Het jaarlijkse overzicht van Acquire Publising met innovaties in materialen en producten is weer uit.
En wel met de volgende Booosting bijdragen:
> Circulaire Top 40 samengesteld door Peter Fraanje
> Interview met oud-Booosting-voorzitter/architect Jouke Post
> Interview met gevelexpert Esther Hebly van DGMR, tevens oud-booosting-bestuurslid.
Veel leesplezier!
1. 1stedebouw & architectuur | nr. 7 | november 2013stedebouw & architectuur | nr. 7 | november 2013
platform voor ontwerp, fabricage, bouw en
gebruik van prefab betonproducten
in co-productie met:
INNOVATIECATALOGUS2019
INNOVATIES IN MATERIALEN EN PRODUCTEN
3. 4 5
stationslocaties
Bijproduct hoogovenslak kans voor betonindustrie
Leverancier Ecocem en gebruiker Thijssen-Den Brok enthousiast
Top-40 innovaties en bouwproducten van Peter Fraanje
Koplopers in circulaire bouweconomie
3D-printen van staalconstructies
Nog altijd tijdrovend en niet goedkoop
Staalbouw 4.0 sterk in customization
Bedrijven in plaat- en profielbewerking groeien uit tot ‘smart industries’
Trends in vastgoed volgens Menno Lammers
Snelle stijgers: spraaktechnologie, abonnementsdiensten en freelancen
Teleporteren, volgende stap in informatieoverdracht
Interview met Gertjan Baars, senior directeur bij PwC Nederland
PropTech en Contech dringen door in de bouwkolom
Menno Lammers maakt rondgang langs vier start-ups
Brancheregister
Geen revolutie maar evolutie
Interview met prof. Jouke Post, XX architecten
Woningbouw op duurzaam dieet
Interview met Fred Veer, universitair hoofddocent Materiaalkunde,
TU Delft
Innovatief pad TU Enschede
Energieneutraal pad van 1,1 kilometer
Kruidenbuurt Tilburg
Techniek helpt natuur bij klimaatmaatregelen
Circulaire brug, experiment Rijkswaterstaat
Opgebouwd uit 40 prefab betonnen ‘Legoblokjes’
Biobased bouwen in Friesland
Nieuwbouw Kenniscentrum Biosintrum in Oostellingswerf
Hoogste woontoren van Nederland
Hoogtepunt prefab beton
Innovaties in gevels
Interview met Esther Hebly
Hightech beton en baksteen
Vingeroefening door prof. Peter Böhm en beeldend kunstenaar
Martin Kleppe
Innovatie en de bouwsector: contradictio in terminis?
Madeline Buijs, Sectoreconoom Bouw en Vastgoed, ABN AMRO
Gesloten kringlopen in ETH-experiment
Door UMAR, een initiatief van Werner Sobek, Dirk Hebel en
Felix Heisel
stedebouw & architectuur B:ton
INNOVATIECATALOGUS 2015
8
18
24
32
36
42
46
52
56
64
68
76
80
90
98
106
108
113
119
INNOVATIECATALOGUS 2019
inhoud
4. 7B:ton
BMI / Monier: Nieuwbouw Van der Valk hotel Leeuwarden
ibulb: Biodiversiteit begint bij gevarieerd groen in de stad
VBI: Droge balkonmontage aantrekkelijk voor appartementenbouw
Enermatics: Energiemonitoring loont
Systemair: Samen een gezond binnenklimaat creëren
Kingspan: Toekomstbestendig isoleren
Kawneer: CIRCL, clubhuis van circulariteit
Renson: Invisivent, raamventilatie op maat
Fleetshield: Experts in folietoepassingen
Vilton: Gebouw ontwerpen doe je ook met je oren
16
22
28
40
50
60
72
86
96
104
INNOVATIECATALOGUS 2019
inhoud
Balkons droog
monteren
zonder steiger?
www.vbi.nl
Door voortdurend te innoveren werken onze specialisten aan slimmer
en sneller bouwen. Zo werken we samen met onze partners aan
duurzame, flexibele en comfortabele woon- en werkomgevingen.
Flexibel comfort noemen we dat.
Meer weten? Bel +31 (0)26 379 79 79 of volg ons via @flexibelcomfort
Projecten
&
producten
5. 8 9B:tonstedebouw & architectuur
“Als je wilt innoveren, is het van belang dat de opdrachtgever de innovatie
omarmt. Zonder Wereldhave hadden we nooit het XX kantoorgebouw
kunnen bouwen. De uitvoerende partijen lagen dwars. Maar toen de
directie van Wereldhave met de vuist op tafel sloeg, ging de innovatie
door.” In een interview met Stedenbouw & Architectuur rijgt Jouke Post
anekdotes aaneen. Rode draad in het interview (en in zijn carrière) is
innovatie of, in zijn eigen woorden, de drive om grenzen te verleggen.
Interview met Jouke Post, XX architecten
je hebt je altijd nadrukkelijk beziggehouden met innovatie;
als architect, als hoogleraar. Wat is je drive, waarom
steeds weer grenzen verleggen?
“Ik denk dat het te maken heeft met een onderzoekende natuur.
Op de TU/e hebben we met de andere faculteiten eens de
karakteristieken van een ingenieur, in vergelijking met die van
andere wetenschappers, proberen vast te leggen. Een ingenieur
is nieuwsgierig en praktisch en combineert die eigenschappen
met een wetenschappelijke aanleg. Een ingenieur gaat het
experiment niet uit de weg. Daarom voel ik me wel thuis bij
ingenieurs. Mijn drive is nieuwsgierigheid en net als ingenieurs
wil ik graag grenzen verleggen. Niet welbewust; het zit in je. Met
die ingenieursattitude werk ik als architect maar ook indertijd als
hoogleraar. De mogelijkheden om grenzen te verleggen – in ieder
geval om over de grenzen van je eigen vakgebied heen te kijken –
zijn wat ruimer als hoogleraar. Het is in die functie makkelijker –
en meer vanzelfsprekend – om met andere vakdisciplines samen
te werken.”
In je carrière heb je heel veel innovaties langs zien komen.
Wat is je top vier?
Bedenk wel dat veel innovaties, hoe veelbelovend ook, de
eindstreep niet halen, en uiteindelijk geen stempel drukken
op de bouw- en ontwerppraktijk. Een voorbeeld van zo’n
(geweldige) innovatie die geen succes is geworden, is de Phillips-
of Polynormwoning van Alexandre Horowitz (uitvinder van het
Philishave scheerapparaat, jaja), ontwikkeld in een periode van
materiaalschaarste en woninggebrek, zo rond de jaren vijftig van
de vorige eeuw. Alle elementen voor de woning waren prefab.
Het concept bestond uit heel veel losse onderdelen, zoals een
verdiepingsvloer, met metalen platen en liggers en daaronder
plafondplaten, die terplekke aan elkaar werden gebout. Er is
een foto van een straat waar al die in het werk te monteren
onderdelen waren uitgelegd. Een hele straat vol! De montage
was arbeidsintensief, dat was toen nog geen probleem. In 1951
werden in de wijk Lievendaal, in opdracht van Philips, 221
van die woningen gebouwd. Maar daarna werd het langzaam
stil. De woningen van Horowitz werden te duur. Het in elkaar
sleutelen van die woningen vergde te veel tijd. Dat merkten we
enkele jaren geleden nog, toen wij vanuit de TU/e zo’n woning
demonteerden en weer opbouwden op het TU/e terrein. Daar
gingen heel veel uren in zitten. Dat nekte deze innovatie: te duur
door de stijgende lonen.
De tweede innovatie die ik wil noemen is de bollenvloer. Nog
heel goed herinner ik me hoe een vertegenwoordiger aan mijn
bureau stond met een kunststof bol in zijn handen. Daarmee
kon je beton besparen in vloeren. Ik had daar forse twijfels over.
Enkele jaren later werd deze nieuwe techniek door de TU/e
vakgroep Construction Management & Engineering uitvoerig in
het laboratorium beproefd. Met positief resultaat. Inmiddels zijn
er duizenden vierkante meters bollenvloeren gemaakt. ›
De drive
om grenzen
te verleggen Prof ir Jouke Post,
XX architecten en prof.
TU Eindhoven.
INNOVATIECATALOGUS 2019
Interview Wijnand Beemster
interview
6. 11B:ton
hoeft de Tesla helemaal niet meer op een traditionele auto te
lijken. Honderd jaar geleden was de eerste auto ook een koets
zonder paard. Maar wat dat betreft verandert er weinig in de
auto-industrie, het oude ontwerpidioom bepaalt het uiterlijk van
de high tech auto’s van nu.
De bouw doet het heel wat beter?
De ingenieursattitude die ik hiervoor noemde, zit echt wel in de
genen van de bouw- en ontwerpkolom. Kijk maar eens wat in
de wederopbouwperiode is gepresteerd. Met overheidssteun
werden honderdduizenden woningen uit de grond gestampt.
Door rationeel en niet-traditioneel te bouwen 3)
. Er is toen
zeer veel en heel snel geïnnoveerd. Innovaties zijn sindsdien
verder gegaan wat onder andere resulteerde in een enorme
kostenreductie. De bouwkosten van een woning liggen nu vele
malen lager dan die van een vergelijkbare woning uit de jaren
twintig van de vorige eeuw. En: huidige woningen zijn kwalitatief
veel beter en veel sneller te bouwen. Ook weer door innovatie.
En kijk eens naar de hoogbouw met torens van 200 meter hoog
in Nederland of 800 meter in Dubai. Daar zit een geweldige
innovatie achter. Complex De Rotterdam van OMA bijvoorbeeld,
een immens gebouw, is in een paar jaar gebouwd.
Innovatie in de wederopbouwperiode werd door de
overheid gestimuleerd. Wie doet dat nu?
Wij hebben in Nederland een cultuur van experimenteren en
innoveren. Met dank aan de overheid die de wederopbouw
krachtig heeft gestimuleerd. Dankzij de woningbouwverenigingen
konden experimenten gerealiseerd worden en nu zijn we zover
dat we voor innovatie de overheid niet meer nodig hebben.
Innovaties als self-healing materials worden door de markt, vaak
in samenwerking met de TU’s, ontwikkeld. De overheid heeft in
dit soort innovaties geen echte rol meer. ›
Hoewel nu verschillende gebouwen problemen door deze vloer
hebben, doet dit niets af aan de kracht van deze innovatie.
Want de hechtingproblemen waar de bollenvloer nu mee
kampt, hebben niets te maken met het concept zelf, maar zijn in
hoofdzaak een gevolg van een onjuiste uitvoering. Ik blijf erbij:
de bollenvloer is een zeer geslaagde innovatie.
Een derde belangrijke innovatie heeft te maken met de isolatie
van gebouwen. Dat begon feitelijk met de spouwmuur, door
L. Zwiers geïntroduceerd in zijn baanbrekende boek Kleine
woningen (1923) 1)
. Nu zijn we zover dat woningen nauwelijks
meer energie nodig hebben om comfortabel te zijn. Met dank
aan de innovatieslag in isolatie.
Een vierde innovatie - ik mag er helaas maar vier noemen - is
het digitale tekenen. Toen ik mijn bureau begon, begin jaren
tachtig, tekenden we alles nog met de pen. Wijzigingen
werden met krassen en opnieuw intekenen verwerkt. Dat is
niet meer aan de orde. Het digitale tekenen heeft de werkwijze
enorm veranderd. Wijzigingen, aanpassingen, verbeteringen
worden integraal meegenomen. En kunnen ook niet meer als
meerkosten verrekend worden. Nadeel was de geringe mate
van integratie van de verschillende systemen. Tijdens de fusie
van mijn bureau met dat van anderen, in 2000, hebben we
meerdere tekensystemen op elkaar af moeten stemmen. Een
enorme operatie. Met de huidige generatie systemen, en met de
invoering van BIM, is dat ook al weer verleden tijd.
Bouwagendavoorman Wientjes predikt de revolutie.
Ben je het eens met Wientjes of kies je voor evolutie?
John Habraken, de schrijver van het interessante boekje
‘aap, noot, mies, huis’, en de eerste decaan van de faculteit
Bouwkunde TU/e, deed zijn beklag eens tegen mij dat zijn Open
Bouwen ideeën, vervat in het SAR-maatsysteem, uiteindelijk niet
geïmplementeerd zijn 2)
. Ik zie dat anders, ik ben ervan overtuigd
dat al deze ontwikkelingen in de tijd wel zijn geïmplementeerd,
alleen steeds weer in een nieuwe verbeterde vorm. Het is geen
oude wijn in nieuwe zakken, maar steeds betere wijn in nieuwe
verpakkingen.
