ONE VOICE, de Nederlandse industrie bestaat uit vele verschillende branches en subbranches. Elke branche opereert in een specifieke markt en is afhankelijk van specifieke trends en ontwikkelingen. Er zin echter meer overeenkomsten dan verschillen! Dit rapport is het resultaat van een unieke samenwerking tussen alle industriële branches op zo samen aan een beter imago te werken bij het brede publiek en de wens om een krachtig signaal af te geven richting de overheid.
Het rapport is geschreven op basis van een grote landelijke enquete en bevat 10 specifieke analyses en SWATs van de belangrijkste industriële sectoren in Nederland.
3. Colofon
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Redactie Opmaak en druk
drs. P.G. Drontmann Papyrus B.V., Diemen
drs. D.J.J. Kemps
G.P.M. van Nieuwland Cover/logo
drs. M.J.P.M. Peek Bureau Mijksenaar
Auteurs ISBN
mw. drs. A. Geerts 9069-1917-5-x
H.P. Bijvoet
Projectpartners (Branche)verenigingen
Branchemanagers mw. dr. ir. N.C.N. Alma-Zeestraten MBA– VNCI
drs. D.J.J. Kemps drs. F.J. Bakkes – KVGO
G.P.M. van Nieuwland M. Boerstra - FNLI
A.I.M. Braakman - FEDA
Bestellingen G.J. Braam – FME-CWM
www.ingbank.nl/ bedrijven en instellingen M.V. Cobelens - PlasticsEurope
(intern ING via BI/kenniscentrum) drs. R. Coster – VNCI
drs. G.H. van Egerschot - NVTB
mr. drs. R.A.J. Goes – NVTB
Disclaimer H. Griffioen – KVGO
De informatie in dit rapport geeft de persoonlijke mening
weer van de analist(en) en geen enkel deel van de beloning ir. P. ’t Hart - VNSI
van de analist(en) was, is, of zal direct of indirect gerelateerd drs. Th. van den Hoven – FME-CWM
zijn aan het opnemen van specifieke aanbevelingen of menin-
gen in dit rapport. De analisten die aan deze publicatie heb- mw. drs. L.M. Huiskens – Premsela Stichting
ben bijgedragen voldoen allen aan de vereisten zoals gesteld drs. R. Huisman - BNO
door hun nationale toezichthouders aan de uitoefening van
hun vak. Deze publicatie is opgesteld namens ING Bank N.V., mr. H.J. Keijer – Koninklijke Metaalunie
gevestigd te Amsterdam en slechts bedoeld ter informatie
van haar cliënten. ING Bank N.V. is onderdeel van ING Groep K.J. Koekkoek - KVGO
N.V. Deze publicatie is geen beleggingsaanbeveling noch ir. G.J. Koopman – Koninklijke VNP
een aanbieding of uitnodiging tot koop of verkoop van enig
financieel instrument. Deze publicatie is louter informatief ir. drs. M.W.C.M. Nieuwesteeg - NVC
en mag niet worden beschouwd als advies. ING Bank N.V. Ph. den Ouden - FNLI
betrekt haar informatie van betrouwbaar geachte bronnen
en heeft alle mogelijk zorg betracht om er voor te zorgen dat drs. D.A. Rodenrijs – VNU Exhibitions
ten tijde van de publicatie de informatie waarop zij haar visie
in dit rapport heeft gebaseerd niet onjuist of misleidend is. drs. P.M. van Roon – FME-CWM
ING Bank N.V. geeft geen garantie dat de door haar gebruikte drs. W.F. de Ruijter - NRK
informatie accuraat of compleet is. De informatie in dit rap-
port kan gewijzigd worden zonder enige vorm van aankon- mr. R.J. Schuitema – Koninklijke Metaalunie
diging. ING Bank N.V. noch één of meer van haar directeuren mr. R. Schouten - VNSI
of werknemers aanvaardt enige aansprakelijkheid voor enig
direct of indirect verlies of schade voortkomend uit het ge- drs. H.A. van Sluys - GMV
bruik van (de inhoud van) deze publicatie alsmede voor druk-
en zetfouten in deze publicatie. Auteursrecht en rechten ter J.A. van der Spek – FME-CWM
bescherming van gegevensbestanden zijn van toepassing op mr. S.V. Swolfs - FKL
deze publicatie. Overneming van gegevens uit deze publicatie
is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. In Nederland is drs. C.A.J.M. Tubbing – Nevat
ING Bank N.V. geregistreerd bij en staat onder toezicht van De R.H. van der Werff – Koninklijke Metaalunie
Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.
De tekst is afgesloten op 31 oktober 2006. M. Wilbords – KVGO
4. Inhoud
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Voorwoord 5 5 Duurzaamheid 43
5.1 Kansen door duurzaamheid 43
Managementsamenvatting 7 5.2 Milieu en imago 46
5.3 Sociaal gezicht industrie 48
1 Inleiding 10
6. Sectorspecifieke perspectieven 51
2 Globalisering 13 6.1 Rubber- en Kunststofindustrie 51
2.1 Internationale economische 6.2 Voedings- en Genotmiddelenindustrie 54
verhoudingen 13 6.3 Scheepsbouw 57
2.2 Internationale rolverdeling in de keten 15 6.4 Hout(producten)- en Bouwmaterialen-
2.3 Ondernemingsklimaat in internationaal industrie 60
perspectief 19 6.5 MKB-Metaal 63
6.6 Technologische Industrie 66
3 Mens 23 6.7 Grafimedia 69
3.1 Arbeidsmarkt en onderwijs 23 6.8 Chemie 72
3.2 Imago 27 6.9 Papier- en Karton(waren)industrie 75
3.3 Ondernemerschap 29 6.10 Verpakkingsketen 78
3.4 Samenwerken 34
Bijlage 1 Geraadpleegde bronnen 81
4 Vernieuwing 35 Bijlage 2 Verantwoording enquête 83
4.1 Technologie 35 Bijlage 3 Projectpartners 84
4.2 Sociale innovatie 39 Bijlage 4 ING sectorstudies 90
4.3 Design 40
5.
6. Voorwoord
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
‘One Voice’ voor en door de Nederlandse Het rapport is geschreven op basis van de uitkom-
i
ndustrie. sten van een grote landelijke enquête (bijna 1.400
De Nederlandse industrie bestaat uit vele ver- respondenten!) en de sectorspecifieke visies en
schillende branches en subbranches. Elke branche SWOT-analyses van de samenwerkende branche-
opereert in een specifieke markt en is afhankelijk verenigingen.
van specifieke trends en ontwikkelingen. De
chemische industrie is sterker getroffen door Naast de algemene aanbevelingen en conclusies
stijgende energieprijzen dan bijvoorbeeld de voor de gehele Nederlandse maakindustrie, bevat
grafische industrie. De sterk op export gericht het onderzoeksrapport tien specifieke analyses
kunststofindustrie zal zwaarder worden getroffen van industriële sectoren binnen de Nederlandse
door importrestricties van andere landen dan bij- maakindustrie.
voorbeeld de veelal meer lokaal opererende plaat-
bewerkende industrie. Beleidsprioriteit voor de Nederlandse maak
industrie!
Er zijn echter meer overeenkomsten dan ING Bank draagt de Nederlandse industrie een
v
erschillen! warm hart toe en is daarom een enthousiast
Dit inzicht en de behoefte aan een beter imago voorstander van samenwerking. Samenwerking
van de Nederlandse maakindustrie bij het brede t
ussen brancheverenigingen, samenwerking tussen
publiek, de borging van het belang van de indu- bedrijven, maar ook samenwerking tussen alle
strie voor de Nederlandse economie en de wens ‘stakeholders’ binnen de Nederlandse maakindu-
om een krachtig signaal af te geven richting de strie. Dit onderzoeksrapport moet in het verleng-
politiek om meer prioriteit te geven aan industrie- de van deze samenwerking gezien worden als een
beleid, heeft geleid tot een unieke samenwerking gezamenlijke borging van het industriebelang.
