvaardigheid en het beter begrijpen van complexe vakteksten vragen om een multidisciplinaire of integrale aanpak (Puper & Richters, 2013), multidisciplinair in de zin van een gemeenschappelijke opdracht voor alle leraren en de school. Van der Leeuw en Meestringa (2014) betogen dat hoe meer zich op school een gemeenschappelijke kijk op en taal over teksten heeft ontwikkeld, hoe gemakkelijker het spreken over vakteksten wordt voor leraren en leerlingen.   Fischer, Frey en Lap (2008) benoemen dat het integraal aanleren van leesstrategieën leidt tot beter tekstbegrip als leesstrategieën gecombineerd worden aangeboden met het activeren van voorkennis en aandacht voor woordenschat. In een reviewstudie naar effecten van leesstrategieën stelt Bimmel (2006) dat voor beter tekstbegrip drie typen instructie strategieën van belang zijn;   ●   Het activeren van voorkennis: elementen in deze groep zijn leesactiviteiten zoals het voorspellen van de inhoud van de tekst op basis van titel, (sub)kopjes, illustraties, tabellen;   ●   Aandacht voor elementen in de tekst met een hoge informatiewaarde: elementen in deze groep zijn leesactiviteiten zoals het scannen of diagonaal lezen van de tekst, zoeken naar sleutelfragmenten, maken van notities of markeringen en het stellen van vragen;   ●   Aandacht voor structuurindicatoren in de tekst: voorbeelden van dit soort elementen zijn ‘In contract met’, ‘Samenvattend’, etc.     Activeren van voorkennis   De metacognitieve vaardigheid ‘activeren van voorkennis’ wordt door verschillende onderzoekers gekoppeld aan of beschouwd als een belangrijke leesstrategie. Zo stellen Fisher et al. (2008) dat door het activeren van voorkennis leerlingen teksten beter zullen begrijpen, doordat leerlingen de inhoud van de tekst koppelen aan bestaande ervaringen. Ook De Corte, Verschaffel, en Van de Ven (2001) en Vernooy (2011) stellen dat het koppelen van het onderwerp van de tekst met de kennis en ervaring van leerlingen bijdraagt aan beter tekstbegrip. Deze koppeling betreft zowel de persoonlijke ervaring of belevingswereld van leerlingen als eerder behandelde lesstof en kennis. Wanneer nieuwe lesstof aan voorgaande lesstof of bestaande kennis wordt gekoppeld kunnen begrijpen leerlingen nieuwe lesstof beter en zijn ze in staat beter verbanden te leggen. Nieuwe kennis
  • 6.   6 is hierdoor makkelijker te integreren in bestaande mentale schema’s (Leenderts, Veenman, Naafs, & Van den Oord, 2010). Een leerling kan, bijvoorbeeld door het maken van een voorspelling waar de tekst over gaat, al voor het lezen een connectie maken met de eigen voorkennis.   Aandacht voor woordenschat   Een goede lezer beschikt over een grote woordenschat. De vakdocent dient voor ogen te houden dat de leerlingen expliciet onderwezen moeten worden in vaktaalwoorden en schooltaalwoorden (Frey & Fisher, 2009). Naarmate woorden minder frequent voorkomen, moeten docenten meer aandacht besteden aan die woorden in de vakles. Figuur 1 toont de drie soorten woorden die van onder (laag 1) naar boven (laag 3) steeds minder voorkomen in het dagelijks taalgebruik van leerlingen.     Figuur 1. Drie soorten woorden (Frey & Fischer, 2009)     Gibbons (2009) spreekt in dit kader over de stap van Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid (DAT) naar Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT) die leerlingen moeten maken. Onder DAT verstaan we woorden die we allemaal begrijpen en dagelijks gebruiken, door Rose en Martin (2012) genoemd als ‘common sense’ of alledaags taalgebruik. CAT bestaat uit vaktaalwoorden aangevuld met of verbonden door schooltaalwoorden, door Rose & Martin (2012) technisch en gespecialiseerd genoemd. Het zijn woorden die alleen ingewijden begrijpen. Naast specifieke vaktaal worden in de schoolse context woorden gebruikt die een beroep doen op cognitieve vaardigheden; bijvoorbeeld verbanden leggen, functies aangeven, een redenering uitwerken. Leerlingen hebben schooltaalwoorden nodig om in een schoolse context nieuwe kennis te
  • 7.   7 kunnen verwerven en verwerken. De vakdocent kan er niet vanuit gaan dat alle leerlingen over een uitgebreide woordenschat beschikken en hij zal expliciet aandacht moeten besteden aan het activeren van voorkennis en achtergrondkennis, zodat de woordenschat van de leerling wordt vergroot (Puper, Visser & De With, 2013).     Leesstrategieën   Naast de woordenschat is het aanleren van leesstrategieën van groot belang. Leerlingen die automatisch leesstrategieën toepassen zijn leesvaardig (Förrer & Van de Mortel, 2010).   Door ‘modelling’ kunnen docenten leerlingen op een effectieve wijze leesstrategieën aanleren. Ze doen voor (modelleren) hoe je leesstrategieën toepast voor het lezen van een tekst, tijdens het lezen en na het lezen. Duffy (2003) stelt dat het voordoen van lezen en van het toepassen van leesstrategieën een belangrijk onderdeel is van leesvaardigheidstraining. Hardop modelleren van een aanpak kan voor leerlingen de toepassing van een strategie duidelijk maken en wordt daarom sterk aangeraden als een goede manier van instructie voor begrijpend lezen (Block & Duffy, 2008). Uit onderzoek naar instructie voor het aanleren van strategiegebruik zoals voorspellen en bepalen van de hoofdgedachte (om voorkennis te activeren), blijkt dat voor effecten op langere termijn instructie vooral te werken wanneer de docent zijn leerlingen voordoet zichzelf vragen te stellen over de tekst, waardoor leerlingen zichzelf kunnen aansturen (Rosenshine, Meister, & Chapman, 1996; National Institute of Child Health and Human Development, 2000). Leesstrategieën dienen expliciet te worden onderwezen, zodat ze bij leerlingen worden ingeslepen. Een leerling die teksten gemakkelijk leest en begrijpt, maakt vaak ongemerkt gebruik van leesstrategieën. We spreken dan van een vaardige lezer (Förrer & Van de Mortel, 2010).  
  • 8.   8   Figuur 2. Gradually Released Responsibility Instruction Model (Förrer & van de Mortel, 2010)     Het didactisch model GRRIM (Gradually Released Responsibility Instruction Model) van Förrer en Van de Mortel (2010) geeft een gefaseerde opbouw van verantwoordelijkheid bij de docent naar verantwoordelijkheid bij de leerling (zie Figuur 2). In afgebakende fasen verschuift de verantwoordelijkheid van docent naar leerling. In het lesontwerp wordt deze didactische benadering gestalte gegeven in een stapsgewijze aanpak van vakteksten in (pre-)examenklassen.     SQ3R-model   Het SQ3R-model (Survey, Question, Read, Recite, Review), door Lipson en Wixson (2003) genoemd als de ‘grandfather of study strategies’ is het best toepasbaar bij complexe teksten in schoolboeken en examens (Huber, 2004), en kan als basis worden gezien van veel studiestrategieën (Firdaus & Malik, 2013). Het model kan worden gesplitst in de verschillende vaardigheden. De ‘S’ (survey) vraagt leerlingen de tekst voorafgaande aan het daadwerkelijke lezen te onderzoeken. Dit kan variëren van het identificeren van de structuur van de tekst, titel, en tussenkopjes en het bekijken van illustraties. Dit alles met het doel om te voorspellen waar de tekst over zal gaan (Huber, 2004). Dit ‘onderzoekend’ lezen wordt in de literatuur van het taalgericht vakonderwijs aangeduid met ‘globaal’ of ‘oriënterend’ lezen (Hajer & Meestringa, 2009). De ‘Q’ staat in het SQ3R-model voor ‘Question’. Gebaseerd op het oriënterend lezen (survey) moeten leerlingen zich vragen stellen als “Wat weet ik al van dit onderwerp?” In termen van taalgericht vakonderwijs spreken we dan over het activeren van voorkennis. De drie ‘R’s staan voor ‘Read’, ‘Recite’ en ‘Review’, waarbij Read en Recite staan voor
  • 9.   9 het daadwerkelijk bestuderend lezen van de tekst, in termen van het taalgericht vakonderwijs genoemd als ‘intensief’ lezen. Review staat voor samenvatten of evalueren wat is geleerd van de tekst. Volgens Bakken, Mastropieri en Sgrugg (1997) is een voordeel van het SQ3R-model dat leerlingen prima in staat zijn dit model zelfstandig te gebruiken bij het lezen van vakteksten en examens. Het unieke van SQ3R zit in de combinatie en volgorde van de genoemde strategieën om tot beter tekstbegrip te komen, maar ondanks dat is SQ3R niet compleet. Het model geeft geen antwoord op iedere reden waardoor een leerling worstelt met tekstbegrip. Het daarnaast activeren van voorkennis en de aandacht voor woordenschat zijn essentiële stappen om te komen tot beter begrip van complexe vakteksten (Huber, 2004)     Onderzoeksvraag en hypothesen   Dit onderzoek beoogt een antwoord te geven op de volgende hoofdvraag:   ‘Op welke wijze dient taalsteun te worden ingezet opdat de benodigde leesstrategieën worden toegepast door leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs?’ De vier onderzoeksvragen zijn: 1) ‘Op welke wijze wordt taalsteun in de lessenserie uitgevoerd’, 2) ‘Hoe waarderen de betrokken docenten de aanpak van taalsteun in hun lessenserie?’, 3) ‘Hoe waarderen de betrokken leerlingen de aanpak van taalsteun in de lessenserie?, en 4) ‘Wat is effect van de taalsteun in de lessenserie op het gebruik van leesstrategieën door leerlingen?’   Onderzoeksvragen 1, 2 en 3 worden kwalitatief geanalyseerd op basis van data verkregen uit interviews en videopnamen. Betreffende de eerste onderzoeksvraag is het de verwachting is dat de taalsteun door docenten zal worden uitgevoerd zoals voorgeschreven in de lessenserie. Hypothese 0 = de lessenserie taalsteun zal niet door de betrokken docenten worden uitgevoerd zoals omschreven. Hypothese 1 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken docenten worden uitgevoerd zoals omschreven. Vanwege het draagvlak voor aandacht voor leesstrategieën en het in dialoog ontwerpen van de lessenserie, is de verwachting betreffende de tweede onderzoeksvraag dat de te bieden taalsteun positief zal worden gewaardeerd.
