Er is onderzocht of er een verband bestaat tussen langdurig verzuim door psychische klachten en voorafgaand kortdurend frequent verzuim. Middels een literatuurstudie is gekeken wat hierover al gepubliceerd is. In een retrospectieve case-controlstudie (75 cases, 110 controls) onder langverzuimers (=42 dagen) is getracht het bovenstaand verband in de eigen patiëntenpopulatie aan te tonen. De literatuurstudie laat onder meer zien dat de persoonsgebonden determinanten die de duur van het verzuim beïnvloeden zijn: persoonskenmerken, verzuimbeleid en verzuimbegeleiding, ziektegeschiedenis, gezondheidstoestand, ziektekenmerken en ziektegedrag. De verzuimfrequentie in het half jaar voorafgaand aan langdurig verzuim heeft een verband met de verzuimduur, ongeacht de oorzaak van het langdurig verzuim. In de literatuur is geen onderzoek gevonden dat de relatie tussen frequent verzuim en langdurig verzuim door psychische klachten beschrijft. Uit de case-controlstudie blijkt dat de verzuimfrequentie een relatie heeft met toekomstig langdurig verzuim, ongeacht de verzuimoorzaak. Zowel de verzuimfrequentie als het verzuimpatroon in de 2 jaren voorafgaand aan het langdurig verzuim, zijn niet significant verschillend tussen de onderzoeks- en de controlegroep. Het verzuimpatroon blijkt identiek. Verzuimfrequentie blijkt niet te discrimineren tussen langdurig verzuim door psychische klachten of overige klachten.
3. Voorwoord
Deze scriptie is geschreven in het kader van de opleiding tot geregistreerd bedrijfsarts.
Het is gelukt om een onderwerp te vinden dat aansluit bij mijn dagelijkse werkzaamheden
zodat ik ook in de praktijk de resultaten van deze studie kan gebruiken.
Graag wil ik enkele personen bedanken voor hun hulp om dit onderzoek binnen een redelijke
termijn af te ronden.
Allereerst mijn vrouw Helen voor haar mentale steun. Verder wil ik Teuny van Wijgerden en
Mary Nauta van de NSPOH bedanken voor hun hulp bij -, en het commentaar op mijn
onderzoek. Ook Marij Marsden, die mij als mijn praktijkbegeleider gedurende de opleiding
gecoacht heeft en ook haar commentaar heeft geleverd op deze scriptie, wil ik bedanken.
-3/29-
4. Samenvatting
Inleiding
Het doel van dit onderzoek is te achterhalen of er een verband bestaat tussen langdurig
verzuim door psychische klachten en voorafgaand kortdurend frequent verzuim.
Middels een literatuurstudie is onderzocht wat er reeds is gepubliceerd over bovengenoemd
verband.
Vervolgens is in het kader van de onderzoeksscriptie getracht bovenstaand verband in de
eigen patiëntenpopulatie aan te tonen.
Literatuuronderzoek
De gevonden onderzoeken beschrijven determinanten van langdurige arbeidsongeschiktheid,
waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid.
Eén onderzoeker concludeert dat de determinanten van psychische arbeidsongeschiktheid niet
verschillen van die van arbeidsongeschiktheid in het algemeen.
De persoonsgebonden determinanten die de duur van het verzuim beïnvloeden zijn:
persoonskenmerken, verzuimbeleid en verzuimbegeleiding, ziektegeschiedenis,
gezondheidstoestand, ziektekenmerken en ziektegedrag.
De verzuimfrequentie in het half jaar voorafgaand aan langdurig verzuim heeft een verband
met de verzuimduur, ongeacht de oorzaak van het langdurig verzuim.
In de literatuur is geen onderzoek gevonden dat de relatie tussen frequent verzuim en
langdurig verzuim door psychische klachten beschrijft.
Onderzoeksscriptie
Middels een retrospectieve case-controlstudie (75 cases, 110 controls) onder langverzuimers
(≥42 dagen) is getracht het verband aan te tonen tussen frequent kortdurend verzuim en
langdurig verzuim door psychische klachten.
Met behulp van de T-toets, Chi-kwadraattoets en de ANOVA-toets zijn de verzuimfrequentie
en het verzuimpatroon voorafgaand aan het langdurig verzuim, statistisch geanalyseerd.
Een case werd als zodanig bestempeld indien er sprake was van aaneengesloten verzuim door
psychische klachten langer dan 41 dagen.De controlegroep bestond uit personen die langer
dan 41 dagen verzuimden door niet-psychische klachten.
Conclusie
De verzuimfrequentie blijkt een relatie te hebben met toekomstig langdurig verzuim,
ongeacht de verzuimoorzaak.
Zowel de verzuimfrequentie als het verzuimpatroon in de twee jaren voorafgaand aan het
langdurig verzuim, zijn niet significant verschillend tussen de onderzoeks- en de
controlegroep. Het verzuimpatroon blijkt identiek.
Verzuimfrequentie blijkt niet te discrimineren tussen langdurig verzuim door psychische
klachten of overige klachten.
-4/29-
5. Aanbevelingen
Dit onderzoek dient te worden herhaald met een meer representatieve steekproef uit de
beroepsbevolking.
Om te onderzoeken of de bedrijfsarts een vertekend beeld heeft van patiënten met psychische
klachten doordat zij mogelijk vaker en sneller het spreekuur bezoeken, dient onderzocht te
worden of patiënten met psychische klachten frequenter het spreekuur van de bedrijfsarts
bezoeken dan patiënten met overige klachten.
Het verdient aanbeveling om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijk voorspellende
waarde van een karakteristiek verzuimpatroon van kort frequent verzuim.
Zoektermen
Kortdurend verzuim, frequent verzuim, psychische klachten, langdurig verzuim.
-5/29-
6. Inleiding
In mijn werk als bedrijfsarts zie ik veel mensen die frequent verzuimen. In het contract tussen
de klant en ArboNed zijn afspraken gemaakt over het oproepen van werknemers die frequent
verzuimen in de voorliggende periode van 12 maanden. Ik heb het vermoeden dat langdurig
verzuim door psychische klachten vaak wordt voorafgegaan door frequent verzuim en dat er
een verschil is in het voorkomen van frequent verzuim met de groep langverzuimers door
niet-psychische klachten. In het kader van dit onderzoek ben ik op zoek gegaan naar een
onderbouwing van mijn vermoeden. Ook andere factoren kunnen een uiting zijn van
psychische overbelasting zoals motivatie, verloop, intern verzuim etc. Deze factoren zijn in
het kader van deze scriptie niet onderzocht, omdat deze factoren moeilijk te onderzoeken zijn
en dat dan dit onderzoek te omvangrijk zou worden voor een afstudeerscriptie.