‘My Industry’ en een uniek onderzoeksrapport
‘My Industry, Dutch Manufacturing 2010’. Onze oprechte dank gaat uit naar …
Naast de input en het enthousiasme van de
Waarom zo’n ‘fancy’ titels in het Engels? samenwerkende brancheverenigingen, willen wij
Nederland is te klein voor de industrie en tegen- ook onze dank uitspreken richting het Ministerie
woordig kunnen we zelfs veel ondernemingen uit van Economische Zaken, VNU Exhibitions, de
het MKB typeren als heuse multinationals! Premsela Stichting en de leden van het Comité
van Aanbeveling. Zonder hun steun waren wij
Vijftien grote en overkoepelende branchevereni- nooit gekomen tot dit eindresultaat; ‘One Voice’
gingen uit de industrie hebben de handen ineen- voor en door de Nederlandse industrie.
geslagen en presenteren u met trots het gezamen-
lijke onderzoeksrapport naar de toekomst van de De samenwerkende brancheverenigingen en de
Nederlandse maakindustrie. ING Bank, als initiatiefnemer en schrijver van het
7. T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
onderzoeksrapport, wensen u veel leesplezier en Samenwerkende (branche) verenigingen:
nieuwe energie om de uitdagingen voortvarend BNO
aan te gaan en een hoofdrol te claimen voor de FEDA
industrie nu en in de toekomst. Federatie NRK
FME-CWM
ING Branchemanagement Industrie: FNLI
Michel van Nieuwland GMV
David Kemps Koninklijke Metaalunie
Koninklijke KVGO
Economisch Bureau ING: Koninklijke VNP
Anna Geerts NEVAT
Marcel Peek NVC
NVTB
PlasticsEurope
VNCI
VNSI
8. Managementsamenvatting
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Industrie van groot economisch belang gisch industriebeleid op zijn plaats. Uitgangspunt
De industrie biedt anno 2006 werkgelegenheid hiervan zou vertrouwen in de industrie moeten
aan maar liefst één miljoen personen en kent een zijn, zodat ondernemers geen last hebben van
indirecte werkgelegenheid die minstens zo groot dirigisme (strakke sturing in wet- en regelgeving)
en stijgend is. Bovendien heeft de industrie een maar de ruimte krijgt om te ondernemen. Van de
aandeel in de Nederlandse export van 70% en industrie kan vervolgens worden verwacht dat
neemt het bijna driekwart van de RD-uitgaven wordt geïnvesteerd in een duurzame verbetering
van het bedrijfsleven voor zijn rekening. De van de concurrentiepositie, door te investeren in
industrie heeft Nederland in dit opzicht dus veel vernieuwing en samenwerking (scholen, kennis
te bieden. In het voorliggende onderzoek ‘My instellingen, de keten en collega’s). Daarbij is
Industry’ is nader ingegaan op het perspectief dat bovendien de zichtbaarheid van de sector van
de industrie Nederland in de aanloop naar 2010 te belang; onzichtbare bedrijven betekenen een
bieden heeft en omgekeerd; wat heeft Nederland onzichtbare industrie.
de industrie te bieden.
Opleiding en arbeidsmarkt
Perspectief industrie in Nederland goed De industrie zal nog veel meer dan nu moeten
In de oranje en witte box op de volgende pagina investeren in samenwerking met scholen. Het
die beide aan een balans hangen zijn de belang- tekort aan goed gekwalificeerd personeel vormt
rijkste uitkomsten van het onderzoek opgenomen. immers een rem op de ontwikkelingsmogelijk-
Voor ieder positief punt in de oranje box is een heden van de industrie. Enerzijds is sprake van
keerzijde in de witte box zichtbaar. De ene keer een gebrek aan belangstelling voor technische
weegt het positieve punt zwaarder, de andere keer opleidingen, anderzijds zal de aansluiting tussen
het negatieve. Om de balans richting 2010 ver- scholen en bedrijven moeten worden verbeterd.
der in positieve zin te laten doorslaan zijn acties Hiervoor is een grotere structurele betrokkenheid
nodig, vooral omdat de wereld om ons heen niet van bedrijven bij scholen noodzakelijk om de
stilstaat. Het rapport vormt in die zin een begin- kwaliteit van de opleiding verder op te schroeven
punt. Om de aanzet naar deze acties te geven zijn en het zichtbaar maken van aantrekkelijke carriè-
een aantal aanbevelingen opgenomen. res in de techniek. Beide zaken zorgen ervoor dat
het beroepsonderwijs aantrekkelijker wordt. Het
Aanbevelingen Platform Bèta Techniek, dat is opgezet om te wer-
ken aan een verbetering van de beschikbaarheid
Herwaardering industrie van bètatechnici, kan daarbij een faciliterende rol
Het is duidelijk dat de industrie Nederland richting spelen.
2010 veel perspectief te bieden heeft. Dit vraagt
om een brede maatschappelijke herwaardering Samenwerking
van de industrie om als Nederland ook een Horizontaal
positief perspectief te (blijven) bieden voor de Om de steeds grotere en internationaal opererende
industrie. Nederland moet gáán voor de industrie afnemers in de industrie te bedienen is een zekere
dus is een ‘commitment’ aan een wervend strate- minimum schaalgrootte nodig. Dit kan zowel wor-
9. T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
POSITIEF NEGATIEF
Welk perspectief biedt de industrie Nederland? Welk perspectief biedt de industrie Nederland?
1. Industrie wil blijven 1. Keerzijde globalisering
Meerderheid industrie ziet blijvend positief a- Bewustzijn over gevolgen globalisering
perspectief voor merendeel eigen productie in b
eperkt, vooral bij kleinere bedrijven
Nederland b- Onvoldoende ‘level playing field’ op onder
meer energiegebied
2. Kennisintensieve dienstverlening steeds 2. Onvoldoende herbezinning strategie
belangrijker
a- Deel bedrijven doet niet mee, transformatie
Transformatie industrie gaande; meer toe vindt bovendien traag plaats
gevoegde waarde door meer kennisintensieve b- Regisseursrol is niet eenvoudig; veel kennis
dienstverlening (zoals onderhoud) en toename nodig om deze goed te beheersen.
aandeel hoger opgeleid personeel
3. Industrie investeert in kennis 3. Scholing moet beter
a- Investeringen in training en opleiding perso a- Gebrekkige kwantitatieve en kwalitatieve
neel vinden op grote schaal plaats en nemen aansluiting aanbod arbeidsmarkt op vraag
toe richting 2010
b- Veel bedrijven bieden stageprogramma’s b- Samenwerking met scholen nog vaak
i
ncidenteel
4. Onderscheidend vermogen door flexibili- 4. Te weinig nieuwe zelfscheppende bedrijven
teit, topkwaliteit en partnership Ondernemerschap in high-tech sector blijft achter
Concurrentie op partnership wint aan belang,
flexibiliteit blijft de sterkste troef van bedrijven
5. Samenwerking in de keten noodzaak 5. Noodzaak krachtenbundeling als gevolg van
Hoge en toenemende mate van samenwerking globalisering onvoldoende erkend
in de keten, met zowel afnemers als toeleve a- Horizontale samenwerking (collega-bedrijven)
ranciers met als doel het goed bedienen van de blijft achter
eindklant b- Kleinere bedrijven werken relatief weinig
s
amen
6. Industrie = innovatie 6. Toename RD beperkt
Driekwart RD-uitgaven zijn voor rekening van Substantiële verhoging RD-uitgaven bij slechts
de industrie, daarnaast vindt proces- en sociale klein deel bedrijven en sterke concentratie uit
i
nnovatie plaats gaven bij grote bedrijven
7. Design = innovatie+ 7. Creatieve kansen onvoldoende benut
Design in Nederland goed gewaardeerd, dus Gebruik design voor waardecreatie nog beperkt,
biedt veel kansen ook bij OEM’ers
8. Duurzaamheid levert geld op 8. Kansen duurzaamheid nog te onbekend
Duurzaamheid gezien als kans door meerder Groot deel ondernemers nog steeds onbekend
heid ondernemers (‘people, planet, profit’) met de commerciële mogelijkheden die duur
zaamheid voor het eigen bedrijf biedt
Welk perspectief biedt Nederland de industrie? Welk perspectief biedt Nederland de industrie?