  • 10.   10 Hypothese 02 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken docenten niet positief worden gewaardeerd. Hypothese 2 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken docenten positief worden gewaardeerd. Betreffende de derde onderzoeksvraag is er de volgende verwachting: Hypothese 03 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken leerlingen niet positief worden gewaardeerd. Hypothese 3 = de lessenserie taalsteun zal door de betrokken leerlingen positief worden gewaardeerd. Betreffende de vierde onderzoeksvraag is de verwachting dat er een positief effect van de taalsteun zal worden gevonden op het toepassen van de drie onderscheiden leesstrategieën door de leerlingen: Hypothese 04 = er is geen positief effect van de lessenserie taalsteun op het toepassen van de vier onderscheiden leesstrategieën. Hypothese 4 = er is een positief effect van de lessenserie taalsteun op het toepassen van de vier onderscheiden leesstrategieën. Methode     Context   Uit een enquête onder docenten van het Calvijn College Goes in 2011 bleek met betrekking tot taalvaardigheden van leerlingen dat de meerderheid van de docenten worstelde met een gebrekkige of oppervlakkige leesvaardigheid van de leerlingen. Ook uit de analyses van de CITO-resultaten in de eerste drie leerjaren blijkt dat leerlingen veelal te laag scoren bij het domein leesvaardigheid. De leesvaardigheid van leerlingen in het eerste leerjaar is in de afgelopen vijf jaar afgenomen. Op de havo van het 73e naar het 66e percentiel en op het vwo van het 50e naar het 40e percentiel. Ook op latere meetmomenten (tweede en derde leerjaar) blijkt dat de leesvaardigheid van leerlingen wel toeneemt in absolute groei (CITO-scores), maar de percentiele groei gemiddeld genomen gelijk blijft of afneemt in vergelijking met het eerste leerjaar.  
  • 11.   11 Lesontwerp   Taalsteun in een integrale benadering lijkt een goede manier om door verbetering van de leesvaardigheid van leerlingen hun prestaties in andere schoolvakken dan de taalvakken te verbeteren. Echter, hoe docenten die taalsteun in hun schoolvak op havo en vwo zouden moeten aanbieden om deze functie efficiënt en effectief te ondersteunen is nog onduidelijk. De verschillende belangrijke factoren van goed leesvaardigheidsonderwijs combinerend, is in lijn met het SQ3R-model tot een ontwerp van vijf stappen gerealiseerd (zie Tabel 1), waarin leerlingen op een gestructureerde manier een (examen)tekst leren aanpakken. Comprimerend: 1) voorkennis activeren, 2) leesstrategieën oriënterend en globaal lezen, 3) leesstrategie intensief lezen en actieve woordenschatverwerving, 4) opgaven maken en 5) evalueren van de ‘taal’ van de examentekst en corrigeren van het gemaakte werk. De lessenserie van drie lessen is ontworpen met de uitgangspunten dat er voldoende ruimte voor interactie dient te zijn en dat de verantwoordelijkheid gedurende de lessenserie verschuift van de docent naar de leerlingen.     Tabel 1   De vijf stappen voor taalgericht vakonderwijs   Stap   Les 1   Les 2   Les 3   1. Voorkennis activeren   Voorafgaande aan het lezen leerlingen bevragen over wat ze al van het thema weten (bijv. door middel van een woordweb)   Voorafgaande aan het lezen interactie tussen (de docent en) de leerlingen over de inhoud van de vorige les/tekst   Leerlingen gaan in groepjes aan de slag met de tekst en bespreken met elkaar waar de vorige les over ging.   2. Oriënterend of globaal lezen   Docent ‘scant’ de tekst en spreekt hardop-denkend uit wat hij van de tekst denkt op basis van kenmerkende elementen in de tekst zoals titel, (tussen)kopjes, afbeeldingen, cursief gedrukte woorden, etc.   Idem als in les 1, maar dan hardop door een leerling voor de klas.   Leerlingen gaan in groepjes de tekst oriënterend lezen en spreken met elkaar verwachtingen uit over de inhoud van de tekst.   3. Intensief lezen   De tekst aandachtig lezen waarbij aandacht is voor schooltaal-vaktaal en DAT- CAT.   Leerlingen lezen de tekst intensief en individueel. Ze checken daarna in duo’s hun begrip van de gebruikte vak- en schooltaalwoorden.   Leerlingen lezen de opgaven hardop voor elkaar voor in duo’s en maken mondeling de vertaalslag van CAT naar DAT.  
  • 12.   12 4. Het maken van de vragen bij de tekst   Leerlingen maken in groepjes een paar vragen bij de tekst en formuleren de antwoorden op CAT-niveau.   Leerlingen beantwoorden de vragen bij de tekst in duo’s, maken daarbij gebruik van de leesstrategie zoekend lezen en formuleren de antwoorden op CAT-niveau.   Als in les 2: Leerlingen beantwoorden de vragen bij de tekst individueel, maken daarbij gebruik van de leesstrategie zoekend lezen en formuleren de antwoorden op CAT-niveau.   5. Evalueren van de taal   De docent leidt een klassengesprek en gaat na welke talige problemen leerlingen ervaren bij de tekstanalyse (op het gebied van schooltaal en vaktaal).   Twee leerlingenduo’s bespreken samen tekst en opgaven en proberen onduidelijkheden in vak-en schooltaak te achterhalen en op te helderen.   Leerlingen corrigeren de opgaven in groepjes van vier en noteren knelpunten en vragen. De docent bespreekt de knelpunten klassikaal en gaat expliciet in op onduidelijkheden die ontstonden door beperkte kennis van vak- en schooltaal.     Procedure   Op basis van een literatuurstudie zijn criteria, ontwerpprincipes en randvoorwaarden geformuleerd waaraan de taalsteun moet voldoen. In samenspraak met betrokken vakdocenten is vervolgens een prototype van de manier waarop de taalsteun wordt gegeven ontworpen. Dit heeft geresulteerd in een ontwerp op basis van zowel praktijkinput als wetenschappelijke inzichten over taalgericht vakonderwijs.   Acht vakdocenten (zie Tabel 3) hebben in week 1 een training tot taalgerichte vakdocent door de taalcoördinator van de school ontvangen. De training werd voorzien van een handleiding (zie Bijlage 1) voor het maken van de lessenserie voor hun eigen vak, inclusief een reader met bijlagen (zie Bijlage 2).   Na de training heeft iedere vakdocent een lessenserie van drie lessen gemaakt waarin de beoogde taalsteun werd geboden volgens de ontwerpprincipes bij een zelfgekozen examenonderwerp van hun eigen vak. Om te borgen dat de ontwerpprincipes door alle docenten goed zijn vertaald naar hun eigen vak zijn de gemaakte lessenseries ter controle voorgelegd aan en doorgesproken met de taalcoördinator van de school.  
  • 13.   13 In week 3 is een voormeting gedaan bij alle groepen leerlingen. Hiervoor maakten de leerlingen een examenopgave behorende bij een complexe examentekst en vulden ze de vragenlijst in (zie Dataverzameling voor een toelichting op de metingen). In week 11 is de nameting afgenomen bij dezelfde leerlingen die ook aan de voormeting hebben deelgenomen met een qua complexiteit vergelijkbare examentekst en dezelfde vragenlijst. Alle testen zijn onder dezelfde condities afgenomen.   In de weken 4 - 8 zijn de lessen taalsteun door de docenten gegeven. De docenten mochten binnen die periode zelf een geschikte serie van drie opeenvolgende lessen plannen. Om te kunnen nagaan of de taalsteun zoals vooraf gepland is uitgevoerd door de vakdocenten, zijn alle lessen gefilmd en per les gelabeld en gearchiveerd op aparte SD-geheugenkaarten, om achteraf met behulp van een aangepaste Kijkwijzer Taalgericht Vakonderwijs (Meestringa, 2006) te kunnen bekijken.   In de weken 9, 10 en 12 zijn alle deelnemende docenten geïnterviewd. In dezelfde weken zijn de interviews getranscribeerd.     Tabel 2   Overzicht van de procedures   Week   Activiteiten   1 & 2   training en voorbereiding docenten   3   voormeting leerlingen   4 – 8   uitvoering experimentlessen in de klas, lesobservaties   8   nameting leerlingen   9 - 12   interviews, evaluatie     Deelnemers   Acht vakdocenten (zie Tabel 3) hebben vrijwillig deelgenomen aan het ontwerponderzoek. De lessenserie is gegeven in vier havo-groepen en vier vwo-groepen met in totaal 134 leerlingen.  
  • 14.   14 Tabel 3   Deelnemende vakdocenten – vakken - leerjaren   Docent   Vak   Leerjaar   Docent 1   Aardrijkskunde   Havo 4   Docent 2   Aardrijkskunde   Vwo 6   Docent 3   Geschiedenis   Havo 4   Docent 4   Geschiedenis   Vwo 6   Docent 5   Biologie   Havo 5   Docent 6   Biologie   Vwo 4   Docent 7   Scheikunde   Havo 5   Docent 8   Scheikunde   Vwo 6     Docenten namen vrijwillig deel aan het onderzoek. De voormeting en nameting bij alle leerlingen is afgenomen tijdens reguliere lesuren onder schooltijd. De data zijn anoniem. De groep leerlingen bestond uit 76 havoleerlingen tussen de 15 en 19 jaar (M = 16.72, SD = .67) en 58 vwo- leerlingen tussen de 16 en 19 jaar (M = 17.70, SD = .66), verdeeld over de vakken Aardrijkskunde (n = 31), Geschiedenis (n = 51), Biologie (n = 42) en Scheikunde (n = 10). Alle deelnemende leerlingen en hun ouders/verzorgers zijn vooraf geïnformeerd over deelname aan en het doel van het onderzoek.     Dataverzameling   Met de vakdocenten zijn semigestructureerde interviews gehouden aan de hand van een lijst met thema’s (zie Bijlage 3) zoals beschreven in Boeije (2008). Deze lijst met onderwerpen is gebaseerd op de Metacognitive Awareness of Reading Strategies Inventory (MARSI) (Mokhtari & Reichard, 2002) en een aanpassing daarvan door Van Elsacker-Bok (2002). De interviews zijn digitaal opgenomen, gearchiveerd en getranscribeerd. Doel hiervan is te weten of de docenten de bedoelde taalsteun wisten te bieden in de lessen en tegen welke problemen ze daarbij aanliepen, of ze na een aantal lessen vaardiger werden in het bieden van taalsteun, of ze merkten dat de taalsteun na een aantal lessen effectief was (leerlingen doelgerichter met teksten omgingen, ze de vakteksten sneller en beter
  • 15.   15 begrepen) en in hoeverre de voortgang van het vakonderwijs vertraging opliep. Alle gegeven lessen taalsteun zijn gefilmd en per les gelabeld en gearchiveerd.   Om iets te kunnen zeggen over hoe leerlingen de lessen taalsteun ervaren hebben en of leerlingen de aangeboden aanpak zijn gaan gebruiken is een voormeting en nameting afgenomen bij leerlingen (zie Bijlage 4). In beide metingen is alle leerlingen een examentekst voorgelegd gevolgd door een vragenlijst naar het gebruik van leesstrategieën. De nameting werd aangevuld met zes items waarin werd gevraagd naar de tevredenheid met onderdelen van de taalsteun in de les en is leerlingen de mogelijkheid geboden om aanvullende opmerkingen te maken. De items over de leerstrategieën zijn gebaseerd op de Metacognitive Awareness of Reading Strategies Inventory (MARSI) (Mokhtari & Reichard, 2002) en een aanpassing daarvan door Van Elsacker (2002), en bevat dertig gesloten vragen met een 5-punts Likertschaal. De aangepaste vragenlijst is voorafgaand gevalideerd in school. De vragenlijst bevat vier subschalen: 1) voorkennis activeren, 2) oriënterend en globaal lezen, 3) intensief lezen en 4) opdracht maken (zie Tabel 4).       Tabel 4 Vragenlijst taalgericht vakonderwijs - leerlingena Subschaal   Items   Voorbeeld item   Crohnbach’s α   Voorkennis activeren   7   “Zodra ik zag waar de tekst over ging, bedacht ik wat ik al van het onderwerp wist”   .84   Oriënterend en globaal lezen   6   “Voordat ik echt begon met lezen bekeek ik eerst tekstkenmerken zoals vet- en schuingedrukte woorden”   .83   Intensief lezen     9   “Ik heb geprobeerd moeilijke woorden en zinnen in eigen woorden te formuleren”   .69   Opdracht maken   5   “Bij het maken van de opgaven, zocht ik gericht naar informatie in de bijbehorende tekst”     .72    
  • 16.   16 Data-analyse   De getranscribeerde interviews zijn geanalyseerd met gebruik van matrices zoals beschreven in Miles, Huberman en Saldata (2014). Matrices zorgen voor een systematisch en overzichtelijk visueel format, opdat de onderzoeker valide conclusies kan trekken (Miles, Huberman & Saldata, 2014).   Eerst is van ieder docent-interview een enkelvoudige matrix gemaakt door de data te coderen, het maken van analytische notities en verbanden. De reconstructie en het coderen van de data heeft uiteindelijk geleid tot negen variabelen (zie Tabel 5). Van alle acht enkelvoudige matrices is vervolgens een verzamelmatrix per variabele gemaakt. In deze verzamelmatrix is per variabele geanalyseerd op verbanden, relaties, verschillen, overeenkomsten, gaten, etc. Per variabele zijn door kruiscontroles voorlopige bevindingen, trends of samenvattingen geformuleerd en is gekomen tot een overzichtelijk verklarend kader waarop conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd. Door de leden van het onderzoeksteam (twee betrokken docenten, de taalcoördinator en de onderzoeker) is overeenstemming bereikt over de formulering van de bevindingen in de definitieve matrix. Tot slot zijn de voorlopige conclusies per variabele in samenhang met elkaar geanalyseerd, waarop de definitieve conclusies zijn getrokken uit de docentinterviews.   Tijdens de analyse van de verzamelde gegevens is in de matrices per door de docent genomen stap uitgezet wat door de docenten is geantwoord op de vragen van de interviewer. Het aantal items en de omschrijving van de items is tijdens het verwerken van de getranscribeerde docent-interviews voortdurend aangepast en uiteindelijk uitgekomen op een totaal van negen aspecten (zie tabel 5).   Tabel 5   Variabelen in definitieve matrices   Aspecten   Omschrijving   1   Wat is bij deze stap gedaan door de docent?   2   Hoe heeft de docent deze stap ervaren? (perceptie docent)   3   Wat was de opbrengst in de les bij deze stap?   4   Wat is gezegd over de toepasbaarheid of bruikbaarheid van deze stap?   5   Is de docent bij deze stap meer bewust geworden van de talige kant van zijn vak?  
