2. Na die woorden is het even stil in de
kamer. Mijn hart lijkt stil te staan.
Zwanger? Dat meent ze toch zeker niet?
Een baby? Van haar en Robert? Het begint
me te duizelen en ik zink neer op de bank
achter me. Allerlei gedachten razen door
mijn hoofd, maar ik krijg ze niet op een
rijtje, ik ben te geschokt om ook maar een
woord uit mijn mond te krijgen.
3. Dagmar staat Mariska nog steeds aan te
kijken, totaal onbeweeglijk. Mariska heeft
ondertussen haar ogen neergeslagen en
ze friemelt rusteloos met haar handen. Dit
stond vast niet in haar planning, ineens
een baby erbij. Na wat een eeuwigheid
lijkt te duren zegt Dagmar met schorre
stem: “O. Van Robert?” Daarna zakt ze
naast mij neer op de bank.
4. Mariska knikt. “Ja, van Robert,” zegt ze
met trillende stem. “Hij is de vader.”
“En… Hoe lang al?” vraagt Dagmar.
“Weet ik niet. Ik ben er vanochtend achter
gekomen. Ik was al een paar weken de
hele tijd misselijk, en vooral ’s ochtends.
De eerste week dacht ik dat ik gewoon
een griepje had, of zoiets, maar na twee
weken begon ik toch wel achterdochtig te
worden en toen heb ik bij de drogist een
zwangerschapstest gekocht.” Mariska slikt
even.
5. “En hij bleek dus positief te zijn,” zegt
Dagmar.
Mariska knikt weer. “Ja. Ik had voor de
zekerheid twee tests gekocht, en de
tweede was ook positief. Ik was er niet
echt blij mee, maar ik dacht wel dat er
mógelijkheden zouden zijn, weet je wel?
Dat het allemaal wel weer goed zou
komen. Maar toen ik het aan Robert
vertelde…” Ze haalt trillerig adem en er
verschijnen weer tranen in haar ogen.
6. “Hij werd gewoon helemaal gek. Hij raakte
in paniek en zei dat ik het onmiddellijk
weg moet laten halen. Dat is misschien
ook wel het beste idee, want wat moet ik
nou met een baby? Ik kan het moeilijk
weer aan jou geven.”
Ik verstijf en ik hoor Dagmar naast me
slikken. Mariska heeft niks door – ze kijkt
nog steeds naar haar friemelende handen
– en praat gewoon verder.
7. “Ik zei natuurlijk dat het mijn keuze is wat
er gebeurd, omdat het mijn buik is. Hij zei
dat hij niet vader wilde worden, nooit
niet. Toen zei hij dat ik voor hem gewoon
een flirt ben, gewoon voor de lol. Dat…
dat oudere vrouwen veel… beter zijn dan
die van zijn eigen leeftijd…”
Ik knijp mijn ogen dicht. Dit wil ik allemaal
absoluut niet weten. Die keer dat ik haar
kamer binnenliep toen ze bezig waren was
al erg genoeg.
8. “En toen liep hij het appartement uit.
Sindsdien heb ik hem niet meer gezien,
maar ik denk niet dat hij nog terug komt.
En nu zit ik hier, met die baby.” Mariska
barst in snikken uit en begint hevig te
trillen.
Dagmar kijkt wanhopig naar mij. Wat
moeten we nu in vredesnaam doen? Ze is
familie, dus we moeten haar wel helpen,
maar hoe?
9. “O, God,” zegt Mariska dan ineens, en ze
haalt hortend en stotend adem.
“Wat is er?” vraagt Dagmar geschrokken.
“Heb je ergens pijn?”
Mariska schudt haar hoofd. “Nee, nee…
Het is alleen… Wat ben ik een slet, zeg!”
Verbaasd kijk ik mijn moeder aan. Ik denk
er wel zo ongeveer hetzelfde over, maar ik
had niet verwacht het uit haar mond te
horen.
10. “Het ongeluk is nog maar zo kort geleden!