9. Basis aanwezig 9. Regelgeving en onderwijs groot probleem
Randvoorwaarden ondernemersklimaat op orde a- Bottlenecks administratieve lasten en flexibilise
(inflatie, rente, betrouwbare instituties, hoog ring arbeid blijven aanwezig
waardige kennisinstellingen etc.) b- Investeringen in onderwijs en commerciële
e
xploitatie nieuwe technologie blijven achter
c- Industriebesef Nederland nog steeds beperkt
10. T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
den bereikt door overnames of fusies, maar tevens Duurzaamheid
door slim gebruik te maken van netwerken van Bedrijven zullen moeten blijven investeren in
(collega) bedrijven. Bedrijven zullen dus meer duurzaamheid, om het draagvlak voor de her-
moeten investeren in samenwerkingsverbanden en waardering van de industrie verder te verstevigen.
het participeren in netwerken. Het stimuleren van Duurzaam ondernemen in de industrie is inmid-
deze samenwerking om hierdoor een betere con- dels verschoven van ‘moeten’ en ‘zo horen’
currentiepositie te verkrijgen (door bijv. kennis- naar daadwerkelijk lonen. De industrie zelf ziet
overdracht of fiscale voordelen) wordt van steeds duurzaamheid voornamelijk als kans, omdat
groter belang. het daadwerkelijk bij kan dragen aan de winst;
ofwel ‘people, planet, profit’. Dit is tevens een
Verticaal belangrijk onderdeel van de herwaardering van
Samenwerking in de keten vindt al veel plaats en de industrie; het verdienen van een ‘licence to
neemt verder toe in de aanloop naar 2010. Door o
perate’ ofwel ruimte om te ondernemen.
het toegenomen aantal schakels neemt echter ook
de complexiteit van de ketenregie toe. Om ambi- Terugdringing regelgeving
ties op het niveau van de ketenregie en samen- Aangezien de verlichting van de wet- en regel-
werking in de keten vorm te geven zal dus stevig gevingsdruk nog niet echt gemerkt wordt door
moeten worden geïnvesteerd in de ketencompe- industriële ondernemers, alle retoriek ten spijt,
tenties van ondernemingen. zal het tempo waarin resultaten op dit gebied
worden geboekt sterk omhoog moeten. Alleen op
(Branche)Organisaties en overheid die manier wordt het duidelijk dat de overheid
Samenwerking is niet alleen tussen bedrijven vertrouwen heeft in de ondernemers en deze niet
en andere partners van belang, ook de vertegen- bij voorbaat wantrouwt. Geen regels die het onder
woordigers van bedrijven slaan de handen in nemerschap frustreren, maar herdere, eenduidige
elkaar om een herwaardering van de industrie en handhaafbare regels.
te realiseren. Dit basisrapport ‘My Industry’, is
pas het begin van de samenwerking tussen de Herwaardering en imago
(branche)organisaties om met één stem namens De brede maatschappelijke herwaardering van
de industrie te spreken. Op basis van de conclu- de industrie, in combinatie met verbetering van
sies van dit rapport zullen een aantal concrete het beroepsonderwijs en het zichtbaar maken van
acties gezamenlijk op touw worden gezet. Om industriële bedrijven zal resulteren in een positief
de herwaardering van de industrie daadwerkelijk imago voor de sector. Losse imagocampagnes
vorm te geven zouden de samenwerkende branche hebben in het verleden niet het gewenste effect
organisaties ook een aanspreekpunt bij de over- gehad, zodat het de tijd is voor een fundamenteel
heid moeten hebben. Deze persoon zou een inter- andere aanpak. Een gezamenlijke inspanning van
departementale rol moeten vervullen. Ondanks alle ‘stakeholders’ gebaseerd op het gegeven dat
het nieuwe industriebeleid ingezet vanuit de Nederland niet zonder de industrie kan, resulte-
Industriebrief, is de industrie op dit moment nog rend in een herwaardering van de industrie is een
steeds onvoldoende verankerd in de overheid. dergelijke aanpak. Samen zullen we het moeten
maken in Nederland!
11. 10 Inleiding 1
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Rond de verkiezingen van november 2006 kan de Deel twee gaat over het aspect ‘mens’. Hierbij
industrie het goed gebruiken om opnieuw op de komen achtereenvolgens arbeidsmarkt en onder-
kaart gezet te worden. Zeker in het licht van een wijs aan de orde, het imago van de industrie,
door globalisering veranderende internationale ondernemerschap en samenwerking.
concurrentie is het zinvol te bezien hoe de
Nederlandse industrie ervoor staat op verschillen In het derde deel staat vernieuwing centraal.
de aspecten. Belangrijker nog is wat de toekomst Technologische vernieuwing komt als eerste aan
perspectieven zijn en welke verbeterpunten er zijn de orde, waarna op sociale innovatie en design
voor de industrie zelf, maar ook voor de overheid. wordt ingegaan.
Wat heeft de industrie Nederland te bieden en vice
versa? Duurzaamheid is het onderwerp van het vierde
deel. In hoeverre is duurzaamheid ook lonend en
De afgelopen jaren zijn verschillende initiatieven hoe is de relatie tussen industrie een leefomge-
ontplooid door de overheid en het bedrijfsleven ving en industrie en sociale aspecten?
om tot een versterking van de industriële basis
van Nederland te komen. Enkele voorbeelden “One voice”
vanuit de overheid zijn de Industriebrief en het Eén gezamenlijke stem van de industrie over
instellen van het Innovatieplatform en program- de toekomst van de Nederlandse industrie om
ma’s om meer studenten voor technische studie- hiermee een sterk signaal richting de politiek te
richtingen te laten kiezen. De resultaten van de geven is het doel van het rapport. In bijlage 3
inspanningen zijn nog niet eenduidig zichtbaar, is is een korte introductie van alle projectpartners
de goede weg inmiddels ingeslagen of is er nog o
pgenomen.
een koersverandering nodig?
Enquête onder 1400 ondernemers
Anderzijds is het de vraag wat de industrie zelf Centraal in het rapport staan de uitkomsten van
doet in de aanloop naar 2010. Hoe ziet de indu- een enquête onder bijna 1400 ondernemers, voor-
strie er dan uit in een geglobaliseerde wereld, wat namelijk leden van de meewerkende (branche)
zijn de onderscheidende aspecten van concurren- verenigingen (zie bijlage 2 voor de verantwoor-
tie en wat zijn eventuele verbeterpunten? ding van het onderzoek). Daarnaast is uitgebreide
deskresearch gehouden, zijn door de (branche)
Analyse van vier hoofdthema’s verenigingen SWOT’s opgesteld.
Om deze vragen te beantwoorden is het rapport in
vier delen geknipt. Het eerste deel (hoofdstuk 2) Comité van aanbeveling
behandelt de veranderende economische verhou- Voor het onderzoek is een comité van aanbeve-
dingen in een globaliserende wereld, de invloed ling samengesteld dat bestaat uit dhr. Alexander
hiervan op de structuur van de industrie en de Rinnooy Kan (voorzitter SER), dhr. Sjoerd
consequenties van het huidige ondernemings Vollebregt (CEO Stork NV), dhr. Rein Willems
klimaat. (CEO Shell Nederland NV), dhr. Chris
Buijink (DG voor Ondernemen, Ministerie van
12. 11
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Economische Zaken), dhr. Pieter Jan van den
Brink (Directeur ING Bank, verantwoordelijk
voor de divisie Mid Corporates) en alle voor
zitters van de genoemde brancheverenigingen.
13.
14. 2 Globalisering 13
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
2.1 Internationale economische verhoudingen (figuur 2.1). Midden- en Oost-Europa presteert
fors beter dan de Eurozone door het ‘catching-up-
Bewustzijn gevolgen globalisering beperkt effect’.