Habraken introduceerde met de SAR een maatafsprakensysteem,
met het doel om middels slimme industrialisatie variatie en
differentiatie in de woningbouw mogelijk te maken. Hier kwam
het ‘Open Bouwen’ uit voort. Later werd dit ondersteund met
een vier jaar durend IFD ( Industrieel Flexibel en Demontabel)
subsidieprogramma van de overheid.
Mijn standpunt is: innovatie vereist een lange adem, is een
evolutionair proces.
Met een schuin oog naar de bouwsector constateert
Wientjes dat innovatie in de bouwsector te traag gaat.
Andere sectoren innoveren meer en sneller?
Mensen praten elkaar na en verdiepen zich niet echt in het
onderwerp. Vaak wordt als voorbeeld de auto-industrie
genoemd. Ik vind dat een hele slechte vergelijking. Is de auto-
industrie wel zo vernieuwend? Het is pas sinds de introductie
van de elektrische auto dat er echt wat gebeurt. En dan nog
worden ontwerpen gemaakt in het idioom van 1900. De Tesla
bijvoorbeeld heeft geen kooiconstructie meer, maar de auto
lijkt wel op een gewone staal geperste kooiauto. Feitelijk kan
de vrijheid van het accuplatvorm veel beter gebruikt worden en
‘IKEA laat Nederland
nu nog links liggen,
maar lang zal dat
niet duren’
Cradle to Cradle
Woning.
XX kantoorgebouw in Delft, ontwerp XX architecten. De lifespan-benadering
vertaald in en gebouw.
stedebouw & architectuur10
INNOVATIECATALOGUS 2018interview
7. 13B:ton
Wat maakt een innovatie tot een succes?
Belangrijk is dat de partijen inzien dat er veel te winnen valt
bij innovatie. Dat innovatie loont. Dat wil niet zeggen dat alle
betrokkenen direct overstag gaan. Er is veel koudwatervrees.
Gewoonlijk is een innovatie afwijkend van wat men gewend is
en dus risicovol. Maar op de lange termijn kan zo’n innovatie
zeer lucratief zijn, dat besef moet tussen de oren komen. Het
liefst bij de top van het opdrachtgevende bedrijf. Ik heb op dat
punt veel geleerd van project XX in Delft (een kantoorgebouw
met een lifespan van twintig jaar). Met de directievoorzitter van
Wereldhave aan tafel konden we een jaar lang alle hoeken van
dit experiment uitzoeken. Een gebouw van glas? Of van karton?
Architect, zeg het maar. Maar dan de horde van de uitvoering!
Het gebouw dat we uiteindelijk hebben gemaakt 20 jaar
geleden, dreigde in de uitvoering teruggedraaid te worden tot
een ‘normaal’ gebouw. Uitvoerende partijen lagen dwars. Onder
druk van de directie van Wereldhave bleven de uitgangspunten
overeind, met alle innovaties. Toen begreep ik dat je alleen kunt
innoveren als de top van het (betalende) bedrijf de innovatie
ondersteunt. Dat staat ook te lezen in het boekje ‘De kunst van
rekbaar vastgoed’ dat ik met Henk Bouwmeester en Gert-Jan van
de Brand naar aanleiding van het XX gebouw heb geschreven 4)
.
Als de top van het bedrijf de innovatie niet omarmt en de
medewerkers het belang niet onderstrepen dan verzandt de
innovatie.
Welke segmenten blijven achter in de bouw- en
ontwerppraktijk?
De installatietechniek kan nog stappen zetten. Die branche is nog
te veel gericht op de handel in pijpen, buizen en machines. En
niet op de ontwikkeling van essentiële verbeteringen. De sector
excelleert in risicomijding. Dat zit daar erg diep. Mede in de hand
gewerkt doordat installatietechniek niet in direct contact staat
met de klant. Terwijl bouwbedrijven door opdrachtgevers onder
druk worden gezet om risico’s te nemen en te innoveren (onder
het motto: klant centraal), staat de installatietechniek wat verder
af van de opdrachtgever en consumenten en kiest al gauw voor
een veilige en behouden route. Dat conservatisme, die afstand
tot gebruikers en opdrachtgever – daar hebben de bouw- en
ontwerpkolom last van. Probeer als architect maar eens een
keuze te maken uit het enorme aanbod warmtepompsystemen.
Dat lukt je niet. En als de installatiebranche openstaat voor
vragen dan wordt elke vraag al gauw beantwoord met techniek
- installateurs weten niet beter. Ze zitten vast aan hun pijpen, en
hun machines. Dat het misschien ook anders kan – die vraag leeft
niet of nauwelijks. Wellicht kan door een ander bouwproces,
waar de producent van de installaties al in een vroege fase van
het project aan tafel zit, vernieuwing worden bereikt?
Je hebt je altijd nadrukkelijk beziggehouden met
duurzaamheid. Je bouwde de eerste C2C woning, met
Villa Zebra brak je een lans voor circulariteit – zie je in
duurzaam bouwen nog ruimte voor innovatie?
In het begin van de jaren tachtig begon de milieuproblematiek
steeds duidelijker te worden, waardoor de milieubelasting van
bouwmaterialen belangrijk werd. Toen ontstonden de eerste
lijstjes van wel en niet toe te passen materialen.
In het verlengde van deze discussie introduceerde ik de lifespan-
benadering met het project XX kantoor. Tien jaar later werden
in Nederland de principes van Cradle to Cradle (C2C) uitgerold.
Dat was weer een stapje verder, een nog bredere benadering om
de footprint van een product in kaart te brengen. Circulariteit
is daar een essentieel element in. Het paste naadloos in het
overheidsbeleid om de CO2
uitstoot te verminderen. Dus de vraag
of ik nog ruimte zie voor innovatie, beantwoord ik met
een volmondig ja. De enorme publieke druk om de CO2
uitstoot
te verminderen wordt in de bouwkolom opgepakt.
Welke innovaties volg je met meer dan gemiddelde
belangstelling?
Er zijn, zoals ik al aangaf, zoveel innovaties. Neem nu het
ontwerpproces. Tot voorkort maakten we een schets, soms een
maquette en in ieder geval enkele renderings van een 3D opzet.
De introductie van de VR-bril gooit dit aardig op zijn kop. Daar
zit ook een gevaar in. Steeds meer neemt marketting de lead
door de klanten met een VR-trip door, over en langs het gebouw
te verleiden tot aankoop. Daarna komt het ontwerp. Dat is dan
in principe al vastgesteld door de marketting. Design wordt zo
leidend, dit kan je een ontwerpprocesinnovatie noemen. ›
INNOVATIECATALOGUS 2019
In opdracht van Havensteden
onderzoek naar de tijdelijke
bouw van een wijk in Rotterdam
voor starters en groeiers. Het
idee was dat gedurende de
woning de bestemming van het
oude havengebied ‘Vierhaven
Merwehaven’ wordt gewijzigd
naar een dergelijke langdurende
bewoning.
Kijk voor uw oplossingen op master-builders-solutions.basf.nl
Of bel direct voor advies: T +31 (0)162 476 660
Nieuwe technologie voor betonspecie
met een lagere viscositeit
MasterEase hulpstoffen
voor beton en mortel
9. 16 17B:tonstedebouw & architectuur
Eerste Friese hotel met BREEAM
Excellent certificaat
In het oog springen de dak- en gevel-
bekleding van het nieuwe hotel: kap- en
kopgevel kregen een bijzonder accent
met een bekleding van rode dakpannen.
In totaal zijn 60.000 vlakke keramische
dakpannen (Signy-Finnez Naturel van
producent Monier (BMI Group), verwerkt;
elke pan afzonderlijk geschroefd en
gehaakt. De huid van dakpannen is niet
alleen esthetisch fraai: ze draagt ook bij
aan de hoge duurzaamheidsambities. Het
gebouw voldoet aan BREEAM Excellent;
het eerste hotel in Friesland met dit certi-
ficaat.
IJzersterk bouwteam
Lex Beck, salesmanager oost van Monier
en nauw betrokken bij de nieuwbouw van
het Van der Valk Hotel in Leeuwarden,
noemt het project een schoolvoorbeeld
van succesvol samenwerken. “Met bouw-
bedrijf Hunebouw en dakdekkersbedrijf
Dak Totaal Noord uit Kootstertille vormde
BMI Group een ijzersterke combinatie.
Complexe projecten zoals in Leeuwarden,
onder andere met die ononderbroken
overgang van gevels naar daken, en dat
uitgevoerd in dakpannen, lukt alleen als
je in het bouwteam open en transparant
met elkaar aan tafel zit. Wij hebben in
het team onze kennis ingebracht, de
detaillering uitgewerkt en een uitvoerings-
plan gemaakt – met als doel om de aan-
nemer en het dakdekkersbedrijf zoveel
mogelijk te ontzorgen. En daar zijn we in
geslaagd.”
Duurzame mega-blikvanger
Het nieuwe Van der Valk Hotel is een van
de duurzaamste hotels van Nederland.
Eén van de manieren waarop het hotel
haar duurzaamheid waarborgt, is door
warmte op te vangen uit de restaurants,
de zalen en de keuken (geen gas, maar
elektrisch) en deze te hergebruiken.
Op deze manier wint het hotel 95% van
de warmte terug. Een belangrijke stap
om te scoren in duurzaamheid is ook het
materiaalgebruik. Architectenbureau van
den Hoeven B.V. koos voor keramische
dakpannen.” Lex Beck: “Van der Valk
brengt met de dakpannen van BMI Group
duurzaamheidsambities in praktijk,
zonder afbreuk te doen aan de estheti-
sche uitstraling. De hotelgroep heeft er
een mega-blikvanger bij gekregen.”
In Leeuwarden is vlak voor de opening van de manifestatie Leeuwarden-Fryslân 2018 Culturele
Hoofdstad van Europa het derde Van der Valk Hotel geopend. Gelegen op een markante plek
aan verkeersknooppunt Werpsterhoek ten zuiden van de stad, refereert het gebouw door de
bijzondere kapvorm aan het idioom van de boerderijen in het omliggende Friese platteland.
Giga-blikvanger met
huid van dakpannen
Nieuwbouw Van der Valk Hotel Leeuwarden
Projectgegevens Hotel
Van der Valk Leeuwarden
Opdrachtgever: Matser beheer bv
Architect: Architectenbureau van
den Hoeven b.v.
Dakdekkersbedrijf: Dak Totaal
Noord
Producent dakpannen en
dakuitvoeringadvies: BMI Group
Constructeur: Goudstikker –
de Vries
i
monier.nl
Natuurinclusief bouwen met De Vogelvide®
Natuurinclusief bouwen neemt een enorme vlucht. Door de verdergaande verstedelijking komen flora en fauna in het nauw.
Zo worden plekken om te nestelen steeds schaarser. De overheid grijpt in. Met beleid voor inclusief bouwen wordt ruim baan
gemaakt voor flora en fauna. En met succes. De vergroening in steden is in volle gang en ook gebouwen doen mee. In lijn met deze
ontwikkeling kijken architecten met extra aandacht naar de mogelijkheid om natuurinclusiviteit te integreren in hun ontwerpen.
Monier, onderdeel van BMI Group, zag tien jaar geleden een eerste, voorzichtige vraag ontstaan en ontwikkelde De Vogelvide®
, in
samenwerking met Vogelbescherming Nederland . Daan de Mooij, van BMI Group: “Vogels konden vroeger om te nestelen terecht
in de onderste rij dakpannen. Maar het Bouwbesluit stak daar een stokje voor. De kier (10 mm) tussen dakvlak en pannen moest
conform de regelgeving afgedicht. De vogels hadden het nakijken. Vogelbescherming Nederland sloeg alarm en vroeg om een
oplossing. Met als resultaat De Vogelvide®
, een vogelvriendelijk product dat huismussen een veilige nestelplek onder de pannen
biedt. De Vogelvide®
, aangebracht bij de onderste rij dakpannen ter hoogte van de dakvoet, is een kunststof (ABS) nestkast met op
maat gemaakte invliegopeningen.
De breedte is naar eigen keuze te bepalen – door de breedte op te rekken kunnen meerdere vogels tegelijk een nest bouwen in
een-en-dezelfde vide. Daan de Mooij, van BMI Group, geeft aan dat het natuurinclusieve assortiment van Monier breder is dan
alleen De Vogelvide®
. “We hebben al heel lang losse dakpannen met openingen voor huismus en gierzwaluw. Beide met een eigen
opening: de huismus heeft als toegang een ronde opening van circa 36 millimeter doorsnede en de gierzwaluw een ovale opening.