Alexander is nog maar pas dood, en ik ben
nu al weer met andere mannen in de
weer. Ik ben verdorie zwánger! Hoe kan ik
hem dit nou aandoen? En mezelf? Sinds
zijn dood voel ik elke dag, de hele dag, een
steek van gemis. Hoe heb ik ooit met
Robert kunnen aanpappen?” Tranen
stromen over Mariska’s wangen, en ze is
nog amper verstaanbaar.
11. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik had er
geen idee van dat ze zich zo voelde, al had
ik het natuurlijk wel kunnen bedenken. In
mijn ogen was ze gewoon een onmenselijk
monster, dat geen gevoelens kende. Maar
ze hield wel degelijk van Alexander, heel
veel zelfs. Nu lijkt het me logisch, wat
deed ze anders al die jaren met hem?
12. Dagmar schraapt haar keel. “Als je wilt
kan je hier wel een poosje blijven. Dan zit
je niet alleen in dat appartement.”
Ik kijk haar verbaasd aan. Wat? Maakt ze
een grapje? Zij wil de vrouw die ik pas
geleden nog uit mijn leven gebannen heb
weer met ons laten samenwonen?
Ook Mariska kijkt verbaasd. “Meen je dat?
Want als het mag…”
13. Dagmar knikt. “Ja, ik meen het. Je kunt in
deze staat niet alleen zijn. Zeker niet nu je
zwanger bent.”
“Oké. H-heel erg bedankt. Dat meen ik.”
Mariska kijkt Dagmar dankbaar aan, maar
Dagmar kijkt haar niet in de ogen. Het is
duidelijk dat zij ook niet goed weet wat ze
met de situatie aan moet.
14. “We moeten zo maar even wat spullen
gaan halen… Lynn, wil jij ondertussen het
bed in de logeerkamer opmaken?”
Dagmar kijkt me smekend aan.
Ik zucht, maar dan knik ik. “Is goed.”
“Oké,” zegt Dagmar dankbaar. “Mariska,
zullen wij dan gaan? We gaan wel met
mijn auto.”
Mariska knikt en staat op, nog steeds
trillend op haar benen.
15. Ik blijf op de bank zitten en kijk Dagmar en
Mariska na, terwijl zij het huis uit lopen.
Dan doe ik mijn ogen dicht en slaak ik een
diepe zucht. Wat een ellende. Hoe kon dit
nou weer gebeuren? En, een betere vraag:
waarom? In vredesnaam, wáárom? Ik
schudt mijn hoofd en sta op. Zwelgen in
zelfmedelijden heeft nu ook geen zin, al
zou ik het maar al te graag doen.
16. Mijn hoofd begint te bonken en ik wrijf
over mijn slapen om de hoofdpijn tegen te
gaan, terwijl ik mezelf de trap op sleep.
Uit de linnenkast haal ik een schoon
dekbedovertrek en laken, en zo snel als ik
kan maak ik het bed in de logeerkamer op.
Ik heb geen zin om daar lang rond te
hangen, het doet me denken aan de tijd
na het ongeluk, toen alle ellende begon.
17. Ik sjok naar mijn kamer, ga op mijn bed
liggen en sluit mijn ogen. Ik wil even weg
van deze wereld, van mijn leven. Maar
mijn hoofd en gedachten laten het niet
toe. Op mijn netvlies zie ik van alles
langskomen. Danny, die over ongeveer
negen maanden de oom van mijn broertje
of zusje zal zijn. De gedachte doet me
rillen. Nu is de kans op een toekomst met
hem helemaal verkeken.
18. Ook zie ik Tirza langskomen. Op
momenten als deze mis ik haar het meest.
Momenten dat ik het even niet meer
aankan, dat ik iemand nodig heb om mee
te praten, die me kan troosten… Maar
nee, ik heb haar uit mijn leven gebannen.
Nu lijkt dat het stomste dat ik ooit gedaan
heb…