Het doel van dit onderzoek is te achterhalen of er een verband bestaat tussen langdurig
verzuim door psychische klachten en voorafgaand kortdurend frequent verzuim.
Middels de literatuurstudie wil ik onderzoeken wat er reeds is gepubliceerd over
bovengenoemde relatie.
Vervolgens wil ik in het kader van de onderzoeksscriptie in mijn eigen patiëntenpopulatie
onderzoeken of het eerdergenoemde verband kan worden aangetoond.
Allereerst wordt het literatuuronderzoek beschreven, vervolgens wordt het scriptieonderzoek
beschreven.
Na de resultaten volgt de conclusie met de beschouwing hiervan en aansluitend de
aanbevelingen.
Is dit het karakteristieke verzuimpatroon voorafgaand aan langdurig verzuim door
psychische klachten?
100
80
60
40
arbeidsprestatie
20
0
-20
-40
-60
-80
-100
tijd
-6/29-
7. 1. Literatuuronderzoek
1.1 Inleiding
Dit literatuuronderzoek heeft tot doel om te onderzoeken of een verband tussen langdurig
verzuim door psychische klachten en voorafgaand kortdurend frequent verzuim reeds is
beschreven.
Omdat frequent verzuim slechts één van de persoonsgebonden factoren is die (mogelijk) een
relatie heeft met verzuim door psychische klachten, heb ik er voor gekozen om middels deze
literatuursearch te beschrijven, welke persoonlijke factoren de duur van het verzuim door
psychische klachten beïnvloeden.
Hierdoor wordt frequent verzuim in het kader geplaatst van andere persoonlijke factoren die
een relatie hebben met de duur van verzuim door psychische klachten.
1.2 Vraagstellingen
Om het doel van het onderzoek te kunnen verwezenlijken, zijn onderstaande vraagstellingen
voor het literatuuronderzoek geformuleerd.
1. Is het verband tussen frequent verzuim en langdurig verzuim door psychische klachten
reeds onderzocht?
2. Is in de literatuur beschreven of langdurige uitval door psychische klachten wordt
voorafgegaan door frequent verzuim in het jaar voorafgaand aan de ziekmelding?
3. Is in de literatuur beschreven welke persoonsgebonden factoren invloed hebben op de
duur van het verzuim door psychische klachten?
1.3 Resultaten
In de gevonden literatuur wordt een beschrijving gegeven van determinanten die de duur van
het individuele verzuim bepalen.
Voor oorzaken van langdurige arbeidsongeschiktheid wordt er nauwelijks onderscheid
gemaakt tussen arbeidsongeschiktheid door psychische klachten en arbeidsongeschiktheid
door niet-psychische oorzaken. Hellinga9 heeft dit als één van de weinigen wel onderzocht en
bij een groot industrieel bedrijf geen noemenswaardige verschillen gevonden. Zijn conclusie
is dat de determinanten van psychische arbeidsongeschiktheid niet verschillen van die van
arbeidsongeschiktheid in het algemeen.
-7/29-
8. Door Schröer22 is een zeer praktische onderverdeling gemaakt van determinanten:
1. Persoonskenmerken
2. Organisatiekenmerken
3. Kenmerken van de arbeidsplaats
4. Verzuimbeleid en verzuimbegeleiding
5. Ziektegeschiedenis
6. Gezondheidstoestand en ziektekenmerken
7. Gezondheidszorg en ziektegedrag.
Bovenstaande onderverdeling van determinanten is in deze scriptie aangehouden.
Aangezien de vraagstelling van dit literatuuronderzoek zich toespitst op persoonlijke factoren
die invloed hebben op de duur van het verzuim, wordt er nader ingegaan op 1, 4, 5, 6 en 7.
1.3.1 Persoonskenmerken
Persoonskenmerken kunnen worden ingedeeld in:
• biologische kenmerken
• opleiding
• coping
• persoonlijke leefstijl
Biologische kenmerken
Van de biologische kenmerken zijn leeftijd en geslacht relevant.
Hieronder worden beiden apart behandeld.
Leeftijd
De meeste beschreven onderzoeken tonen een verband aan tussen de toename van de leeftijd
en een toename van het langdurig verzuim. Dit wordt verklaard door de fysiologische afname
van de belastbaarheid en een toename van de werkdruk7. Jongeren verzuimen frequenter20.
Geslacht
Volgens van der Giezen et al6 zijn twee mechanismen verantwoordelijk voor een hogere
WAO-instroom van vrouwen. Ten eerste lopen vrouwen meer arbeidsrisico. Zo werken
vrouwen vaker in beroepen met weinig regelmogelijkheden, weinig carrièremogelijkheden
(ook wel "het glazen plafond" genoemd) en met een ongezonde werkdruk. Ten tweede lopen
vrouwen een groter WAO-risico vanwege factoren als geen plezier in het werk en een slechte
werksfeer. Zodra vrouwen aan deze factoren worden blootgesteld, raken vrouwen vaker
langdurig arbeidsongeschikt dan mannen.
Ook de privé- en werksituatie hebben bij mannen een andere invloed op het verzuim dan bij
vrouwen. Van Deursen et al4 vond bij mannen een even groot aandeel in het
verzuimpercentage voor werk- en privé-situatie. Bij vrouwen wordt het verzuimvolume met
name door de privé-situatie bepaald.
-8/29-
9. Opleiding
In meerdere onderzoeken wordt er een relatie gevonden tussen opleidingsniveau en WAO-
instroom. De hogere fysieke belasting die gepaard gaat met lager geschoolde arbeid wordt als
verklaring gezien. Dit is o.a. aangetoond door Hellinga9.
Hoger geschoolde arbeid gaat vaak gepaard met een toename aan regelmogelijkheden. Dit
heeft een gunstige invloed op de ervaren stress en kan leiden tot een lager verzuim. Zie
hiervoor onderstaand stressmodel volgens Karasek en Theorell25.
Van der Klink15 vond echter, in tegenstelling tot wat in de literatuur is beschreven, een
verband tussen een laag opleidingsniveau en een kortere verzuimduur. Een mogelijke
verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het onderzoek van van der Klink zich alleen richtte
op het herstel na een aanpassingsstoornis. Door deze beperkte scope zou het extrapoleren
naar grotere groepen verzuimers met meerdere ziekte-oorzaken moeilijker kunnen zijn.
