2. 3.1 Het oog
3.1.1 Beschermende delen
Naam Beschrijving functie
Licht temperen, stofdeeltjes
Wimpers Haartjes op ooglid
opvangen
Zweet, vocht zijwaarts
Wenkbrauwen Rij haartjes boven oog
afvoeren
Oogbol afsluiten en beschermen
Ooglid Dunne huidplooi
Traanvocht verspreiden
Traanklier Klier achter bovenste Traanvocht afscheiden
ooglid
Vochtig houden oogbol
Traanvocht Kleurloze vloeistof
Ontsmetten oogbol
traanbuis Buisje tussen
traankanaaltje en neusholte
Traanvocht naar neusholte
afvoeren
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
3. 3.1 Het oog
3.1.1 Beschermende delen
Experiment
Nagaan wat er bij verschillende lichtsterkten met de pupilopening gebeurt.
Waarneming De pupil is eerst groot. Als er plots veel licht invalt wordt de
opening kleiner. Dit gebeurt vanzelf en in beide ogen tegelijk.
Besluit
Door de pupilreflex wordt de hoeveelheid licht dat in het oog valt
geregeld. De pupilopening wordt vanzelf aangepast
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
4. 3.1 Het oog
3.1.1 Beschermende delen
Opdracht Schrijf onder elke foto de juiste pupilopening en lichtsterkte
pupilopening klein pupilopening groot
lichtsterkte groot / veel licht lichtsterkte zwak / weinig licht
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
11. 3.2 Netvlies, kegeltjes, staafjes en kleurenblindheid
netvlies
staafjes kegeltjes
• zorgen ervoor dat we een verschil • zorgen ervoor dat we kleuren kunnen
in lichtsterkte kunnen waarnemen waarnemen
(schemerdonker)
• nachtblindheid: staafjes werken minder
goed minder goed zien in schemerdonker 3 hoofdkleuren
• rood
Alle
• groen kleuren
• blauw vormen
• kleurenblindheid
Rood groen kleurenblindheid
= daltonisme
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
12. 3.2 Netvlies, kegeltjes, staafjes en kleurenblindheid
Voorbeelden kleurenblindheid
Van waar de naam blinde vlek?
Plaats waar we geen beeld kunnen waarnemen, we zien dus niets blind
Gele vlek geeft de omgekeerde eigenschap van de blinde vlek
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
13. 3.2 Netvlies, kegeltjes, staafjes en kleurenblindheid
Gele vlek blinde vlek
Plaats op netvlies waar veel Plaats op netvlies waar geen staafjes en
staafjes en kegeltjes liggen kegeltjes liggen
Geen beelden waarnemen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
14. 3.2 Netvlies, kegeltjes, staafjes en kleurenblindheid
Experiment Linkeroog bedekken, blijf kijken naar rode bol en breng blad dichterbij
Groene bol verdween omdat die met onze blinde vlek samenviel
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
15. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.1 Enkele begrippen
Experiment
Begrippen hoofdbrandpunt en brandpuntsafstand bepalen
Optisch middelpunt
F1 O F2
hoofdbrandpunt
Brandpuntsafstand OF
Stralen breken, gebroken stralen lopen naar elkaar toe en snijden
elkaar in één punt
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
16. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.2 Hoe lopen de constructiestralen?
Experiment Schematische voorstelling van de stralengang bij bolle lenzen onderzoeken
F1 O F2
Lichtstraal evenwijdig met hoofdas gebroken lichtstraal door brandpunt F2
Lichtstaal door optisch middelpunt geen breking, lichtstraal gaat rechtdoor
Lichtstaal door hoofdbrandpunt F1 gebroken lichtstraal evenwijdig met hoofdas
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
17. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Experiment Invloed van de voorwerpsafstand en de brandpuntsafstand op het beeld bij
lenzen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
18. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Situatie 1: | OV| > 2 | OF |
V 2 F1 F1 O F2 2 F2
Aard beeld reëel beeld
stand beeld omgekeerd
grootte beeld kleiner dan voorwerp
plaats beeld tussen | OV| > 2 | OF |
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
19. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Situatie 2: | OV| = 2 | OF |
2 F1 F1 O F2 2 F2
V
Aard beeld reëel beeld
stand beeld omgekeerd
grootte beeld even groot als voorwerp
plaats beeld op 2 | OF |
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
20. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Situatie 3: | OV| < 2 | OF |
2 F1 V F1 O F2 2 F2
Aard beeld reëel beeld
stand beeld omgekeerd
grootte beeld groter als voorwerp
plaats beeld verder dan 2 | OF |
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
21. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Situatie 4: | OV| = | OF |
2 F1 F1 O F2 2 F2
V
Aard beeld ?
