4. Pasen gevisualiseerd Klik op het ei, om te kijken wat er in zit. Om terug te keren, moet je telkens op het paashaasje klikken. Een filmpje van het Paasverhaal Gedichten over Pasen Verhalen rond Pasen Liedjes rond Pasen Afbeeldingen rond Pasen Paastest: welk ei ben jij? Uitslag Paastest Paasspelletjes Ik heb alle eieren bekeken. Pasen in Zweden
5. Gedichten rond Pasen Paasklaas Hey paashaas Doe me een plezier En zet eens een mijter op Dan noem ik je de Paasklaas Wil je dat voor me doen? Dan krijg ik eindelijk eens iets anders in mijn schoen Haasje Langoor Haasje Langoor, je moet niet zeuren. Haasje Langoor, je moet gaan kleuren. Alle eitjes, 't zijn er veel moet je kleuren met je penseel. Een eitje rood, een eitje groen, alle eitjes moet je doen, want ieder kindje in dit land, wil een eitje uit jouw mand." Het kuikentje Ergens in een winkel daar scharrelt op de grond van een etalage een piepklein kuiken rond Hij pikt tegen de ruiten en gaat op zoek naar graan hij kijkt verbaasd naar buiten waar heel veel mensen staan Maar als hij 't lege eitje ziet is hij pas écht verrast en vraagt zich vol verbazing af: heb ik dáárin gepast?
6.
7. Verhaal ‘het mooiste paasei van de wereld’ Er was eens een haasje, een heel lief haasje, met lange oren en een klein wit pluizig staartje. Dit haasje was niet zomaar een haasje, maar een paashaasje! Op een dag vlak voor Pasen kreeg het paashaasje een bijzondere opdracht van de grote paashaas. Paashaasje, zei grote paashaas, jij moet dit jaar het mooiste paasei van de wereld naar de koning brengen. Het paashaasje kreeg er een beetje de kriebeltjes van in zijn buikje. Hij moest het allermooiste paasei van de wereld naar de koning brengen? “Maar waarom wil de koning dat mooie paasei hebben grote paashaas?”, vroeg het paashaasje. Nou, zei de grote paashaas, omdat de koning een paasfeest geeft voor alle koningen en koninginnen van de hele wereld en dan wil hij dat mooie paasei laten zien. Het paashaasje werd een beetje zenuwachtig, o jeetje, nu moet ik met zo’n prachtig paasei op reis naar de koning, straks gebeurt er iets mee! De volgende ochtend stond het paashaasje heel vroeg op. Hij at nog snel wat en ging toen naar de grote paashaas toe. “Ik ben er helemaal klaar voor”, zei het paashaasje met een piepstemmetje tegen de grote paashaas. Het paashaasje was eigenlijk een beetje bang, hij was nog nooit ver van huis geweest, maar hij deed alsof hij heel stoer en niet bang was. De grote paashaas gaf het paashaasje een mandje en in het mandje lag het ei. Het was een prachtig ei, er zaten allemaal versieringen op en het schitterde in het licht. Het paashaasje had nog nooit zoiets moois gezien. Ga nu maar snel, zei de grote paashaas, de koning wacht op je. Maar pas op! Er zijn veel boeven die dit ei ook heel graag willen hebben!. En zo ging het paashaasje op weg naar het paleis van de koning. Het mandje zat op zijn rug. Hij liep over bergen, langs rivieren, door weilanden en door het bos. En daar in het bos gebeurde het! Het paashaasje liep over een klein kronkelig paadje door het bos. Het was heel stil in het bos, het paashaasje hoorde alleen zijn eigen pootjes die op blaadjes en takjes stapte. Maar toen…Toen hoorde het paashaasje ook ergens anders takjes kraken. Krak, klonk het in de verte. Het paashaasje ging stilstaan en spitste zijn oren. Hij hoorde niets. Hij begon weer verder te lopen, maar hij hoorde weer wat. SSSSHHHH, klonk het in de verte, het geritsel van bladeren! Het paashaasje stond weer stil. Hij hoorde nu weer niets. Hij werd een beetje bang. Krak, krak, krak, krak, het kwam dichterbij. Opeens stonden er twee mannen op het bospad. Vlak voor het paashaasje. Ze zagen er een beetje vies uit. Het paashaasje werd een beetje bang. “Hallo”, zei het paashaasje,” wie zijn jullie?” “Wij zijn Joris en Boris en wij willen het allermooiste paasei van de wereld hebben”, zeiden de twee mannen. Ojee! Het paashaasje begon te trillen van zijn oren tot zijn staartje. “Uhm, paasei? Ik weet van niets”, zei het paashaasje. Maar Joris was in een grote stap bij het kleine haasje en nam het paasei uit de mand. “Jij weet van niets”, lachte Boris. Het haasje wist niet wat hij moest doen. Die twee boeven waren veel sterker. De boeven