5. *
*∆ABC ~ ∆DEF want:
*DE
AB =
5
10 = 2
*EF
BC
=
4
8
= 2
*DF
AC
=
3
6
= 2
*Dus...
6. *
*∆ABC ~ ∆DEF want:
*Overeenkomende hoeken zijn even groot
∠A = ∠D = 53°, ∠B = ∠E = 37°, ∠C = ∠F = 90°
*Verhouding overeenkomende zijdes is voor alle zijdes
even groot
* DE
AB
=
EF
BC
=
DF
AC
= 2
8. *
*Het beeld is de grotere of kleinere versie van het
origineel
*Origineel = ∆ABC
*Beeld = ∆DEF, is een vergroting van ∆ABC
9. *
*We hadden al gezien dat:
*DE
AB =
EF
BC =
DF
AC = 2
*Dan is 2 de vergrotingsfactor 𝑘
* 𝑘 = 2
*De zijden van ∆DEF zijn met factor 2 vergroot t.o.v.
de zijden van ∆ABC.
10. *
*De vergrotingsfactor berekenen:
* 𝑘 =
lengte beeld
lengte origineel
* 𝑘 tussen 0 en 1: verkleining
* 𝑘 groter dan 1: vergroting
Verkleining
maar toch
vergrotings-
factor!
11. *
*Oppervlakte ∆ABC =
1
2
× 3 × 4 = 6
*Oppervlakte ∆DEF =
1
2
× 6 × 8 = 24
*Dus oppervlakte van beeld ∆DEF is 4× zo groot als
oppervlakte van origineel ∆ABC
*Waarom?