Onderscheidend vermogen en optimaal inspelen
op de mogelijkheden van globalisering voor wat Figuur 2.1 Bijdrage aan wereld BBP in 1980 en 2025
betreft afzetmarkten en kostenbesparing zullen (op basis van koopkrachtpariteit)
bepalend zijn voor het uiteindelijke toekomstbeeld
voor de Nederlandse industrie. Vooral de grotere
bedrijven in de industrie zijn zich bewust van
de kansen en bedreigingen van de voortgaande
globalisering van de economie. Zorgwekkend
is dat bij kleinere bedrijven dat besef er in veel
m
indere mate is. Vooral in de drukkerijbranche
en de bouwmaterialenindustrie is de indruk dat
het van weinig invloed is. Nu zijn deze sectoren Bron: ING Economists
ook traditioneel sterk regionaal gebonden, van COE = Centraal- en Oost-Europa = BUL, TSJ, HON, KZK,
wege grondstoffen of afnemers, maar dat wil niet POL, ROE, RUS, SLK, TUR, OEK
zeggen dat de veranderende economische krachts
verhoudingen niet van invloed zijn. Vooral de industrie in West-Europa wordt gecon-
fronteerd met de toenemende concurrentiekracht
Vanuit de overheid is een stimulerend en interna van opkomende landen die stoelt op een combina-
tionaal sterk concurrerend ondernemingsklimaat tie van ‘goedkope’ arbeid en een veelal adequaat
van belang (zie §2.3). Cruciaal is dat beleids en stijgend scholingsniveau.
voornemens van de overheid (Lissabon-Agenda)
ook daadwerkelijk tot uitvoering komen en dat er Overheid pro globalisering..
geen obstakels worden opgeworpen voor inter De Nederlandse overheid staat positief tegenover
nationaal opererende bedrijven (‘level playing het proces van verdergaande globalisering, omdat
field’). dit zowel in Nederland als in ontwikkelingslanden
en andere opkomende markten groei oplevert.
Spectaculaire economische verschuiving Keerzijde van deze open aanpak is dat veel
Voortgaande liberalisering van het internationale Nederlandse bedrijven onderdeel worden van
kapitaal- en handelsverkeer, alsmede sterk buitenlandse concerns, waardoor de binding met
d
alende kosten van transport en communicatie Nederland verminderd met mogelijk negatieve
(internet) stuwen het internationaal zakendoen gevolgen voor de werkgelegenheid.
over langere afstanden op.
In een wereld waarin landsgrenzen steeds minder
Het belang van China en India in de wereldeco- van belang zijn en binnen Nederland de groei
nomie neemt spectaculair toe, de VS weet in de mogelijkheden veelal gering zijn, ligt de uit-
pas te blijven, maar de Eurozone verliest terrein daging voor de overheid in het creëren van een
15. 14
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
internationaal concurrerend en stimulerend onder- lisering vooral als een bedreiging.
nemingsklimaat met als kernpunten onderwijs, Zorgwekkend is dat één op de drie ondernemers
flexibiliteit en innovatie (zie § 2.3). in de Nederlandse industrie verwacht dat globa-
lisering nauwelijks van invloed zal zijn op het
De ambitie van Nederland is om in 2010 tot de bedrijf. Dit geldt in sterkere mate voor de klei-
Europese koplopers te behoren op het gebied nere bedrijven. Met recht kan de vraag gesteld
van de kenniseconomie. In de praktijk blijkt dat worden of de Nederlandse industrie, en dan
relatief weinig vorderingen zijn gemaakt met het v
ooral het kleinbedrijf, wel goed voorbereid is op
realiseren van de doelstellingen. Slechts op twee de grote veranderingen die gaande zijn.
van de veertien zogenoemde Lissabonindicatoren,
te weten de arbeidsparticipatie en het BBP per Figuur 2.3 Mate van internationalisering, in % van
hoofd, behoort Nederland tot de voorhoede. De respondenten
voorsprong op deze twee gebieden is echter
k
leiner geworden.
..slechts één op de drie ondernemers enthousiast
Nog geen 40% van de industriële ondernemers
ziet in de voortgaande globalisering vooral een
kans, al is dit aandeel onder grotere bedrijven
hoger dan onder kleinere (figuur 2.2). Relatief
positief gestemd zijn de producenten van elek-
trische apparaten en transportmiddelen. Vooral
onder drukkerijen en de metaalproductenindustrie
is sprake van minder optimisme. Bijna een kwart Bron: Enquête Themastudie Productieverplaatsing
van de totale industrie ziet de toenemende globa-
In het verlengde daarvan maakt een deel van de
Figuur 2.2 Visie op globalisering, in % van respon Nederlandse industrie gebruik van internationale
denten mogelijkheden, blijkt uit de ING Themastudie
Productieverplaatsing. Zo schakelt 40% van
de bedrijven buitenlandse toeleveranciers in
(outsourcing) en heeft ruim een kwart een eigen
buitenlandse vestiging (figuur 2.3).
Slechts een kwart van de bedrijven in de industrie
verwacht tot 2010 het aandeel van Nederland
in de totale verkopen te zien dalen en dus de
buitenlandse omzet sneller te zien groeien dan de
binnenlandse (figuur 2.4). Naarmate het huidige
aandeel van de binnenlandse omzet in het totaal
hoger is, verwachten meer bedrijven dat deze
Bron: Enquête My Industry
16. 15
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 2.4 Aandeel binnenlandse omzet in totaal, 2006 Figuur 2.5 Ontwikkeling DBI Nederland (in $ mld),
en ontwikkeling hiervan tot 2010, in % van respon 2003-2010
denten
Bron: Economic Intelligence Unit (EIU)
Bron: Enquête My Industry de stromen blijft vooralsnog binnen de EU-gren-
zen, al groeit het belang van Zuid-Oost-Azië en
(sterk) toe zal nemen. Sterk binnenlands georiën- Centraal- en Oost-Europa.
teerde bedrijven blijven dus sterk op het binnen-
land inzetten. Op brancheniveau blijkt dat vooral 2.2 Internationale rolverdeling in de keten
de chemische en de machine-industrie een hoog
exportaandeel hebben. Merendeel industrie wil blijven
In tegenstelling tot het algemene beeld van een
DBI-ontwikkeling positief vertrekkende industrie blijken bedrijven vol
Nederland heeft zeer omvangrijke directe buiten doende vertrouwen te hebben om een belangrijk
landse investeringen (DBI), zowel ingaand als deel van de activiteiten in Nederland uit te blij
uitgaand (figuur 2.5). De uitgaande investeringen ven voeren. Er is dus wel degelijk een toekomst
zijn al jaren groter dan de inkomende, maar dit perspectief voor de industrie in Nederland.
zal naar verwachting in 2010 andersom zijn. Dit
wijst op een verwachte positieve ontwikkeling van Anderzijds spelen nog lang niet alle industriële
het investeringsklimaat in Nederland. Een moge- bedrijven in op internationale veranderingen door
lijke verklaring hiervoor is de gunstige logistieke het aanpassen van de organisatie en het produc
positie van Nederland die van groot belang is in ten- en dienstenpakket zo blijkt uit de enquête.
een globaliserende wereld. Vooral in de machine-industrie en elektrische en
optische sector is het aandeel bedrijven dat de
Het patroon van in- en uitstroom naar verschil- omzet vanuit dienstverlening ziet groeien groot
lende regio’s is erg onregelmatig en afhankelijk (ca. tweederde). In sectoren als de chemie en de
van conjuncturele ontwikkelingen. De bulk van voedings- en genotmiddelenindustrie blijft dit
17. 16
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
aandeel beperkt tot een kwart, wat verklaard kan Figuur 2.6 Aandeel Nederland in totale productie en
worden door de procesmatige aard van de activi verwachte ontwikkeling hiervan tot 2010, in % van
teiten in deze sector. respondenten
Nieuwe verdeling industriële activiteiten
Globalisering leidt tot een nieuwe verdeling van
activiteiten over de wereld. Laagwaardige arbeids-
intensieve activiteiten van enige omvang zijn
steeds minder in Nederland houdbaar vanwege
het relatieve hoge kostenniveau (zie tabel 2.1).
Hierbij is ook de loonwig (verschil tussen betaal-
de loonkosten en netto-inkomen) van belang.
Deze ligt rond het Europese gemiddelde.