liepen nu snel weg. Ze hadden het ei! Wat moest het haasje nu aan de koning geven? Die avond zat het paashaasje alleen in het bos. Hij was het paasei kwijt en wist niet wat hij moest doen. Hij zat heel hard na te denken. Toen had hij het! Hij ging de boeven zoeken, die liggen hier vast in de buurt te slapen, dan pak ik het ei en ren snel naar het paleis, dacht het haasje. Het haasje stond op en ging zachtjes op zoek naar de boeven. Na een tijdje zag het paashaasje een vuurtje branden in de verte. Daar zijn ze, dacht het haasje. Langzaam sloop hij dichterbij. De boeven lagen te snurken. Het paasei lag op de buik van Boris. Hij hield het vast met een hand. Het paashaasje sloop heel langzaam dichterbij. Hij pakte heel voorzichtig het ei van de buik. Heel langzaam sloop hij weg bij de boeven, die gewoon door bleven slapen. Toen hij een eindje uit de buurt was, begon hij te rennen. Het paashaasje bleef de hele nacht door rennen. En toen s’ ochtends de zon op kwam zag hij in de verte de torens van het paleis. Oh wat was het haasje blij! In het paleis aangekomen gaf hij het allermooiste paasei van de wereld aan de koning. De koning was er zo blij mee! “Lief haasje, blijf jij vanavond bij ons logeren? Dan mag je morgen ook op het paasfeest komen”, zei de koning. Het haasje trilde met zijn oren, zo blij was hij.
8. Verhaal ‘de paashaas en het gouden ei’ Heel vroeg in de ochtend, toen de zon nog maar nauwelijks boven de horizon uitkwam, was de paashaas al druk in de weer. Overal was hij de eieren aan het verstoppen, waar straks de kinderen naar zouden komen zoeken. Hier een ei en daar een ei en nog een ei... Toen hij al zijn eieren verstopt had moest hij het gouden ei nog verstoppen. Maar dat was verborgen onder de aarde en werd bewaakt door de andere hazen. De paashaas riep al zijn hulphazen bijeen: "Hazen kom te voorschijn, laat je eens even zien…". En zo kwam het ene haasje na het andere tevoorschijn en ze riepen elkaar, en wachtten tot ieder er was, zodat ze samen op weg konden gaan om het gouden ei te gaan halen en het te gaan verstoppen. Ze huppelden achter elkaar aan: "Wij halen nu het gouden ei, het gouden, gouden ei...". Heel zorgvuldig had de paashaas al het zonlicht in het gouden ei bewaard, zodat het kind dat het gouden ei zou vinden veel zonlicht en zegen zou ontvangen. Toen de paashaas met zijn hulphazen bij de grot aankwam waar het gouden ei bewaard werd, waren de haasjes die het ei bewaakten, allemaal in paniek. Want het gouden ei was verdwenen, het gouden ei was weg. Zij wisten niet hoe het had kunnen gebeuren. En snel gingen ze samen zoeken. Want hoe kan het gouden ei zou zo maar weg zijn. Ze zochten overal in de struiken, stronken in alle holletjes, maar zelfs in de hoogste boom was het gouden ei niet te vinden. Wat moesten ze nu doen? Alle hazen lieten hun kopjes hangen. Dit was wel het ergste wat de paashaas kon overkomen, en hij stond in het midden van de andere hazen en klaagde: "Ohhh... het gouden ei is weg wat moeten wij nu doen?" "Roekoe, roekoe…", klonk het ineens boven hem in de bomen. Allen keken omhoog. Daar zagen zij een duifje boven in de takken: "Roekoe, roekoe…". De paashaas vroeg waarom het duifje zo riep. Ze kwam naar beneden en ging voor de voeten van de paashaas zitten alle andere hazen in een kring eromheen. Ze vertelde dat zij wist waar het gouden ei was. Midden in de nacht was het gouden ei weggehaald uit de grot waar het bewaard werd. Wie het gedaan had wist het duifje niet precies, daar was het te donker voor geweest. Maar zij wist wel waar het ei gebleven was. Ze was er achter aangevlogen. Toen gingen ze allemaal achter het duifje aan. Ze moesten ver door het bos totdat ze bij een hele grote oude boom kwamen, van wel honderd jaar oud. Het duifje koerde en dat betekende dat dit de plek was waar het gouden ei was aangekomen. De paashaas ging een holletje in, dat tussen de wortels te zien was, en daaruit kwam een dwerg te voorschijn. Die heel erg boos was en vroeg wat ze kwamen doen. De paashaas zei dat hier misschien het gouden ei verborgen was, en na lang wachten zei de dwerg, dat hij inderdaad het gouden ei gestolen had. Hij wilde ook wel eens wat zonlicht zien, hij moest altijd maar onder de grond leven en werken. De paashaas vertelde de dwerg, dat zonlicht niet voor dwergen en kabouters is. Maar juist voor mensen en kinderen was het zonlicht erg belangrijk. De paashaas beloofde dat de dwerg een mandje vol met eieren zou krijgen met Pasen, maar dat hij het gouden ei mee moest nemen. De dwerg vond het niet leuk, maat hij gaf het gouden ei aan de paashaas. Zo vertrokken de hazen en zij zongen: "Wij hebben nu het gouden ei, het gouden, gouden, ei." De paashaas kon gelukkig nog net op zijd het gouden ei verstoppen. En op Paasmorgen stond een mandje met eieren voor de boom van de dwerg te wachten.
