2.
Job 41:2: Wat onder de ganse hemel is, dat
behoort mij toe
Psalm24:1: Des Heren is de aarde en haar
volheid
Ps. 50:10-12: want Mij behoort al het
gedierte van het woud,het vee op bergen, rijk
aan runderen. Ik ken al het gevogelte der
bergen,wat zich roert op het veld, staat Mij
ter beschikking. Indien Ik honger had, zou Ik
het u niet zeggen,want Mij behoort de wereld
en haar volheid.
3.
Haggai 2:9: Van mij is het zilver en van mij is
het goud, luidt het woord v/d Here …
Deut 8:18: Gij zult aan de Here, uw God,
denken, want Hij is het, die u kracht geeft om
vermogen te verwerven …
Rom. 11:36: uit Hem en door Hem en tot
Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid
tot in eeuwigheid!
1Kor 6:19-20: U bent niet van uzelf, want u
bent voor een prijs gekocht
4.
God = eigenaar dit is een zegen
◦ Zie Wesley: zijn/Zijn huis afgebrand
◦ Zie Hudson Taylor
◦ Zie George Müller
5. “Wat geven we aan God van onze middelen?”
Of
“Wat, van Gods middelen,
mogen we voor onszelf gebruiken?”
Hij heeft ons zaken toevertrouwd (niet gegéven)
Wij zijn beheerders (geen eigenaars)
7.
Ons geven: altijd in antwoord op Zijn geven
Hd. 20:35: Ik heb u in alles getoond, dat men
door zo te arbeiden zich de zwakken moet
aantrekken en zich de woorden van de Here
Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is
zaliger te geven dan te ontvangen.
2 Kor 8:9 Gij kent immers de genade van onze
Here Jezus [Christus], dat Hij om uwentwil arm is
geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn
armoede rijk zoudt worden.
8.
Rom. 11:35 Of wie heeft Hem eerst iets
gegeven en het zal hem vergolden worden?
(HSV)
God heeft de blijmoedige gever lief (2Kor.9:7)
geef niet uit dwang
9.
15% van Jezus‟ woorden
Circa 2400 bijbelverzen
penning van de weduwe, rijke jongeling
(tegenbeeld: Zacheüs), rijke dwaas en arme
Lazarus (of omgekeerd),
wij zijn U gevolgd …
10.
Verzen zijn talrijk maar tonen ook het belang
1Tm.6:7-10 en 6:17-19
Kol. 3:5 hebzucht = afgoderij
Mt. 6:24 God OF Mammon
Lk. 16:11 omgang met geld als test
(trouw i/h minste …in veel trouw … OF NIET)
Lk. 18:24 Hoe moeilijk gaan zij die
vermogen hebben het koninkrijk van God
binnen
11.
1 keer in NT (Mt. 23:23)
Lev. 27:30: Ook is alle tiende van het
land, van het zaad des lands, van de vrucht
van het geboomte, van de HERE; het is de
HERE heilig.
12.
Tienden van alles!
Mal. 3:8-10:
Mag een mens God beroven? Toch berooft gij Mij.
En dan zegt gij: Waarin beroven wij U? In de
tienden en de heffing. Met de vloek zijt gij
vervloekt, en Mij berooft gij, gij volk in zijn
geheel. Breng de gehele tiende naar de
voorraadkamer, opdat er spijze zij in mijn huis;
beproeft Mij toch daarmede, zegt de HERE der
heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters
van de hemel zal openen en zegen in overvloed
over u uitgieten.
13. 1.
Een tiende voor de ondersteuning van de
priesters en Levieten
Num. 18:21 en 24: Wat nu de Levieten betreft, zie, Ik geef
hun alle tienden in Israël als erfdeel, een vergoeding voor
de dienst die zij verrichten, de dienst van de tent der
samenkomst. (…) want aan de Levieten geef Ik als erfdeel
de tiende, die de Israëlieten de HERE als heffing brengen;
daarom heb Ik van hen gezegd: In het midden der
Israëlieten zullen zij geen erfdeel verkrijgen.