  • 17.   17 6   Gaat de docent met deze stap werken in zijn lessen?   7   Kost het bieden van taalsteun extra tijd van de docent?   8   Denkt de docent dat het bieden van taalsteun ten koste gaat van zijn lesprogramma?   9   Denkt de docent dat zijn leerlingen door het bieden van taalsteun beter worden toegerust voor het doen van centraal schriftelijk examen?     Leerlingen werden bevraagd op vier strategieën: voorkennis activeren, oriënteren en globaal lezen, intensief lezen en opdracht maken. In bijlage 4 is te zien welke items bij welke strategie waren geformuleerd. Na betrouwbaarheidsanalyse (Cronbach’s alfa) werden items 5 (oriënteren en globaal lezen), 25 en 28 (opdracht maken) geëlimineerd zodat dat elke schaal een minimale waarde heeft van .69 (zie Tabel 4). Met een gepaarde t-test is bepaald of de verschillen tussen de voor- en nameting op de verschillende strategieën significant is. Of er verschillen zijn tussen de vakken onderling en het niveau waarop de leerling zit, is nagegaan met een F-toets (univariate variantieanalyse met de voormeting als covariaat).   Resultaten   Implementatie van de taalsteun   Hebben alle docenten de lessenserie doorlopen op de voorgeschreven manier? Die vraag is de docenten voorgelegd. Stap 1: Alle docenten bleken in les 1 nauwgezet voorkennis te hebben geactiveerd. In les 2 en 3 in mindere mate, omdat het onderwerp al bekend was, er geen tijd was, niet nodig werd geacht of zoals bij een docent les 2 en 3 direct na elkaar werden geroosterd als een blokuur. Stap 2: Oriënterend en globaal lezen werd door alle docenten met de leerlingen geoefend, zowel klassikaal, volgens het modellingsprincipe, en individueel.   Stap 3: Intensief lezen - stonden de begrippenparen vaktaal-schooltaal en DAT-CAT centraal. Alle docenten gaven aandacht aan die begrippen, maar voor enkele docenten bleef het onderscheid tussen vak- en schooltaal wat vaag. Ook bestond er wat verwarring over en overlap tussen de begrippenparen DAT-CAT en schooltaal-vaktaal. Ze hadden wel helder voor ogen welk jargon hoorde bij hun vak, maar ze herkenden schooltaalwoorden niet goed en gaven daar niet veel aandacht aan.  
  • 18.   18 Stap 4: Na de leesstappen maakten de leerlingen de opgaven in tweetallen of individueel. Per docent verschilde de begeleiding: de een wees de leerlingen expliciet op bijv. vaktaalwoorden, de ander liet hen zelfstandig werken. De ene docent nam een meer sturende rol op zich dan de andere. Door tijdgebrek kwamen enkele docenten niet of beperkt toe aan deze fase.   Stap 5: De evaluatiefase werd door de meesten niet uitgevoerd of slechts kort, mondeling. Tijdgebrek wordt als de belangrijkste reden gegeven. Een overzicht van de uitgevoerde stappen per les per docent is weergegeven in Tabel 6. Tabel 6   Overzicht van uitgevoerde stappen per les per docent.   Docent   Les   Stap 1: Voorkennis activeren   Stap 2: Oriënterend en globaal lezen   Stap 3: Intensief lezen   Stap 4: Opdracht maken   Stap 5: Evalueren   Aardrijkskunde               Havo-4   1   +   +   +   -   -   2   +   +   +   +   +     3   +   +   +   +   -   Vwo-6   1   +   +   +   +   +   2   +   +   +   +   -     3   -   +   +   +   -   Biologie               Havo-5   1a   +   +   +   -   -   2a   -   +   +   +   +   3   +   +   +   +   -   Vwo-4   1   +   +   +   -   -   2   +   +   +   +   +/-   3   +   +   +   +   +   Geschiedenis               Havo-4   1   +   +   +   -   +/-   2   +   +   +   +   -  
  • 19.   19 3   +   +   +   +   +   Vwo-6   1   +   +   +   +   -   2   +   +   +   +   +   3   +   +   +   +   -   Scheikunde               Havo-5   1   +   +   +   +   +   2   +   +   +   +   -   3   +   +   +   +   -   Vwo-6   1   +   +   +   +   -   2   +   +   +   +   -   3   -   +   +   +   -   Opmerking + = stap uitgevoerd; - = stap niet uitgevoerd. a Les 1 en 2 werd ingeroosterd als een blokuur,     Evaluatie van de taalsteun door docenten De tweede onderzoeksvraag betreft hoe de betrokken docenten de aanpak van de lessenserie taalsteun, zoals door hen uitgevoerd, waarderen? Het activeren van voorkennis voordat een examentekst wordt aangepakt, wordt als zinvol ervaren door alle docenten. Een woordweb invullen met leerlingen bleek veel waardevolle informatie op te leveren en weggezakte kennis kwam op die manier weer naar boven.   De overgang van voorkennis activeren naar globaal en oriënterend lezen ervoeren sommige docenten als lastig. Ze waren onbekend met het fenomeen ‘modelling’ bij leesteksten en liepen tegen hun eigen onervarenheid aan. Het viel de docenten wel op dat de leerlingen over het algemeen goed meededen en het modelleren zelf oppakten. Ze bleken het modellingsprincipe makkelijker op te pakken dan de docenten met weinig ervaring hadden verwacht. De ervaringen van docenten waren wisselend, maar voornamelijk positief. Docenten ervoeren het uitspreken van gedachten en verwachtingen over een tekst meestal als nuttig.     Als de leerlingen na het doorlopen van de eerste stappen de opgaven gaan maken, hebben de docenten de indruk dat ze de opgaven beter aanpakken dan wanneer ze onvoorbereid aan de slag gaan.    
  • 20.   20 Opbrengst voor leerlingen   Leerlingen doen actief mee als voorkennis wordt geactiveerd bij stap 1. De betrokkenheid van de leerlingen wordt door docenten als positief ervaren. Als leerlingen zich bij stap 2 moeten oriënteren op een tekst, blijken ze daar bij verschillende vakken moeite mee te hebben. Ze weten niet goed waar ze moeten beginnen en wat ze wel en niet moeten lezen van de tekst. De leerlingen hebben sturing nodig van de docent, maar dan gaat het goed en de meeste antwoorden van de docenten neigen daarom naar positief.   Docenten geven aan dat bij stap 3 leerlingen expliciet aandacht schenken aan het onderscheid in vak- en schooltaal niet altijd als nuttig lijken te ervaren. Afhankelijk van het niveau van de leestekst werd het als lastig, nuttig of nutteloos ervaren. Verschillende docenten hebben de indruk dat leerlingen wel beseffen dat ze zich die specifieke woordkennis moeten toe-eigenen. Als leerlingen samen over een tekst praten, bijvoorbeeld tijdens of na het modelleren van een tekst, blijkt dat goed te gaan.   Docenten geven aan dat na een stapsgewijze voorbereiding op de opgaven de leerlingen over het algemeen de opgaven beter maken (stap 4). Dit is gebaseerd op de indruk van docenten, ze hebben het werk niet ‘met de pen’ gecorrigeerd. De leerlingen leken bij de bespreking echter betere antwoorden te formuleren en de vragen completer te beantwoorden. De meeste docenten waren positief over de kwaliteit van de gegeven antwoorden.   De meeste docenten vermoeden dat leerlingen werkelijk betere cijfers zullen halen, als hun CAT-taal beter wordt. Ze zouden daar meer in moeten worden getraind. Wel wordt de kanttekening geplaatst dat taalsteun pas werkelijk wat oplevert, als iedereen daaraan meewerkt.   De meerderheid van de deelnemende docenten verwacht dat leerlingen beter scoren op het CE als ze stapsgewijs hun teksten en opgaven aanpakken, oog hebben voor vak-en schooltaal en beter en bewuster op CAT-niveau formuleren.   Toepasbaarheid van de taalsteun   Alle docenten vinden het activeren van voorkennis (stap 1) bruikbaar en nuttig, al blijft het voor een enkeling de vraag in hoeverre die kennis relevant is met betrekking tot het examen, omdat er bij examens toch maar weinig van de voorkennis wordt gevraagd.  