Ook hoogwaardige arbeidsintensieve activiteiten
die te verplaatsen zijn, worden in toenemende
mate verplaatst. Overigens bedragen de loon-
kosten in de meeste industriële bedrijven veelal Bron: Enquête My Industry
‘slechts’ 20% van de totale productiekosten. De
branchespecifieke verschillen zijn echter groot Het grootste gedeelte van de productie is en blijft
(chemie aanzienlijk lager, metaalbewerking aan- niettemin in Nederland. Bijna driekwart van alle
zienlijk hoger). bedrijven voert meer dan 75% van de productie in
Nederland uit (figuur 2.6). Bovendien zien deze
Tabel 2.1 Uurloon en productiviteit in de industrie, bedrijven dit Nederlandse productieaandeel tot
2005 2010 eerder toenemen dan afnemen, vergeleken
met bedrijven die een groter deel van de produc-
Uurloon ($) Productiviteit op tie in het buitenland draaien. In de middengroep
jaarbasis verwacht bijna de helft van de bedrijven dat het
($ ppp ) *
aandeel van de Nederlandse productie op het
totaal afneemt.
Nederland 30.72 80.308
Duitsland 32.48 60.712 Lonen en afzetmarkt redenen voor vertrek
VS 23.17 95.257 De belangrijkste factoren die een rol spelen bij
Tsjechië 5.82 42.571 een eventuele productieverplaatsing zijn loon
China 0.84 22.989 kosten en nieuwe markten (figuur 2.7). De laatste
India 0.59 19.688 speelt vooral bij grotere bedrijven, vooral omdat
hierin een groter aandeel OEM’ers (fabrikanten
Bron: IMD 2006 van eindproducten) is vertegenwoordigd.
*
Purchasing Power Parity (koopkrachtpariteit), d.w.z. in Opvallend is dat belastingdruk en regelgeving
dezelfde hoeveelheid goederen en diensten die je voor een
$ kunt kopen.
18. 17
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 2.7 Factoren die een grote rol spelen bij even Figuur 2.8 Ontwikkeling export- en import in de
tuele productieverplaatsing, in % respondenten i
ndustrie, 1980-2003
Bron: Enquête My Industry
juist weer sterker spelen bij kleine bedrijven, Bron: OECD
die vanwege een beperkte schaalgrootte (wei-
nig overhead) relatief veel kosten hebben van- data een zeer groffe en wil dit niet zeggen dat alle
wege administratieve lasten. Uit de Themastudie activiteiten van een sector hiertoe behoren.
Productieverplaatsing bleek overigens dat onder-
nemers die daadwerkelijk een eigen productie De ontwikkeling van de export laat bovendien
vestiging in het buitenland hebben, dit vaker een gemengd beeld zien. De groei zit vooral in
vanwege marktkansen doen dan vanwege lagere de re-export (doorvoer met hooguit een minimale
kosten. bewerking) en in veel mindere mate in de export
van ‘eigen’ producten. De exportgroei van ‘eigen’
Goederenpakket richting high-tech producten blijft al jaren achter bij de groei van
In zowel het Nederlandse export- als het import- de wereldhandel, wat verlies van marktaandeel
pakket verliezen low-tech producten aan belang betekent. Bovendien is de toegevoegde waarde
ten gunste van high-tech producten (figuur 2.8) . 1
van € 1 export van eigen product € 0,65 tegen-
Verwacht wordt dat binnen enkele jaren het aan- over € 0,10 voor elke euro wederuitvoer. De
deel high-tech het aandeel low-tech zal inha- Nederlandse export naar de opkomende landen
len. Voor medium-tech producten ligt het is vooral gericht op Midden- en Oost-Europa,
niveau al jaren stabiel rond 35% van zowel de de groeikansen die Azië biedt worden nog maar
Nederlandse export als import (is niet opgenomen beperkt benut. Azië (waarbinnen in toenemende
in de figuur). Overigens is de indeling in high-, mate China) heeft wel een groot aandeel in de
m
edium- en low-tech omwille van de beschikbare Nederlandse import.
1
High tech wordt hierbij gedefinieerd als kantoormachines, computers, audio, video- en telecommunicatie-apparaten en beno
digdheden, medische apparaten en instrumenten, precisie en optische instrumenten e.d., medium tech als chemie, machines,
elektrische machines en apparaten en transportmiddelen, low tech als overig.
19. 18
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 2.9 Omzetaandeel dienstverlening in de Over het geheel van de industrie is dan ook een
i
ndustrie anno 2006 en ontwikkeling hiervan tot 2010, groeiend belang van diensten in de omzet zicht-
in % van respondenten baar (figuur 2.9). Hoewel het omzetaandeel van
dienstverlening tot op heden veelal nog klein is,
verwacht circa de helft van de bedrijven dat dit
aandeel tot 2010 (sterk) toeneemt. Dat laat onver-
let dat de andere helft een dergelijke verandering
dus niet voorziet. Positief voor het kleinbedrijf is
dat het aandeel dienstverlening hier groter is dan
Bron: Enquête My Industry bij grotere bedrijven. Niettemin blijkt dat de helft
van de bedrijven in de industrie niet zichtbaar
Verschuiving richting diensten nog beperkt inspeelt op de nieuwe ontwikkelingen door zijn
Gezien het relatief hoge kostenniveau in activiteiten of organisatie aan te passen.
Nederland zullen Nederlandse bedrijven zich
steeds meer (moeten) richten op activiteiten Figuur 2.10 Verdeling naar type bedrijf, 2006 en 2010,
met een hoge toegevoegde waarde, bijvoorbeeld in % van respondenten
door tevens (productgerelateerde) diensten, zoals
onderhoud of opleiding, te leveren. Dit biedt
bovendien een manier om inzicht te krijgen in
de behoefte van de afnemer en vormt hiermee de
basis voor productverbetering. In een aantal indu-
strieën (zoals aerospace en mobiele telefoons) is
de omzet uit diensten in absolute zin al groter dan
de omzet uit de verkoop van fysieke producten.
Bovendien is de toegevoegde waarde bij diensten
hoger dan bij verkoop van een product, terwijl de
kennis om de diensten te verlenen in het verleng- Bron: Enquête My Industry
de ligt van de kennis die de fabrikant traditioneel
al bezit. Veelal beseffen bedrijven echter niet hoe- Strategische keuze voor regierol
veel omzet en winst eigenlijk wordt gemaakt door Als gevolg van de voortgaande expansie van
productgerelateerde diensten, omdat hun admi- Midden- en Oost-Europa en Azië zal de productie
nistratie er niet op ingericht is en diensten vaak capaciteit van deze landen verder en fors stijgen.
als bijproduct of kostenpost worden behandeld . 2
Daarmee nemen de mogelijkheden voor het
Niettemin zou een sterke ‘Maintenance, Repair optimaal gebruik maken van de wereldwijde
en Overhaul’ (MRO) wel eens een belangrijk toeleveringsketen enorm toe. De regisseursrol
s
trategisch pluspunt kunnen zijn van Nederland in in de internationale toeleveringsketen wordt dan
de concurrentie met opkomende landen in Oost- ook steeds groter. Dit vraagt veel van bedrijven
Europa en Azië. omdat met een toenemend aantal schakels in
2
Capgemini
20. 19
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
de keten de complexiteit sterk wordt vergroot. arbeidsmarkt, het stimuleren van het vernieuwend
Verschillende bedrijven in vooral de metalektro- vermogen van bedrijven en verlenen van onder-
industrie proberen op de ontwikkelingen in te steuning bij internationalisering. Bovendien zou
spelen door op te schuiven van parts supplier en de overheid een faciliterende rol kunnen spelen
process supplier richting system supplier (figuur bij het clusteren van bedrijven om ze hiermee te
2.10). Minder gunstig is dat de ambities van ondersteunen bij het opbouwen van een volledig
ondernemers om zich te ontwikkelen tot OEM’er servicepakket, waarmee bedrijven ook internatio-
blijkbaar beperkt zijn, aangezien dit aandeel naal de markt op kunnen. Ook samenwerking met
in de toekomst zelfs afneemt. Bovendien is het kennisinstellingen hoort hierbij.
a
andeel ondernemers dat niet weet waar het in de
toekomst naar toe gaat met het eigen bedrijf bijna 2.3 Ondernemingsklimaat in internationaal
10%. perspectief
De veranderende aard van de activiteiten stelt Ombuiging positie Nederland nodig
ook nieuwe eisen aan medewerkers. Naarmate Een sterke verbetering van het ondernemings
meer een regiefunctie wordt ingenomen spelen klimaat kan een nieuwe impuls geven aan indu
naast vakkennis en technische vaardigheden striële bedrijvigheid in Nederland. Nederlandse
steeds meer vaardigheden op het gebied van het industriële ondernemers investeren immers in het
overdragen van kennis en regievoering een rol. buitenland omdat daar, naast aantrekkelijke afzet
Vanzelfsprekend is niet voor iedereen een regierol markten, lagere loonkosten gelden en de wet- en
weggelegd; op basis van een goede strategische regelgeving veelal minder knellend is. Met name
afweging kan ook een andere rol voor duurzame in de chemische industrie is dit laatste het geval,
toekomst zorgen. terwijl vooral in de metaalproductenindustrie een
versoepeling van het ontslagrecht wordt gezien
Transformatie vraagt pro-actieve overheid als verbeterpunt.
