5. 4 augustus 1914 – Duitsland valt België binnen. 20 augustus 1914 – Belgisch leger trekt zich terug in de nationale vesting Antwerpen. 10 oktober 1914 – Antwerpse vesting valt. 16 oktober 1914 – Belgisch leger neemt stelling achter de IJzer. 18 oktober – 10 november 1914 – De Slag aan de IJzer. 28 september – 11 november 1918 – Eindoffensief wapenstilstand
6.
7.
8. Tijdens de stellingoorlog na de Slag aan de IJzer tot aan het eindoffensief : front verdeeld in sectoren, die telkens gedurende een aantal maanden door een bepaalde legerdivisie werden verdedigd. Verdeling in sectoren bepalend voor het regime van de militairen. Per sector volgens een beurtrol met wacht in een eerste linie, met piketdienst achter de linie of met halve rust in een kantonnement.
30. Alveringem, getuigde meester Emiel Selschotter, liep begin oktober 1914 “ vol van vluchtelingen uit Mechelen, Leuven en Aalst . … Het leek wel een volksverhuizing ”
31. In maart 1915, zo schreef zuster Livina van het Godshuis, waren er “ op Alveringem tenminste 10.000 soldaten ”
44. 1913 1914 1915 1916 Bureau Elverdinge 100 81 41 0 Boesinge, Elverdinge, Vlamertinge en Zuidschote Bureau Oostvleteren 100 114 220 226 Noordschote, Oostvleteren, Reninge, Westvleteren en Woesten Bureau Poperinge 100 118 260 228 Poperinge Bureau Reningelst 100 108 305 326 Reningelst en Westouter Bureau Roesbrugge 100 125 386 402 Beveren, Krombeke, Roesbrugge en Stavele Bureau Watou 100 129 347 411 Proven en Watou Grafiek 2 - De procentuele stijging en/of afname van de bierproduktie in een groot deel van het arrondissement Ieper in de oorlogsjaren1914 - 1915 - 1916 ten opzicht van het 1913 1914 1915 1916
46. “ vele burgers-biermarchands oefenden het ambt uit van bierkoopman en sommige hebben er reeds een aardig fortuintje mee verdiend ” (Citaat van pastoor Van Walleghem, Dikkebus, juli 1917)
47. “ Zij kwamen af van Belle met 2 wagen ieder bespannen met 6 peerden. Deze waren geladen met strooi, waaronder 24 tonnen bier verdoken waren. De mannen waren smoordronken en reden in volle geweld de douane van Locre voorbij en wilden ook in zotte vaart door de Clytte trekken. Een fransche interprête doet hun stilhouden. De soldaten zeggen hem zottigheid, doch deze doet aanstonds een belgisch gendarm roepen. Intussen trekt een van de soldaten wat strooi uit om aan zijn peerd te geven. Eene ton komt bloot en wordt gezien door den gendarm, deze doet een onderzoek en vindt eene 2 de en 3 de ton. De soldaten moeten den wagen laten staan, doch schijnen weinig verdriet te maken in hunnen tegenslag. Aanstonds worden de douaniers geroepen die geheel de blauwerij ontdekken. De soldaten worden ’s anderdaags ondervraagd, en een bekent dat het voor de rekening is van ‘Den Hert’ van Dickebusch . Het schijnt dat er eerst een proces gemaakt wierd, maar dat door de tussenkomst der officieren alles effen gerocht is ” (Citaat van pastoor Van Walleghem, Dikkebus, mei 1916)
48. Verscheidene landbouwers rond Dikkebus werden “ betrapt door de comiesen daar zij bier en stout verkoopen zonder patent. Eenige hadden dikwijls vermaand geweest en niet willen laten. En nu daar zij betrapt worden zijn er nog die maar gedurig verkoopen zelfs onder de oogen der comiesen” (Citaat van pastoor Van Walleghem, Dikkebus)
60. “ Men betaalt het dubbel bij in vredestijd, en nogthans het is van mindere hoedanigheid ” . In ruil voor hun karig loon, dat snel op was, kregen mijn maten “ vele glazen slecht bier ”. Bij hun terugkomst in het dorp wachtte hun “ de troost van slecht bier ”. “ No Belgian beer ”. “ les bières ainsi fabriquées ne tardèrent pas à subir un amoindrissement continuel de leurs qualités gustatives et hygiéniques ”
61. AL WISTEN ZE DAT ALCOHOL DE PIJN LAAIT, MAAR NIET BLUST
62. “ In de loopgraven, ontberingen van allen aard. Geen vrijheid,geen degelijke rust, niets van wat het bestaan kan aangenaam of maar uitstaanbaar maken. In de rustdagen, oefeningen, orders en bevelen; slenteren langs halfvernielde staten soms; slapen in schuren en stallen; bekeven en begrold worden… “ (Citaat krijgsaalmoezenier Karel Elebaers)
66. Al moest men “ in stikkende tabakswalmen van kleine herbergen hetzelfde dunne bier drinken ”, men kwam er bijeen om zich “ bij een goed en gezellig vuur ” te warmen, te pintelieren, moppen te tappen, te zwanzen en te zingen. Bevatten de liedjes schunnigheden, dan zong, getuigde Reimond Sanders, het “ brullend koor van halfdronken mannen … die tweemaal zoo luid als de rest ”.
70. “ ’ s Avonds begeeft men zich naar de cafés in Alveringhem om er van wat warmte en vrijheid te proeven. Velen slenteren in groep door de enige straat die de ruggengraat van het dorp vormt om er zich voor de uitstalramen te vergapen. Een petroleumlamp verlicht zwakjes enkele goedkope prullen die ons doen wegdromen als kleine kinderen. Onder leiding van een korporaal blazen klaroenblazers taptoe op de 4 hoeken van de dorpsplaats. Gedwee gaat men zijn strozak opzoeken en een brief schrijven aan het thuisfront alvorens te gaan slapen en te dromen van alles wat men daarginds heeft achtergelaten ” (Getuigenis van karabinier Marcel Corvilain, 1915)
71.
72.
73. “ ’ t Was een bijeenkomst in ’t stille te Izenberge, tussen ‘pinten en glazen’. ’t Dreunde er niet te minder om en ‘de leeuwen dansten’ geweldig. René De Clercqs gloedverzen, gekneed met vuur en bloed, galmden uit een forse keel, en we werden er koud om, al die arme Vlaamse jongens, eenvoudige piotten en jagertjes, met nauwelijks één sergeant in ons midden die het durfde bestaan met ons die gloriedag van Vlaanderen te vieren ” (Citaat van Jeroom Leuridan i.v.m. 11 juli 1918)
79. Bierconsumptie in de herberg den Vlaemschen Leeuw in Reningelst Jaar Tonnen Liters 1913 54 7.560 1914 77 10.780 1915 293 41.020 1916 119 16.660 1917 170 23.800 1918 31 4.340 Bierconsumptie in de herberg den Vlaemschen Leeuw in Reningelst