De mus trippelt naar binnen en de gierzwaluw vliegt de opening in, vandaar.” De nestkast, inmiddels geland in de bouwstroom,
krijgt een vervolg. De Mooij: “We leggen de laatste hand aan versie 2.0 die in 2019 wordt geïntroduceerd. Deze versie kan ook
toegepast worden in combinatie met vlakke pannen.”
BMI Group
Monier is onderdeel van BMI Group,
een gezamenlijke onderneming van
Braas Monier en Icopal. In Europa
is BMI Group verreweg de grootste
producent in platte en hellende
daken. BMI Group is in 2017 ont-
staan als onderdeel van Standard
Industries Inc., uit Noord-Amerika,
wereldleider in dakoplossingen. Het
one-stop-shop-concept, de bunde-
ling van producten, systemen en
expertise, in zowel hellende als platte
daken, onder één dak, maakt BMI
Group tot een aantrekkelijke en veel-
gevraagde partner voor opdracht-
gevers (ontwikkelaars, architecten,
bouwers) die snel geïnformeerd en
bijgepraat willen worden over ont-
wikkelingen en mogelijkheden van
moderne daksystemen.
INNOVATIECATALOGUS 2019Projecten
&
producten
10. 18 19B:tonstedebouw & architectuur
Kan een woning veel minder zwaar zijn qua
bouwmaterialen?
“Ter vergelijking: in Amerika is een woning al snel een factor
tien lichter dan in ons land. Daar bouwen ze namelijk veel in
hout en staal. Dat scheelt aanzienlijk ten opzichte van bouwen
in beton, maar betekent niet dat wij op andere materialen dan
beton moeten overstappen. Integendeel. Beton werd al door de
Romeinen voor bouwwerken ingezet vanwege de aantrekkelijke
technische duurzaamheid. De vrijheid in vormgeving is ook
ongekend groot. Ik ben ervan overtuigd dat juist beton zich
via een andere ontwerpbenadering en voldoende knowhow in
het realisatieproces leent voor grote stappen op het gebied van
duurzaamheid. Kijk naar experimenten om via 3D geprint beton
half zo zware vloerconstructies in beton te maken. En dan ook
nog met prachtige vormen, waar Pier Luigi Nervi blij mee zou zijn
geweest.”
Is overstappen op andere, lichtere materialen niet
eenvoudiger dan een uitdagend innovatietraject voor
beton?
“Je kunt denken aan hout; dat is in principe volledig
hernieuwbaar. Maar er is gewoon niet voldoende productiegrond
voor grootschalige bosbouw om daarvan genoeg woningen te
kunnen bouwen. Met een groeiende wereldbevolking – zeker
in Afrika – hebben wij bovendien juist meer landbouwgrond
nodig voor voedselproductie. Hout wordt daarom niet de
vervanger van beton. Kunststoffen ook niet, want we willen juist
uit milieutechnisch oogpunt geen grondstoffen als olie uit onze
bodem halen. Staal en aluminium vergen bij de productie heel
veel energie en zijn mede daardoor ook geen goed alternatief.
Er zijn wel plekken met natuurlijke waterkrachtenergie zoals
Noorwegen waar je goed aluminium kunt maken, maar dan
moet je zowel de grondstoffen als het aluminium over grote
afstanden transporteren. Glas lijkt een prima optie vanwege de
grote beschikbaarheid van zand, alleen raakt het zilverzand dat
we gebruiken voor helder glas op. Ook de snelle montage van
glaspanelen is een groot voordeel, maar glaspanelen halen lang
niet de technische levensduur van beton omdat het isolerende
gas weglekt, zeker als we de betonlevensduur naar 200 tot 500
jaar kunnen tillen. En dat is mogelijk. Hoe je het ook wendt of
keert, beton blijft voor de bouw één van de meest aangewezen
bouwmaterialen.”
Waar liggen de specifieke innovatiekansen van (prefab)
beton?
“Als eerste is er de massa die zeker voor de helft omlaag kan.
Laten wij ons richten op een woning van pakweg 100 ton,
dat zou al een enorme winst zijn. Dat betekent slechts een derde
van het gewicht aan verbruikte bouwmaterialen, minder zware
funderingen, minder vrachtwagens richting bouwplaats; het
kan allemaal. Want 300 ton ofwel 30 volle vrachtwagens op
Nederlands wegen voor één woning is feitelijk niet normaal. Zelfs
een passagiersvliegtuig met 200 mensen, bagage en brandstof
weegt beduidend minder. De veel toegepaste kanaalplaatvloer
lijkt met zijn holle ruimtes zeer efficiënt en materiaalvriendelijk,
maar daarbij kunnen de vloerconstructies zeker de helft minder
zwaar door ze specifiek op belasting vorm te geven en op maat
in beton te printen. Waar nodig inclusief prachtige vormen
aan de onderzijde. Het verhaal dat wij de betonmassa nodig
hebben voor geluidsdemping kan worden ondervangen door
andere geluidsmaatregelen. Echt, we zijn woningen aan het
dimensioneren alsof het parkeergarages zijn, zo zwaar.”
Die 500 jaar levensduur, is dat haalbaar?
“Met een aanpassing van de betonsamenstelling, is dat beslist
mogelijk. Er is helaas in de jaren na de Tweede Wereldoorlog
vaak te gehaast en met ongeschoold personeel gebouwd aan de
wederopbouwwoningen met het materiaal beton. Het imago van
zaken als betonrot klinkt nog steeds door als je het over beton
en duurzaamheid hebt. Het is mogelijk om beton een levensduur
te geven van enkele eeuwen. Juist ook met bindmiddelen/
cementen die voor een lagere CO2
uitstoot zorgen. Zaak is wel
dat tegelijkertijd de circulariteit anders wordt benaderd dan
vandaag de dag wordt gedaan. Nu staan we te juichen als er
bijvoorbeeld 30% aan secundaire grondstoffen in beton wordt
verwerkt, maar dan gaat er nog steeds 70% aan primaire
grondstoffen in. We moeten van recycling van grondstoffen
naar veelvuldig hergebruik van complete bouwelementen. Dat
kan perfect met prefab betonnen elementen. Alleen moet je
ze dan zo ontwerpen en fabriceren dat ze bij de sloop van
woningen makkelijk in een volgend bouwproject kunnen worden
ingezet. En zo een aantal malen achter elkaar. Je praat dan
mogelijkerwijs over een catalogus van tienduizend onderdelen/
elementen voor woningbouw. We moeten die kant op. Dan
hoor ik architecten zeggen dat daarmee de vormgeving onder
druk komt te staan, maar wat moet zwaarder wegen voor de
dr. ir. Fred Veer, Associate
Professor, universitair hoofd-
docent Materiaalkunde, Afdeling
Architectural Engineering &
Technology TU Delft.
‘Investeer in duurzamere bouwoplossingen,
anders komen de woningen hier per schip uit China aan’
interview INNOVATIECATALOGUS 2019
Het is te gek voor woorden dat een gemiddeld VINEX-rijtjeshuis 300 ton weegt: er worden veel
zware steenachtige bouwmaterialen en (prefab) beton toegepast. Volgens dr. ir. Fred Veer is
vervanging door lichtgewicht materialen uit oogpunt van duurzaamheid geen goede optie, maar
zou beton bijvoorbeeld via innovaties 90 tot 95% milieuvriendelijker kunnen. Veel minder zware
constructies, meermaals hergebruik van prefab betonelementen met een langere levensduur van
200 tot 500 jaar en een andere betonsamenstelling met minder CO2
belasting. Dat zijn de sleutels
tot een nieuwe sociaal-maatschappelijke, duurzame vorm van woningbouw.
Woningbouw op
duurzaam dieet
tekst Paul Engels
Interview met Fred Veer, Associate Professor, universitair hoofddocent
Materiaalkunde, Afdeling Architectural Engineering & Technology TU Delft
11. 20 21stedebouw & architectuur B:ton
toekomst van onze kleinkinderen: dat onze bouw milieutechnisch
en maatschappelijk in balans is of de architectonische vrijheid?
Zaken als vloerverwarming of installaties in een betonvloer
kunnen dan ook niet meer, maar er zijn eenvoudige alternatieve
oplossingen voor. We kunnen het ons maatschappelijk niet
veroorloven om te blijven bouwen zoals we nu doen. Dat belast
het milieu te veel en zorgt ook voor veel te dure woningen.
Dit is een groot sociaal-maatschappelijk probleem, want
nu steken eigenaren zich in veel te hoge schulden in relatie
tot hun inkomen. Door innovaties in de bouwsector kan de
woningbouw tientallen procenten goedkoper en blijven koop- en
huurwoningen betaalbaar.”
Gaan dit soort innovaties snel genoeg?
“Helaas zijn er veel te veel belangen. Bij alle betrokkenen. Van
de hypotheekverstrekker die graag zoveel mogelijk wil uitlenen
tot de bouwsector, die zaken liever bij het oude houdt. Soms
is dat ook te begrijpen. Als je ziet dat de marges in de bouw
tussen de 2 en 4% liggen, dan is er weinig financiële ruimte
voor de benodigde innovaties. De rijksoverheid heeft ook geen
visie op dit soort noodzakelijke ontwikkelingen en laat het aan
de bouwsector over, terwijl je over grote maatschappelijke
vraagstukken praat. Het gaat bovendien om lange termijnvisie.
Ook heeft zeker de lokale overheid een pervers belang in dure
woningen door de OZB en de nationale overheid door BTW
op nieuwbouwwoningen en de overdrachtsbelasting. Je praat
niet over veranderingen die op stel en sprong mogelijk zijn,
maar enkele decennia tijd nodig hebben. Ik kan de prefab
betonfabrikanten alleen meegeven dat productielijnen pakweg
dertig jaar meegaan en dat er dus een moment komt om na te
denken over een investering in productie ‘op de oude manier’
of een investering in duurzamere bouwoplossingen. Een
waarschuwing daarbovenop: als we het niet in eigen land doen,
dan komen die elementen straks uit China. Daar ontdekt men
nu dat je slimmer, lichter en efficiënter met bouwmaterialen
kunt omgaan - omdat ook daar gigantisch veel primaire
bouwmaterialen worden verbruikt - en dan komen de woningen
straks hier per schip aan.”
Zitten er nu afstudeerders en promovendi op
bovengenoemde onderwerpen?
“We kijken in de volle breedte naar het reduceren van de massa
van woningen, mede omdat er Europese beleidsplannen op
dit gebied zijn. Het streven is die 95% milieubelastingreductie.
Daarnaast praat je over reductie van woonkosten, het oplossen
van het afvalprobleem, verminderen van de filedruk, allemaal
vanuit de (materiaal-)technische kant bekeken. Het is uitermate
interessant waar wij mee bezig zijn. Zoals een Nederlandse
afstudeerder die kunststof knopen voor bamboeconstructies
bedenkt, een afstudeerder die demontabele en herbruikbare
vloerdelen geprint in beton ontwikkelt en een civiel promovendus
die lage CO2
betonmengsels onderzoekt. Op vele plekken in de
wereld wordt momenteel gekeken naar zowel gewichtsbeperking
van beton als naar modulaire, herbruikbare oplossingen.
We kunnen meer vernuft in beton stoppen. De tijd dat we
uitwisselbare betonelementen in de Nederlandse bouw hebben,
is misschien dichterbij dan we denken.”
Wat is daarbij nog de grootste hobbel of bedreiging?
“Het schort behoorlijk aan het kennisniveau in Nederland.
Politici die over maatschappelijke vraagstukken als een modern
woningbouwbeleid moeten nadenken, begrijpen de complexe
technische kwesties niet. Personeel op de bouwplaatsen heeft
nu niet voldoende scholing om de innovatieve systemen van
morgen te kunnen verwerken. Sowieso is er vooral toezicht
op tekeningniveau in plaats van vakkundig toezicht op de
bouwplaats. Het kennisniveau zal moeten meegroeien met de
innovaties. Dat is misschien nog een grotere opgave dan het tot
stand brengen van duurzame, herbruikbare betonelementen.”
‘30 volle vrachtwagens
op Nederlands wegen
voor één woning is
feitelijk niet normaal’
INNOVATIECATALOGUS 2019interview
12. 22 23B:tonstedebouw & architectuur
I
n de stad staat de biodiversiteit onder
druk door de sobere inrichting van de
buitenruimte, efficiënt en traditioneel
beheer en versteende tuinen waardoor
groen verloren gaat. Toch ligt dáár juist
een kans om het tij te keren.