Om de toekomst van de Nederlandse industrie
veilig te stellen zal in het beleid nog meer de Gebrek aan ‘level playing field’ in de energie
nadruk gelegd moeten worden op het verstevigen markt heeft bij de huidige hoge energieprijzen
van de kenniseconomie. Zonder kennis kan geen negatieve gevolgen voor de concurrentieposi
toegevoegde waarde worden gecreëerd. De trans- tie voor meer dan eenderde van de industriële
formatie van de Nederlandse industrie naar een b
edrijven.
kennisintensieve industrie die de ketenregie kan
voeren en/of technologisch geavanceerde pro- Internationale positie loopt terug
ductie kan verzorgen, kan dus niet zonder een Op de ranglijsten van internationale benchmark-
overheid die hier pro-actief op inspeelt. De rol studies 3
naar het concurrentievermogen van lan-
van de overheid ligt vooral op het terrein van een den is Nederland begin deze eeuw afgezakt van
beter kwantitatief en kwalitatief evenwicht op de een top 3 positie naar tussen 2003 en 2006 veelal
3
Growth Competitiveness Index (GCI) en National Business Environment (NBE) World Economic Forum, 2006,
Competitiveness, International Institute for Management Development (IMD), 2006.
21. 20
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
een positie tussen 10 en 15 4 . Om niet verder af Administratieve lasten prioriteit
te zakken en liever nog in de top terug te komen Eén van de grootste belemmeringen voor onder-
zijn verbeteringen op verschillende terreinen nodig. nemerschap, ook in de industrie, is dus (nog
steeds) de administratieve lastendruk, de hand
Figuur 2.11 Verbeterpunten ondernemersklimaat, in % having en ondoorzichtigheid op gebied van wet-
van respondenten en regelgeving. Op dit punt scoort Nederland
relatief slecht en is de positie in internationaal
perspectief zelfs nog verslechterd tussen 1998
en 2003. Dit komt vooral doordat andere landen
belemmeringen sterker hebben gereduceerd dan
Nederland. Het Kabinet Balkenende II heeft dan
ook sterk ingezet op verlaging van de administra-
tieve lastendruk met 25%. Maatregelen hiertoe
zijn deels al ingegaan. Inmiddels (september
2006) zou een administratieve lastenverlichting
ter waarde van € 1,9 mrd van de € 4,1 mrd gerea
liseerd zijn, maar dit wordt vooralsnog niet als
Bron: Enquête My Industry zodanig ervaren door ondernemers.
Een belangrijk onderdeel van het concurrentie- Nederland kent daarentegen van oudsher relatief
vermogen is een gunstig ondernemingsklimaat weinig belemmeringen voor handel en investe-
waarin de overheid een voorwaardenscheppende ringen. Zo heeft Nederland geen barrières tegen
rol vervult. In figuur 2.11 is zichtbaar dat regel- buitenlands eigendom van bedrijven, terwijl die
geving voor ondernemers in de industrie bovenaan in bijvoorbeeld de VS, maar ook in Frankrijk wel
staat als verbeterpunt. Dit blijkt te gelden voor aanwezig zijn. Ondanks de recente discussie over
zowel kleine als grotere bedrijven. De chemische de negatieve kanten van hedgefunds komt hierin
industrie blijkt het meest last van regelgeving en vooralsnog geen verandering.
vergunningen te hebben (81%).
Inflexibele arbeidsmarkt
Op randvoorwaarden voor ondernemen scoort Wat de flexibiliteit van de arbeidsmarkt betreft,
Nederland per saldo gemiddeld tot goed (CBS waarvoor de mate van werknemersbescherming
2006). Belangrijke macro-economische condities als indicator geldt, neemt Nederland een midden
zijn onder meer een lage inflatie en rente, welke positie in. Als het gaat om individueel ontslag
beiden in Nederland gunstig zijn. Ook zaken als bevindt Nederland zich echter bij de top. Ook uit
innovatie, ondernemerschap en de beschikbaar- de enquête blijkt dat ondernemers hierin verbe-
heid van kapitaal kunnen tot het ondernemings tering wensen, vooral ondernemers met kleinere
klimaat worden gerekend. Deze factoren komen in bedrijven (figuur 2.12). Zo is in de metaal de
volgende hoofdstukken aan de orde. concurrentiepositie tussen 2002 en 2004 sterk
4
Overigens is de ombuiging volgens de lijst van de World Eocnomic Forum al ingezet en staat Nederland daar inmiddels weer
op plaats 9.
22. 21
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
verslechterd omdat ondernemers hun medewer- Fiscaal beleid kan beter
kers te lang vast hielden toen het economisch Fiscaal scoort Nederland in internationaal
minder ging. Daarnaast hebben ondernemers ook p
erspectief mager en onder het EU gemiddelde.
zelf ervoor gekozen mensen vast te houden in de Het Nederlandse belastingtarief voor bedrijven
hoop op betere tijden en vanwege schaarste van (vennootschapsbelasting, vpb) is gemiddeld in
goed personeel. De enquêteresultaten tonen dan Europa (figuur 2.12). Vrijwel alle Europese lan-
ook aan dat vooral in de metaalproductenindustrie den hebben de afgelopen jaren hun vpb-tarieven
versoepeling van het ontslagrecht hoog op de met gemiddeld meer dan Nederland verlaagd. Om
agenda staat (62%). De overheid is bekend met een vergroting van de achterstand te voorkomen
het probleem en in oktober 2006 gaat dan ook een is nog een wetsvoorstel onderweg (‘Werken aan
aantal kleine versoepelingen van het ontslagrecht winst’) voor verlaging van zowel de vpb (naar
in, waaronder een soepeler toets om te zien of 25,5% vanaf 2007, en het lage tarief naar 20%)
werkloosheid de werknemer is aan te rekenen en als de inkomstenbelasting op ondernemingswinst
of hij of zij dus recht heeft op een WW-uitkering. (winstvrijstelling van 10%). Daarnaast is de
Pro forma procedures hoeven hierover dan niet belasting op lonen (‘loonwig’) net onder het
meer te worden gevoerd. De verwachting is echter EU-15 gemiddelde. In de loonbelastingdruk is
niet dat hiermee dit knelpunt volledig is opgelost, echter, anders dan bij veel andere landen, weinig
ook het probleem van hoge ontslagvergoedingen neerwaartse beweging te bespeuren. Ongeveer
vraagt om een oplossing. eenderde van de ondernemers geeft bovendien aan
dat afschaffing van subsidies in combinatie met
Figuur 2.12 Benchmark nominale vpb-tarieven, een lagere belastingdruk het perspectief voor het
1995, 2005 eigen bedrijf zou verbeteren.
Energieprijzen funest voor concurrentie
De hoogte van de energieprijzen ten opzichte
van andere landen is ook van belang voor de
internationale concurrentiepositie van industriële
bedrijven (vooral in energie-intensieve sectoren
zoals de chemie). Momenteel is de concurrentie-
positie van de energie-intensieve industrie op het
punt van de energieprijzen niet sterk, omdat door
gebrek aan ‘level playing field’ de stroomprijs
in Nederland hoger is dan in de ons omringende
landen. Meer dan eenderde vindt dat stijgende
energieprijzen en een ongelijk speelveld in de
wereld tot gevolg hebben dat de concurrentieposi-
Bron: Ministerie van Financiën tie fors verslechterd (figuur 2.13). In de chemie,
rubber- en kunststofindustrie en de papier- en
kartonindustrie ligt dit aandeel zelfs boven de
23. 22
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
50%. Kostenstijgingen (w.o. van energie) kunnen het verbeteren van infrastructurele knelpunten
echter maar door een minderheid van de bedrijven zijn door de overheid middelen uitgetrokken,
vrijwel geheel worden doorberekend aan afnemers maar de verwachting is dat die onvoldoende zijn
en de verwachting is niet dat dit zal verbeteren. om het bereikbaarheidsprobleem op te lossen.
