Teksten en liederen die geprojecteerd werden op Ten Bos tijdens de eerste vastenzondag (A) 2017 (Sint Amanduskerk Erembodegem). De teksten van onze vieringen zijn te vinden op de website: http://www.kerkembodegem.be/tenbos/liturgie/vieringen.html
Het zand: geen fundament (eerste vastenzondag 2017)
1.
2. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
3. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
4.
5. In rust en inkeer je redding, geduld en vertrouwen je kracht:
de Heer wacht in ontferming, gelukkig wie Hem verwacht!
(Oosterhuis/Huijbers)
6.
7. Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan ook doet,
die is als een verstandig man,
die bouwt zoals het moet.
Een fundament ligt op de rots.
En komt er storm of regen,
dan blijft het huis goed overeind,
want daar kan het wel tegen.
Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan niet doet,
die is als iemand die wel bouwt,
maar niet zoals het moet.
Hij bouwt zijn huisje op het zand.
En komt er storm of regen,
dan stort het bouwsel in elkaar,
want daar kan het niet tegen.
8. Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan ook doet,
die is als een verstandig man,
die bouwt zoals het moet.
Een fundament ligt op de rots.
En komt er storm of regen,
dan blijft het huis goed overeind,
want daar kan het wel tegen.
Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan niet doet,
die is als iemand die wel bouwt,
maar niet zoals het moet.
Hij bouwt zijn huisje op het zand.
En komt er storm of regen,
dan stort het bouwsel in elkaar,
want daar kan het niet tegen.
9. Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan ook doet,
die is als een verstandig man,
die bouwt zoals het moet.
Een fundament ligt op de rots.
En komt er storm of regen,
dan blijft het huis goed overeind,
want daar kan het wel tegen.
Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan niet doet,
die is als iemand die wel bouwt,
maar niet zoals het moet.
Hij bouwt zijn huisje op het zand.
En komt er storm of regen,
dan stort het bouwsel in elkaar,
want daar kan het niet tegen.
10. Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan ook doet,
die is als een verstandig man,
die bouwt zoals het moet.
Een fundament ligt op de rots.
En komt er storm of regen,
dan blijft het huis goed overeind,
want daar kan het wel tegen.
Wie tot mij komt, mijn woorden hoort
en wie ze dan niet doet,
die is als iemand die wel bouwt,
maar niet zoals het moet.
Hij bouwt zijn huisje op het zand.
En komt er storm of regen,
dan stort het bouwsel in elkaar,
want daar kan het niet tegen.
14. [Vg]
Ik geloof in God
die hemel en aarde gemaakt heeft,
bron van leven,
Vader voor altijd.
[Al.]
Daarom geloof ik dat het onmogelijke
mogelijk wordt:
vrede op aarde,
levenskansen voor iedereen.
Geloofsbelevenis
15. [Vg]
Ik geloof in Jezus,
zijn Zoon en Meestgeliefde van zijn
mensenkinderen.
[Al.]
Die niet kwam om te heersen maar om te dienen,
die de macht van het kwaad heeft gebroken,
die gestorven is maar ook verrezen,
die leeft in ons midden,
die ons voorgaat op de weg van alledag.
16. [Vg]
Daarom geloof ik
in de gemeenschap van liefde en geloof,
in een Kerk die het evangelie beleeft
[Al.]
Ik geloof dat wij met vallen en opstaan
maar gedragen door de Geest van God,
toekomst zullen vinden
en leven in overvloed. Amen
17.
18. Laat onze woorden stijgen voor uw aangezicht als wierook.
Zie in ons het verlangen een mens te zijn van U.
Kom, adem ons open, Kom, adem ons open, adem ons open
(PrinsSieds/LöwenthalTom)
19.
20. Dat wij onszelf gewonnen geven
aan het bevrijdende bestaan,
aan wat ons uitdaagt om te leven.
Dat wij de stille roep verstaan.
Dat wij versteende zekerheden verlaten om op weg te gaan.
Dat niet de greep van het verleden
ons achterhaalt en stil doet staan.
Omdat de huizen die wij bouwden geen onderkomen kunnen zijn.
Omdat het bloedeloos vertrouwde
ons achterdochtig maakt en klein.
Dat wat wij hebben ons niet gijzelt,
dat wij van elke dwang bevrijd
naar onbekende plaatsen reizen.
Dat Gij ons onderkomen zijt.
21.
22.
23.
24. Voorganger:
God, onze Vader, van Jou komt de tijd, van Jou komt de wereld.