9. Verhaal ‘De paashaas’ Op een mooie dag in het vroege voorjaar was er eens een haasje dat vrolijk over het veld huppelde. Hazen zijn vast en zeker op aarde om vrolijk te zijn maar er zijn andere dieren die de beestjes heel nuttig vinden omdat ze kunnen worden opgegeten. Veel van de familieleden van dit haasje waren al als voedsel gebruikt. Maar het haasje huppelde toch blij over het veld. Toen het daar zo onbekommerd rondsprong, zag het opeens iets heel merkwaardigs. Het zag een ondiep holletje in de donkere grond met vele lichtgekleurde ronde dingen er in, die erg stijf en hard leken bij al het jonge lentegroen. Dat was het nest van een veldhoen, dat juist even zijn eieren verlaten had om voedsel te zoeken. De eieren waren op het punt om uit te komen en één ervan was al een beetje opengepikt. Zie, daar stak een klein geel snaveltje uit het ei! Dat was een nieuw beleven voor het haasje. Het wist hoe zijn familieleden steeds bereid moesten zijn, hun eigen zachte leven ten dode te offeren, maar wat deze eieren deden, was nog iets heel anders! Die konden uit een harde dode schaal zélf nieuw leven tevoorschijn laten komen! Dat konden de haasjes niet. Met grote bewondering stond het diertje bij het nest te kijken. Maar o schrik! Daar kwam een donkere schaduw over de eieren. Dat was een grote havik, die uit de lucht neerdaalde om het jonge leven weg te pikken. Het haasje bedacht zich geen ogenblik. Het sprong op het nest en beschermde de eieren met zijn lichaam. Toen schoot de havik neer en sloeg zijn klauwen in het haasje en het haasje stierf. Nu wilde de havik het diertje mee omhoog voeren; maar zie, hoe hij ook zijn krachten inspande, hij kon het niet van de grond krijgen. De haas was zo zwaar geworden, dat geen macht ter wereld hem op kon tillen. Welnu, dan zou de havik hem op de plaats zelf verslinden en hij pikte op het lijf van het haasje. Maar... hoe hard hij ook pikte, hij kon geen nieuwe wonden maken. De zachte huid was een ondoordringbare schaal geworden, zo hard als steen. Nu moest de havik met een lege maag wegvliegen. Maar de volgende ochtend toen de zon met zijn vroegste stralen de wonden van het dode diertje streelde, stond het haasje op en was weer levend. Binnen in zijn verharde huid was het leven nieuw ontwaakt. En zie, intussen braken alle eierschalen open en kwamen er overal gele kuikentjes uit. Die waren door het haasje uitgebroed. Zij sprongen dadelijk rond en konden voortaan zichzelf redden. Het haasje verzamelde alle stukjes en schilfertjes van de eierschalen en nam ze mee. En wat deed hij met die schilfertjes? Hij zaaide ze uit in een stille verborgen tuin, niemand weet waar. En in die tuin groeien er iedere lente nieuwe eieren uit. Dat zijn de paaseieren. Die brengt het haasje in de tuinen van de mensen en legt ze neer, bijvoorbeeld daar waar een levend zaadkiempje uit zijn harde bolster is gebarsten, of waar uit een dode cocon een jonge vlinder is komen vliegen. Maar het liefst zoekt het haasje plaatsen uit waar in het afgelopen jaar iets bijzonders is gebeurd, bij een huis waar iemand ziek is, waar een kind is gestorven of waar een baby is geboren. Ook gaat hij graag naar plekken waar een ruzie is geweest die weer goed gemaakt is. Of waar iemand heeft kunnen helpen bij verdriet. Hij legt dan niet zomaar eieren neer, maar hij stopt schilfertjes in de grond vlak bij zaadjes van bomen en planten. Die groeien dan uit tot heel bijzondere groeisels. Elk jaar met Pasen komen daar als van zelf hele mooie eitjes tevoorschijn. Kinderen die deze eitjes vinden hebben later vast en zeker een warm hart. Ja, dat zijn pas de echte paaseieren!