  • 21.   21 Modelleren, bij stap 2 oriënterend en globaal lezen, wordt door de docenten al dan niet bewust al toegepast in de lessen. Docenten spreken de de wens uit om modelleren meer en intensiever toe te passen in de lessen, omdat leerlingen op deze manier feedback krijgen bij vragen of lesstof. Feedback wordt door veel docenten als belangrijk gezien in het leerproces. Modelleren door leerlingen wordt door een docent als bruikbaar gezien wanneer je dit laat doen door een goede leerling.   Het onderdeel oriënterend lezen wordt door een paar docenten als minder bruikbaar gezien omdat de tekststructuur van de examenopgaven van hun vakken zich daar niet voor leent. Tekstkenmerken spelen volgens de betrokken docenten een ondergeschikte rol bij de meeste vakken. Bij langere teksten is het onderdeel oriënterend lezen wel meer bruikbaar.   Leerlingen moeten volgens enkele docenten beter formuleren en concreter antwoorden. Aandacht voor CAT in stap 3 intensief lezen draagt daaraan bij volgens hen. De instructie DAT-CAT werd door enkele docenten wel wat als onduidelijk ervaren waardoor schooltaal-vaktaal en DAT-CAT wat door elkaar heen liepen. De aandacht voor schooltaalwoorden wordt als minder bruikbaar gezien, omdat die woorden, naar hun beleving, weinig voorkomen in examens. Het format waarin DAT-CAT aangeboden werd is volgens enkele docenten te strak. Op een natuurlijke manier DAT-CAT integreren in de lessen is echter wenselijk en heel bruikbaar.   Het stappenplan bij het maken van de opgaven (stap 4) wordt door enkele docenten als kunstmatig gezien waardoor de meerwaarde ontbreekt.   Evalueren (stap 5) en dus feedback geven op een natuurlijke manier is goed en bruikbaar, maar wordt als moeilijk ervaren. Feedback geven wordt meer als een bruikbaar didactisch instrument gezien, als er meer aandacht voor de inhoudelijke dan de talige kant is. Het merendeel geeft aan het format als goed vertrekpunt te zien, maar het kost wel te veel tijd en het format wordt ook te veel als keurslijf ervaren. Het gebrek aan tijd is ook de reden dat het merendeel van de docenten niet of beperkt aan de stap evaluatie is toegekomen. Met wat aanpassingen hierop wordt het in de toekomst nog bruikbaarder.
  • 22.   22 Bewuster van de talige kant van je vak? Alle docenten zijn zich meer bewust van de talige kant van hun vak en vinden het belangrijk daar oog voor te hebben. Het activeren van voorkennis (stap 1) wordt als een zinvolle taalsteunactiviteit ervaren en als je volgens een format werkt, helpt dat je wel die stap bewust te zetten. Het modelleren van een tekst werd als positief ervaren bij het oriënterend en globaal lezen (stap 2). Sommige docenten gaven aan dit onbewust al te doen voordat ze aan het experiment deelnamen. Nu willen ze modelleren nog bewuster inzetten, zodat ze als ‘voorbeeld’ de leerlingen laten zien hoe je met een tekst omgaat.   De lessenserie heeft docenten meer bewust gemaakt van het stimuleren van leerlingen tijdens het lezen van de tekst CAT naar DAT te vertalen (stap 3) en om op CAT-niveau antwoorden te formuleren (stap 4). Expliciete aandacht voor school- en vaktaal (stap 3) blijken docenten belangrijk te vinden en de meesten spreken de intentie uit hier meer aandacht aan te willen besteden in het vervolg.     Toekomstig gebruik van de taalsteun   Op de vraag of docenten met dit ontwerp gaan werken, kwamen deze reacties:   Voorkennis activeren (stap 1) via bijvoorbeeld een woordweb wordt door de docenten al met regelmaat toegepast en alle docenten willen dit in de toekomst vaker en bewuster inzetten.   Het onderdeel oriënterend en globaal lezen (stap 2) willen alle docenten kort of uitgebreid, met of zonder stappenplan gaan gebruiken in hun lessen, omdat leerlingen door goed te oriënteren de samenhang tussen bijvoorbeeld bronnen beter gaan begrijpen, waardoor er betere antwoorden gegeven zullen worden.   Elke docent wil op een of andere manier aandacht geven aan DAT-CAT, bijvoorbeeld bij het maken van examenopgaven. Een docent geeft aan schooltaal als belangrijk te zien. Twee docenten geven aan dat het intensief lezen, zoals beschreven in het format, niet voor hun vak gebruikt zal worden (stap 3).   Bewustmaken van formuleren op CAT-niveau bij de beantwoording van vragen wordt belangrijk gevonden (stap 4). De manier waarop (tweetallen, onderstrepen) varieert.  
  • 23.   23 Stap 5 Evalueren wordt, in het algemeen, als een belangrijke stap gezien. Wanneer hier tijd aan besteed wordt, hebben docenten positieve ervaringen. De wens is er dus wel om deze stap te gebruiken, maar door allerlei redenen, zoals tijdgebrek, komt het er vaak niet van.   De principes van taalsteun wil elke docent op een minder strakke manier en het liefst op een natuurlijke wijze aanbieden in de lessen. Docenten willen in het bijzonder meer aandacht voor taalsteun gaan bieden bij examentraining, bijvoorbeeld net voor een toetsweek. De examenbundel blijft dan thuis en in de lespakketjes mag er onderstreept worden met de verwachting dat de examentraining zo effectiever gaat verlopen.   Docenten geven aan dat taalsteun bieden veel extra voorbereidingstijd vergt. Dit komt met name door het zoeken van goede bronnen en het eigen maken van het format.   De meeste docenten geven aan dat de lessenserie zoals op deze manier voorgeschreven (veel) tijd kost. Ook geven de meesten aan dat op deze manier taalsteun bieden, met een dergelijk strak format, de vakinhoudelijke kant teveel ten koste gaat van de talige kant. Dit ten koste gaan van het programma kan ook samenhangen met het leerjaar waarin je dit aanbiedt. In het examenjaar kun je volgens enkele docenten niet te veel afwijken van het programma. In vwo 4 hebben sommige vakken maar twee uur en dan zou taalsteun ten koste kunnen gaan van het programma.   Het zou volgens een aantal docenten minder ten koste gaan van je programma wanneer je taalsteun meer integreert in je lesstof, je het principe bij meerdere vakken toepast en vaker herhaalt.     Evaluatie door leerlingen De derde onderzoeksvraag is de vraag naar hoe de leerlingen de lessenserie taalsteun hebben gewaardeerd. Uit de vragenlijst blijkt dat leerlingen de gevolgde lessenserie over het algemeen neutraal waarderen (zie Tabel 7). De meeste scores liggen rond het gemiddelde van 2,5. De stap ‘voorkennis activeren’ wordt het minst als zinvol ervaren, de stap ‘oriënterend lezen’ als meest zinvol.
  • 24.   24 Tabel 7 Evaluatie door leerlingen Hoe zinvol is de voorkennis activeren Hoe zinvol is oriënterend lezen Hoe zinvol is modelleren Hoe zinvol is de nadruk op begrippen vaktaal en schooltaal Hoe zinvol is de nadruk op begrippen DAT CAT Hoe zinvol is het evalueren van het leesproces Valid 134 134 134 134 134 134 Missing 0 0 0 0 0 0 Mean 2,16 2,71 2,33 2,43 2,44 2,59 SD ,94 ,88 ,97 1,03 ,93 ,93 Verandering in leesstrategieën van leerlingen De vierde onderzoeksvraag is de vraag naar wat het effect is van de taalsteun op het gebruik van leesstrategieën door de leerlingen. Uit de t-test tussen voor- en nameting blijkt dat leerlingen na afloop van de lessenserie meer strategieën toepassen om hun voorkennis te activeren (t(133) = 2,35, p = .02), oriënterend en globaal lezen (t(133) = 4,61, p < .01) en intensief lezen (t(133) = 4,18, p < .01). Er is geen significant verschil gevonden voor de strategie opdracht maken (t(133) = -1,0, p = .30). Het effect van de lessenserie op de strategie voorkennis activeren is het kleinst (d = 0.22). Oriënterend en globaal lezen (d = 0.43) en intensief lezen (d = 0.37) hebben een groter effect.   Er is geen significant verschil tussen havo en vwo-leerlingen op de strategie voorkennis activeren (F(1, 131) = 1,72, p = .192. Datzelfde geldt voor de strategie intensief lezen (F(1, 131) = .404, p = .526) en oriënterend en globaal lezen ((F(1, 131) = .229, p = .633). Er zijn tevens geen significante verschillen tussen de vakken (havo en vwo samen): F(3, 129) = 1,14, p = .336). Een overzicht van de resultaten is weergegeven in tabel 8.     Discussie De belangrijkste resultaten van dit onderzoek naar het ontwerp, de implementatie en evaluatie van taalsteun kunnen als volgt worden samengevat. Wat betreft de implementatie van de lessenserie komt naar voren dat de docenten over het algemeen positief zijn, maar dat niet alle voorgeschreven stappen door iedereen zijn doorlopen. Als belangrijkste reden daarvoor wordt het gebrek aan tijd aangegeven. Met name de laatste stap ‘evalueren’ is slechts in beperkte mate uitgevoerd, waarmee
  • 25.   25
  • 26.   26 hypothese 1 niet volledig kan worden aanvaard. Een aanpassing in de lessenserie waarmee meer tijd wordt vrijgemaakt voor evaluatie kan hiervoor mogelijk een oplossing zijn. De tweede onderzoeksvraag betreft hoe docenten taalsteun in de lessenserie waarderen. De belangrijkste conclusie uit de evaluaties van de docenten is dat over het algemeen de lessenserie taalsteun positief is gewaardeerd. Bij stap 1 ‘Voorkennis activeren’ uit deze positieve waardering zich in de constatering van de docenten dat hun leerlingen actief participeerden in de les, ze de stap bruikbaar vonden en ze deze leesstrategie vaker en bewuster in hun lessen willen inzetten. De positieve waardering bij stap 2 ‘oriënterend en globaal lezen’ komt tot uiting in de wens om meer en intensiever het modelleren toe te passen. Het format heeft de docenten meer bewust gemaakt van het belang van deze leesstrategie. De positieve waardering bij stap 3 ‘intensief lezen’ zit met name aandacht voor het begrippenpaar DAT-CAT en de wens om dit te integreren in hun lessen. De omgang met schooltaal-vaktaal wordt minder duidelijk gewaardeerd en verschillend opgevat. De positieve waardering voor stap 4 ‘opdracht maken’ uit zich in het idee van docenten dat leerlingen vragen beter beantwoorden en het voornemen om leerlingen te onderwijzen in het formuleren in CAT. Stap 5 ‘evalueren’ is dusdanig beperkt uitgevoerd dat er geen conclusies kunnen worden verbonden aan uitspraken met betrekking tot deze stap. Wel is het opvallend dat zowel docenten als leerlingen het belang aangeven van deze stap. De docenten geven dan ook aan hiervoor wel tijd voor vrij te willen maken. Samengevat kan worden gesteld dat de docenten aangeven de waarde van alle stappen in te zien, en ze willen alle stappen blijven toepassen in hun lessen, waarmee hypothese 2 kan worden aangenomen. Wel geven alle docenten aan de stappen op een minder strakke manier aan te bieden. Het in een strak format bieden van taalsteun zoals is voorgeschreven voelde kunstmatig aan. Docenten willen de stappen op een natuurlijke wijze integreren in hun lessen, als een soort rugzak met bagage waaruit docenten stappen toepassen wanneer ze dit nodig achten. Toch is het idee dat docenten met hun leerlingen de vijf stappen doorlopen niet zomaar, maar gebaseerd op de vakliteratuur. Daarnaast zijn in het kader van dit onderzoek de vijf stappen zo strak achter elkaar gezet om voor de verschillende leesstrategieën te kunnen kijken of leerlingen daarop vooruitgaan. Docenten geven echter aan dat het format van de drie lessen met de vijf stappen als een te strak keurslijf wordt ervaren.