Sleutelpositie plant
De plant heeft de sleutelpositie. Een rijk
insecten- en dierenleven begint bij gevari-
eerd groen. Vooral bomen, bloembollen,
heesters en (vaste) planten die bestui-
vende insecten aantrekken zijn belangrijk
voor de biodiversiteit. Deze insecten
houden de botanische rijkdom in stand.
Ze zijn een belangrijke schakel in het eco-
systeem. De planten en de insecten zijn
op hun beurt een voedselbron voor vogels
en andere dieren.
Kleine ingreep, groot effect
Wat insecten en dieren nodig hebben,
verschilt niet zoveel van onze behoeften:
voldoende eten, een veilige woning en
een geschikte leefomgeving. Het liefst
zo gevarieerd mogelijk en niet ver van
elkaar verwijderd. Dan vindt elke soort
wat van zijn gading. “Met relatief kleine
ingrepen in beheer kan er al veel bereikt
worden voor de biodiversiteit zonder
hoge kosten”, zegt Joop Spijker, senior
onderzoeker team Vegetatie, Bos – en
Landschapsecologie bij Wageningen
Environmental Research. In bermen
of andere grasvegetaties ontstaat een
bloemrijke berm als je minder frequent
maait, niet alles tegelijk maait en het
maaisel na enkele dagen weghaalt.
Hoeveel je moet laten staan, hangt af van
waar het ecologisch te beheren groen ligt.
In de stad waar meer kleinere biotopen
zijn, is de vuistregel dat je 10% van het
hele gebied in de winter laat overstaan
zodat insecten en kleine dieren daar hun
toevlucht kunnen zoeken.
Klaarzetten voor natuur
“Bij aanleg van nieuw groen kun je een
gebied zo inrichten dat je het klaarzet
voor natuurlijke processen”, aldus Spijker.
Dat betekent dat je de bodem niet verrijkt
door standaard teeltaarde te gebruiken,
maar dat je uitgaat van de oorspronkelijke
bodem of juist zorgt voor een schrale
bodem en geleidelijke overgangen. In
stedelijk gebied liggen op het dak nog
ongebruikte kansen voor natuur. Net als
langs de gevel.
In de factsheet ‘Groen: meer dan mooi
en gezond’ uit het programma Groene
Agenda staat dat de stad al een goed
leefgebied kan zijn voor vlinders en
(wilde) bijen als 10% van het oppervlak
voorzien is van gevarieerd groen. Deze
flora moet dan wel verspreid door de stad
liggen, zodat ze van plek naar plek kunnen
vliegen.
Van nature en van verre
De biodiversiteit heeft het meeste baat
bij planten die van nature in Nederlandse
gebieden voorkomen. Toch betekent dit
niet dat je alleen inheems sortiment moet
aanplanten. Gecultiveerde bomen en
planten kunnen het bloeiseizoen verlen-
gen, waardoor insecten langer van voedsel
worden voorzien.
Wat van belang is bij toepassing van
uitheemse soorten is dat ze voldoende
nectar en stuifmeel bieden. Ook heeft bij
het uitzaaien van wilde planten de abso-
lute voorkeur om zaad van Nederlandse
soorten te nemen en niet die uit andere
klimaatzones. Deze zijn vaak minder
geschikt voor de insecten en kunnen
bovendien de oorspronkelijke soorten
wilde planten verdringen. Bij een aantrek-
kelijke, stedelijke leefomgeving voor mens,
insect en dier gaat het om de balans
tussen inheemse en gecultiveerde soorten.
Cultuursoorten zorgen voor fleur en kleur
in stadskernen, op rotondes en parken.
En dat wordt gewaardeerd door de inwo-
ners. Spijker: “Biodiversiteit maakt mensen
blij. Een bijkomend voordeel: wat mooi
is, willen mensen mooi houden. Dat
scheelt zwerfafval.”
Verticaal bos
Het Trudo Vertical Forest in de
Eindhovense wijk Strijp-S is een voor-
beeld van een innovatieve toepassing
van stedelijk groen die de biodiversiteit
verhoogt. Het verticale bos is een ontwerp
van de Italiaanse architect Stefano Boeri.
De groene woontoren krijgt 125 sociale
huurwoningen met elk een balkon en
twee grote plantenbakken. Straks groeien
daar 125 volwassen inheemse bomen
en 5.200 struiken en planten in grijs- en
roodtinten. Brenda Swinkels is als groen-
adviseur betrokken bij het project. “We
hebben gekozen voor variatie in sterke
boomsoorten die in een bak kunnen
groeien, windbestendig zijn en ziekteresis-
tent.” Verschillende soorten zetten straks
de gevel in het groen. Voor Swinkels is het
duidelijk: “We moeten zo langzamerhand
af van het traditioneel bouwen en de
natuur terugbrengen in de stad.”
De stad is bij uitstek de plek voor meer flora en fauna in
Nederland. Er liggen volop kansen voor inrichting van ver-
schillende leefgebieden. Of het nu gaat om wild begroeide
gebieden of fijn afgestemde beplantingen, natte oeverzones
of een verticaal bos langs de gevel van hoogbouw. De plant
heeft hierin de sleutelpositie: biodiversiteit begint bij gevari-
eerd groen.
Biodiversiteit
begint bij gevarieerd
groen in de stad
INNOVATIECATALOGUS 2019Projecten
&
producten
13. 24 25B:tonstedebouw & architectuur
INNOVATIECATALOGUS 2019
W
outer Stadshouders van
StadLandWater, een bureau
voor Civiel Management en
Advies is één van de initiatiefnemers van
het pad. “Dit project gaat verder dan de
infrastructuur alleen. Het draait ook om
het creëren van een verbinding tussen
bezoekers, studenten en ondernemers.
De omgeving moet leiden tot nieuwe
ontmoetingen, ideeën en samenwer-
kingen. Ook moet dit pad het Kennispark
helpen op de kaart te zetten, om de regio
te laten zien dat hier gave nieuwe dingen
ontwikkeld worden. Wist je bijvoorbeeld
dat bluetooth hier bedacht is?”
Consortium van vijf bedrijven
Als civieltechnisch bureau had
Stadshouders partners nodig om het
pad te realiseren. Hij ging op zoek naar
bedrijven die mee wilden denken.
“Verschillende lokale bedrijven sloten zich
aan.” Dit leidde tot een consortium van
vijf bedrijven. Naast het adviesbureau
zijn dat Easypath, Limesquare Brand
Improvement, Keypoint Consultancy
en Odin Landschapsarchitecten. Dit
consortium is behalve voor de aanleg
ook verantwoordelijk voor het onderhoud
en beheer. ›
Innovatief pad
zet Enschede
op de kaart
auteur Naomi Heidinga
Wouter Stadshouders,
van StadLandWate.
Vorig jaar is in Enschede ‘Flow of Innovation’ in gebruik
genomen. Langs dit energie neutrale pad van 1.1 kilometer
tussen station Enschede Kennispark en Universiteit Twente
kunnen studenten en bedrijven innovatieve technieken zien
en ervaren. Zo is wifi beschikbaar, staan er solar benches
waar gebruikers laptop of telefoon kunnen opladen en de
verlichting is ‘intelligent’. Een lichtgevende boom en fontein
zorgen voor een bijzondere ervaring in het donker. Het pad
bestaat uit prefab elementen, die deels voorzien zijn van
zonnepanelen. ’s Winters zijn de elementen te verwarmen,
wat zout strooien overbodig maakt.
Langs de route staan solar benches van struyk verwo infra, betonnen bankjes met zonnepanelen.
14. 27B:ton
INNOVATIECATALOGUS 2019
Betonplaten 3.0
Een modulaire uitvoering, dat was één
van de uitgangspunten voor het pad. “In
de komende jaren wordt de route nog
wat verlegd vanwege nieuwbouw. We
waren daarom op zoek naar betonplaten
3.0: platen met innovaties erin verwerkt
die we als legosteentjes kunnen oppakken
en elders opnieuw gebruiken.”
Zonnepanelenfietspad
Partner Easypath kon deze wens
realiseren. Het bedrijf levert prefab
elementen voor fiets- en wandelpaden.
Twee innovaties van het bedrijf hebben
een plek gekregen in Enschede: SolarPath
en ThermoPath. “De elementen van
het eerste type zijn voorzien van een
toplaag met zonnecollectoren,” aldus
Job van Roekel van het bedrijf. “Deze is
voldoende stroef om ook onder natte
omstandigheden voldoende grip te
bieden aan fietsers en wandelaars.”
De energie die wordt opgewekt met de
collectoren voeden de straatverlichting
en de verlichting van de fontein, die aan
het einde van de route staat.” Langs de
route staan Solar Benches van Struyk
Verwo Infra, betonnen bankjes met
zonnepanelen. De bankjes zijn voorzien
van Wifi en accu’s om mobiele telefoons
en laptops op te laden.
Opschalen
Het zonnefietspad is niet geheel nieuw.
“De eerste 10 m2
hebben we in Ede
aangelegd. Hier hebben we kunnen
opschalen tot 30 m2
. Het gaat nog
om een proefstuk, maar het werkt
zoals verwacht,” aldus Van Roekel. “De
elementen met zonnecollectoren worden
ook toegepast bij de Energieweg, de
N211 in Zuid-Holland. Hier zorgen een
twintig tal innovaties voor een CO2
neutrale weg.”
IJsvrij met rioolwater
In Ede ligt ook een proefstuk met
Thermopath. “In deze elementen is een
buizensysteem opgenomen. Zo kunnen
we met behulp van warm water de
elementen verwarmen, om ze in de
winter sneeuw- en ijsvrij te houden. In
Enschede zullen we dat gaan doen met
behulp van rioolwater. Dit is niet de enige
plek waar dat gebeurd. In Gelderland
wordt een aanbesteding gedaan voor
een fietspad dat met het afvalwater van
een papierfabriek kan worden verwarmd.
Dat afvalwater is 30 graden. Die warmte
kun je benutten. Dankzij de toepassing
van verwarmde fietspaden heb je geen
strooizout nodig. Dat levert een win-
winsituatie op: een deel van het fietspad
loopt door Natura 200 gebied. Daar mag
niet gestrooid worden.”
Communicerende fietspaden
Van Roekel ziet nog andere mogelijk-
heden, met name op het gebied van
communicatie. “In de toekomst krijgen
we communicerende fietspaden, waar je
bijvoorbeeld wordt gewaarschuwd voor
een naderend kruispunt, ziet hoelang
het duurt voordat het groen wordt of
je informatie krijgt over een bijzonder
bouwwerk waar je voorbij komt.”
Wellicht wordt daarmee gestart in
Enschede. De komende jaren zullen
telkens nieuwe vindingen worden
toegepast. “Doel is om mensen uit hun
kantoor te krijgen, om de verbinding met
hun omgeving aan te gaan. Dit leidt tot
nieuwe contacten en verfrissende ideeën,”
aldus Stadshouders.
farringdon station.
i
flowofinnovation.com
‘In de toekomst
krijgen we
communicerende
fietspaden’
Job van Roekel van Easypath, het bedrijf dat prefab elementen levert voor fiets- en wandelpaden.
Foto:PedroSluiter
15. 28 29B:tonstedebouw & architectuur
INNOVATIECATALOGUS 2019
M
et name in de grondgebonden
woningbouw is de kanaal-
plaat een bekend en succesvol
product. Ook in de utiliteitsbouw wordt
het veel toegepast. “Bij bijna alle utiliteits-
gebouwen met grote overspanningen zijn
kanaalplaten aan de orde,” aldus Dennis
Duffels. Hij legt uit waarom het gebruik
van kanaalplaten in appartementenbouw
zo’n uitdaging is: “Normaliter worden
uitkragende balkons met een natte verbin-
ding bevestigd aan vloervelden. Wij willen
echter bij appartementen droog gaan
bouwen. Daarom is een natte verbinding
geen optie, want het levert geen tijds-
winst op. Dus moesten we op zoek naar
een droge oplossing voor uitkragende
balkons. Die oplossing hebben we inmid-
dels gevonden.“
Bevestiging
VBI besloot een vloerdeel te ontwikkelen,
een appartementenvloer waar wel droog
een uitkragend balkon aan kon worden
bevestigd. Om het balkon aan het vloer-
deel te bevestigen, zocht VBI de samen-
werking met Schöck voor het ontwikkelen
van een bevestingssysteem tussen balkon
en vloerdeel. Duffels benadrukt dat het
vervolgens aan de architect of bouwer
is welk type balkon (prefab beton, staal,
hout) hij na de afronding van het casco
aan het vloerdeel wil bevestigen. “Bij die
keuze willen we geen rol spelen.”