Stressmodel volgens Karasek en Theorell*
Taakeisen
Laag Hoog
Regelmogelijkheden Laag Saai werk Overbelastend werk
Hoog Gemakkelijk werk Uitdagend werk
*
Dit model wordt vaak uitgebreid met de component “sociale steun”. Door voldoende sociale steun worden de
negatieve effecten van belastende situaties beperkt.
Coping
Coping is volgens Hidding10 de wijze waarop iemand gedragsmatig en emotioneel op de
situatie reageert. Hidding heeft onderscheid gemaakt tussen de probleemgerichte actieve
copingstijl en de copingstijlen die niet probleemgericht en niet emotieregulerend zijn.
In dit onderzoek waarin zij op zoek was naar de relatie tussen een copingstijl en de duur van
het verzuim, werd geen verband gevonden tussen de copingstijl en een verkorting van de
verzuimduur ofschoon zij dit wel had verwacht voor de probleem gerichte copingstijl.
Hidding concludeert dat door de complexiteit en diversiteit van de oorzaken van het verzuim,
de verzuimduur niet alleen door coping kan worden verklaard.
Aletrino en Bruins1 vonden in hun onderzoek echter wel een verband tussen een andere
copingstijl met zowel frequent als langdurig ziekteverzuim. Dit is de arousalgerichte coping
stijl.
Bij deze copingstijl staat het vermijden of ontvluchten van onlustgevoelens als bron van
stress voorop. Hierbij spelen gevoelens van inadequatie, een laagzelfbeeld en angstdispositie
een rol.
Van de andere kant kan ziekmelden ook gezien worden als een vorm van coping. Dit geldt
met name voor het frequent, kort verzuim17. Deze vorm van coping valt niet onder de
copingstijl "actief aanpakken".
-9/29-
10. Volgens Hopstaken12 in haar proefschrift "Ziekmelden als beredeneerd gedrag" is het
verzuim met een duur van 3 tot 6 dagen te verklaren als beredeneerd gedrag. Zij vond een
duidelijke relatie met de intentie tot ziekmelden en de zelfeffectiviteit om zich ziek te
melden. Zowel gedragsdeterminanten als externe factoren bleken geen invloed te hebben op
verzuim met deze verzuimduur. Hopstaken vond voor deze verzuimduur ook een relatie met
de voorgaande meldfrequentie. Meer hierover onder "ziektegeschiedenis".
Persoonlijke leefstijl
Over sporten lijkt weinig misverstand te bestaan: sport is gezond, alhoewel?
Sporten leidt tot minder stresssymptomen en een kortere verzuimduur, maar niet tot een
lagere verzuimfrequentie, was de conclusie van Dawson et al.3
Sporten verhoogt echter ook het risico op blessures. Dit kan leiden tot
arbeidsongeschiktheid18.
Uit het onderzoek van Prenger19 kwam naar voren dat sportblessures het totale verzuim
slechts met 0,1% deed toenemen.
De kosten-batenanalyse van Hildebrandt et al.11 toont aan dat de kosten van sportblessures
van de sportende werknemer niet opwegen tegen de afgenomen verzuimkosten.
Ongezonde leefgewoonten zoals roken, weinig lichaamsbeweging en overgewicht zijn
risicofactoren voor het krijgen van hart- en vaatziekten5.
Deze ongezonde leefgewoonten nemen in Nederland toe24.
1.3.2 Verzuimbeleid en verzuimbegeleiding
Gezien de focus van dit literatuuronderzoek op persoonsgebonden factoren, wordt in dit
literatuuronderzoek niet nader ingegaan op het verzuimbeleid.
In de jaren '90 is in Nederland de begeleiding van arbeidsongeschikte medewerkers drastisch
veranderd: de nieuwe Arbo-wet, Wet PEMBA en de Wet REA waren hiervoor
verantwoordelijk.
De effecten van bedrijfsgebonden verzuimbegeleiding werden door Vrijhof 26gemeten. Hij
constateerde in 1993 een afname van het verzuimpercentage, echter niet van de
meldingsfrequentie.
Het onderzoek van van der Klink15 toont aan dat een gestandaardiseerde aanpak van
aanpassingsstoornissen, zoals opgenomen in de richtlijn voor het handelen van de
bedrijfsarts, vooral het langdurig verzuim verkort.
De resultaten van invoering van de Wet Verbetering Poortwachter zijn nog niet
wetenschappelijk onderzocht, maar de eerste cijfers laten een daling van de WAO-instroom
zien van minimaal 15% van de bij ArboNed aangesloten bedrijven.
-10/29-
11. 1.3.3 Ziektegeschiedenis
Uit het onderzoek onder bouwvakkers van van Vuuren en van de Heuvel27 blijkt dat een
kwart van de bouwvakkers die ongeveer twee weken verzuimen, in het daarop volgende half
jaar minimaal drie maanden zal verzuimen. De sensitiviteit was echter niet hoger dan 48%,
waarbij de voorspellende waarde niet werd beïnvloed door de verzuimoorzaak (wel of geen
ziekte van het bewegingsapparaat). Dit maakt het gevonden verband nog niet bruikbaar als
voorspellend instrument in de praktijk van de bedrijfsarts. Het eerder verzuim van meer dan
twee weken in de afgelopen drie maanden kan dan als "rode vlag" dienen.
De Winter28 vond voorafgaand aan langdurig verzuim een aanloopperiode van 5 jaar van
toenemend ziekteverzuim, uitgedrukt in een toename van het verzuimpercentage. Alvares2
vond een soortgelijke relatie bij onderwijzend personeel: in de periode van 5 jaar
voorafgaand aan langdurig verzuim was er sprake geweest van eerder langdurig verzuim.
Een hoog verzuimpercentage heeft een voorspellende waarde bij mannelijke werknemers
boven de 50 jaar in combinatie met klachten over de gezondheid en de werkbelasting29.
Scheffer21 vond in zijn onderzoek een significant verschil tussen kort verzuim en langdurig
verzuim van verschillende verzuimparameters in het voorgaande half jaar. Het betrof de
parameters gemiddelde verzuimduur, totale verzuimduur, meldingsfrequentie en verzuimvrij
interval. Hij vond echter geen verband tussen de klachten aan het begin van de ziekmelding
(ingedeeld in de klachtgroepen psychosomatisch, fysiek en overig) en de feitelijke duur van
het verzuim.