  • 27.   27 Dit kost docenten veel tijd in een kort tijdsbestek. Daarom is het goed denkbaar dat als een docent eenmaal de principes van de vijf stappen onder knie heeft, hij of zij los van andere stappen bijvoorbeeld de stap oriënterend lezen kan toepassen of aandacht kan geven aan woordenschat op zijn of haar vakgebied. Echter, wanneer een docent met zijn leerlingen op een paar leesstrategieën vooruitgang wilt boeken, dan heeft hij of zij wel een stappenplan nodig en dan is de aangeboden volgorde een logische opeenvolging van de stappen. Wel kunnen de ingrediënten van het stappenplan verdeeld over een aantal lessen worden toegepast. Uit de interviews is gebleken dat docenten zichzelf bewuster zijn geworden van de noodzaak explicieter aandacht te moeten geven aan leesstrategieën, zoals vaktaal aan de orde stellen of even de tijd nemen om leerlingen te laten oriënteren op een tekst voordat ze de bijbehorende vragen gaan maken. De derde onderzoeksvraag betreft de waardering voor de lessenserie taalsteun door leerlingen. Uit de evaluatie van de leerlingen bleek dat zij de lessenserie taalsteun neutraal hebben gewaardeerd. Over het algemeen hebben ze de vijf stappen niet als zinvol ervaren, waarmee hypothese 3 niet kan worden aangenomen. Vanuit de beschikbare data kan hiervoor geen oorzaak worden aangedragen. In antwoord op de vierde onderzoeksvraag kan worden gesteld dat ondanks de neutrale waardering de leerlingen toch op drie van de vier onderscheiden strategieën vooruitgang hebben geboekt, en dat ondanks de kleine verschillen in uitvoering tussen de docenten onderling. Een verklaring voor het gegeven dat de leerlingen de lessenserie niet echt als zinvol hebben gewaardeerd kan zijn dat door de docenten niet expliciet het belang van taalsteun is aangegeven.  Hypothese 4 kan dan ook voor de leesstrategieën ‘voorkennis activeren’, ‘oriënterend en globaal lezen’ en ‘intensief lezen’ worden aangenomen. Dit geldt niet voor de vierde strategie ‘opdracht maken’.   Kanttekeningen bij deze studie Vier mogelijke beperkingen van de studie worden besproken. Ten eerste, om goede uitspraken te kunnen doen over het effect van taalsteun wordt dikwijls een vergelijkingsgroep ingezet. Daarvoor is in dit onderzoek niet gekozen omdat de taalsteun in een tijdbestek van drie lessen in twee weken is
  • 28.   28 gegeven en ervan uitgegaan kan worden dat in deze korte periode leerlingen niet op een andere manier leesstrategieën opdoen. Ten tweede, de evaluatie van de lessenserie door docenten zijn gebaseerd de interviews met de docenten. Als je uitspraken wilt doen over hoe taalsteun in de klas wordt vormgegeven dan is observeren van de les wellicht meer valide. In dit onderzoek zijn de lessen wel gefilmd, om eventuele onduidelijkheden uit de interviews na te kunnen kijken en om te controleren welke stappen zijn uitgevoerd. Doordat in de interviews structureel is doorgevraagd zijn er geen onduidelijkheden naar voren gekomen en kunnen de zelfrapportages gezien worden als een valide manier om inzicht te krijgen in de vormgeving van de taalsteun. Ten derde, in sommige stappen in de gegeven lessenseries zijn er verschillen gevonden tussen hoe docenten deze hebben aangeboden. Uit de interviews bleek dat dit voornamelijk in de concrete uitwerking van de stappen zat. Dit kan een gevolg zijn van de keuze om niet al te sturend te zijn richting de docenten. Zelfs het toepaste format werd al door een aantal docenten als te sturend ervaren. Daarnaast hebben enkele docenten, vanwege tijdgebrek, niet alle stappen uitgevoerd zoals bedoeld. Het gevolg hiervan is dat de evaluaties (onderzoeksvraag 2 en 3) en de effectmeting (onderzoeksvraag 4) soms betrekking hebben op een (beperkt) verschillende uitvoering. Dit kan worden voorkomen door nog explicieter de stappen voor te schrijven, met als risico dat docenten de stappen nog meer als een keurslijf ervaren en het stappenplan als minder bruikbaar wordt beschouwd. In de uitwerking zullen daarom voor een vervolg andere keuze worden gemaakt, die ervoor zorgen dat de vijf stappen bruikbaarder zijn voor alle docenten. Ondanks dat er verschillen in de uitvoering van de lessenseries zijn gevonden, zijn er toch effecten voor drie van de vier leesstrategieën gevonden. Ten vierde is het onderzoek uitgevoerd met een beperkt aantal docenten van een school voor voortgezet onderwijs. Bovendien is in de school waar het onderzoek is uitgevoerd al langere tijd aandacht voor leesstrategieën en het belang daarvan. Het is ook de aanleiding geweest om dit onderzoek in deze school uit te voeren. Het zou kunnen zijn dat in scholen waar aandacht voor leesstrategieën beperkt is meer of minder progressie zal worden geboekt. Echter, veel scholen in Nederland geven aandacht aan leesstrategieën, onder andere door het aanstellen van een taalcoördinator. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de context dusdanig verschillend is van andere
  • 29.   29 scholen voor voortgezet onderwijs, zodat geen uitspraken gedaan kunnen worden over het effect van de geboden taalsteun.     Conclusie In antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek naar de taalgerichte vakondersteuning in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs kan worden gesteld dat taalsteun in de bovenbouw zeker dient te bestaan uit de drie stappen ‘voorkennis activeren’, ‘oriënterend en globaal lezen’ en ‘intensief lezen’. Ze worden door de docenten gewaardeerd, ze achten ze bruikbaar en toepasbaar en merken wat het met hun leerlingen in de les doet. Bovendien zijn het ook deze drie stappen waarbij significante verbeteringen worden gevonden in het gebruik van de leesstrategieën door de leerlingen. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is de gecreëerde bewustwording bij de betrokken docenten van alle onderdelen van de lessenserie en daarmee indirect het gebruik van de leesstrategieën door leerlingen wordt verbeterd. Een te strak stappenplan past niet bij docenten uit de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, ze passen de afzonderlijke stappen bij voorkeur op hun eigen manier toe. Het is niet per se zo dat de vijf stappen altijd op de voorgeschreven manier moeten worden uitgevoerd, maar het kan wel een manier zijn om de docenten bewust te maken van de waarde van verschillende stappen. In dit onderzoek is daarom naast het gebruik van leesstrategieën door leerlingen, gewerkt aan de professionalisering van de docenten. Implicaties voor herontwerp van de lessenserie taalsteun De resultaten van dit onderzoek benadrukken het belang van een goede training en handleiding voor docenten. In de training zal helder moeten worden gemaakt dat het bieden van taalsteun bedoeld is om meer grip te krijgen op de vakinhoud, door talige barrières te slechten. Het format is een middel om tot een beter begrip van de vakinhoud te komen. In het begin zal een format veel aandacht opeisen, maar wanneer docenten ervaring hebben opgedaan met de verschillende stappen kunnen de stappen door docenten worden toepast wanneer ze dit nodig achten. Om verwarring te voorkomen bij enkele onderdelen van de lessenserie zal in de training sturing op didactisch gebied explicieter moeten zijn.
  • 30.   30 Ten eerste wordt door docenten het activeren van voorkennis soms verkeerd begrepen. Helder moet worden gemaakt dat het bij deze stap niet gaat om het ophalen van voorkennis op zichzelf, maar om het leren plaatsen van nieuwe kennis in de bestaande kenniscontext. Ten tweede moeten voor docenten de begrippen DAT-CAT, school- en vaktaal helder zijn. De bij een aantal docenten gevonden onduidelijkheid over het specifieke onderscheid tussen deze begrippen noopt tot het explicieter maken van dit onderscheid in de training en handleiding. Omdat docenten de ene stap meer relevant achten dan de andere, en de neiging hebben de minder relevante stappen niet aan te bieden, zal ten derde moeten worden benadrukt dat het integraal aanleren van leesstrategieën leidt tot beter tekstbegrip (Bimmel, 2006; Fischer, Frey & Lap, 2008). Implicaties voor vervolgonderzoek Met docenten die hebben deelgenomen in het onderzoek of docenten die op een later moment de training voor het bieden van taalsteun zullen volgen, zou vervolgonderzoek gedaan kunnen worden naar hoe ze de vijf stappen op een voor hen meer natuurlijke wijze zullen toepassen. Is het dan inderdaad zo dat ze de verschillende stappen of elementen toepassen wanneer ze dit nodig achten, dus op een natuurlijke wijze integreren in hun lessen, of dat door het loslaten van een strak stappenplan de aandacht voor leesstrategieën met de tijd verdwijnt. Verschillende docenten plaatsten de kanttekening dat taalsteun pas wat oplevert, als iedereen daaraan meewerkt. De verwachting is, dat een integrale, breed gedragen aanpak meer zal opleveren, maar er kan op basis van dit onderzoek niet de conclusie worden getrokken dat die aanpak alleen werkt als werkelijk alle docenten daaraan meewerken. Vervolgonderzoek naar een integrale, breed gedragen aanpak in een school zal hier een beter beeld op moeten kunnen geven. De lessen taalsteun zijn door de leerlingen als neutraal gewaardeerd, hetgeen zou kunnen wijzen op een beperkte betrokkenheid bij de lessen taalsteun. Wanneer leerlingen het nut inzien van een bepaalde interventie is de kans groter dat ze meer betrokken en gemotiveerd zijn (Vermaas & Van der Linden, 2007). Een hoge betrokkenheid en motivatie zou mogelijk een groter effect kunnen opleveren in het gebruik van leesstrategieën door leerlingen. Vervolgonderzoek naar hoe een hogere
  • 31.   31 waardering door leerlingen kan worden bewerkstelligd zou mogelijk kunnen bijdragen aan beter lezen, en daarmee beter leren.   Referenties Bakken, J.P., Mastropieri, M.A., & Sgruggs, T.E. (1997). Reading comprehension of expository science material and students with learning disabilities: A comparison of strategies. Journal of Special Education, 31, 300-324. Bimmel, P. (2001). Effects of reading strategy instruction in secondary education—A review of intervention studies. L1-Educational Studies in Language and literature, 1(3), 273-298. Block, C.C., & Duffy, G.G. (2008). Research on teaching comprehension: Where we’ve been and where we’re going. In C.C. Block, & S.R. Parris (Eds.), (pp. 19-37). New York, NY US: Guildford Press. Boeije, H. (2008). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Boom Onderwijs, www.boomonderwijs.n Cromley, J. G. (2009). Reading achievement and science proficiency: International comparisons from the programme on international student assessment. Reading Psychology, 30, 89–118. De Corte, E., Verschaffel, L., & Van de Ven, A. (2001). Improving text comprehension strategies in upper primary school children: A design experiment. Britisch Journal of Educational Psychology, 71(4), 531-559 Duffy, G.G. (2003). Explaining reading: A resource for teaching concepts, skills, and strategies. New York: Guilford Publishers. Elsäcker-Bok, W. V. van, (2002). Development of reading comprehension: The engagement perspective: A study of reading comprehension, vocabulary, strategy use, reading motivation, and leisure time reading of third-and fourth-grade students from diverse backgrounds in the Netherlands. [Sl: sn]. Frey, N.& Fischer, D. (2009). Learning words inside & out. Vocabulary instruction that boosts achievement in all subject areas. Portsmouth: Heinemann.