10. Liedjes rond Pasen Kippenei Kip, zei de boer, zei de boer, wat zie ik nou? Kip, zei de boer, zei de boer, dit ei is blauw! Ja, zei de kip, zei de kip dat krijg je nou het vriest en daarom ziet mijn ei blauw van de kou! Kip, zei de boer, zei de boer, ik schrik me dood! Kip, zei de boer, zei de boer, dit ei is rood! Dat, zei de kip, zei de kip, komt door de haan ik moet steeds blozen, want hij kijkt me zo lief aan! Hoi, zei de boer, zei de boer, een ei van goud! Hoi, zei de boer, zei de boer, van zuiver goud! Dat, zei de kip, zei de kip, dat heb je mis het is geverfd, omdat het bijna Pasen is! Ik zag twee hazen (Op de melodie van "ik zag twee beren"..) Ik zag twee hazen vlak voor Pasen zitten in een weiland. Met een mandje vol met eitjes, vlug aan 't verven met z'n beidjes. Kijk eens hier, kijk eens daar, nu zijn alle eitjes klaar.
15. Pasen in Zweden In Zweden heerste lang het bijgeloof dat de toverkracht van heksen rond Pasen op zijn sterkst is en dat ze dan ook extra actief zijn. Op Witte Donderdag vliegen ze op hun bezems naar een bijeenkomst met de duivel op een plaats die 'blåkulla' wordt genoemd, om pas de zaterdag erna weer terug te keren. Het aansteken van de haard op Paasmorgen was ook omgeven met bijgeloof. Degene die op Paasochtend als eerste zijn haard aan had, zou één van de Paasheksen zijn. Daarnaast konden heksen bij terugkomst van Blåkulla klem komen te zitten in schoorstenen. Om er zeker van te zijn dat de schoorsteen 'veilig' was, moesten eerst negen verschillende soorten takken worden verbrand. Als bescherming tegen de rondwarende slechte krachten in deze periode werden vreugdevuren gebouwd, werd er in de lucht geschoten met geweren en werden heilige symbolen, zoals kruisen en sterren, op de deuren geschilderd. Men begroef psalmboeken in de tuin en hing zeisen en bijlen kruislings boven het vee. In het moderne Zweden is het stoken van het grootste vreugdevuur nog steeds een nationale sport. De vuurwapens zijn vervangen door vuurwerk.
16.
17.
18. Dit schilderij van Hein de Bruyne is zeker de moeite waard om te bekijken met de leerlingen. Het is interessant om de leerlingen te laten verwoorden wat ze ervan vinden dat het ei op kussentje ligt. Het is ook leuk om de titel niet te zeggen en de leerlingen zelf een titel te laten bedenken. Verwend ei - Hein de Bruyne
19. Dit ‘kunstwerk’ is niet zomaar een kunstwerk. Het heeft namelijk het wereldrecord van ‘grootste Paasei ter wereld’ gebroken. Het Paasei is 8,32m hoog en er werden meer dan 50000 repen chocolade gebruikt om het te vervaardigen. Het kunstwerk stond eind maart 2005 een week op de Grote Markt van Sint-Niklaas. De makers van het paasei (26 chocolatiers van Guylian) hebben er 525 uur aan gewerkt. Het was jammer genoeg niet eetbaar, aangezien er een speciaal product in de chocolade zat om smelten tegen te gaan.