Scheffer vond wel een positief verband tussen de ziekte-oorzaak "overig" bij het voorgaande
frequent verzuim en de verzuimduur.
Hopstaken12 vond een relatie tussen de eerdere ziekmeldingsfrequentie en "ziekmelden als
beredeneerd gedrag". Zowel de ziekmeldingsfrequentie als de hoeveelheid verzuimde dagen
in het jaar voorafgaand aan het verzuim zijn mede van invloed op het verzuim.
1.3.4 Gezondheidstoestand en ziektekenmerken
Dat de gezondheidstoestand een voorspellende waarde heeft voor dreigend langdurig
verzuim, is o.a. aangetoond door Krantz en Östergren16. Zij vonden een verband tussen een
hoge score op de CSPG-schaal (zie tabel) van vrouwen tussen de 40 en 50 jaar en langdurig
verzuim.
De 15 items van de "Common Symptoms in the General Population of Women" schaal (de CSPG-schaal)
1. Zuurbranden 9. Depressie
2. Buikpijn 10. Hoofdpijn
3. Hartkloppingen 11. Moeheid
4. Ademhalingsstoornis 12. Spierspanning
5. Lusteloosheid 13. Pijn op de borst
6. Prikkelbaarheid 14. Lage rugpijn
7. Rusteloosheid 15. Gewrichtspijn (nek, schouder, etc.)
8. Nervositeit of angst
-11/29-
12. 1.3.5 Gezondheidszorg en ziektegedrag
Wachtlijsten leiden tot langer ziekteverzuim en hogere WAO-instroom14.
Soeters23 vond een verkorting van de verzuimduur wanneer werknemers op eigen initiatief de
huisarts consulteerden en men ontevredener was over het functioneren van de huisarts. Dit
lijkt te kunnen worden verklaard door een actieve probleemoplossende copingstijl, alhoewel
daar in de literatuur wisselend over wordt geschreven. Het bezoek aan de medisch specialist
heeft een verlengend effect op de verzuimduur13.
De copingstijl is bepalend voor het individuele ziektegedrag1. Daarom wordt verwezen naar
de paragraaf "coping".
1.4 Beantwoording vraagstellingen
1. Is het verband tussen frequent verzuim en langdurig verzuim door psychische
klachten reeds onderzocht?
In de literatuur is geen onderzoek beschreven dat de relatie tussen frequent verzuim en
langdurig verzuim door psychische klachten heeft onderzocht. De beschreven onderzoeken
richten zich op langdurig verzuim zonder onderscheid te maken naar de oorzaak van het
verzuim. Het blijkt dat de determinanten van arbeidsongeschiktheid door psychische klachten
niet verschillen van die van arbeidsongeschiktheid in het algemeen.
Er is wel onderzocht of er een relatie bestaat tussen frequent verzuim voorafgaand aan
langdurig verzuim en dit langdurig verzuim. Hierbij is geen onderscheid gemaakt naar de
oorzaak van het langdurig verzuim: psychische klachten of niet-psychische klachten. Enkele
onderzoeken toonden een verband aan tussen langdurig verzuim en voorgaand verzuim
(zowel eerder langdurig verzuim als verzuim met een duur van ongeveer 2 weken) waarbij er
gekeken is naar voorgaande perioden met een verschillende duur. Deze perioden bedroegen 3
maanden tot 5 jaar. Alleen Scheffer21 heeft een verband gevonden tussen de
verzuimfrequentie in het half jaar voorafgaand aan het er op volgende verzuim en dit
langdurig verzuim. Echter zonder onderscheid te maken naar de oorzaak van het verzuim.
2. Is in de literatuur beschreven of langdurige uitval door psychische klachten
wordt voorafgegaan door frequent verzuim in het jaar voorafgaand aan de
ziekmelding?
Voor een antwoord op deze vraag kan verwezen worden naar bovenstaand antwoord.
3. Is in de literatuur beschreven welke persoonsgebonden factoren invloed hebben
op de duur van het verzuim door psychische klachten?
Uit de literatuur blijkt dat weinig onderzoek is verricht naar de determinanten van langdurige
arbeidsongeschiktheid door psychische klachten. Uit deze literatuur komt naar voren dat
determinanten van psychische arbeidsongeschiktheid niet verschillen van die van
arbeidsongeschiktheid in het algemeen9.
-12/29-
13. De beschreven persoonsgebonden determinanten die de duur van het verzuim beïnvloeden
zijn: persoonskenmerken, verzuimbeleid en verzuimbegeleiding, ziektegeschiedenis,
gezondheidstoestand, ziektekenmerken en ziektegedrag.
-13/29-
14. In onderstaande tabel worden de in de literatuur gevonden persoonsgebonden determinanten
van langdurig verzuim en hun relatie met de duur van het verzuim weergegeven.
Determinant Nadere omschrijving Relatie met de duur
van het verzuim
Persoonskenmerken
Biologische kenmerken Leeftijd Toename
Vrouwelijk geslacht Toename
Opleiding Meerdere onderzoeken: Laag opleidingsniveau. Eén Niet eenduidig
onderzoek vindt omgekeerde relatie.
Coping Toename bij arousalgerichte copingstijl Toename
Persoonlijke leefstijl Sporten Afname
Ongezonde leefgewoonten nemen toe Toename
Verzuimbeleid en Bedrijfsgebonden (gestandaardiseerde) verzuimbegeleiding Afname
verzuimbegeleiding
Ziektegeschiedenis In voorgaande periode (van 6 maanden tot 5 jaar) middellang Toename
of lang verzuim
Ziekteoorzaak "overig" bij het voorgaande frequent verzuim Toename
Gemiddelde verzuimduur Toename
Totale verzuimduur Toename
Meldingsfrequentie Toename
Verzuimvrij interval Afname
Gezondheidstoestand en Slechte gezondheidstoestand Toename
ziektekenmerken
Hoge score op CSPG-schaal bij vrouw tussen 40-50 jaar Toename
Gezondheidszorg en Wachtlijsten Toename
ziektegedrag
Bezoek medisch specialist Toename
-14/29-
15. 1.5 Conclusie
In de literatuur is geen onderzoek gevonden dat de relatie tussen frequent verzuim en
langdurig verzuim door psychische klachten beschrijft. Overige onderzoeken beschrijven
determinanten van langdurige arbeidsongeschiktheid zonder een onderscheid te maken naar
de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid. De determinanten van arbeidsongeschiktheid door
psychische klachten bleken niet te verschillen van die van arbeidsongeschiktheid in het
algemeen.