  • 32.   32 Firdaus, A., & Malik, M. (2013). SQ3R Strategy for increasing students’ retention of reading and written information. Retrieved form  http://jurnal.utm.ac.id/index.php/MID/article/view/16 Fischer, D., Frey, N. & Lap, D. (2008). Shared Readings: Modeling Comprehension, Vocabulary, Text Structures, and Text Features for Older Readers. The Reading Teacher, 61(7), pp. 548- 556. DOI:10.1598/RT.61.7.4 Förrer, M. & van de Mortel, K. (2010). Lezen… denken… begrijpen. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies. Gibbons, P. (2009). English learners, academic literacy, and thinking. In Meestringa, T. (2013) Werken aan vaktaal bij exacte vakken, Enschede: Platform Taalgericht Vakonderwijs/SLO. Gille, E., Loijens, C. Noijons, J. & Zwitser, R. (2010). Resultaten PISA-2009: Praktische kennis en vaardigheden van 15-jarigen. Nederlandse uitkomsten van het Programme for International Student Assessment (PISA) op het gebied van leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen in het jaar 2009. Arnhem: CITO. Hajer, M. & Meestringa, T. (2011). Handboek Taalgericht Vakonderwijs. Bussum: Coutinho. Huber, J.A. (2004). A closer look at SQ3R. Reading Improvement. 41(2), 108-112. Janssen, T., Braaksma, M., Rijlaarsdam, G. (2006). Literary reading activities of good and weak students: A think aloud study. European Journal of Psychology of Education, 21, 35-52. Leenderts, Y., Veenman, S., Naafs, F. & Van den Oord, I. (2010). Effectieve instructie: Leren lesgeven met het activerende directe instructiemodel. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies. Lipson, M. Y., & Wixson, K. K. (2003). Assessment and instruction of reading and writing difficulty: An interactive approach. Allyn & Bacon. Maerten-Rivera, J., Myers, N., Lee, O., & Penfield, R. (2010). Student and school predictors of high stakes assessment in science. Science Education, 94, 937–962. Meelissen, M.R.M., Netten, A., Drent, M., Punter, R.A., Droop, M. & Verhoeven, L. (2012). PIRLS en TIMSS-2011.Trends in leerprestaties in Lezen, Rekenen en Natuuronderwijs. Nijmegen: Radboud Universiteit & Universiteit Twente. Meestringa, T. (red.) (2006). Kijkwijzer voor taalgericht vakonderwijs. Enschede: Platform
  • 33.   33 Taalgericht Vakonderwijs. SLO. Mokhtari, K. & Reichard, C.A. (2002). Assessing Students’ Metacognitive Awareness of Reading Strategies. Journal of Educational Psychology 94 (2), 249–259. Oklahoma. DOI: 10.1037//0022-0663.94.2.249 Miles, M.B., Huberman, A.M., & Saldata, J.M. (2014). Qualitative Data Analysis. A Methods Sourcebook. Third Revised Edition. Sage Publications, Inc. London, United Kingdom. National Institute of Child Health and Human Development. (2000). Report of the national reading panel. Teaching children to read: An evidence-based assessment of the scientific research literature on reading and its implications for reading instruction: Reports of the subgroups. NIH Publication No. 00-04754. Washington DC. United States: Government Printing Office. OECD (2000). Literacy in the information age. Final report of the International Adult Literacy Survey. Paris: OECD. O’Reilly, T., & McNamara, D. S. (2007). The impact of science knowledge, reading skill, and reading strategy knowledge on more traditional “high-stakes” measures of high school students’ science achievement. American Educational Research Journal, 44, 161–196. Penney, K., Norris, S. P., Phillips, L. M., & Clark, G. (2003). The anatomy of junior high school science textbooks: An analysis of textual characteristics and a comparison to media reports of science. Canadian Journal of Science, Mathematics and Technology Education, 3, 415–436. Puper, H., Richters, J. (2013). Beter lezen, beter leren. Vakteksten begrijpen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Amersfoort: CPS Puper, H., Visser,M. & de With, T. (2013). Woordenschatonderwijs: meer dan woorden leren. Amersfoort: CPS Rose, D. & Martin, J.R. (2012). Learning to write, reading to learn: genre, knowledge and pedagogy in the Sydney School. Londen: Equinox. Rosenshine, B., Mesiter, C., & Chapman, S. (1996). Teaching students to generate questions: A review of the intervention studies. Review of Educational Journal, 110(3), 301-322 Schooten, E. van, Emmelot, Y., (2004). De integratie van taal- en vakonderwijs. Amsterdam: SCO-
  • 34.   34 Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam. Smale-Jacobse, A.E., (2013). De effecten van docenttraining gericht op directe instructie van strategiegebruik bij begrijpend lezen. Groningen: Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs, Rijksuniversiteit Groningen. Van der Leeuw, B. & Meestringa, T. (2014). Genres in schoolvakken. Taalgerichte didactiek in het voortgezet onderwijs. Uitgeverij Coutinho. Bussum. Vermaas, J., & Van der Linden, R. (2007). Beter inspelen op havoleerlingen. IVA beleidsonderzoek en advies, Tilburg. Retrieved from Kortlopend Onderwijsonderzoek website: http://www.kortlopendonderzoek.nl/documenten/beter%20inspelen%20 havoleerlingen.pdf Vernooy, K. (2011). Ontwikkelingen op het gebied van (begrijpend) lezen. Wat werkt? Presentatie, Hogeschool Edith Stein Hengelo.            
  • 35.   35 Bijlage 1 Handleiding docenten     …voor taal!   Zó pak je (examen)teksten aan in de bovenbouw van het havo en vwo Een stapsgewijze aanpak in drie lessen docentversie    
  • 36.   36 Inleiding:   Taal  blijkt  vaak  een  struikelblok  te  zijn  bij  het  begrijpen  en  leren  van  de  schoolvakken.  ‘Leerlingen   lezen  slecht’  is  een  veelgehoorde  klacht.    Door  leerlingen  meer  te  wijzen  op  het  gebruik  van   leesstrategieën,  het  vergroten  van  de  woordenschat  én  de  juiste  didactische  werkvormen  in  te   zetten,  kan  de  lees-­‐  en  tekstvaardigheid  van  leerlingen  groeien.     In  deze  lessenserie  gaan  we  uit  van  de  principes  van  taalgericht  vakonderwijs.  In  de  les  wordt  om  die   reden  aandacht  geschonken  aan   1)  interactie*;   2)  een  contextrijke  omgeving  /  tekst;     3)  taalsteun.     Deze  principes  worden  ondersteund  en  versterkt  door  het  toepassen  van  activerende  werkvormen.   Samenwerkend  leren  geeft  daarbij  voldoende  ruimte  voor  interactie.  Meer  informatie  over  de   principes  van  taalgericht  vakonderwijs  vind  je  in  bijlage  1.    (Hajer  en  Meestringa,  Taalgericht   Vakonderwijs)   Doel:   De  interventie  is  gericht  op  het  beter  leren  aanpakken  van  een  (examen)tekst  van    een  schoolvak,   zodat  de  leerling  de  tekst  beter  begrijpt.  We  verwachten  dat  de  leerling  door  beter  begrip  de   opgaven  ook  beter  zal  aanpakken  en  maken,  maar  dat  laatste  wordt  niet  gemeten.         Doelgroep:   Deze  lessenserie  is  bedoeld  voor  leerlingen  in  de  bovenbouw  van  het  havo/  vwo.  In  deze  lessenserie   gaan  we  specifiek  in  op  het  (leren)  lezen  en  bespreken  van  examenteksten  en  –opgaven.  De   lessenserie  wordt  daarom  ingezet  in  de  periode  van  examentraining  in  havo  5  en  vwo  6.  De   didactische  werkwijze  is  echter  ook  toepasbaar  in  andere  jaren  en  bij  niet-­‐examenteksten.      
  • 37.   37 Randvoorwaarden:   -­‐   De  lesstof  moet  contextrijk  worden  aangeboden.  De  docent  kiest  teksten  uit  waarin  de   lesstof  wordt  geschetst  in  een  concrete  situatie,  voorzien  van  een  duidelijke  context.   -­‐   Het  niveau  van  de  leesteksten  moet  per  vak  ongeveer  vergelijkbaar  zijn.  De  voorkeur  gaat   daarom  uit  naar  contextrijke  vraagstukken  in  examens  (havo  /  vwo).     -­‐   De  lessen  zijn  gericht  op  bovenbouwleerlingen  havo  /  vwo.     -­‐   De  docent  creëert  een  natuurlijke  lessituatie,  waarin  de  vakinhoud  centraal  staat.  In  díe   context  leert  de  leerling  de  tekst  met  behulp  van  strategieën  aanpakken.     -­‐   De  docent  sluit  aan  bij  bestaande  kennis  over  leesstrategieën.  Hij  helpt  de  leerling  de   kennistransfer  te  maken  naar  zijn  vak.    Hij  doet  dit  door  de  leerlingen  leesinstructies  te   geven.     -­‐   Ca.  de  helft  van  de  lestijd  werken  leerlingen  samen,  zodat  voldoende  interactie  plaatsvindt.     -­‐   De  lessenserie  gaat  over  één  onderwerp.     -­‐   De  docent  vormt  zich  een  beeld  van  de  lesprincipes  die  van  belang  zijn  om  taalgericht  les  te   geven.  Dit  kan  o.a.  door  middel  van  een  checklist  (zie  bijlage  2).   Opbouw  lessen:   De  lesopbouw  is  steeds  als  volgt:     Stap  1:   voorkennis  activeren   Stap  2:     oriënteren  op  de  tekst  en  globaal  lezen   Stap  3:     intensief  lezen  van  tekst  en  opgaven     Stap  4:     de  opdracht  maken   Stap  5:   bespreken  van  opgaven  en  evalueren  leesproces       In  de  lessen  is  een  opbouw  in  zelfstandigheid:  van  meer  docentgestuurd  naar  leerlinggestuurd  (zie   onderstaand  figuur).       Gradually  Released  Responsibility  Instruction  Model          (Bron:  Förrer  &  van  de  Mortel,  2010)      
  • 38.   38 Les  1  –  docentinstructie       NB:  Onderstaand  lesschema  is  een  verkorte  weergave  van  de  les.  Een  uitgebreide  toelichting  bij   deze  les  vind  je  in  bijlage  3.  Bij  deze  les  hoort  een  PowerPointpresentatie  met  leerlinginstructies.   Stap  1:  5  minuten:  Voorkennis  activeren  door  middel  van  een  klassengesprek  (woordweb  met   belangrijke  begrippen).   Stap  2:  5  –  10  minuten:  Oriëntatie  op  de  leestekst  +  globaal  lezen.  Docent  doet  dit  hardop  voor   (modelling).  Leerlingen  lezen  en  kijken  mee,  de  docent  is  hun  voorbeeld  (model).   Let  op:     è   Tekstkenmerken   è   Verwachting  inhoud  uitspreken   è   Link  leggen  met  voorkennis   è   Verwachtingen  (eventueel)  bijstellen  na  oriëntatie   è   Leesstrategieën  expliciet  benoemen  (na  oriënterend  en  globaal  lezen  naar  intensief  lezen)   Stap  3:  10  –  15  minuten:  Leerlingen  gaan  de  tekst  intensief  lezen  in  groepjes  van  drie.     Let  op:     è   Benoemen  leesstrategie  (intensief)   è   Groepen  formeren  en  taken  verdelen  binnen  groepen   è   Toelichting  vaktaalwoorden  en  schooltaalwoorden    (+  voorbeeld  noemen)   è   Na  intensief  lezen  onduidelijkheden  nagaan:  kan  iedereen  zonder  problemen  naar  stap  4?   Stap  4:  10  minuten:  Leerlingen  maken  samen  de  vragen   Let  op:   è   Geef  een  paar  vragen  bij  de  leestekst  (projecteren  via  beamer  of  op  papier).   è   Vragen  zijn  bedoeld  om  begrip  te  checken,  het  gaat  nu  vooral  om  de  leesvaardigheid  en   context.   Stap  5:  5  minuten:  Evalueren  van  leesproces  (klassikaal)     Let  op:   -­‐   Docent  leidt  het  evaluatieproces,  denk  aan  volgende  vragen:   -­‐   Welke  informatie  was  in  de  tekst  onduidelijk?  Is  die  nu  wel  duidelijk  geworden?   -­‐   Welke  informatie  was  in  de  opgaven  onduidelijk?  Is  die  nu  wel  duidelijk  geworden?   -­‐   Welke  woorden  /  zinnen  vormen  voor  de  leerling  een  vaktaalprobleem?   -­‐   Welke  woorden/zinnen  vormen  een  probleem  als  het  gaat  om  schooltaal?        
