2. Als we thuis zijn laat ik me op de bank
ploffen en kijk strak voor me uit. Mijn
moeder is ook in de kamer, en ze komt
met stevige passen en een gebeitelde
glimlach naar me toe lopen. Ze gaat
rustig zitten op de andere bank, nog
steeds met die gemaakte glimlach op
haar gezicht. Ik heb in de auto naar huis
besloten dat ik haar ga negeren.
Natuurlijk gaat dat me nooit de
resterende vijf weken lukken, ik zal ooit
toch tegen haar moeten praten, maar nu
nog niet.
3. “Liefje,” zegt ze zoetsappig, en ik kan me
nog net inhouden om te zeggen dat ik
haar liefje niet ben. Goh, dit wordt nog
moeilijker dan ik had gedacht. Maar
negeren is de beste manier om haar pijn
te doen. Als dat tenminste kan, want ik
heb het idee dat deze vrouw die hier bij
me zit op geen enkele manier van mij
houdt.
“Liefje, het gaat allemaal zo leuk worden!
Wij met z’n tweetjes. Dan kunnen we
eindelijk wat ‘quality time’ als moeder en
dochter doorbrengen.”
4. Als ik dat hoor, krijg ik bijna
kotsneigingen, maar ik houd mijn poot
stijf, en zeg nog steeds geen woord. Als
ze maar niet denkt dat ze ook maar een
woord uit mij zal kunnen krijgen.
“Lynn, doe nou niet zo kinderachtig. Ik
ben je moeder, en ik zeg je dat je moet
stoppen met deze nonsens. Ik hou van je,
en ik wil je bij me hebben. We hebben al
veel te lang zonder elkaar gemoeten.”
5. Dat was je eigen keus, wil ik zeggen,
maar ik hou mijn mond dicht.
“Weet je, schat, ik heb je nooit hier
achter willen laten, in dit hol, bij Dagmar.
Je zult het vast moeilijk gehad hebben.
Dagmar is nou niet bepaald… een
moederfiguur. Altijd maar met die potten
van haar bezig. Je zult je wel
verwaarloosd hebben gevoeld.” Mijn
moeder schudt haar hoofd. “Het spijt me
zo, Lynn. Maar je vader…”
6. “Waag het niet om pap de schuld te
geven! Dat is ronduit laf! En Dagmar is
meer een moederfiguur dan jij ooit zult
zijn, geloof me!” zeg ik. Oké, in plaats van
vijf weken heb ik het eerder vijf minuten
volgehouden, maar ik kon het gewoon
niet aanhoren. Ik haatte mijn vader
evenveel als mijn moeder, maar om hem
de schuld van alles te geven en Dagmar
aan te vallen… Dat gaat te ver.
7. Ik sta op en stamp de trap op. Als ik daar
beneden blijf zitten, weet ik niet wat er
gebeurd, want mijn handen jeuken om
mijn moeder een klap te geven. Zwaar
ademend loop ik mijn kamer in, en ik sla
de deur met een harde klap achter me
dicht.
8. Twee dagen later is mijn rothumeur nog
steeds niet weggetrokken. Als ik de trap
afkom, zie ik Dagmar en mijn moeder al
aan tafel zitten, terwijl ze ontbijten.
Beiden zeggen geen woord, Dagmar
houdt het negeren van mijn moeder al
wat langer vol dan ik. Ik sjok naar de
koelkast, haal er pak melk uit en grijp
naar het pak cornflakes.
9. Als ik aan tafel ga zitten glimlacht mijn
moeder even naar me, maar ik kijk nors
weg en staar naar de cornflakes in mijn
kommetje. Ik begin langzaam te eten, ik
hoef pas over een half uur weg, en heb
geen zin om te haasten. Ik hoop alleen
wel dat mijn moeder gauw haar ontbijt
op heeft en ergens anders gaat zitten,
want ik voel de woede nu alweer
opborrelen. Ik schrik op uit mijn
gedachten als de telefoon begint te
rinkelen.
10. Mijn moeder staat moeizaam op van
tafel. Ze is natuurlijk nog steeds niet
genezen van de breuken in haar
sleutelbeen en schouder. Goed voor
haar, laat haar maar lekker wat pijn
lijden, denk ik, vol wrok. Mijn moeder
loopt naar de telefoon en laat het
irritante gerinkel stoppen.
11. “Mariska Visser,” zegt ze zingend in de
telefoon.
“Ah, meneer de Graaf! Hoe is het er
mee?” Er vormt zich een glimlach om
haar lippen terwijl ze dat zegt en hij blijft
hangen terwijl de ander praat.
“Ja, met mij gaat het ook steeds beter.
Zeg, ik wil niet onbeleefd doen, maar is
er al nieuws over het appartement?”
12. Ik spits mijn oren, dit gaat over het
appartement! Laat het bod alsjeblieft
niet geaccepteerd zijn… Maar de glimlach
op het gezicht wordt nog breder, en ze
begint harder te praten.
“Echt? Maar dat is geweldig! Heel erg
bedankt meneer de Graaf! Dat is super!”
Ik voel de cornflakes weer omhoog
komen. Mijn ergste nachtmerrie wordt
werkelijkheid. Toch blijf ik nog hoop
houden, al weet ik dat het zinloos is. Ik
weet niet wat de man aan de andere
kant gezegd heeft, misschien had hij het
wel heel ergens anders over…
13. Ik kijk mijn moeder hoopvol aan als ze de
hoorn neerlegt en weer terug komt
lopen.
“Lynn, raad eens? We hebben het
appartement, is het niet geweldig!
Morgen ga ik alles doorspreken met de
makelaar en…”
Maar wat ze daarna zegt hoor ik allemaal
al niet meer. Ik ga verhuizen. Ik moet weg
bij Dagmar en verhuis naar de stad. Het is
nu allemaal werkelijk, het gaat echt
gebeuren…