Om te zorgen voor een verantwoorde en
veilige bevestiging is het vloerdeel van
VBI voorzien van een massieve randplaat,
waar de helft van de bevestigingsmateri-
alen in is opgenomen. Gerard Wittebol,
adviseur bouwconcepten bij VBI, is nauw
betrokken bij de ontwikkeling van het
product. Hij noemt nog een voordeel van
de droge oplossing: “Er vindt geen
onderstempeling plaats van het balkon.
Het complete balkon, eventueel inclusief
hekwerk, wordt – nadat het casco is vol-
tooid – hangend in de kraan rechtstreeks
aan het achterliggende randelement
gekoppeld. Het kan dus steigerloos
gemonteerd en gebouwd worden. De
bevestiging kan overigens zowel aan de
overspanningskant van de kanaalplaten
als aan de kopse kant.”
Veilig
De droge balkonoplossing is uitvoerig
getest. Uiteindelijk kwam VBI na die
testen uit bij de oplossing met de mas-
sieve randplaat. Wittebol: “We hebben
verschillende testen gedaan op ware
grootte om de verbinding op zijn werking
te testen. De uiteindelijke oplossing is
vervolgens beoordeeld en goedgekeurd
door Adviesbureau ir. J.G. Hageman B.V.,
een van de gerenommeerde bureaus die
zich bezighouden met het beoordelen
van innovaties.” Hij geeft aan hoe veilig
de oplossing is: “De belasting die nu is
getest is vijf maal zo hoog als de gebruiks-
belasting. De capaciteit van de verbinding
is dus heel erg hoog. Wat overigens niet
wil zeggen dat hij overgedimensioneerd
is. Het heeft meer te maken met het
incasseringsvermogen dat zo’n verbinding
volgens de normen moet hebben, omdat
uitkragende balkons nu eenmaal erg
gevoelig liggen in bouwend Nederland.”
Hoewel VBI met deze balkonoplossing
er technisch klaar voor is om een appar-
tementengebouw volledig droog te
laten optrekken, verwacht Duffels niet
dat de markt in dat segment de oplos-
sing meteen zal omarmen. “Dat komt
omdat de sector – zowel architecten als
constructeurs als aannemers – erg werkt
met beproefde bouwmethoden waarvan
ze weten dat ze constructief veilig zijn.
Daarom hebben we nog een duidelijke
missie om ten eerste de markt het product
te laten zien, ten tweede om ze van het
product te overtuigen en ten derde om ze
het te laten toepassen.”
En daarvoor heeft Duffels goede argu-
menten: “Ten eerste snelheid. Droogbouw
is sneller. En ten tweede vereist het
bouwproces van cascobouwen met droge
stapelsystemen inclusief de uitkragende
In de bouw groeit de markt voor appartementen. Daarbij is het aandeel van droge bouw
nog gering. VBI wil dit aandeel vergroten door een droge oplossing aan te bieden voor het
monteren van uitkragende balkons. In de bouw wordt veel gebouwd met kanaalplaten.
Er is echter ook een segment, waar de kanaalplaat nog amper wordt toegepast, de
appartementenbouw. Dennis Duffels, hoofd verkoop en marketing bij VBI: “Dat ligt
niet aan de vloer, want die hebben we al jaren in ons assortiment. De uitdaging is meer
dat een gemiddeld appartement ook een balkon heeft. Dat balkon is vaak uitkragend.
En een uitkragend balkon maken aan een kanaalplaat kon tot voor kort niet.”
Droge balkonmontage
aantrekkelijk voor
appartementenbouw
auteur Peter Bekkering
Projecten
&
producten
16. 30 31B:tonstedebouw & architectuur
balkons relatief minder bouwterrein dan
nat bouwen. En dat is handig wanneer
je een appartementengebouw in een
stad wilt realiseren in een bestaande
woonomgeving. Want daar zit men niet
te wachten op een bouwput van twee
tot drie jaar. Je belast op deze manier de
omgeving minder.”
Handjes
Wittebol noemt nog een argument.
“Momenteel heeft de bouw een chronisch
gebrek aan handjes. Daarom zie je een
ontwikkeling naar steeds meer industrieel
bouwen. Daarbij maak je grote elementen
in fabrieken en worden risicovolle hande-
lingen en activiteiten zoveel mogelijk op
zo’n fabriekslocatie verricht. De bouw-
plaats wordt vervolgens steeds meer een
stapelplaats van elementen en een assem-
blageplaats.” Duffels vult aan: “Bij grond-
gebonden woningbouw en utliteitsbouw
zag je al eerder die nadruk op prefab,
eigenlijk was het vreemd dat appartemen-
tenbouw daarbij lang achter bleef. Terwijl
prefab, inclusief droog bouwen, juist voor
appartementenbouw aantrekkelijk is,
vanwege minder ruimtegebruik maar ook
vanwege de snelheid. Dat laatste bete-
kent dat appartementen eerder verhuurd
kunnen worden, een direct voordeel voor
de opdrachtgever. Want die rekent in
tegenstelling tot een bouwer wel met een
return on investment.”
Ontwerpers
Nu VBI het ‘stempel van goedkeuring’
van Hageman heeft voor de balkonoplos-
sing is het bedrijf naarstig op zoek naar
ontwerpers die deze oplossing mee willen
nemen in hun ontwerp voor een appar-
tementengebouw. En naar opdrachtge-
vers die haar vanwege bovengenoemde
argumenten – snel, kleinere bouwplaats,
veilig – willen toepassen. Duffels: “Ik ben
ervan overtuigd dat in 2019 de eerste
opdrachten zullen komen. Het liefst
zouden we klein beginnen om daarmee
in de praktijk te laten zien dat het werkt.
Zodat de bouw vervolgens ziet dat het
een beproefde bouwmethode is. En ik
verwacht dat het, als die stap eenmaal
is genomen, heel snel kan gaan en dat
onze balkonoplossing definitief gaat
doorbreken in de appartementenbouw.
De balkonoplossing krijgt daarom ook
een prominente plaats in de VBI-stand
op de BouwBeurs, die van 4 tot en met
8 februari 2019 in de Jaarbeurs wordt
gehouden.”
Ontwerphandleiding
Om de ontwerpers in de appartementen-
bouw op weg te helpen wil VBI een
ontwerphandleiding voor prefab apparte-
mentenbouw gaan samenstellen waarmee
zowel de opdrachtgever als de ontwerper
zijn voordeel kan doen. “In die handlei-
ding komen uitgangspunten voor ontwer-
pen met kanaalplaatvloeren en de balko-
noplossing te staan. Want als je bepaalde
grote stramienmaten van kanaalplaten als
voorwaarde stelt, betekent dat niet dat je
de indeling van zo’n appartement geweld
aan moet doen. Wel wordt het daarna
voor de voorschrijvende partijen construc-
tief een stuk gemakkelijker.”
Slimme koppeling
En dat geldt ook voor slimme koppeling
van Schöck. Wittebol, lachend: “Die
oplossing is zo slim dat ik hem wel eens
‘stupidproof’ noem. Hij kan namelijk maar
op één manier gemonteerd worden. Dus
hij past wel of hij past niet. Improviseren
is onmogelijk. En dat is prettig want juist
improviseren leidt in de bouw vaak tot
ongelukken.” Duffels vult aan: “Bij deze
oplossing zet het balkon zich door het
gewicht bij de montage ook meteen vast.
Er hoeft dus niet achteraf nog gesteld
te worden. Alles zit in één keer op zijn
plaats.”
VBI Verkoop
Maatschappij B.V.
Looveer 1
6851 AJ Huissen
+31 (0)26 379 79 79
vbi@vbi.nl
vbi.nl
INNOVATIECATALOGUS 2019Projecten
&
producten
17. 32 33B:tonstedebouw & architectuur
INNOVATIECATALOGUS 2019
I
n de naoorlogse Kruidenbuurt, net als
in andere wijken, koppelt de gemeente
Tilburg de herinrichting van de open-
bare ruimte aan maatregelen tegen de
klimaatverandering. Projectleider Jozèf
Sebregts van de gemeente Tilburg: “Het
integrale herinrichtingsontwerp is met een
klimaatadaptieve bril opgesteld, conform
onze omgevingsvisie Tilburg 2040. Het
gaat in dit project niet om méér doen,
maar om het anders te doen. Hierbij
valt te denken aan het opvangen van
regenwater van daken en/of bestrating,
zodat dit zoveel mogelijk wordt vast-
gehouden in de directe omgeving. We
verbinden de onderdelen water, riolering,
groen, wegen en ruimtelijke ontwikkeling.
Zo kun je zonder grote extra investeringen
het gewenste resultaat bereiken in de
vorm van een veilige en gezonde stad en
ruimte voor groen en water. Bovendien
zorgt deze aanpak voor een woonwijk
met een gevarieerde vegetatie en een
hoge ecologische waarde.”
Van den Bergh: “Bij een klimaatadaptief
ontwerp probeer ik alle mogelijke
maatregelen een plekje te geven. Want
elke regendruppel die niet naar het riool
hoeft maar direct naar de ondergrond
kan om verdroging tegen te gaan en
hitte te temperen, telt voor mij mee. Het
doel is zoveel mogelijk hemelwater af te
koppelen van het riool en het water te
infiltreren in de bodem. Bewoners worden
gestimuleerd om hun regenpijpen af te
koppelen van het riool en het hemelwater
te gebruiken of te laten infiltreren in de
ondergrond. Het hemelwater kan ook
naar de openbare ruimte worden geleid
en daar verder worden opgevangen. De
makkelijkste en goedkoopste oplossingen
daarbij zijn die oplossingen waarbij je
de natuur benut. Denk aan grasvelden
waar je water naar toe leidt, verlaagde
wadi’s waar je veel regenwater kunt
bufferen, laaggelegen regentuinen met
beplanting die regen en droogte kan
verdragen, maar ook bomen die zorgen
voor schaduw en temperatuurdaling. De
Kruidenbuurt is een wederopbouwwijk die
destijds ruim is opgezet met veel bomen.
Het was oorspronkelijk bosgebied met
een licht geaccidenteerd terrein en een
goede infiltrerende zandondergrond. Dat
gaf ons een goede uitgangspositie voor
de genomen natuurlijke én technische
maatregelen, want die versterken elkaar.”
Ontwerptrits
De combinatieaanpak past binnen haar
trits aan ontwerpmaatregelen. “Als eerste
kijk ik naar het weghalen van ongebruikte
verhardingen. Rond de woningen lagen
enorme hoeveelheden bestratingen,
grote parkeerplaatsen en wegprofielen
van 7,5 meter breed. Dat is voor een
woonwijk met 30 km straten niet nodig.
We hebben ze versmald tot 5,5 meter.
Zo creëer je ruimte voor extra groen en/
of wateropvang. Ten tweede probeer je
het hemelwater naar groenvoorzieningen
te laten afstromen. Het lijkt heel logisch,
maar doorgaans liggen de bermen of
grasstroken hoger dan de straten. We
hebben hier de grasvelden verlaagd,
alsmede diepere wadi’s aangelegd.
Best lastig omdat bestaande bomen op
heuveltjes stonden die te hoog zouden
komen te staan na het verlagen van de
omgeving. Tevens liggen er veel kabels en
leidingen in de ondergrond en dan kun
je niet zomaar het maaiveld verlagen.
Maar het is in grote lijnen gelukt om veel
hemelwater naar het groen te leiden. Ten
derde zijn er de technische oplossingen.