Zonder verbeteringen in het speelveld betekenen Overigens speelt congestie slechts een minimale
aanhoudend hoge energieprijzen dus een somber rol in de beslissing de productie uit Nederland te
perspectief voor energie-intensieve bedrijven. v
erplaatsen.
Figuur 2.13 Reactie op stelling stijgende energieprijzen De ICT-infrastructuur is in Nederland goed te
doen de concurrentiepositie fors verslechteren en noemen, vooral het hoge aandeel van breedband
a
andeel dat kostenstijgingen door kan berekenen, in aansluitingen.
2006 en 2010, in % van respondenten
Figuur 2.14 Benchmark weginfrastructuur, 2003
Bron: Enquête My Industry
Infrastructuur op peil, maar…
De ligging van Nederland is gunstig. Bovendien is
er door de beperkte grootte van Nederland relatief
veel asfalt per km 2, maar minder per werkzame
persoon (figuur 2.14). Niettemin nemen ieder
jaar de files toe en de bereikbaarheid af. Voor Bron: IMD 2006
24.
25. 24 Mens 3
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
3.1 Arbeidsmarkt en onderwijs Overigens blijken ook de lagelonenlanden er
veelal een (in toenemende mate) hoogopgeleide
Vergroting menselijk kapitaal in industrie beroepsbevolking op na te houden. Jaarlijks
Scholing, opleiding en training zijn van essen studeren ruim 351.000 ingenieurs in China en
tieel belang om de benodigde vergroting van 112.000 in India (incl. IT’ers) af. Tegenover
menselijk kapitaal te realiseren. Zeker naarmate 61.000 in de VS en bijna 200.000 in de EU
de aard van de arbeid verandert en meer vraagt (National Science Board). Het aantal bèta-afge-
van werknemers in Nederland. Sterker inzetten studeerden per 1.000 inwoners in de leeftijd van
op het stimuleren van scholing van bestaande 20-29 jaar is met 7 in Nederland een stuk lager
werknemers is noodzakelijk en vindt bij de meer dan in het VK en Frankrijk, maar ligt op hetzelfde
derheid van de industriële bedrijven plaats. niveau als in de VS.
Overigens hebben niet alle werknemers de
c
apaciteiten om in dit proces mee te gaan en zijn Het aandeel van hoogopgeleiden in de wetenschap
v
erschillen tussen branches groot. of technologie van de industriële werkgelegenheid
ligt boven het EU-gemiddelde maar blijft sterk
Gebrek aan gekwalificeerd personeel vormt een achter bij Frankrijk, Duitsland en vooral Finland
rem op de groei in de industrie. Om de beschik en Denemarken. Dit is een teken dat de kennis-
baarheid van hoogopgeleide technici te vergro intensiteit bij industriële bedrijven in Nederland
ten is door de overheid het Deltaplan Bèta en verbetering behoeft. In de dienstensector behoort
Techniek in stelling gebracht. Gezien de ervarin het aandeel wel tot de Europese top.
gen met eerdere, min of meer vergelijkbare pro
gramma’s kan hiervan niet een heel grote omslag Het totale aandeel hoogopgeleiden in de leeftijds-
in de keuze voor techniek worden verwacht. categorie 25-34 stagneert, waardoor Nederland
Daarnaast zullen bedrijven zelf structureler met een achterstand oploopt ten opzichte van andere
lokale onderwijsinstellingen moeten samenwerken westerse landen waar wel een opwaartse bewe-
om de aansluiting tussen onderwijs en praktijk te ging zichtbaar is. China en India blijven bij deze
verbeteren en het beroepsonderwijs aantrekkelij relatieve cijfers achter bij de westerse landen,
ker te maken. vanwege de grote populatie-omvang. In absolute
getallen is de groei zeer sterk.
Hoog kennisniveau wint aan belang
Voor de internationaal concurrerende Nederlandse Dalende tendens publieke uitgaven onderwijs
industrie is menselijk kapitaal een cruciale factor. Hoewel het belang van onderwijs dus steeds
Nederland heeft hoge ambities ten aanzien van g
roter wordt, nemen de publieke uitgaven aan
onderwijs. Immers, hoogwaardige arbeid in com- onderwijs als percentage van het BBP de afge-
binatie met geavanceerde technologie zijn dé lopen jaren juist af! (figuur 3.1). Ook in andere
wapens waarmee de concurrentiestrijd aangegaan landen is een lichte daling zichtbaar, hoewel
wordt met lagelonenlanden en waarmee het hoge Frankrijk en de VS wel op een hoger niveau
welvaartsniveau in stand kan blijven. Onderwijs blijven. Het VK heeft Nederland inmiddels inge-
is bovendien een noodzakelijke voorwaarde voor haald. De dalende tendens in Nederland lijkt om
innovatie. te gaan slaan, aangezien vrijwel alle politieke
26. 25
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
partijen plannen hebben de onderwijsuitgaven beroepsonderwijs en de samenwerking tussen
drastisch te verhogen volgens de verkiezings bedrijfsleven en onderwijs.
programma’s.
Overigens heeft het CPB geen aanwijzingen
Figuur 3.1 Publieke uitgaven aan onderwijs als % van gevonden voor een tekort aan bèta’s en is het
BBP, 1999-2004 zelfs zo dat hun arbeidsmarktpositie is verslech-
terd gezien de relatieve loonontwikkeling (CPB,
2005). Vergroting van het aantal afgestudeerde
bèta’s wordt niet effectief geacht ter stimulering
van RD aangezien ca. 60% van de afgestudeer-
den niet in RD-banen terechtkomt (anderzijds
dus 40% wel!). Het ROA (Researchcentrum voor
Onderwijs en Arbeidsmarkt) voorspelt niette-
min voor de komende jaren grote tekorten voor
de technische en industrieberoepen (zie ook
figuur 3.3).
Ook tegenwoordig ervaren werkgevers al pro-
blemen in het werven van personeel. Ook grote
bedrijven als ASML en Philips geven aan in de
huidige aantrekkende conjunctuur inmiddels grote
moeite te hebben met het invullen van vacatures
voor hoger technisch opgeleiden. Kleinere, min-
Bron: IMD 2006 der aansprekende bedrijven, hebben veelal nog
meer problemen. Aangezien de afgelopen decen-
Voor de industrie is het daarnaast van belang dat nia al verschillende programma’s zijn ingezet
het beroepsonderwijs aansluit op de behoeften om meer jongeren (en vrouwen) voor techniek
van bedrijven. Belangrijk daarbij is vooral dat te laten kiezen, met beperkte resultaten, is het
er een goede relatie is tussen bedrijf en onder- nog maar de vraag of het dit keer wel een grote
wijsinstelling, waardoor het beroepsonderwijs v
erandering teweeg brengt.
ook aantrekkelijker wordt voor jongeren. Om
voor de toekomst voldoende technici op te leiden Laag aandeel kennismigranten
heeft de overheid het Platform Bèta Techniek 5
Hooggeschoolden worden internationaal steeds
opgezet in 2004. Dit platform heeft verschillende mobieler. Om deze kenniswerkers aan te trekken
programma’s voor verschillende schoolniveaus en vast te houden is het dus zaak een aantrekke-
(van primair onderwijs, via middelbaar (beroeps) lijk vestigingsklimaat te bieden en weinig drem-
onderwijs tot hbo en universiteit) ontwikkeld, pels op te werpen. Vooralsnog is het buitenland
waarbij de meeste aandacht uitgaat naar het voor Nederlandse kennismigranten aantrekkelij-
5
www.platformbetatechniek.nl
27. 26
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
ker dan andersom. Landen die hierin aanzienlijk Figuur 3.3 Banen- en beroepsbevolkingontwikkeling
beter presteren zijn Australië en Canada. Het productie/onderhoud naar opleidingsniveau (gemiddeld
verder verlagen van drempels voor buitenlandse per jaar x1.000), 2006-2011
kenniswerkers zou Nederlandse bedrijven de kans
b
ieden om meer gebruik hiervan te maken.