Er is een verband gevonden tussen de verzuimfrequentie in het half jaar voorafgaand aan het
er op volgende verzuim en dit langdurig verzuim. Echter zonder onderscheid te maken naar
de oorzaak van het verzuim.
De beschreven persoonsgebonden determinanten die de duur van het verzuim beïnvloeden
zijn: persoonskenmerken, verzuimbeleid en verzuimbegeleiding, ziektegeschiedenis,
gezondheidstoestand, ziektekenmerken en ziektegedrag.
-15/29-
16. 2. Onderzoeksscriptie
2.1 Vraagstelling
Is een verband aantoonbaar tussen frequent kortdurend verzuim en langdurig verzuim door
psychische klachten in de eigen patiëntenpopulatie?
2.2 Onderzoeksopzet
Deze vraagstelling leent zich uitstekend voor een retrospectieve case-controlstudie. Deze
onderzoeksopzet heeft als bijkomend voordeel dat, gezien de beperkte opzet van dit
onderzoek, het verzamelen van data relatief weinig tijd kost.
2.2.1 Onderzoekspopulatie
Voor de onderzoekspopulatie is gekozen voor het hoofdkantoor van Postkantoren BV.
Enerzijds omdat deze groep groot genoeg is voor het verkrijgen van voldoende cases en
anderzijds omdat in deze onderzoeksperiode er één bedrijfsarts was. Dit verkleint de kans op
observatiebias. Doordat door verschillende reorganisaties de medewerkers van dit
hoofdkantoor uit alle delen van Nederland afkomstig zijn, wordt een zekere mate van
geografische spreiding gewaarborgd. Dit komt de representativiteit van de onderzoeksgroep
ten opzichte van de Nederlandse beroepsbevolking ten goede.
2.2.2 Selectiecriteria
De cases zijn geselecteerd in de periode 1-1-1999 tot 31-3-2003. Een case werd als zodanig
bestempeld indien er sprake was van aaneengesloten verzuim door psychische klachten
langer dan 41 dagen. Psychische klachten werd gedefinieerd als: diagnosecode volgens de
Classificatie voor Arbo en Sociale Verzekeringen (CAS) beginnend met een P.
Als inclusiecriterium werd een dienstverband van minimaal 24 uur per week gehanteerd
vanwege het vermoeden dat de groep die minder dan 24 uur per week werkt, merendeels
vrouw is.
De controlegroep bestond uit personen die langer dan 41 dagen verzuimden met de overige
diagnosecodes volgens de CAS-classificering. Zwangerschapsgerelateerd verzuim werd
uitgesloten.
-16/29-
17. 2.2.3 Onderzoeksvariabelen
Voor het onderzoeken van het frequent verzuim is gekozen voor de verzuimfrequentie
voorafgaand aan het langdurig verzuim. Er is gekeken naar het voorafgaande jaar en het jaar
daarvoor. Hierdoor is er ook gekeken naar het verzuimpatroon.
Per verzuimmelding van het frequent verzuim is de ziekmelding ingedeeld volgens de
hoofdcategorie van de CAS-classificering. Deze gegevens zijn afkomstig van de “Eigen
Verklaring”. Dit is het inlichtingenformulier dat door de zieke medewerker wordt ingevuld en
aan de arbodienst geretourneerd.
2.2.4 Analyse
Met behulp van de T-toets, Chi-kwadraattoets en de ANOVA-toets zijn de gegevens
statistisch geanalyseerd.
2.3 Resultaten
In de onderzoeksperiode konden 185 personen met verzuim langer dan 41 dagen worden
geïncludeerd. 75 Personen verzuimden ten gevolge van psychische klachten. De resterende
110 personen fungeerden als controlegroep.
Tabel 1: samenstelling onderzoeksgroep(n=75)
Geslacht
Man (72%) Vrouw (28%)
Inkomen
Laag 51,9% 71,4%
Gemiddeld 33,3% 19,0%
Hoog 14,8% 9,5%
Tabel 2: samenstelling controlegroep(n=110)
Geslacht
Man (67%) Vrouw (33%)
Inkomen
Laag 63,5% 72,2%
Gemiddeld 32,4% 27,8%
Hoog 4,1% 0%
CAS-codering van het frequent verzuim
In de praktijk bleek dat in te veel gevallen over het kort frequent verzuim geen gegevens
bekend waren omdat de "eigen verklaring" niet was geretourneerd. Hierdoor was een CAS-
codering onmogelijk en konden de diagnosegegevens van het frequent verzuim niet worden
geanalyseerd.
-17/29-
18. Verzuimfrequentie
Er bleek een klein verschil te bestaan in verzuimfrequentie tussen de onderzoeks- en de
controlegroep. Echter deze gevonden verschillen in zowel de verzuimfrequentie in het jaar
voorafgaand aan het langdurig verzuim (2,31 tegen 2,18), als de verzuimfrequentie in het
hieraan voorafgaande jaar (1,87 tegen 1,56), zijn niet significant verschillend.
Verzuimpatroon
Binnen de case- èn de controlegroep is er een significante positieve correlatie tussen het
verzuim in het voorgaande jaar en het daaraan voorafgaande jaar geconstateerd. De gevonden
correlatie is echter voor beide groepen vergelijkbaar.
Tabel 3: Gegevens meldingsfrequentie onderzoeksgroep (n=75)
gemiddelde standaarddeviatie
jaarmin1* 2,31 1,90
*
jaarmin2 1,87 1,70
Totaal voorgaande 2 jaren 4,17 3,00
*
jaarmin1= het jaar voorafgaand aan het langdurig verzuim
*
jaarmin2= het jaar voorafgaand aan ” jaarmin1”
Tabel 4: Gegevens meldingsfrequentie controlegroep (n=110)
gemiddelde standaarddeviatie
jaarmin1 2,18 2,15
jaarmin2 1,56 1,57
Totaal voorgaande 2 jaren 3,75 3,29
Tabel 5: T-toets meldingsfrequentie beide groepen
p-waarde
jaarmin1 0,69
jaarmin2 0,22
Totaal voorgaande 2 jaren 0,37
Geslacht
De case- en controlegroep bleken in geslachtssamenstelling niet van elkaar te verschillen.
In de onderzoeksgroep is er sprake van een significant hogere meldingsfrequentie van
vrouwen t.o.v. mannen in zowel het jaar voorafgaand aan het verzuim, als het jaar daarvoor.