14. 2. Een tiende voor een gewijd feest voor de Here
Deut. 12:17-18: In uw woonplaatsen zult gij de tiende van uw
koren niet mogen eten, noch die van uw most en uw
olie, noch de eerstelingen van uw runderen en van uw
kleinvee, noch iets van de gelofteoffers, die gij beloven
zult, noch uw vrijwillige offers, noch uw wijgeschenken.
Maar voor het aangezicht van de HERE, uw God, zult gij ze
eten, op de plaats die de HERE, uw God, verkiezen zal, gij en
uw zoon en uw dochter, uw dienstknecht en uw
dienstmaagd, en de Leviet, die binnen uw poorten woont, en
gij zult u verheugen voor het aangezicht van de HERE, uw
God, over alles wat gij ondernomen hebt.
15. 3. Een tiende voor vreemdeling, wees en
weduwe
Deut. 14:28-29: Na verloop van drie jaar zult gij alle
tienden van uw opbrengst in dat jaar brengen en in uw
poorten neerleggen; dan zullen de Leviet, omdat hij
bezit noch erfdeel met u heeft, en de vreemdeling, de
wees en de weduwe, die binnen uw poorten
wonen, komen en eten en zich verzadigen – opdat de
HERE, uw God, u zegene in al het werk, dat uw hand
doet.
16.
10% + 10% + 3,3% = …
Vooral voor godsdienstige doelen
Had Jezus slechts zijn tienden gegeven,
waren we niet gered
17.
Spr. 3:9: Vereer de HERE met uw rijkdom en
met de eerstelingen van al uw inkomsten
2 Kron. 31:5: Toen dit woord zich
verbreidde, brachten de Israëlieten in grote
hoeveelheid de eerstelingen van
koren, most, olie, honig en van al wat het
veld opleverde, en zij brachten in overvloed
de tienden van alles.
Het eerste en het beste!
18.
Deut. 12:6: Daarheen zult gij brengen uw brandoffers en
slachtoffers, uw tienden en uw wijgeschenken, uw gelofteoffers
en uw vrijwillige offers, de eerstgeborenen van uw runderen en
van uw kleinvee. (…) (zie ook Deut. 12:17)
In verband met de tabernakel:
Ex.35:29: Alle mannen en vrouwen, wier hart hen drong om iets te brengen
voor al het werk dat de HERE door Mozes geboden had te maken – de
Israëlieten brachten het als een vrijwillige gave voor de HERE.
Ex. 36:4:7: Het volk brengt meer dan nodig is voor de uitvoering van het
werk dat de HERE geboden heeft te maken. (…) Laat man noch vrouw
verder enig werk maken ten behoeve van de heffing voor het heiligdom.
Zo werd het volk weerhouden meer te brengen. Want het materiaal was
voldoende om al het werk te maken, ja, er was te veel.
19.
The sky is the limit
praktijkvoorbeeld: 1 Kron. 29:3-9
20.
„Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart
zijn‟ (Mt. 6:21)
Kom je dichter bij de schat of dichter bij het
afscheid?
Mozes zag op de beloning (Hebr. 11:26)
21.
Hebr. 11:13: „vreemdelingen en bijwoners op
de aarde‟
2 Kor. 5:20: „gezanten voor Christus‟ =
ambassadeurs
Fp.3:20: ons burgerschap is in de hemelen
Hebr.11:16: burgers van een „beter, dat is
een hemels vaderland‟
Pelgrims reizen licht
22.
Jim Elliot:
„Hij is geen dwaas die geeft wat hij niet kan
houden, om te winnen wat hij niet kan verliezen‟
Pred. 5:15-16:
„Zo is ook dit een smartelijk kwaad; geheel zoals
hij gekomen is, zo gaat hij heen, en welk
voordeel heeft hij er van, dat hij zich voor wind
heeft afgetobd? Zelfs nuttigt hij zijn spijze
gedurende al zijn levensdagen in duisternis, en
hij heeft veel verdriet, lijden en ergernis.‟
23. … maar je kunt het wel vooruitsturen
Een doodshemd heeft geen zakken…
Mt. 6:20: verzamelt u schatten in de hemel!