We danken Je om deze veertigdagentijd: een geschenk uit Jouw
hand, een tijd om te rusten en te bezinnen.
Allen
Jij geeft ons deze woestijntijd
om tot rust te komen,
om stilte te vinden en beter te luisteren.
wij bidden om Jouw aanwezigheid,
Jouw sprekende stilte,
Jouw tegenwoordigheid van geest
in ons doen en laten.
25. Vg. Maak dit samenscholen rond Jouw Naam tot een oase van
vernieuwd elan, van inzicht en uitzicht.
Al. Doe ons zingen
vanuit Jouw geest van voortgaande bevrijding,
als mensen die steeds meer
open en ontvankelijk zijn voor elkaar.
Herschep de rust die wij hier zoeken
tot nieuwe onrust omwille van zoveel mensen,
overstemd door het lawaai
van onverschillige oppervlakkigheid.
26. Vg. Maak de afleiding die wij zoeken bij Jou tot een rondleiding in
de dingen die gebeuren moeten en geen uitstel dulden.
Al. Maak onze heenreis naar Jou
tot een terugreis naar elkaar.
Smelt het vertrouwen
dat Jij ons nooit laat vallen
tot een nieuwe bereidheid
om elkaar nooit los te laten.
27. Vg. Help ons
de doodse stilte rond Jouw Naam te verbreken
door daden van recht en werken van vrede.
Houd de ziel in ons lijf,
het hart bij ons hoofd,
de droom bij de daad.
28. Al. Stoot ons aan met deze gedachtenis aan Jezus
en aan al zijn naamgenoten:
brood en wijn, gedeeld en uitgeschonken,
woestijnmomenten,
die klinken van moed en volharding
op de lange weg van menswording
naar dat scheppingswoord:
waarin Jij, licht en levenbent,
de trillende ziel van al wat bestaat!
29. Onze Vader verborgen,
uw Naam worde zichtbaar in ons,
uw koninkrijk kome op aarde
uw wil geschiede, een wereld
met bomen tot in de hemel,
waar water schoonheid en brood
gerechtigheid is en genade -
30. waar vrede niet hoeft bevochten,
waar troost en vergeving is
en mensen spreken als mensen
waar kinderen helder en jong zijn,
dieren niet worden gepijnigd
nooit één mens meer gemarteld,
niet één mens meer geknecht.
31. Doof de hel in ons hoofd
leg uw hand op ons hart
breek het ijzer met handen
breek de macht van het kwaad.
Van U is de toekomst
kome wat komt.
(Oosterhuis Huub / Löwenthal Tom)
35. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.
36. 0
De mensen zijn als bomen
ze zoeken goede grond.
Toch blijven ze nog dromen
van 't land van Jouw verbond.
De takken naar de hemel
die waaien door Jouw Geest.
De wortels in de aarde,
Jouw duister dat geneest.
1
Hoe kan er in de droogte
nog kans op hoop bestaan?
We zoeken helder water
hoe diep moeten we gaan?
Het zand is de verleiding,
maar 't is geen fundament,
de schijn van mooie woorden,
het is niet wie je bent.
2
De kleuren van het leven,
de geuren van Gods droom,
ze komen in seizoenen,
veranderen de boom.
De stam blijft steeds dezelfde,
het kernwoord dat je roept.
Maar ook in het verand'ren
is 't God die jou bezoekt.
3
Er is een bron van leven,
soms dichter dan je denkt,
het woord dat mensen spreken,
Gods liefde die ons wenkt.
Je proeft het levend water,
heel diep in jouw woestijn.
Je hoeft niet veel te drinken:
dit is wie je kan zijn.
4
Je bent wie je zal worden,
geboren en gekend
en toch ziet God nog kansen,
iets nieuws in jou geënt.
Men heeft al lang geoordeeld,
die aarde zet je vast
en toch is er een toekomst
die iedereen verrast.
5
Het kaal-zijn overwonnen,
de dreiging van de dood.
De bloesem als belofte,
heel kwetsbaar en niet groot.
Maar één wordt twee, drieduizend:
het leven overwint.
Je kleurt en durft vertrouwen,
weer leven in de wind.
7
Dat onverwachte leven,
die boom in volle bloei,
mijn eigen kleine boomgaard
waarin ik groei en snoei.
Het kruis wordt nu bestuiving,
de waanzin wijst de weg,
een heel zacht 'halleluia':
Jouw hoop die was terecht.