Ook de totale meldingsfrequentie was significant hoger bij de vrouwen in de
onderzoeksgroep.
Deze verschillen bleken niet te bestaan in de controlegroep.
Van de groep werknemers die wegens een dienstverband van minder dan 24 uur werden
geëxcludeerd bleken van de 13 personen er 12 (92%) vrouw te zijn.
-18/29-
19. Inkomen
Omdat in de literatuur een relatie is gevonden tussen het opleidingsniveau en de verzuimduur,
is getracht de opleidingsgegevens van de onderzoekspopulatie te verkrijgen. Deze informatie
bleek niet beschikbaar te zijn. Vanwege de verwachte relatie tussen opleiding en inkomen
(hoe hoger de hoogst genoten opleiding, hoe hoger het salaris) is in dit onderzoek gekeken
naar inkomenscategorieën.
Op het gebied van het inkomen bleken de onderzoeksgroepen significant van elkaar te
verschillen in zowel de onderzoeksgroep als de controlegroep.
In de onderzoeksgroep bleken significant meer personen een hoog inkomen te hebben.
In de onderzoeksgroep bleek de hoogste salarisgroep in het jaar voorafgaand aan het
langdurig verzuim significant minder frequent te verzuimen. Dit verschil was niet meer
significant in het tweede jaar voorafgaand aan het verzuim. De totale verzuimfrequentie lag
in de onderzoeksgroep voor de laagste inkomens significant hoger dan voor de hoogste
inkomens.
In de controlegroep bleek er geen verschil in verzuimfrequentie te bestaan tussen de
verschillende inkomenscategorieën.
2.4 Conclusie
Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen verschil is in voorkomen van
frequent verzuim voorafgaand aan langdurig verzuim tussen de groep langverzuimers door
psychische klachten en de groep langverzuimers door niet-psychische klachten.
Zowel de verzuimfrequentie in de twee jaren voorafgaand aan het langdurig verzuim, als het
verzuimpatroon in deze 2 jaren, zijn niet significant verschillend.
Het verzuimpatroon blijkt identiek: ongeacht de oorzaak van het langdurig verzuim, neemt de
frequentie van het verzuim significant toe in zowel de onderzoeks- als de controlegroep.
Verzuimfrequentie blijkt niet te discrimineren tussen langdurig verzuim door psychische
klachten of overige klachten. De verzuimfrequentie blijkt echter wel een relatie te hebben met
toekomstig langdurig verzuim, ongeacht de verzuimoorzaak.
2.5 Discussie
Tijdens bespreking van mijn hypothese voor dit onderzoek met collega's, is zonder
uitzondering elke collega er van overtuigd dat frequent kortdurend verzuim toeneemt in de
aanloop naar langdurig verzuim door psychische klachten en dat dit verschilt met langdurig
verzuim door overige klachten.
Daarom is de uitkomst van dit onderzoek des te opmerkelijker.
Wat kan een verklaring zijn voor het beeld dat mijn collega's en ik hebben van de aanloop
naar langdurig verzuim door psychische klachten en het verschil met ander langdurig
verzuim?
-19/29-
20. Ik kan hiervoor 2 verklaringen bedenken:
1. het beeld dat mijn collega’s en ik hebben van de groep werknemers met psychische
klachten is niet correct, of
2. de uitkomst van dit onderzoek is niet juist.
Verklaring 1 nader bezien:
Als gekeken wordt naar de onderzoeksgroep, dan is dit een redelijk homogene groep.
Voor deze groep kan één verklaring worden gegeven voor het veronderstelde patroon. Deze
verklaring is als volgt: een inadequate copingstijl bij psychische klachten leidt uiteindelijk tot
langdurige arbeidsongeschiktheid. In de aanloop hiernaartoe heeft de werknemer een
toenemende afwezigheidsbehoefte.
Enerzijds ten gevolge van een toegenomen herstelbehoefte na verrichte arbeid en anderzijds
ten gevolge van het vermijden van stressvolle situaties zoals het werk.
De groep langverzuimers door niet-psychische klachten is meer heterogeen. De diagnoses
zijn meer divers. Hierdoor lijkt op het eerste gezicht één verklaring voor het verzuimpatroon
minder waarschijnlijk. Echter, wanneer meer specifiek gekeken wordt naar deze groep
langverzuimers, is er ook sprake van een toegenomen afwezigheidsbehoefte. Deze
afwezigheidsbehoefte kan worden verklaard door een toegenomen herstelbehoefte ten
gevolge van een afgenomen fysieke belastbaarheid.
Zo op het eerste gezicht lijken beide groepen sterk van elkaar te verschillen. Wanneer echter
het verzuim verklaard wordt vanuit het model van de arbeidsbelasting25, dan leidt een
toegenomen belasting of een afgenomen belastbaarheid, tot een verstoring van de
belastingbelastbaarheidsbalans; ongeacht de ziekte-oorzaak.
Mogelijk hebben bedrijfsartsen een vertekend beeld van de medewerker met psychische
klachten doordat deze medewerker eerder, maar ook vaker op het spreekuur van de
bedrijfsarts verschijnt in het kader van de richtlijn “Handelen van de bedrijfsarts bij
werknemers met psychische klachten” van de NVAB8. Naast deze meetbare factoren kan ook
de emotionele band van bedrijfsartsen met werknemers met psychische klachten de
waarneming kleuren. Bijvoorbeeld doordat de bedrijfsarts emotioneel meer betrokken is bij
de patiënt met psychische klachten, waardoor bij de “betrokken bedrijfsarts” het gevoel
ontstaat dat er naar verhouding meer patiënten met psychische klachten het spreekuur van de
bedrijfsarts bezoeken, dan objectief kan worden aangetoond. Dan is er sprake van
observatiebias.
Model arbeidsbelasting
belastende factoren belasting belastingsgevolgen
& regelmogelijkheden (belastingsverschijnselen)
verwerkingsvermogen
(belastbaarheid)
-20/29-
21. Verklaring 2 nader bezien:
Mogelijk geeft dit onderzoek een vertekend beeld omdat zowel de onderzoeksgroep als de
controlegroep is samengesteld uit medewerkers van slechts één werkgever en dan nog het
hoofdkantoor. Mogelijk is er daardoor een groep werknemers bestudeerd die niet
representatief is voor de totale beroepsbevolking. In geen van beide groepen wordt immers
zwaar fysiek werk verricht. Tevens is het inkomens niveau verschillend.