24.
AW Tozer: „Alles wat je aan Christus geeft, wordt
meteen aangeraakt door onsterfelijkheid‟
1 Tim.6:17-19: Beveel de rijken in deze
tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig
zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de
onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende
God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft
om ervan te genieten; ook om goed te doen, rijk
te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en
bereid om samen te delen. Zo verzamelen zij
voor zichzelf een schat: een goed fundament
voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven
verkrijgen.
25.
Leven voor God is niet met minder tevreden
zijn, het is méér willen
CS Lewis: kinderen bouwen zandtaarten in
een zandbak, want wat is een vakantie aan
zee?
26.
Maarten Luther: Ik heb veel dingen in mijn
handen gehouden en heb ze allemaal
verloren. Maar alles wat ik in Gods handen
heb gelegd, bezit ik nog steeds.
Veel bezittingen: zegen … of test?
27.
2 Kor. 8:1-5: de gemeenten van Macedonië als
bijzonder voorbeeld:
Wij maken u de genade Gods bekend, broeders, die aan
de gemeenten van Macedonië geschonken
is. Want, doordat zij beproefd zijn gebleken in veel
verdrukking, hebben hun overvloedige blijdschap en
diepe armoede nog overvloedig de rijkdom van hun
mildheid bevorderd; want (zij deden), dat getuig ik, wat
zij konden, ja meer dan dat, en zij vroegen, met alle
aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te
mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen, en
zij gaven zich – zoals wij niet hadden durven verwachten
– eerst aan de Here en door de wil van God ook aan ons
28.
Gemeente van Korinthe, verhoog de
Gevensstandaard:
2 Kor. 8:12-15: Want als de bereidwilligheid
aanwezig is, dan is iemand welgevallig
overeenkomstig wat hij heeft, niet overeenkomstig
wat hij niet heeft. Het is namelijk niet de
bedoeling dat anderen verlichting hebben, en u
verdrukking; maar uit het oogpunt van gelijkheid is er
op dit moment uw overvloed om wat hun
ontbreekt aan te vullen, opdat ook hun overvloed er
is om wat u ontbreekt aan te vullen, opdat er
gelijkheid zal zijn, zoals geschreven staat: Wie
veel had verzameld, had niet over; en wie weinig had
verzameld, had niet te weinig
29. 1. Als zegen niet als afgedwongen gave
2. Rijkelijk niet spaarzaam
3. Blijmoedig niet met tegenzin of uit dwang
30.
Spaarzaam hart
◦ God vraagt zoveel van me
◦ Als ik iets wil moet ik het
grijpen
◦ Ik geef omdat het moet
Blijmoedig hart
◦ God is
Gever, Helper, Bron
◦ God zegent me zoveel en
zo vaak
◦ Ik kreeg zoveel van
God, het is logisch dat ik
ook geef
Wat maakt het verschil? Onze relatie tot God
31.
Vanaf vers 8: God als grote Gever!
Vers 8: Hij stelt ons in staat te geven
Vers 8-10:
◦ Hij verschaft het zaad (vgl. vers 6 + Ps. 112:9)
◦ Hij doet de vrucht van gerechtigheid toenemen als
beloning
32.
9:11: Rijk worden in liefdadigheid ( geven =
in staat worden gesteld meer te geven)
9:11+13: Dankzegging aan God
9:12: … „voorziet in de behoeften van de
heiligen‟ … vreugde
9:14: genegenheid en liefde van Gods volk
35.
Mt. 6:19-24 Oog = lamp v/h lichaam
Idem Lk11:34-36
Lk. 12:15: Hij zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u
wacht voor alle hebzucht, want ook als
iemand overvloed heeft, behoort zijn leven
niet tot zijn bezit.