We hebben in de Kruidenbuurt goede
verhardingen voor trottoirs en straten
aangelegd in de vorm van lichtgrijze
betontegels 20x20 cm en lichtgrijze
dikformaat betonstraatstenen voor de
wegen, geleverd door Struyk Verwo
Infra. Het kleinere formaat tegels heeft te
maken met de vele inritten naar garages
over het trottoir. Met opzet is voor een
lichte kleur gekozen omdat zwart asfalt
of donkere stenen de warmte veel meer
accumuleren. Dit betekent winst in de
strijd tegen hittestress in woongebieden. ›
Er ligt een grote opgave om bestaande woonwijken klimaatbestendiger te maken. Bijvoorbeeld
om in geval van hoosbuien het regenwater ter plekke te bergen en daarmee de hinder voor
bewoners en schade aan woningen te minimaliseren en verdroging van de ondergrond tegen
te gaan. “De oplossing is dichterbij dan menige gemeente denkt,” stelt Floor van den Bergh
van Buro Bergh Klimaatadaptie Stedelijk Ontwerp. “Omdat dezelfde natuur die voor extreme
natheid, droogte en hitte zorgt, tegelijkertijd veel oplossingen biedt. In de Kruidenbuurt in
Tilburg hebben wij veel natuurlijke maatregelen kunnen realiseren. En waar de natuur dat
door omstandigheden niet kan, omdat er bijvoorbeeld te weinig ruimte voor wadi’s, gras of
bomen is, kan de techniek een handje helpen. Ook de prefab betontechniek.”
Techniek helpt natuur bij
klimaatmaatregelen
Kruidenbuurt Tilburg voorbeeldproject
auteur Paul Engels
Beelden Picture Productions en
Buro Bergh
Beelden: Hans Hebbink/Picture
Productions en Buro Berg
floor van den Bergh,
Buro Bergh Klimaatadaptie
Stedelijk Ontwerp.
18. 35B:ton
INNOVATIECATALOGUS 2019
Het idee dat je voor parkeerplaatsen
zwarte stenen of tegels nodig hebt is
verleden tijd, want de auto’s van nu
lekken geen olie.”
Ter hoogte van de parkeerplekken is
gekozen voor hetzelfde type beton-
straatstenen, maar dan als water-
passerende bestrating. Die halfopen
bestrating, genaamd hydro lineo,
vormt een mooie overgang tussen de
straten en de grasvelden. Betonnen
stootbanden voorkomen dat auto’s het
gras oprijden. Van den Bergh: “Voor een
kleine meerinvestering op de projecten
heb je zo’n waterpasserende bestrating
en die helpen om regenwater te laten
infiltreren in de ondergrond. We hebben
ook op enkele plekken grasbetontegels
toegepast. In beide gevallen liggen deze
bestratingen er een paar maanden na
de realisatie fraai bij; het gras tussen de
stenen ontwikkelt zich goed. Maar er
zijn ook leermomenten, want bewoners
willen bij het uitstappen van hun auto
liever een gedeelte dichte bestrating.
Zulke wensen zijn eenvoudig in te passen
in nieuwe ontwerpen.” Jozèf Sebregts
haakt in: “Wat wij als gemeente hebben
geleerd, is beter te communiceren over
zo’n klimaatadaptieve inrichting. Als we
zeggen dat wij de openbare ruimte gaan
aanpakken, verwachten de bewoners
een beeld dat zij kennen van andere
straten. Maar opeens zien zij gras tussen
de stenen en dan krijg je reacties als ‘wat
moeten wij met dat onkruid tussen de
stenen?’ Of ze zien de waterspuwers en
de goten over de trottoirs waarover het
hemelwater naar de groenvoorzieningen
stroomt. Wij moeten duidelijker vertellen
wat we van plan zijn en waarom dat is.”
Kennis delen
De Kruidenbuurt is innovatief en dat
wordt opgemerkt door professionals.
Sebregts: “We hebben een stagiaire van
een andere gemeente gehad, een student
van de Universiteit Wageningen en menig
bezoeker van een collega-gemeente.
Het blijkt dat er behoefte is om onze
kennis te delen. Van den Bergh: “Het was
voor mij een normale opdracht, maar er is
sinds de realisatie veel belangstelling naar
het verhaal achter dit plan. Het project is
opgenomen als voorbeeldproject binnen
ruimtelijkeadaptatie.nl. Op zich zijn de
maatregelen niet bijzonder, maar wel dat
zij hier integraal zijn samengebracht. Op
die manier kijk je op een nieuwe manier
naar de herinrichting van een bestaande
woonwijk.”
De gemeente Tilburg onderzoekt hoeveel
duurder dergelijke klimaatadaptieve
ontwerpen zijn in vergelijking met tradi-
tionele herinrichtingen, niet alleen qua
investering, ook qua beheer. Bij het
beheer praat je bijvoorbeeld over het
maaien van de groenverhardingen en
onderhoud aan wadi’s en regentuinen,
naast onderhoud aan bestratingen.
Sebregts: “De investeringen liggen hoger
en de verdeling van de beheerkosten
tussen de beheergroepen is anders dan je
gewend bent, maar daar staat tegenover
dat je naast een oplossing voor de open-
bare ruimte ook een oplossing voor de
gevolgen van de klimaatverandering
hebt.” Van den Bergh: “Je hebt een zeer
diverse biodiversiteit aan beplanting.
Dat vergt iets meer onderhoud voor
de beplanting, maar is absoluut een
verrijking voor de buurt.”
Innovatieve regentuinen
De innovatieve regentuinen die in de Kruidenbuurt en andere woonwijken in
Tilburg worden toegepast, hebben hetzelfde principe van een verlaagde tuin
met beplanting waar regenwater maximaal 48 uur mag blijven staan , maar ze
kunnen in vormgeving verschillen. Van den Bergh: “In de Kruidenbuurt zijn het
vooral natuurlijk aangebrachte tuinen. In een andere woonwijk die momenteel
klimaatadaptief wordt ingericht, is veel minder ruimte tussen de bebouwing.
Daar worden de regentuinen uitgevoerd met speciaal ontwikkelde prefab beton-
nen keerwandjes, geleverd door Kemper Keerwanden. Je wilt dat zo’n tuintje er
netjes uitziet. Met dit element hebben we een mooie mix tussen functionaliteit
en uitstraling. Een verlaagde tuin die goed wordt omsloten door een beton-
element en een doordachte vormgeving zodat het er keurig uitziet. Deze regen-
tuinen hebben een overloop op het riool, zodat bij hevige regenval het teveel
aan water wordt afgevoerd. We zijn blij met deze technische oplossing voor deze
vorm van regentuin. Wel onderzoeken we het effect, want we willen graag een
vergelijk tussen investering en resultaat. Dat geldt voor alle klimaatadaptieve
maatregelen die wij nemen. Wat we tot nu toe in de Kruidenbuurt zien, is dat
ze het gewenste effect sorteren.”
Primeur in
Europa!
• Nu leverbaar in
machinale pakketten
voor een arbotechnisch
verantwoorde verwerking.
• Gemixt genuanceerd
• Diverse kleuren gemixt
Al onze graselementen zijn voorzien van een -kwaliteitsverklaring
19. 36 37B:tonstedebouw & architectuur
INNOVATIECATALOGUS 2019
Egas. “We sluiten met ons initiatief perfect
aan bij de ambitie van Rijkswaterstaat;
de overheid heeft duurzaamheid hoog in
het vaandel staan. Rijkswaterstaat besloot
een gezamenlijk initiatief te starten en
mee te denken toen wij samen met
Consolis Spanbeton gingen brainstormen
over de ontwikkeling van een circulair
viaduct. We werken in projecten veel
samen met deze prefab betonfabrikant
en weten dat zij vooraanstaand zijn qua
kennis en innovatieve oplossingen voor
infrastructurele projecten. Zij waren direct
enthousiast en zo was sprake van een
vliegende start van een complex proces,
want we hadden nog een heel eind te
gaan. De partners in deze ontwikkeling
gingen wekelijks met elkaar om tafel om
deze innovatieve gedachte handen en
voeten te geven.”
Universele opzet
Er is daarbij gekozen voor een
referentieproject: een viaduct in de N18
tussen Groenlo en Enschede. Dick Egas:
“We moesten daar als Van Hattum en
Blankevoort verschillende viaducten
bouwen, maar de ontwikkeling van
het circulaire viaduct kwam niet meer
op tijd om ter plekke toe te passen.
Omgekeerd hebben wij wel de specificatie
van één van die viaducten gebruikt voor
onze innovatie. Het gaat hier om een
viaduct van 20 meter lengte, waarbij
onze insteek was een circulair viaduct
te ontwikkelen met een reikwijdte van
15 tot 25 meter, zodat je meteen meer
toepassingsruimte creëert.” Kees Quartel,
Hoofd Verkoop van Consolis Spanbeton
vult aan: “Uitgangspunt was dat we de
betonelementen maximaal universeel
zouden maken. Bijvoorbeeld dat ze
zowel de maximale buigingsbelasting
als maximale dwarskrachten moeten
kunnen opnemen, waar ze ook in het
viaduct zitten. Het krachtenspel verschilt
namelijk binnen een ligger ten opzichte
van oplegpunten en pijlers. In een
later stadium willen wij naar langere
viaducten gaan kijken. Bij dit eerste
viaduct zijn de betonelementen hoger
H
et circulaire viaduct is opgebouwd
uit 40 prefab betonnen
‘Legoblokjes’. Na elke 30 à 40 jaar
gebruiksperiode van het viaduct zijn de
elementen compleet te demonteren en
voor een nieuwe infrastructurele oplossing
elders in het land weer samen te stellen.
Meermaals hergebruik tot wel 200 jaar.
Initiatiefnemer voor het eerste circulaire
viaduct is VolkerWessels-onderneming
Van Hattum en Blankevoort.
Ambassadeur Levenskwaliteit
Projectmanager Dick Egas legt uit dat
Van Hattum en Blankevoort in 2025
de duurzaamste civiele bouwer van
Nederland wil zijn. “Die ambitie wordt
op velerlei terreinen ingevuld. We
hebben in Esther van Eijk, Ambassadeur
Levenskwaliteit binnen ons concern,
iemand die deze ambitie aanjaagt, van
de werkvloer tot directieniveau. In 2016
kwam Esther met het idee om na te
denken over een circulair viaduct. Het is
namelijk van de gekke dat wij vandaag
de dag een viaduct met een technische
levensduur van 100 jaar ontwerpen en
dat in de praktijk vaak na 30 à 40 jaar
dat viaduct (deels) wordt gesloopt omdat
de weg moet worden verbreed of er een
nieuwe infraoplossing op de rol staat.
Dan eindigt het viaduct als puin dat
waarschijnlijk ergens een plekje krijgt
als funderingsmateriaal onder wegen of
in het gunstigste geval als secundaire
grondstof in een nieuw betonnen viaduct.
Voor ons was de inzet om te onderzoeken
of een gerealiseerd viaduct na beëindiging
van z’n functie op die plek wederom als
viaduct een tweede, derde, vierde en
vijfde toepassing kan krijgen.”
Sprong voorwaarts
Daarmee zou een enorme sprong
voorwaarts worden gemaakt op de
duurzaamheidsladder. Het mooiste op
die ladder is als wordt afgezien van de
realisatie van een nieuw viaduct, maar dat
is niet realistisch binnen de maatschappij.
Dan is volwaardig hergebruik een
geweldige second-best oplossing, vindt
Een viaduct voor nu én
voor onze achterachter-
kleinkinderen
tekst paul engels
Stel je voor, een viaduct dat je volledig uit elkaar kunt halen en opnieuw kunt gebruiken. Het
is realiteit geworden met het eerste circulaire viaduct van Nederland, dat begin december
2018 is gebouwd op het werkterrein van het project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta. Daar
doet het enkele maanden dienst als aanvoerweg bij het bouwproject en dan wordt het
weer gedemonteerd, wachtend op een nieuwe bestemming. Met alle opgedane kennis van
ontwerp, engineering, productie, montage, gebruik en demontage krijgt de bouwsector de
kans om aan te haken bij deze innovatie die Rijkswaterstaat ‘Experimenteerruimte’ noemt.
20. 39B:ton
INNOVATIECATALOGUS 2019
dan feitelijk noodzakelijk zou zijn voor
een overspanning van 20 meter. Echter,
daardoor zijn ze wel breed inzetbaar voor
uiteenlopende viaducten. We hebben
alle mogelijke varianten doorgerekend,
ook voor een scheve stand en de statisch
onbelaste variant. Zo zijn de elementen
straks voor meerdere toepassingen
interessant.”
Losse prefab betonelementen
De crux van het circulaire viaduct is een
opbouw uit losse prefab betonelementen.
Standaard holle betonelementen van
2,5 m lengte, 1,5 m breedte en 1 m
hoogte. Door middel van voorspanning
worden de ‘blokjes’ tot betonliggers en
brugdek aaneengeregen. Allemaal losse
componenten die weer te demonteren
zijn en kunnen worden hergebruikt.