2.6 Enkele kanttekeningen
Bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten die in de voorgaande paragrafen aan de orde
zijn geweest en de daaraan te verbinden conclusies, moet rekening worden gehouden met de
volgende opmerkingen.
- Ten eerste dient te worden opgemerkt dat de representativiteit van de doelgroep
beperkt is tot het deel van de Nederlandse beroepsbevolking dat werkzaam is in een
kantoorfunctie: de onderzoeks- en controlegroep betroffen werknemers die allen
werkzaam waren op het hoofdkantoor van één werkgever.
- Doordat onvoldoende gegevens beschikbaar waren over het opleidingsniveau, is
opleidingsniveau gelijkgesteld aan inkomensniveau. Deze aanname is niet in alle
gevallen juist en kan een vertekend beeld geven.
- Er zijn relatief grote verschillen in samenstelling tussen de onderzoeksgroep en de
controlegroep.
- De CAS-codering van het frequent verzuim was onvoldoende gedocumenteerd.
Hierdoor is het niet mogelijk geweest om de reden van de (korte frequente)
ziekmelding mee te nemen in de analyse.
- Dit onderzoek heeft zich gericht op persoonsgebonden factoren die invloed hebben op
het verzuim. Hoe zit het met de overige factoren?
2.7 Aanbevelingen
Om de verklaringen in hoofdstuk 2.5 te onderzoeken dient nader onderzoek te worden
uitgevoerd. Er dient te worden onderzocht of een meer representatieve steekproef uit de
beroepsbevolking soortgelijke resultaten oplevert.
Er dient onderzocht te worden of bedrijfsartsen een vertekend beeld hebben van patiënten
met psychische klachten doordat zij mogelijk frequenter het spreekuur van de bedrijfsarts
bezoeken dan patiënten met overige klachten, of doordat bedrijfsartsen een andere emotionele
band hebben met deze categorie patiënten.
De verzuimfrequentie in de 2 jaren voorafgaand aan langdurig verzuim, ongeacht de ziekte-
oorzaak kan een voorspellende waarde hebben voor dit langdurig verzuim. Het verdient
aanbeveling om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijk voorspellende waarde van
een karakteristiek verzuimpatroon van kort frequent verzuim.
-21/29-
22. Er dient onderzocht te worden of de reden van ziekmelding bij het kort frequent verzuim een
relatie heeft met het hier opvolgend langdurig verzuim. Gezien de incomplete informatie die
over dit verzuim bekend is (o.a. door onvoldoende of foutieve informatieverstrekking door de
werknemer), zal onderzoek hiernaar niet gemakkelijk zijn.
-22/29-
23. Bijlagen
Literatuurlijst
1. Aletrino MA, Bruins M. Werken en verzuimen; de samenhang van persoons- en
werkgebonden factoren met verzuim bij Avéro. Leiden: NIA TNO, 1997
2. Alvares PT. Etiologische factoren bij- en enige kenmerken en diagnoses van langdurig
arbeidsongeschikten ten gevolge van psychische klachten bij onderwijzend personeel in
Rotterdam. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 1994
3. Dawson MM, Bongers PM, Hildebrandt VH. Sportparticipatie in de vrije tijd en
welbevinden, ziekteverzuim en medische consumptie van werknemers. Tijdschrift voor
Sociale Gezondheidszorg 1998; 76 no. 3: 130-136
4. Deursen van CGL, Houtman ILD, Bongers PM. Werk-, privé-situatie, riskante gewoonten
en ziekteverzuim: verschillen tussen mannen en vrouwen. Tijdschrift voor
gezondheidswetenschappen 1999; 77 no. 2: 105-115
5. Dijk van JL, Senden PJ. Cardiale aandoeningen. In: Willems JHBM, Croon NHTh, Koten
J-W. Handboek Arbeid en Belastbaarheid. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 1997
6. Giezen van der AM, Molenaar-Cox PGM, Jehoel-Gijsbers G. Langdurige
arbeidsongeschiktheid in 1998; een analyse van arbeidsongeschiktheidsrisico's en
ontwikkelingen in de tijd. Amsterdam: Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, 1999
7. Groot W. Oorzaken van langdurig ziekteverzuim van oudere werknemers. Maandschrift
economie; 1998; 62
8. Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten. Geautoriseerde
richtlijn 28 januari 2000. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde.
9. Hellinga P. Risicoverschillen in arbeidsongeschiktheid vanwege psychische
aandoeningen. In: Bijl R, Bauduin D. Categorie V. Arbeidsongeschikt wegens psychische
stoornissen. Utrecht: Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid, 1991;104-8
10. Hidding RE. Coping; een beïnvloedende factor op de duur van het verzuim? Utrecht:
Netherlands School of Public Health, 1997
-23/29-
24. 11. Hildebrandt VH, Backx FJG, Stam PJA, et al. Sportieve werknemer is economisch
aantrekkelijk voor bedrijf: het einde van een fabel? Arbeidsomstandigheden 1997; 73:
346-347
12. Hopstaken LEM. Willens en wetens; ziekmelden als beredeneerd gedrag. Groningen:
Rijksuniversiteit Groningen, 1994
13. Kaiser CP. Het verzekeringsgeneeskundig handelen en de verzuimduur. Maastricht:
Universitaire Pers, 1992
14. Keuzenkamp H, Kok L, Seters van J. Reguliere zorg is niet gericht op reïntegratie.
Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde 2002; 10 no. 12: 359-362
15. Klink van der JJL, Back in Balance; the development and evaluation of an occupational
health intervention for work-related adjustment disorders. Amsterdam: Coronel Instituut,