  • 39.   39 Les  2  –  docentinstructie       NB:  Onderstaand  lesschema  is  een  verkorte  weergave  van  de  les.  Een  uitgebreide  toelichting  bij   deze  les  vind  je  in  bijlage  3.  Bij  deze  les  hoort  een  PowerPointpresentatie  met  leerlinginstructies.   Stap  1:  5  minuten:  Voorkennis  activeren  door  middel  van  een  klassengesprek  (bijv.  woordweb)   Let  op:   è   Leg  de  link  met  de  tekst  van  les  1:  voorkennis  activeren,  kennis  koppelen.  Laat  begrippen  die   van  belang  zijn  benoemen  door  leerlingen.     Stap  2:  10  minuten:  oriëntatie  op  de  leestekst  +  globaal  lezen     Let  op:   è   Kies  een  taalvaardige  leerling  uit  die  de  oriëntatiefase  voordoet  voor  de  klas   è   Leerling  benoemt  zelfde  punten  als  in  les  1,  stap  2.  Ook  via  beamer  tonen.     è   Tekstkenmerken,  verwachting  inhoud,  link  leggen  voorkennis,  verwachtingen  bijstellen.   è   Docent  sluit  af  door  de  leesstrategieën  expliciet  te  benoemen  (na  oriënterend  en  globaal   lezen  naar  intensief  lezen)   Stap  3:  10  minuten:  Intensief  lezen  van  tekst  en  opgaven   Let  op:   è   Benoemen  leesstrategie:  intensief  (individueel,  in  stilte)   è   Na  leesfase  in  duo’s  werken:  leerling  1  onderstreept  vaktaalwoorden  in  tekst  en  opgave,   leerling  2  onderstreept  schooltaalwoorden  in  tekst  en  opgave.     è   Overleg  leerlingen  over  vaktaal  (van  CAT  naar  DAT)  à  alles  begrepen?   è   Én  overleg  leerlingen  over  schooltaal.     è   Docent  checkt:  kunnen  alle  leerlingen  goede  start  maken  met  beantwoording  vragen?     Stap  4:  10  minuten  –  15  minuten:  Maak  de  opgaven  in  tweetallen   Let  op:   è   Leerlingen  maken  een  begin  met  de  beantwoording,  vervolg  in  les  3.     è   Benoem  expliciet:  let  bij  je  formuleringen  op  vaktaal!   è   Wees  concreet  in  beantwoording,  beantwoord  alleen  de  vraag.     è   Gebruik  de  leesstrategie  zoekend  lezen  (in  tekst,  bronnen,  diagrammen,  enz.)   Stap  5:  5  minuten:  evalueren  leesproces   Let  op:     è   Twee  duo’s  vormen  een  groep  en  spreken  over:     è   Welke  informatie  was  in  de  tekst  en  opgaven  onduidelijk?  Is  die  nu  wel  duidelijk  geworden?   è   Welke  woorden/zinnen  vormen  voor  de  leerling  een  vakbegripsprobleem,  welke   schooltaalprobleem?  (vragen  via  beamer  projecteren)    
  • 40.   40 Les  3  –  docentinstructie       NB:  Onderstaand  lesschema  is  een  verkorte  weergave  van  de  les.  Een  uitgebreide  toelichting  bij   deze  les  vind  je  in  bijlage  3.  Bij  deze  les  hoort  een  PowerPointpresentatie  met  leerlinginstructies.   Stap  1:  5  minuten:  Voorkennis  activeren   Let  op:   è   Leerlingen  werken  weer  in  zelfde  duo’s  als  in  les  2.     è   Leerlingen  denken  hardop  na  over  onderwerp  van  de  vorige  les:   è   Docent  laat  leerlingen  een  paar  kernbegrippen  benoemen  na  kort  overleg  in  duo’s.     è   Na  een  paar  minuten  kunnen  de  leerlingen  in  tweetallen  verder  met  de  opgaven.   Stap  2:5  minuten:  oriëntatie  op  de  taak  +  globaal  lezen   Let  op:   è   Globaal  de  tekst  van  de  opgaven  opnieuw  doornemen.     è   De  opgaven  globaal  doornemen:  waar  waren  we  gebleven,  wat  als  was  afgerond?     Stap  3:5  minuten:  De  betreffende  opgave(n)  intensief  lezen   Let  op:   è   Leerlingen  (duo’s)  lezen  de  opgave  hardop  voor  en  maken  samen  de  vertaalslag,  in  dit  geval   van  CAT  naar  DAT.     è   Leerlingen  herformuleren  de  opgaven  in  eigen  taal  of  door  vraag  stellend  te  maken.   è   Leerlingen  noteren  nog  geen  antwoorden  bij  stap  3,  maar  praten  alleen  over  de  opgaven.   Stap  4:15  minuten:  Opgaven  maken  (vervolg  les  2)  in  tweetallen/individueel     Let  op:   è   Leerlingen  werken  verder  aan  (examen)opgaven.   è   Wissel  daarna  uit  met  een  ander  duo,  verbeter  de  antwoorden  na  bespreking.   è   Zie  stap  4,  les  2:  formuleren  in  vaktaal,  concrete  antwoorden,  alleen  de  vraag  beantwoorden.   è   Gebruik  de  strategie  zoekend  lezen.     Stap  5:  15  minuten:  evalueren  leesproces  +  bespreken  antwoorden     Let  op:   è   Twee  duo’s  vormen  groepje.  Docent  geeft  per  groepje  een  correctiemodel,  volgens   examenvoorschrift.     è   Leerlingen  kijken  samen  na,  verbeteringen  worden  genoteerd,  antwoorden  besproken.   è   Leerlingen  letten  op  formuleringen  en  het  verwoorden  van  de  antwoorden.     è   Leerlingen  noteren  probleempunt  voor  de  docent,  voor  de  klassikale  nabespreking.   è   Docent  gebruikt  laatste  tien  minuten  van  de  les  voor  toelichting  opgaven  én  voor   nabespreking  van  school-­‐  en  vaktaalwoorden.      
  • 41.   41         …voor taal!   Zó pak je (examen)teksten aan in de bovenbouw van het havo en vwo Een stapsgewijze aanpak in drie lessen BIJLAGEN bij docentversie  
  • 42.   42       Overzicht  bijlagen:       Bijlage  1:   Uitgewerkte  lessen  1  –  3         blz.  3   Bijlage  2:     Kijkwijzer  voor  taalgericht  vakonderwijs     blz.  10   Bijlage  3:   Principes  taalgericht  vakonderwijs       blz.  11   Bijlage  4:   180  schooltaalwoorden         blz.  12   Bijlage  5:   Leesstrategieën           blz.  13                        
  • 43.   43 Bijlage  1:  Uitgewerkte  lessen    1-­‐  3     Uitwerking  les  1:     Vooraf:   In  onderstaande  uitwerking  vind  je  de  stappen  die  in  de  les  worden  gezet.  Volg  deze  stappen   nauwgezet.  Maak  je  de  instructietaal  eigen  (zie  voorbeeldzinnen).  Gebruik  daarbij  de   powerpointpresentatie  (bijlage  4)  die  voor  de  lessen  is  gemaakt.  Je  kunt  die  zelf  aanpassen  (bijv.  met   tekstfragmenten,  afbeeldingen,  vragen  bij  het  vak).  De  volgorde  van  de  stappen  moet  echter   ongewijzigd  blijven.     Voorbereiding  docent:   -­‐   Zoek  een  leestekst  (krant,  tijdschrift,  lesboek)  die  past  bij  een  (talige)  opgave  uit  een  examen.   Het  artikel  mag  het  onderwerp  ook  belichten  vanuit  een  ander  perspectief,  andere  theorie.   De  tekst  moet  op  of  net  boven  hun  leesniveau  zijn,  bijv.  een  artikel  uit  een  populair-­‐ wetenschappelijk  tijdschrift  of  een  kwaliteitskrant.     -­‐   Doel  van  de  leestekst:  context  vergroten.  De  tekst  bied  je  tevens  de  mogelijkheid  om  in  les  2   een  bruggetje  te  maken  van  tekst  naar  examen  en  voorkennis  te  activeren.  Daarnaast  biedt   een  leestekst  de  mogelijkheid  te  oefenen  met  leesvaardigheid.   -­‐   De  docent  maakt  een  paar  oefenvragen  bij  de  teksten,  waarin  schooltaalwoorden  (zoals  in   instructies  bij  examens)  aan  de  orde  komen.     Lesopzet:     Stap  1:  5  minuten:  voorkennis  activeren  door  middel  van  een  klassengesprek,  bijv.  in  combinatie   met  een  woordweb  op  het  bord  over  de  genoemde  begrippen.     Stap  2:  5  –  10  minuten:  oriëntatie  op  de  leestekst  +  globaal  lezen*.  Docent  doet  dit  hardop  voor   (modelling).  Leerlingen  lezen  en  kijken  mee,  de  docent  is  hun  voorbeeld  (model).**    Hardop  denkend   laat  de  docent  het  volgende    zien:   -­‐   Hoe  hij  de  tekstkenmerken  globaal  bekijkt  en  benoemt  (kop,  tussenkopjes,  cursief  /   vetgedrukte  woorden,  afbeeldingen,  grafieken,  diagrammen,  bronvermelding(en),  auteur.   Het  gaat  vooral  om  benoemen  en  daarbij  wat  associatieve  opmerkingen  plaatsen.  Je  hoeft  de   informatie  niet  allemaal  te  duiden,  het  gaat  erom  dat  de  leerling  ziet  dat  oriënteren  op  de   tekst  en  taak  ook  al  zinvolle  informatie  oplevert.     -­‐   Hoe  hij  op  grond  van  wat  hij  ziet  een  verwachting  uitspreekt  over  de  inhoud  van  de  tekst  ‘Ik   verwacht  dat  de  tekst  gaat  over  de  huizencrisis  en  hoe  die  zich  ontwikkelde  de  afgelopen  tien   jaar…’   -­‐   Hoe  hij  die  verwachting  linkt  aan  zijn  voorkennis:  ‘Ik  weet  al  veel  over  hypotheekrenteaftrek,   bijv…’  ‘We  hebben  net  al  gesproken  over  de  huizencrisis,  de  lage  rente…’   -­‐   Hoe  hij  zijn  verwachting  bijstelt  door  de    eerste  en  laatste  alinea  te  lezen  (in  het  geval  van   een  ‘gewone’    leestekst)    en  de  opgave  globaal  door  te  nemen.  ‘Zie  je,  het  gaat  inderdaad   over…,  maar  deze  vraag  had  ik  niet  verwacht…’  