Figuur 3.2 Aandeel bedrijven dat werknemers opleidt
of traint en de ontwikkeling hierin, in % van respon
denten
Bron: CWI
Industrie: hoogwaardige banen in opkomst
Bron: Enquête My Industry Uit figuur 3.3 blijkt dat het aantal banen voor
hoger opgeleiden in de industrie de komende
Industrie investeert meer in training jaren sterker zal groeien dan voor lager en middel
Om als werknemer aantrekkelijk te zijn op de baar opgeleiden, terwijl in absolute aantallen
arbeidsmarkt is regelmatige opleiding en training de laatste categorieën nog steeds groter zijn.
noodzakelijk. In Nederland volgen meer volwas- Overigens is vooral de vervangingsvraag in de
senen onderwijs of trainingen dan gemiddeld in industrie hoog door een vergrijzend personeels
Europa en de tendens is tevens opwaarts. Binnen bestand. Dit leidt vooral tot uittreding van lager
de industrie volgen in ruim tweederde van de en middelbaar opgeleiden. Vooralsnog zit de
bedrijven werknemers regelmatig trainingen en sterkste mismatch dan ook in deze categorie.
opleidingen (figuur 3.2). Bovendien vindt nog Bovendien zijn schoolverlaters steeds minder
eens tweederde dat de noodzaak tot het opleiden direct inzetbaar. Dit heeft een remmende werking
van personeel toeneemt in de aanloop naar 2010. op de groei van de industrie. Om dit te voor-
Het houdt echter wel in dat nog steeds eenderde komen moet de aansluiting tussen school en
van de bedrijven niet doet aan het vergroten praktijk dus drastisch verbeteren, onder meer
van de kennis en/of vaardigheden van personeel door nauwere samenwerking tussen scholen en
en hiermee tegen een concurrentie-achterstand bedrijfsleven, maar ook door een kwalitatief goed
oploopt. Onder meer bij drukkerijen is dit aan- docentenbestand.
deel aan de hoge kant (42%), met aan de andere
kant van het spectrum de chemische industrie met Niettemin heeft de industrie in toenemende mate
slechts 17% bedrijven waarbij werknemers niet hoogwaardige werkgelegenheid te bieden. Dit
regelmatig opleidingen volgen. blijkt ook uit de enquêteresultaten; tweederde
28. 27
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
Figuur 3.4 Ontwikkeling aandeel hoger opgeleiden in Hoewel verschillende grote industriële bedrijven
eigen bedrijf, als aandeel van respondenten (Shell, Philips, Unilever) vrijwel altijd in de
top vijf van meest aantrekkelijke werkgevers
staan, is het algemene beeld van de industrie niet
g
eweldig. Bovendien komen industriële processen
steeds verder af te staan van consumenten, omdat
ze zich afspelen op ver weg gelegen industrie
terreinen. Het imago van slechte arbeidsomstan-
digheden en ‘vies’ werk stamt uit vroegere tijden.
De feitelijke situatie in de industrie is vaak heel
Bron: Enquête My Industry anders dan het beeld dat leeft bij het publiek,
waardoor geconcludeerd kan worden dat sprake is
van de ondernemers verwacht dat het aandeel van een imagoprobleem.
hoger opgeleiden in hun bedrijf zal toenemen
(figuur 3.4). Met name in de machine-industrie Daarnaast worden studies in onder meer de
en de bouwmaterialenindustrie is dit het geval, natuurwetenschappen als moeilijk gezien.
t
erwijl de drukkerijbranche achterblijft. Bovendien wordt verwacht dat hiermee minder
makkelijk succes kan worden behaald dan met
3.2 Imago algemene studies. Bij de beroepsopleidingen
speelt bovendien dat een sector als de metaal
Imagoverbetering noodzakelijk bewerking wordt gezien als sterk conjunctuur-
Het imago van de industrie en in het bijzonder gevoelig waardoor de baanzekerheid laag is. De
van de industrie als werkgever, helt te veel over aantrekkingskracht van de industrie voor perso-
naar de negatieve kant. Om deze beweging om te neel staat hierdoor onder druk.
buigen zijn acties nodig van vooral de industrie
zelf en daarnaast van brancheorganisaties en De ontwikkelingen rond globalisering geven in dit
overheid. opzicht een tweeledig signaal af;
n Enerzijds wordt gesproken over toenemende
Bedrijven zien vooral veel brood in het aanhalen kennisintensiteit en hoogwaardigheid (Innova
van de banden met het onderwijs om hiermee tieplatform), wat positief is voor het imago;
j
ongeren tijdig vertrouwd te maken met de n Anderzijds wordt veel gesproken en geschre-
i
ndustrie. ven over productieverplaatsing in bepaalde
sectoren, waardoor in de media het idee
Goed imago trekt talent o
ntstaat dat de toekomst van Nederland niet
Om adequaat opgeleid personeel aan te trekken in de industrie ligt, wat averechts werkt voor
en er ook voor te zorgen dat jongeren perspec- het imago. Een voorbeeld is DAF Trucks dat
tief zien in de industrie is een aansprekend en problemen heeft om vacatures te vervullen
w
ervend imago van de sector van belang. v
anwege het slechte imago van de automotive-
sector.
29. 28
T H E M A S T U D I E M Y I N D U S T RY
De transformatie van de industrie naar een pro- toegenomen, vooral de structurele samenwerking
ductieve, hoogtechnologische bedrijfstak is onvol- met scholen.
doende bekend bij het algemene publiek. Sterke
punten krijgen weinig aandacht, bijvoorbeeld: Figuur 3.5 Activiteiten van industriële bedrijven ter
n Hoge productiviteit; verbetering van het eigen imago, in 2006 en in 2010,
n Hoog innovatief vermogen; in % van respondenten
n Maatschappelijke relevantie;
n Sterke verwevenheid met dienstensector.
Ook de in het vorige hoofdstuk gesignaleerde
tendens naar meer hoogwaardige werkgelegenheid
in de industrie past in dit rijtje.
Salarissen bèta’s relatief karig
Het CPB signaleert een toenemend verschil in
salaris tussen bèta’s en economen, waarbij de
economen aan het langste eind trekken. De meest
voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat
de relatieve schaarste van bèta’s minder is dan
die van economen, zoals het CPB concludeert 6 .
Hoger opgeleide techneuten kunnen bovendien
last hebben van het slechte imago van de lagere
en middelbare techniekopleidingen.
Bron: Enquête My Industry
Voor het imago van technische studies werkt dit
beloningsverschil logischerwijs averechts; het zal Anno 2006 is circa 80% van de bedrijven actief
mensen in ieder geval niet stimuleren om voor om het bedrijfsimago te verbeteren; dit aandeel
een carrière in de techniek te kiezen. Zeker aan- stijgt naar verwachting verder tot bijna 90% in
gezien technische studies als zwaar te boek staan. 2010. Bedrijven zien dus zelf ook de noodzaak
van het verder verbeteren van het eigen imago en
Industrie zet in op stageprogramma’s daarmee het imago van de industrie als geheel.
Industriële ondernemers zitten zelf ook niet stil Wellicht niet zo verbazingwekkend is dat kleinere
om het imago van hun eigen bedrijf te verbeteren. bedrijven aanzienlijk minder activiteiten ont-
De meest populaire manier van imagoverbete- plooien om het eigen imago te verbeteren. Kleine
ring op dit moment is door stageprogramma’s en bedrijven hebben nu eenmaal minder overhead om
samenwerking met scholen (figuur 3.5). Ruim dergelijke activiteiten te organiseren. Toch ver-
de helft van de geënquêteerde bedrijven biedt wachten ook kleine bedrijven in de toekomst meer
stageprogramma’s aan. De verwachting van de te gaan doen, vooral op het gebied van samen
ondernemers is dat dit in 2010 nog aan belang is werking met scholen en van stageprogramma’s.
6
Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt concludeert hetzelfde; technici krijgen in Nederland gemiddeld
10-15% minder betaald dan economen.