Academisch Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam, 2002
16. Krantz G, Östergren P. Do common symptoms in women predict long spells of sickness
absence? A prospective community-based study on Swedish women 40 to 50 years of
age. Scandinavian Journal of Public Health 2002; 30: 000-000
17. Kristensen TS, Sickness absence and work strain among Danish slaughterhouse workers:
an analysis of absence from work regarded as coping behaviour. Social Science &
Medicine 1991; 32: 15-27
18. Picavet HSJ, Gils van V. Wee je gebeente: hoog ziekteverzuim bij lage rugklachten.
RIVM 2000; Index 7 nr. 4; 28-29
19. Prenger M. De relatie tussen sportbeoefening en ziekteverzuim. Utrecht: Rijksuniversiteit
Utrecht, Faculteit Scheikunde, 1996
20. Schalk MJD. Determinanten van veelvuldig kortdurend ziekteverzuim. 's-Gravenhage:
Delwel, 1989
21. Scheffer JH. De voorspelbaarheid van langdurig verzuim: wat zijn de kansen?
Amsterdam: Coronel Instituut, Academisch Medisch Centrum, Universiteit van
Amsterdam, 2001
22. Schröer CAP. Verzuim wegens overspanning; een onderzoek naar de aard van
overspanning, de hulpverlening en het verzuimbeloop. Maastricht: Universitaire Pers,
1993
-24/29-
25. 23. Soeters JMLM. Patiënt, gezondheidszorg en langdurige ziekte. Een onderzoek onder 213
langdurig zieke werknemers in Zuid-Limburg. Maastricht: Rijksuniversiteit Limburg,
1983
24. Vademecum Gezondheidsstatistiek Nederland 2001. Voorburg: Centraal Bureau voor de
Statistiek, 2001
25. Verbeek JHAM. Inleiding in de bedrijfsgezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum, 2001
26. Vrijhof BJ. Individuele verzuimbegeleiding; beoordeling en borging van de professionele
kwaliteit. Hoofddorp: TNO Arbeid, 2000
27. Vuuren van CV, Heuvel van de SG. Validatie van een detectie-instrument voor de
opsporing van dreigend langdurig verzuim. Hoofddorp: TNO Arbeid, 2000
28. Winter de CR. Arbeidsongeschiktheid: voorspellen en voorkómen. Tijdschrift voor
Arbeidsvraagstukken 1992/3; 8: 196-201
29. Winter de CR. Voorspelling van arbeidsongeschiktheid, VUT en ontslagname. Tijdschrift
voor Sociale Gezondheidszorg 1992; 70: 511-518
-25/29-
26. Resultaten in tabelvorm
Tabel 1: samenstelling onderzoeksgroep(n=75)
Geslacht
Man (72%) Vrouw (28%)
Inkomen
laag 51,9% 71,4%
gemiddeld 33,3% 19,0%
hoog 14,8% 9,5%
Tabel 2: samenstelling controlegroep(n=110)
Geslacht
Man (67%) Vrouw (33%)
Inkomen
laag 63,5% 72,2%
gemiddeld 32,4% 27,8%
hoog 4,1% 0%
Tabel 3: Gegevens meldingsfrequentie onderzoeksgroep (n=75)
gemiddelde standaarddeviatie
jaarmin1* 2,31 1,90
*
jaarmin2 1,87 1,70
Totaal voorgaande 2 jaren 4,17 3,00
*
jaarmin1= het jaar voorafgaand aan het langdurig verzuim
*
jaarmin2= het jaar voorafgaand aan ” jaarmin1”
Tabel 4: Gegevens meldingsfrequentie controlegroep (n=110)
gemiddelde standaarddeviatie
jaarmin1 2,18 2,15
jaarmin2 1,56 1,57
Totaal voorgaande 2 jaren 3,75 3,29
Tabel 5: T-toets meldingsfrequentie beide groepen
p-waarde
jaarmin1 0,69
jaarmin2 0,22
Totaal voorgaande 2 jaren 0,37
-26/29-
27. Tabel 6: onderzoeksgroep: meldingsfrequentie uitgesplitst naar geslacht
man vrouw P-waarde
verschil
man/vrouw
x sd x sd
jaarmin1 1,93 1,48 3,29 2,47 0,01*
jaarmin2 1,61 1,65 2,52 1,69 0,04*
Totaal voorgaande 2 jaren 3,54 2,60 5,81 3,39 0,00*
*
is significant bij p≤ 0,05
Tabel 7: controlegroep: meldingsfrequentie uitgesplitst naar geslacht
man vrouw p-waarde
verschil
man/vrouw
x sd x sd
jaarmin1 2,18 2,08 2,19 2,32 0,97
jaarmin2 1,55 1,50 1,58 1,73 0,93
Totaal voorgaande 2 jaren 3,73 3,03 3,78 3,83 0,94
Tabel 8: onderzoeksgroep: frequentie in ziekmeldingen uitgesplitst naar inkomenscategorie
N X SD
inkomen laag 43 2,53 2,03
Jaarm
inkomen gemiddeld 22 2,45 1,77
in1
inkomen hoog 10 1,00 0,94
laag 43 2,23 1,83
Jaarm
gemiddeld 22 1,45 1,60
in2
hoog 10 1,20 0,92
Tabel 9 onderzoeksgroep: verschil in meldingsfrequentie tussen inkomenscategorieën
jaarmin1
laag gemiddeld hoog
laag X 0,87 0,02*
gemiddeld 0,87 X 0,04*
hoog 0,02* 0,04* X
*
is significant verschillend bij p≤0,05
Tabel 10 onderzoeksgroep: verschil in meldingsfrequentie tussen inkomenscategorieën
jaarmin2
laag gemiddeld hoog
laag X 0,08 0,08
gemiddeld 0,08 X 0,69
hoog 0,08 0,69 X
-27/29-
28. Tabel 11 onderzoeksgroep: verschil in meldingsfrequentie tussen inkomenscategorieën in 2
voorgaande jaren
laag gemiddeld hoog
laag X 0,26 0,01*
gemiddeld 0,26 X 0,13
hoog 0,01* 0,13 X
*
is significant verschillend bij p≤ 0,05
Tabel 12: controlegroep: meldingsfrequentie onderverdeeld in inkomenscategorie
N X SD
inkomen laag 73 2,49 2,33
Jaarm
inkomen gemiddeld 34 2,68 1,63
in1
inkomen hoog 3 0,33 0,58
laag 73 1,73 1,63
Jaainr
gemiddeld 34 1,32 1,45
m2
hoog 3 0,33 0,58
Tabel 13 controlegroep: verschil in meldingsfrequentie tussen inkomenscategorieën jaarmin1
laag gemiddeld hoog
laag X 0,07 0,09
gemiddeld 0,07 X 0,29
hoog 0,09 0,29 X
Tabel 14 controlegroep: verschil in meldingsfrequentie tussen inkomenscategorieën jaarmin2
laag gemiddeld hoog
laag X 0,22 0,13
gemiddeld 0,22 X 0,30
hoog 0,13 0,30 X
Tabel 15 onderzoeksgroep: verschil in meldingsfrequentie tussen inkomenscategorieën in 2
voorgaande jaren
laag gemiddeld hoog
laag X 0,07 0,06
gemiddeld 0,07 X 0,23
hoog 0,06 0,23 X
-28/29-