stand beeld ?
grootte beeld ?
plaats beeld op oneindig
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
22. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Situatie 5: | OV| < | OF |
2 F1 F1 V O F2 2 F2
Aard beeld virtueel beeld
stand beeld rechtop
grootte beeld groter als voorwerp
plaats beeld Aan dezelfde kant van lens als voorwerp
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
23. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
Lenzen en spiegels
24. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Besluit
Voorwerps-
Aard beeld Stand beeld Grootte beeld Plaats beeld
afstand
| OV | > 2 |OF|
reëel omgekeerd verkleind tss |OF| en
2 |OF|
| OV | = 2 |OF|
reëel omgekeerd even groot op 2 |OF|
| OV | < 2 |OF|
reëel omgekeerd vergroot Verder dan
2 |OF|
| OV | = |OF|
? ? ? oneindig
| OV | < |OF| voorwerps-
virtueel rechtop vergroot
ruimte
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
25. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Besluit
• omgekeerd beeld
• verkleind beeld
• reëel beeld
• beeld op het netvlies
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
26. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
Lichtstralen leggen de volgende weg af: Voorwerp
hoornvlies
voorste en achterste oogkamer
ooglens
glasachtig lichaam
het netvlies
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
27. 3.3 Beeldvorming bij bolle lenzen
3.3.3 Beeldvorm ing bij bolle lenzen
Welke zijn de belangrijkste lichtbrekende elementen?
• hoornvlies
• ooglens (+ glasachtig lichaam)
Hebben wij een holle of een bolle lens?
Een bolle lens
Kun je dat verklaren?
Er moet een verkleind; reëel beeld gevormd worden op het netvlies.
Het beeld is het convergentiepunt voor convergerende lichtstralen.
Dit is alleen bij een bolle lens mogelijk.
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
28. 3.4 Beeldvorming, het fototoestel en het oog
3.4.1 Vergelijking van de bouw
voorwerp voorwerp lens
lens beeld beeld
Gele vlek
Donkere kamer hoornvlies
film
fototoetsel oog
lens ooglens
diafragma iris
Diafragma-opening pupil
Donkere kamer Donkere holte + glasachtig lichaam
film netvlies P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
29. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
Welke delen moet een fototoestel bevatten om een foto te kunnen maken?
• lens
• diafragma
• donkere kamer
• film
Experiment • Hoe werkt de camera obscura?
• Het beeld van een voorwerp door een camera obscura ontdekken
• De invloed op het beeld van een voorwerp met een camera obscura
bij verschillende openingen van de doos
• De invloed op het beeld van een voorwerp bij verschillende
afstanden van het voorwerp tot de donkere kamer onderzoeken.
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
30. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
31. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
Waarneming Bij grote opening beeld is vaag en omgekeerd
Bij kleine opening beeld is duidelijk en omgekeerd
Scherm dichter bij voorwerp plaatsen
beeld wordt duidelijker en groter
Scherm verder van voorwerp plaatsen
beeld wordt vager en kleiner
Besluit Camera obscura is voorloper van fototoestel
Beeld bij camera obscura is reëel en omgekeerd
Rechtlijnige voortplanting licht
Duidelijkheid beeld is afhankelijk van 1) grootte van opening
2) Afstand scherm - voorwerp
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
33. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
3.5.1 Hoe wordt het beeld scherp gesteld als de voorwerpsafstand veranderd?
Bolle lens
2 F1 V F1 F2 2 F2
O
Bollere lens
Lichtstralen breken
sterker kleinere
brandpuntsafstand
F2
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
34. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
3.5.1 Hoe wordt het beeld scherp gesteld als de voorwerpsafstand veranderd?
scherpstellen bij een fototoestel scherpstellen bij oog
Afstand lens – film wordt aangepast Lens wordt boller of platter bij het
schepstellen
De lens verschuift bij het scherpstellen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
35. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
3.5.1 Hoe wordt het beeld scherp gesteld als de voorwerpsafstand veranderd?
Scherpstellen ooglens
Voorwerp dichtbij Voorwerp veraf
accomodatiespier
hoornvlies
ooglens iris
lensbandjes pupil
voorste oogkamer
Accomodatiespier is samengetrokken Accomodatiespier is ontspannen
Lensbandjes ontspannen Lensbandjes wordt aangespannen
Lens is sterk gekromd Lens wordt afgeplat
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
36. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
3.5.1 Hoe wordt het beeld scherp gesteld als de voorwerpsafstand veranderd?
Voorwerp dichtbij Voorwerp veraf
voorwerp dichtbij voorwerp veraf
Vorm lens gekromd afgeplat
lensbandjes ontspannen opgespannen
Diameter straallichaam klein groot
accomodatiespier samengetrokken ontspannen
brandpuntsafstand klein groter
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
37. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
3.5.1 Hoe wordt het beeld scherp gesteld als de voorwerpsafstand veranderd?
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
38. 3.5 Oog, camera obscura en fototoestel
3.5.1 Hoe wordt het beeld scherp gesteld als de voorwerpsafstand veranderd?
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
39. 3.6 Gezichtsvelden en dieptezicht
3.6.1 Gezichtsveld
= deel van omgeving dat je met beide ogen kunt overzien zonder het hoofd te
bewegen
Experiment Wat is de grootte van ons gezichtsveld?
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
40. 3.6 Gezichtsvelden en dieptezicht
3.6.1 Gezichtsveld
konijn kat
Inplanting ogen Zijdeling op het hoofd voor op het hoofd
gezichtsveld groot klein
verklaring Hij is een vluchter / Hij is een jager / achtervolger en kan
loper en kan zo de zo beter afstanden inschatten
vijand zien naderen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
41. 3.6 Gezichtsvelden en dieptezicht
3.6.2 Gezichtsveld
Driedimensionale beelden
Hoe verschilt een driedimensionaal beeld met een gewoon beeld?
Bewegende beelden krijgen zo volume zoals in het dagelijkse leven
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
42. 3.6 Gezichtsvelden en dieptezicht
3.6.2 Dieptezicht
Inplanting ogen mens Iets uit elkaar en het linker oog ziet alles onder
een andere hoek dan het rechter oog
Bij welk dier (konijn / kat) is overlapping gezichtsveld het grootst?
De kat
Mensen met één oog hebben problemen met
• afstanden inschatten in het verkeer
• wasgoed op draad hangen
• inschenken glas
Kinderen die nog niet goed afstanden kunnen inschatten hebben problemen met
een vliegtuig in de lucht zien ze als een klein vliegtuig
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
43. 3.7 Optische toestellen: bril
Normaal oog
O F2
F1
bijziend oog zien dichtbijgelegen voorwerpen scherp
O F2
F1
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
47. 3.7 Optische toestellen: bril
normaal oog
F1 O F2
verziend oog
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
48. 3.7 Optische toestellen: bril
normaal oog
F1 O F2
bijziend oog
F1
F2
O
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
49. 3.7 Optische toestellen: bril
Bijziendheid verziendheid
Personen die alleen voorwerpen van Personen die alleen verafgelegen
dichtbij scherp kunnen zien voorwerpen scherp kunnen zien
Brandpunt ligt te dicht bij de lens Brandpunt ligt te dicht bij het
netvlies
oorzaak • oog is te lang oorzaak • oog is te kort
• lens is te bol • lens is te afgeplat
oplossing bril met holle lenzen oplossing bril met bolle lenzen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
51. 3.8 Zien en hersenactiviteit, optisch bedrog
Wat stel je vast?
De ontbrekende benen zie je toch We zien een driehoek
Hoe kan je dat verklaren?
Je hersenen vullen het beeld verder aan. We zien met onze hersenen
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
52. 3.8 Zien en hersenactiviteit, optisch bedrog
Wat zie je? • beker
• 2 gezichten
Hoe komt dit? De hersenen kiezen een achtergrond
(wit of zwart)
Verklaring Onze hersenen wordt beïnvloed door
voorgaande beelden of ervaringen
Hoeveel staven tel je bovenaan? 3
Hoeveel staven tel je onderaan? 2
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
53. 3.8 Zien en hersenactiviteit, optisch bedrog
2 3
1
Welke figuur is het grootst? Zijn de twee lijnen recht?
Ze zijn recht maar lijken gebogen
Het lijkt figuur 3 maar ze zijn allen even groot.
Hoe te verklaren?
• Door de perspectieflijnen zien we figuur 3 verder naar achter. We weten dat iets
dat even groot is maar zich verderaf bevindt groter moet zijn dan een voorwerp
dichtbij
• De twee rechte lijnen lijken gebogen omdat we beïnvloed worden door de lijnen die
errond getekend zijn.
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen
54. 3.8 Zien en hersenactiviteit, optisch bedrog
Besluit • Het eigenlijke zien gebeurt in de hersenen
• Hersenen draaien het beeld om (we zien dingen niet op hun kop staan)
• Beelden van beide ogen worden samengevoegd tot één beeld
• De hersenen ‘verbeteren’ het beeld
P. Feys - Sint – Jorisschool Menen