Hetzelfde geldt voor de fundering en
landhoofden die bij dit eerste project in
staal zijn uitgevoerd. Het viaduct voor het
project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta,
uitgevoerd door de combinatie Isala Delta,
is 20 m lang en 7,5 m breed, opgebouwd
uit vijf liggers. Quartel: “We hebben in
onze fabriek telkens 8 elementen tot
één ligger samengesteld en de vijf liggers
op de vertrouwde manier naar het
werk gereden. Daar zijn ze na montage
zijdelings aan elkaar gespannen.
Voor het proces van voorspannen en
(dwars) naspannen is DSI Nederland
Voorspantechniek ingeschakeld. Want
ook dit proces is zo ontwikkeld dat je
alles weer moet kunnen demonteren en
hergebruiken.”
Schat aan informatie
Bij alle fasen van het ontwikkelingsproces
is de opgedane knowhow uitvoerig
gedocumenteerd. Tevens zijn op het
viaduct in de gebruiksfase allerlei sensoren
aangebracht om de werking in de praktijk
vast te leggen. Zo wordt een schat aan
informatie vergaard, die van pas komt bij
de verdere ontwikkeling van het circulaire
viaduct. Dick Egas schetst de voortgang:
“Er is nog zoveel te onderzoeken. We
willen veel meer variaties in het systeem
inbouwen. Belangrijke vraag is tevens
hoe wij esthetisch verder gaan. Het is nu
primair een functioneel viaduct, maar in
de wetenschap dat architecten doorgaans
een eigen gezicht aan viaducten willen
geven, moeten wij kijken naar oplossingen
in de vorm van modulaire randliggers,
voorhangschorten et cetera. Dat zal nog
een discussie opleveren of we straks met
een pakket standaardoplossing moeten
gaan volstaan. Aan de ene kant heb je
de roep om circulariteit en hergebruik
met dientengevolge standaardisatie
en aan de andere kant de wens voor
architectonische vrijheid. Dat wordt een
keuze, tenzij wij die werelden dicht bij
elkaar kunnen brengen. Het mooie is dat
alle kennis van het eerste circulaire viaduct
op de markt komt. Iedere partij mag
aanhaken, wij houden niets aan kennis
voor onszelf. Dat is voor Rijkswaterstaat
heel erg belangrijk. De bouw moet nu
gezamenlijk verder met dit prototype.”
Daarmee lijken de initiatiefnemers hun
kennisvoorsprong te verspelen. Maar
daar is Dick Egas niet bang voor. “Ik
vergelijk het met het samenstellen van
een nieuw voertuig. Je kunt de complete
bouwhandleiding krijgen, maar dat
betekent nog niet dat je het voertuig
één, twee, drie in elkaar kunt zetten.
Wij hebben als initiatiefnemers dat
maakproces al volledig doorlopen, met
alle haken en ogen. Bovendien is onze
visie dat je in de markt een voorsprong
moet blijven houden, dus we zijn alweer
bezig met volgende stappen. Zo kijken
wij nu naar het rijdek dat we eveneens
circulair willen maken.”
Modulaire ontwerpen
Kees Quartel besluit: “Daarnaast is er de
uitdaging voor bouwend Nederland. Want
op dit moment is elk viaduct in Nederland
uniek. We zullen met z’n allen naar een
niveau van standaardisatie moeten, wil je
voortbouwen op dit systeemviaduct.
Nu is het ene viaduct 21,19 m en een
volgend viaduct 24,36 m. Met dit systeem
kunnen wij in een modulair stramien van
2,5 m ontwerpen. Dat is prima mogelijk.
Denken en handelen in bouwsteentjes.
Het begin is er. Het eerste circulaire
viaduct van Nederland laat zien dat we de
‘bouwstenen’ voor onze maatschappelijke
duurzaamheidsambitie in handen
hebben.”
Innovatie met nog meer voordelen:
De FK5 metselwerkondersteuning
> Modulair opgebouwd systeem
> Optimaal in hoogte verstelbaar
> Grote hoogteverstelplaat en standaard tanddrager
> Standaard voorzien van drukbout
> Duidelijke gelaserde markering
> 2D en 3D engineering inclusief
> Met KOMO attest-met-productcertificaat
Lees meer
over HEK op
www.halfen.nl
Snel monteren – direct belastbaar:
De HEK prefab verbinding
> Snel en economisch
> Verstelbaar in alle richtingen
> Direct belastbaar
> Voorzien van Zulassung
HEK biedt de mogelijkheid prefab betonelementen
snel en eenvoudig met zeskantbouten en contraplaten
duurzaam constructief te verbinden. Geen wachttijden
meer voor laswerkzaamheden of uithardingstijden
van mortelverbindingen. Met HEK kan een prefab
casco in zeer korte tijd verticaal gemonteerd worden.
MEER INFORMATIE?
Telefoon: 074 - 267 14 49
E-mail: advies@halfen.nl
NIEUW
INNOVATIEF MODULAIR BOUWEN
21. 40 41B:tonstedebouw & architectuur
Installateurs
Ook voor de installateur biedt Enermatics
voordelen. Hij krijgt notificaties wanneer
een storing dreigt te ontstaan, zodat hij
tijdig service kan verlenen. Bovendien
weet hij exact voor welk onderdeel hij
actie moet ondernemen, zodat de juiste
monteur met de juiste onderdelen op
pad kan. Wijnen legt uit hoe dat kan.
“Wij kunnen via verschillende protocol-
len verschillende installaties uitlezen. Via
bijvoorbeeld het modbusprotocol is het
mogelijk om van een warmtepomp of
cv-ketel het storingsregister uit te lezen.
Ik verwacht dat partijen als bouwers,
installateurs en woningcorporaties steeds
meer gaan vragen om deze installatie-
technische gegevens omdat ze daarmee
een betere dienstverlening kunnen
opzetten zoals ‘predictive maintenance’.”
Bouwers
Ook bouwers weten Enermatics steeds
beter te vinden. Wijnen legt uit waarom:
“Een bouwer kan op basis van de data
uit E-Control een energieprestatiegaran-
tie afgeven. Voorwaarde daarvoor is wel
dat de installaties goed zijn geïnstalleerd
en het gebruik goed is gemonitord.”
Inmiddels werkt Enermatics nauw samen
met verschillende bouwers. Daaronder
is ook een bouwer van een geïndustri-
aliseerd bouwsysteem voor Nul-op-de-
Meterrenovaties, dat bestaande woningen
verduurzaamt door er een schil omheen te
zetten. “Daarbij gebruiken ze onze appa-
ratuur om te kijken of het huis inderdaad
Nul op de Meter is.”
Ook de overheid begint de voordelen
van Enermatics in te zien. “De gemeente
Almere heeft voor 100 bewoners in de
Filmwijk apparaten besteld om ze bewust
te maken van hun energieverbruik. Zij wil-
len op basis van die data besparingsvoor-
stellen gaan doen aan bewoners.”
Ook met TNO werkt Enermatics samen.
“Met TNO bekijken we hoe we de flexi-
biliteit in huis kunnen gebruiken om het
elektriciteitsnetwerk te ontlasten. Daarbij
is ons uitgangspunt: hoe fijnmaziger de
data, het liefst op huishoudniveau, hoe
beter energiestromen in een stad of regio
kunnen worden aangestuurd.”
Stroomversnelling
Voor Enermatics is samenwerking belang-
rijk. Daarom is het bedrijf actief lid van de
Stroomversnelling, een brede marktgedra-
gen coalitie van partijen die gezamenlijk
hun schouders onder de energietransitie
willen zetten. “Daarbij houden wij ons,
samen met andere partijen, onder meer
bezig met het vaststellen van een moni-
toringsstandaard. Deze Energieprestatie
Monitoring Norm is onafhankelijk van
fabrikanten en zorgt voor een aantoon-
bare kwaliteit van monitoring. Alle aspec-
ten komen aan de orde, zoals welke data
uit een woning je minimaal beschikbaar
moet hebben. Daarbij kijken we naar het
garanderen van veiligheid en privacy.
Dus: welke gegevens moet de bewoner
hebben en welke gegevens mag de
woningcorporatie inzien om de EPV-
rapportage te kunnen uitdraaien. Ons
voordeel is dat we niet alleen weten hoe
we met bouwers, installateurs en woning-
corporaties moeten communiceren,
maar dankzij IUNGO ook met bewoners.
Bovendien zijn wij in staat om met uiteen-
lopende systemen te communiceren.”
Volgende stap
Wijnen ziet de huidige activiteiten van
Enermatics als basis voor een volgende
stap. “Natuurlijk wil ik naar energie-
management, maar momenteel is dat
met de huidige wet- en regelgeving niet
mogelijk. Onze gateway is er echter wel al
klaar voor om bijvoorbeeld met flexibele
energietarieven om te gaan, om via block-
chaintechnologie energie die jij over hebt
te verkopen aan de buren en om slimme
apparaten aan te sturen.”
Daarbij zoekt Enermatics nadrukkelijk
de samenwerking. Wijnen: “Wij willen
graag input van de partijen waarmee we
samenwerken om E-Control nog verder
te verbeteren. Want inmiddels is één ding
duidelijk: als Nederland de doelstellingen
voor CO2
-reductie wil halen, moeten we
de handen ineenslaan.”
Wonen in Nederland moet verduurzamen om de doelstellingen
voor CO2
-reductie te halen. Het probleem voor partijen zoals
bouwers, woningcorporaties en installateurs was tot voor
kort dat ze geen grip hadden op het monitoren van energie-
prestaties, niet aan energiemanagement konden doen en
problemen hadden met het innen van de Energieprestatie-
vergoeding (EPV). Om dit op te lossen komt Enermatics met
E-Control.
Energiemonitoring loont
E
nermatics maakt in eerste instantie
gebruik van technologie van
IUNGO die al enkele jaren succes-
vol aanwezig is op de markt van energie-
monitoring voor consumenten. In
samenwerking met IUNGO ontwikkelde
Enermatics E-Control. E-Control biedt een
B2B-oplossing voor bouwers, installateurs
en woningcorporaties. Het ondersteunt
woningcorporaties bij een belangrijke
uitdaging: met behulp van monitoring de
correcte rapportages genereren waarmee
de EPV kan worden geïnd.
Woningcorporaties
Jeroen Wijnen, een van de founding
fathers van Enermatics: “Wij halen de
data uit huis en verrijken die zodanig dat
ze voor woningcorporaties een gegaran-
deerde EPV-rapportage opleveren.” Maar
Enermatics doet nog meer. “Je kunt pas
echt iets doen wanneer je weet hoe een
woning zich energetisch gedraagt en als
je weet hoe bewoners het huis gebruiken.
Dan weet je namelijk welke maatregelen
en welke investeringen wel en niet renda-
bel zijn. En dat geldt zowel op individueel
als op collectief niveau. Dat laatste is inte-
ressant voor een woningcorporatie omdat
die steeds meer naar woonlasten in plaats
van naar huur kijkt bij het beheer van haar
vastgoedportefeuille.”
Enermatics helpt bewoners op weg door
ze via een realtime dashboard permanent
inzicht te geven in het energieverbruik.
“Daarmee krijgen ze meer grip op de te
verwachten energierekening aan het eind
van het jaar.”
Belangrijk is dat al het meten van
Enermatics gecertificeerd gebeurt. “Dat
voorkomt discussies achteraf over de
hoogte van de EPV. Als je onze data en
onze oplossing gebruikt, heb je gecerti-
ficeerd en onomstotelijk bewijs voor een
goed uitgemeten woning waarop je de
EPV kunt baseren. Vervolgens kan een
woningcorporatie ervoor kiezen om zelf
een rapportage te maken of deze door
Enermatics te laten opstellen.”
tekst Peter Bekkering
INNOVATIECATALOGUS 2019
i
www.enermatics.nl
Projecten
&
producten
22. 42 43stedebouw & architectuur B:ton
1. Friesland profileert zich met biobased in de bouw.
Waarom en wat zijn de ambities?
“In de bouwsector is veel milieuwinst te halen als je bedenkt
dat de bouw een grote impact op het milieu heeft. De bouw is
verantwoordelijk voor 60% van het totale materiaalverbruik op
aarde, 40% van het Nederlandse energieverbruik en voor 25%
van de CO2
-emissie. Friesland heeft veel bouwnijverheid en grote
aannemersbedrijven. In 2025 wil Friesland bij alle nieuwbouw
hoogwaardige bouwmaterialen toepassen die kunnen worden
hergebruikt en weinig impact hebben op het milieu. Of, zoals bij
biobased, waar wij ons als gemeente op richten, materialen die
kunnen worden teruggebracht in de natuurlijke kringloop.