  • 44.   44 -­‐   Hoe  hij  deze  afsluit  door  te  zeggen:  ‘We  hebben  de  tekst  nu  globaal  bekeken  en  gelezen.  We   gebruiken  dan  de  leesstrategie  globaal  lezen.  Die  ken  je  al  van  de  leesposters  (Nederlandse   lessen).  Nu  gaan  we  de  tekst  /  opgave  intensief  lezen,  zodat  je  de  tekst  begrijpt  én  de  opgave   kunt  maken.  ‘   *Oriënterend  lezen  lijkt  op  globaal  lezen.  Bij  de  oriëntatie  op  een  tekst  gaat  het  voornamelijk  om   tekstkenmerken,  bekijken  van  titel,  bron,  afbeeldingen,  enz.  Globaal  lezen  gaat  wat  verder:   kennis  nemen  van  de  inhoud  door  o.a.  eerste  en  laatste  alinea  te  lezen.  Zie  bijlage  5.     **Bij  de  instructie  voor  docenten  (niet  voor  leerlingen!)    is  een  voorbeeldfilmpje  handig,  bijv.  te   vinden  op  leraar  24.nl  of  van  te  voren  opgenomen  in  een  van  onze  lessen.     Stap  3:  10  –  15  minuten:  leerlingen  gaan  de  tekst  intensief  lezen  in  groepjes  van  drie.     De  docent  geeft  de  volgende  instructie:   -­‐   De  leerlingen  werken  in  groepen  van  drie.  Een  groepslid  is  woordvoerder.  Elk  groepslid   onderstreept  moeilijke  woorden.  Een  groepslid  is  notulist.     -­‐   Leerlingen  moeten  de  tekst  intensieflezen  (hardop).   -­‐   Leerlingen  onderstrepen  moeilijke  vaktaalwoorden  in  tekst  en  opgave.   -­‐   Leerlingen    onderstrepen  schooltaalwoorden  in  tekst  en  opgave.     -­‐   Na  lezen  overleggen  leerlingen  in  groepjes  over  betekenis  van  vaktaalwoorden  (van  CAT  à   cognitief  academische  taalvaardigheid  naar  DAT  à  dagelijks  algemene  taalgebruik)  en   checken  bij  elkaar  of  ze  alle  begrippen  kennen.  Zie  voorbeeldtabel  DAT  /  CAT  onder  de   instructie.     -­‐   Leerlingen  spreken  daarna  met  elkaar  over  schooltaalwoorden,  bijv.  verondersteld  werden,   verkrijgen,  voldoen  aan,  specifieke,  voorhanden  (voorbeelden  uit  bio  2012)  en  komen  samen   tot  betekenissen,  zinvolle  omschrijvingen  van  de  woorden.   -­‐   De  docent  laat  leerlingen  reageren  op  elkaars  vragen  /  onduidelijkheden.  De  docent  stuurt   alleen  bij,  bijv.  door  een  opmerking  van  een  leerling  opnieuw  te  formuleren  in  vaktaal.     -­‐   De  docent  checkt  of  alle  leerlingen  een  goede  start  kunnen  maken  met  de  beantwoording   van  de  vragen.   Biologievb.:  DAT   CAT:   Als  je  dat  hapje  hebt   doorgeslikt  gaat  je  eten   via  allerlei  weggetjes  naar   je  buik  en  dan  na  heel   veel  kronkelweggetjes   poep  je  het  uit.   Spijsverteren  of  digestie  betekent  het  verteren  van  voedsel   (spijs)  tot  stoffen  die  door  het  lichaam  kunnen  worden   opgenomen.  Dit  gebeurt  in  het  spijsverteringskanaal;  buizen   en  lichaamsholten  waarin  het  spijsverteringsproces   plaatsvindt.  In  het  maagdarmkanaal  wordt  het  voedsel  (de   spijsbrij)  voortgestuwd  en   knedend  gemengd  met  de  spijsverteringssappen  door   beweging  van  het  spierweefsel  van  de  darm  (de  peristaltiek).   (Werken  aan  vaktaal  bij  de  talen,  2013  platform  Taalgericht  Vakonderwijs  /  SLO)   Stap  4:  10  minuten:  leerlingen  maken  samen  de  vragen   -­‐   Maak  een  paar  korte  vragen  bij  de  tekst,  bij  voorkeur  vragen  waarin  schooltaalwoorden  aan   de  orde  komen,  zoals  in  de  examens.    
  • 45.   45 -­‐   De  leerlingen  maken  de  vragen,  maar  het  gaat  in  deze  les  niet  om  het  helemaal  correct   maken  en  bespreken  van  de  vragen.  Het  leesproces  staat  centraal,  maar  met  een  paar   vragen  check  je  gemakkelijker  begrip  van  de  tekst.     -­‐   Wijs  leerlingen  op  het  zorgvuldig  formuleren  van  de  antwoorden  in  CAT-­‐taal  (zoals  in  de   tekst).     Stap  5:  5  minuten:  evalueren  van  leesproces  klassikaal     Onder  leiding  van  de  docent:   -­‐   Welke  informatie  was  in  de  tekst  onduidelijk?  Is  die  nu  wel  duidelijk  geworden?   -­‐   Welke  informatie  was  in  de  opgaven  onduidelijk?  Is  die  nu  wel  duidelijk  geworden?   -­‐   Welke  woorden  /  zinnen  vormen  voor  de  leerling  een  vaktaalprobleem  (hij  weet  bijv.  niet   wat  mitose,  microkrediet,  erosie  is)?   -­‐   Welke  woorden/zinnen  vormen  een  probleem  als  het  gaat  om  de  schooltaal  (  taal  van  de   opgaven,  zoals:  verklaren,  nuanceren,  voldoen  aan)?     -­‐   Het  leesproces  evalueren  is  belangrijker  dan  de  exacte  beantwoording  van  de  vragen!     Tip:  Om  de  evaluatie  vlot  te  laten  verlopen,  laat  je  bovenstaande  vragen  zien  (zie  powerpoint  bijlage   4)  en  noteert  ieder  groepje  een  antwoord.  Per  groepje  stel  je  een  woordvoerder  aan  (stap  3).   Voorbeeld  uit  het  vak  aardrijkskunde   Wat  wil  ik  dat  alle  leerlingen  kunnen  laten  zien  en   horen?  Welke  taaltaken  gaan  ze  uitvoeren?     De  leerling  kan  in  een  mondelinge  presentatie  de     oorzaken  en  oplossingen  van  waterproblematiek     in  Bangladesh  vergelijken  met  die  in  Nederland   Welke  vaktaalwoorden  staan  centraal?     Watertekort,  wateroverlast,  irrigatie,  inundatie   Welke  schooltaalwoorden  zijn  van  belang?     Koppelen,  oplossing,  oorzaak,  gevolg,  vergelijken   Welke  logische  relaties  tussen  die  woorden  leren   leerlingen  zien  en  verwoorden?     …  waterproblemen  koppelen  aan  oplossingen:  ‘‘door     irrigatiekanalen  aan  te  leggen  proberen  boeren  het     watertekort  in  de  landbouw  op  te  lossen’’.   (Werken  aan  vaktaal  bij  de  talen,  2013  platform  Taalgericht  Vakonderwijs  /  SLO)  
  • 46.   46 Uitwerking  les  2:     (Voorbeeldteksten:  biologie  CE  I  Havo  2012,  opgaven  ‘Ontstaan  van  het  leven’,  biologie  CE  I  VWO  2013,   economie  CE  I  Havo  2013,  opgave  3)     Voorbereiding  docent:   -­‐   Examentekst  opzoeken,  aansluitend  bij  leestekst  les  1.  De  tekst  moet  genoeg  context  en  veel   talige  informatie  bevatten.     -­‐   Materiaal  kopiëren,  zodat  leerlingen  kunnen  onderstrepen  e.d.    (Eventueel  extra   schrijfmateriaal  aanleveren.)   Lesopzet:     Stap  1:  5  minuten:  voorkennis  activeren  door  middel  van  een  klassengesprek,  bijv.  in  combinatie   met  een  woordweb  op  het  bord  over  de  genoemde  begrippen.  Link  leggen  tussen  tekst  van  vorige  les   en  deze  examenopgave.  ‘Wat  heeft  deze  opgave  te  maken  met  de  tekst  die  we  gisteren  lazen?’  ‘Wat   is  nieuw,  onbekend,  voor  je?’  ‘Welke  begrippen  ken  je  al/  hebben  met  elkaar  te  maken?’   (Wellicht  is  bovenstaande  te  versterken  door  bijv.  een  filmpje    van  een  paar  minuten  te  laten  zien   over  het  onderwerp  van  de  (examen)tekst.  )   Stap  2:  5  –  10  minuten:  oriëntatie  op  de  leestekst  +  globaal  lezen.  Docent  kiest  een  (bij  voorkeur   vaardige,  talige)  leerling  uit  die  de  oriëntatiefase    hardop  voordoet.    Leerlingen  lezen  en  kijken  mee.   De  docent  vult  aan  waar  nodig.    Hardop  denkend  laat  de  leerling    het  volgende    zien  (zoals  in  les  1,   stap  2):   -­‐   Hoe  hij  de  tekstkenmerken  globaal  bekijkt  en  benoemt  (kop,  tussenkopjes,  cursief  /   vetgedrukte  woorden,  afbeeldingen,  grafieken,  diagrammen,  bronvermelding(en),  auteur   -­‐   Hoe  hij  op  grond  van  wat  hij  ziet  een  verwachting  uitspreekt  over  de  inhoud  van  de  tekst.   -­‐   Hoe  hij  die  verwachting  linkt  aan  zijn  voorkennis.   -­‐   Hoe  hij  zijn  verwachting  bijstelt  door  de    eerste  en  laatste  alinea  te  lezen  (in  het  geval  van   een  ‘gewone’    leestekst)    en  de  opgave  globaal  door  te  nemen.     De  docent  vult,  waar  nodig,  aan  en  sluit  af  door  te  zeggen:    ‘We  hebben  de  tekst  nu  globaal  bekeken   en  gelezen.  We  gebruiken  dan  de  leesstrategie  globaal  lezen.  Die  ken  je  al  van  de  leesposters   (Nederlandse  lessen).  Nu  gaan  we  de  tekst  /  opgave  intensief  lezen,  zodat  je  de  tekst  begrijpt  én  de   opgave  kunt  maken.  ‘   Stap  3:  10  minuten:  intensief  lezen  van  tekst  en  opgaven.     De  docent  geeft  de  volgende  instructie:   -­‐   Leerlingen  moeten  de  tekst  en  opgaven  intensieflezen  (individueel,  in    stilte).  Na  de  leesfase   werken  ze  weer  in  duo’s.     -­‐   Leerling  1    onderstreept  moeilijke  vaktaalwoorden  in  tekst  en  opgave.   -­‐   Leerling  2    onderstreept  schooltaalwoorden  in  tekst  en  opgave.