Wij hebben onze ambities met biobased in 2016 vastgelegd in
een programma van 50 projecten. Het Biosintrum is daarvan het
grootste. We zijn verder bijvoorbeeld bezig met een project met
bouwbedrijven voor een biocomposiet applicatiecentrum, een
testplek voor materialen. Hiernaast zijn we bezig met een proef
om koffiebekers van rioolslib te maken, samen met bedrijven
en onderwijsinstellingen. Nu smelt zo’n beker nog en je hebt
natuurlijk ook nog de regels van de Voedsel- en Warenautoriteit,
omdat je consumeert uit afval.”
2. Hoe worden de ambities gerealiseerd?
“Door te doen! Als overheid moet je de vraag naar biobased
creëren. Bij aanbestedingen vragen wij naar biobased materiaal
en naar innovaties. Zo trekken we ondernemers aan die nieuwe
dingen uitproberen en komt er een beweging op gang. Als je
partijen enthousiasmeert, komen er ideeën los. We hebben
50 bedrijven bezocht en zijn in gesprek gegaan hoe ze hun pro-
ductieproces duurzamer kunnen maken. In het Noorden zit veel
mkb dat wil en kan innoveren. Als overheid moet je ook incalcu-
leren en kunnen accepteren dat een innovatie wel eens mislukt
en dat er dan niet meteen politieke koppen hoeven te rollen.”
3. Wat is het traject, ook in de tijd?
“In 2030 moet Ooststellingwerf een grote stap hebben gezet
naar een biobased/circulaire economie. We willen dat alle nieuwe
of gerenoveerde gebouwen dan energiezuinig of energieleverend
zijn, dus een CO2
-uitstoot van nul hebben. Ook moet de natuur
en de biodiversiteit bij nieuwbouw en gebiedsontwikkeling
versterkt worden. Bij het Ecomunitypark, waar het Biosintrum
op staat, is 55% natuur en zijn er allerlei maatregelen genomen
voor flora en fauna.
Met de vijf Friese mbo- en hbo-onderwijsinstellingen en het
mkb werken we als gemeente samen. We brengen bedrijven
en onderwijsinstelling met elkaar in contact. In de Vereniging
Circulair Friesland werken bedrijven, gemeenten, provincie
Fryslân, onderwijs en andere organisaties samen om een circu-
laire economie te bevorderen.”
4. Hoe bewerk je de bouw- en ontwerpsector om ze mee
te krijgen?
“Als opdrachtgever moet je durven kiezen voor biobased mate-
riaal, ook al is dat soms duurder. Dat gaat dan misschien geen
40 jaar mee zoals beton, maar 25 jaar, maar dat risico moet je
nemen. Ook moeten opdrachtgevers zelf de vraag creëren naar
biobased materiaal. Je moet er in aanbestedingen om vragen. ›
Kenniscentrum Biosintrum in Oostellingswerf is voor 80%
gebouwd met biologisch materiaal. Friesland gaat circulair
en Ooststellingwerf zet vol in op biobased. Bart Sieben (31),
programmamanager bij de gemeente Ooststellingwerf, raadt
opdrachtgevers aan risico’s te nemen in hun keuze voor bio-
based. “Gewoon doen. Dat trekt innovaties aan.”
‘Gewoon doen.
Dat trekt
innovaties aan’
tekst karin de mik
Bart Sieben, programma-
manager bij de gemeente
Ooststellingwerf.
‘Je kunt weer voor
die betonnen brug gaan,
maar je kunt ook om
een houten brug vragen.
In die zin is het een mindset’
INNOVATIECATALOGUS 2019interview
23. 44 45B:tonstedebouw & architectuur
Soms moet je ook financiële incentives geven. Dat hoeft niet
per se in de vorm van een subsidiepot, waaraan je als overheid
voorwaarden verbindt. Wij hebben het met de 50 bedrijven die
we bezochten, nooit over geld gehad. Pas nadat er projecten zijn
bedacht is er geld aan gekoppeld.”
5. Welke vernieuwingen zijn nodig om biobased te laten
landen in de brede bouwstroom?
“Als opdrachtgever moet je om biobased durven vragen. Het
begint met de vraag. Je kunt weer voor die betonnen brug gaan,
maar je kunt ook om een houten brug vragen. Vaak zeggen
bouwers: ‘We gebruiken altijd beton. Dat gaat lang mee, dus
doen we het nu ook in beton.’ Dat is een mindset. Maar die kun
je veranderen.
Belangrijk is ook dat aannemers moeten weten welke leveranciers
biologisch materiaal leveren. Hun eerste vraag is vaak: waar haal
ik het vandaan? Als opdrachtgever moet je weten welke biologi-
sche materialen er te krijgen zijn om een goede uitvraag te kun-
nen doen. Wij hebben een inventarisatie gemaakt en brachten
de leveranciers in beeld. Al zoekende blijkt er soms ineens iets
anders mogelijk. De bioboundvloer (van miscanthus/olifantsgras
red.) stond bijvoorbeeld niet in het ontwerp. Vlak voor de dek-
vloer erin moest kwam er nog een bedrijf uit het zuiden dat zei:
wij hebben fietspaden van miscanthus gemaakt, kan dat ook niet
als vloer? Je moet ook durven zeggen dat iets duurder mag zijn
als het biobased is. Al betekent duurzaam niet per definitie duur.
Een lemen vloer viel bij ons af omdat die drie ton zou kosten.”
8. Het Biosintrum, ontworpen door Paul de Ruiter, is
nagenoeg biobased. Hoeveel procent? Welke bijzondere
materialen en producten zijn er gebruikt?
“Het is een van de duurzaamste biobased gebouwen van Europa.
Van de gebruikte materialen is 80% biobased. De binnenwanden
zijn van hennep. Voor de isolatie zijn cellulose uit oude kranten
en katoen van oude spijkerbroeken gebruikt. De hele gemeen-
schap hier leverde oude spijkerbroeken in. Heel leuk, zo betrek je
de inwoners bij het gebouw. De biobound dekvloer op de begane
vloer is van olifantsgras, dat CO2
heeft opgenomen. Het is voor
het eerst dat dit in een gebouw is toegepast. Op de tweede ver-
dieping is de vloer van inlands lariks. Hout is het gemakkelijkste
biobased materiaal, al moet je geen lijm of andere chemische toe-
voegingen gebruiken en uiteraard wel weer bomen aanplanten.
De stopcontacten zijn van bamboe. De buitenvensters van acoya,
dat niet behandeld hoeft te worden.
De lichtkoepel van het centrum is opgebouwd uit diverse lagen
biofolie, waartussen lucht wordt geblazen. Dit luchtkussen-
koepel (ETFE) oogt als glas, werkt isolerend en zorgt voor een
goed binnenklimaat. Voor de gevel zijn biocomposieten (neolife
red.) gebruikt, die voor 96% van houtvezel zijn gemaakt. Twintig
procent is niet-biobased. Met de constructeur keken we of het
centrum op houten palen kon staan. Dat kon niet, omdat de
grond heel nat en drassig is. Dus moesten we wel heien en
regulier beton als ondervloer gebruiken.”
9. Welke rol gaat dit centrum spelen in biobased
promotie?
“Dit is een visitekaartje van onze gemeente en van het bouwen
met biologische materialen. We hebben diverse nominaties voor
gekregen en komen er veel mee in publiciteit. Het centrum krijgt
ruimtes voor congressen, vergaderen, onderwijs en flexplekken.
Ook komt er een restaurant in. Bezoekers zijn welkom. In die zin
heeft het ook een educatieve rol. We maken zichtbaar waar welk
materiaal zit. Omdat spijkerstof tussen de wanden als isolatie zit,
maken we ergens een opening, zodat bezoekers zien waar het
zit.”
10. Wat hebben jullie geleerd van de nieuwbouw?
“Vooral welke biologische materialen er zijn, welke eigen-
schappen ze hebben, hoe duur en duurzaam ze zijn en hoe ze
eruitzien. We hebben een matrix gemaakt van al deze aspecten,
ook van de risico’s zoals brandveiligheid en akoestiek. Een heel
leerproces en een zoektocht. De ontwerpfase duurde daardoor
anderhalf jaar. Bijzonder is dat de aannemer er al in de ontwerp-
fase bij betrokken was. Niet alles was vooraf meteen duidelijk.
We wilden bijvoorbeeld eerst hennepbeton als tussenwanden,
maar dat viel af, omdat de akoestiek niet goed genoeg gegaran-
deerd was. Nu is het OSB geworden.”
INNOVATIECATALOGUS 2019
24. 46 47B:tonstedebouw & architectuur
gebouwd, wat betekent dat de ruimte
beperkt is. Ook moet de overlast voor
de omgeving tot een minimum worden
beperkt. Dat heeft invloed op niet alleen
de bouwmethode en logistiek, maar ook
op werktijden. Daarbij is veiligheid voor
de omgeving een belangrijk onderwerp.
“Als je kijkt naar de vallijn, kom je steeds
meer richting de belendingen. Wanneer je
verkeerde keuze maakt met de uitvoerings-
en ontwerpmethode zijn deze risico’s niet
goed beheersbaar.”
Invulling van de veiligheid
“Nederland is wat betreft de regelgeving
geen hoogbouwland,” aldus Schönherr.
“Voor alles boven de 70 meter red je het
niet meer alleen met het Bouwbesluit, je
komt in een ‘grijs’ gebied. Dat betekent
dat er afspraken moeten worden
gemaakt met instanties over de invulling
van bijvoorbeeld de veiligheid. Voor de
Zalmhaven hebben we gezocht naar
welke bouwmethode het beste past
bij het ontwerp en de omgeving. Dit
heeft geleid tot de keuze om de toren
grotendeels te prefabriceren en daarbij
gebruik te maken van de hijsloods. Niet
een nieuwe bouwmethode, maar deze is
wel verder ontwikkeld voor dit project.”
Alles prefab vanaf vijfde verdieping
Vanaf de vijfde etage wordt alles
opgetrokken in prefab: de dragende
gevels, wanden, stabiliteitskernen en
vloeren. “Een van de zaken waar extra
aandacht aan is besteed, is de detaillering
van de verbinding tussen de elementen,”
vertelt Derikx. “De verbindingen worden
uitgevoerd als natte knopen. Dat is nodig
om krachtoverdrachten te kunnen laten
plaatsvinden. Maar deze natte knopen
dienen met zorg gekozen en gedetailleerd
te worden, anders kan het bouwtempo
eronder gaan leiden.”
Hijsloods
In plaats van traditionele torenkranen
wordt gewerkt met een hijsloods.
Hierdoor kan gedurende het hele jaar
zonder al te veel hinder van slechte weers-
omstandigheden gebouwd worden. ›
H
et is niet het eerste hoogbouw-
project voor het betonbedrijf.
Ervaring werd opgedaan bij
onder meer het ‘Strijkijzer’ in Den Haag
(130 meter hoog) en het Erasmus MC
in Rotterdam (120 meter). De laatste
ook in opdracht van BAM. Ook al is het
dankzij de prefabricage ’slechts’ een
kwestie van stapelen, toch is dit project
bijzonder. Bij constructies van deze
hoogte spelen immers andere dingen mee
dan bij gebouwen van 100 meter. “Je
moet rekening houden met ‘tweede orde
effecten’, de vervorming die optreedt op
deze hoogte is afhankelijk van stijfheden
waarbij verschillen tussen de berekende
en de werkelijke stijfheid enorm kan zijn,”
aldus Dirk Derikx, projectengineer van het
betonbedrijf.
Pionieren
“Hoogbouw is altijd een stukje pionieren,”
aldus Bernd Schönherr, projectdirecteur
van BAM. Bij dit project moet daarnaast
met een aantal zaken rekening worden
gehouden. Er wordt binnenstedelijk
INNOVATIECATALOGUS 2019
auteur Naomi Heidinga
Bernd Schönherr,
projectdirecteur van BAM.
Een wereldprimeur voor Rotterdam: daar wordt de
hoogste woontoren gebouwd met prefab elementen.
De toren wordt 215 meter hoog. Met zo’n zestig
verdiepingen en 485 woningen is het zelfs de hoogste
toren binnen de Benelux. Het Brabantse bedrijf Byldis
produceert industriële bouwcomponenten voor het
nieuwe icoon van Rotterdam. Aannemer is BAM.
Rotterdamse
woontoren
Zalmhaven
wereldprimeur
‘De hijsloods is
geen nieuwe
bouwmethode,
maar is wel
verder ontwikkeld
voor dit project’