SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 38
Osteoporose in de geriatrie: moet elkeOsteoporose in de geriatrie: moet elke
(verpleeghuis)patiënt behandeld(verpleeghuis)patiënt behandeld
worden?worden?
Dr. Harald J. Verhaar,Dr. Harald J. Verhaar,
internist-klinisch geriater, UMC Utrechtinternist-klinisch geriater, UMC Utrecht
Risico op nieuwe fractuur op SEH binnen 2 jaar na eerste fractuur
Bij 15% geen valrisicofactoren aanwezig, 1 valrisicofactor bij 27%,
2 of meer valrisicofactoren bij 58%
Van Helden S, Geusens P. Osteoporosis Int. 2006; 17: 348-354
55-plussers die vallen
Cijfers Consument en Veiligheid
118.000 valongevallen per jaar op de
Spoed Eisende Hulp:
• 26.000 opnames; 1.700 dodelijke afloop
a.g.v. val
• 44% op SEH heeft fractuur
Waarom worden ouderen vaak niet
behandeld?
• Ouderen, vooral vrouwen, en hun artsen zien osteoporose nog
steeds als een natuurlijk onderdeel van het ouder worden, in
plaats van een te voorkomen of behandelbare medische
aandoening
• Een andere barrière voor het instellen van een behandeling is
het idee dat het te laat is om daarmee te beginnen in een laat
stadium van de ziekte.
• Hoogteverlies, hyperkyfose, rugpijn en fracturen worden
geaccepteerd als een gevolg van het ouder worden.
Waarom worden ouderen vaak niet
behandeld?
• Veel wervelfracturen zijn asymptomatisch en ze
worden niet altijd beschreven door de radioloog
wanneer een laterale röntgenfoto van bijvoorbeeld de
thorax wordt gemaakt. En wanneer bij een oudere
patiënt wel een wervelfractuur wordt beschreven,
wordt niet altijd gestart met een behandeling van
osteoporose
• De meeste gegevens bij ouderen zijn verkregen door
post-hoc analyses of subanalyses van de
belangrijkste klinische fase-III-onderzoeken van de
geteste medicijnen
Geriatrische patiënt
Hoeveel ouderen zijn er in de
populatie (CBS)
• 2000: 13.6% 65+ (2 mln)
3.2% 80+ (0.5 mln)
• 2020: 23.5% 65+ (3.75 mln)
5.8% 80+ (0.93 mln)
Wat is kenmerkend voor osteoporose
bij ouderen?
• Postmenopauzale osteoporose wordt gekenmerkt door een verhoogde botturnover
in het metabool meest actieve bot, namelijk het trabeculaire bot (zoals de wervels).
Dit leidt tot het dunner worden en verdwijnen van trabekels
• Botontkalking bij ouderen kenmerkt zich door botopbouw die achterblijft bij de
botafbraak
• Daardoor zullen de cortex en trabekels langzaamaan dunner worden
• Corticale botafbraak door secundaire hyperparathyreoïdie (o.m. door verminderde
calciumresorptie bij vitamine D-deficiëntie) ligt in belangrijke mate aan de basis
van niet-vertebrale of perifere fracturen, zoals bekken-, schouder- of heupfracturen
• Naast andere factoren zoals het verhoogde valrisico, is dit de reden waarom
perifere fracturen zoals heupfracturen vooral op hoge leeftijd voorkomen. Niet
minder dan 60% van alle perifere fracturen komt voor bij 80-plussers
Waarom ouderen wel behandelen?
• Bijna de helft van de SEH-behandelingen na een
valongeval bij ouderen betreft een fractuur. Het gaat
vaak om een heup- of bekkenfractuur, een polsfractuur
of soms een wervelfractuur. Meer dan de helft van deze
patiënten blijkt bij een botdichtheidsmeting osteoporose
te hebben
• Hoe ouder de patiënt, hoe hoger het absoluut risico op
een fractuur, hoe lager de NNT zal zijn bij een relatieve
fractuurrisicoreductie van rond de 50% over de hele
leeftijdsrange (50 tot 85 jaar)
Relatie tussen absoluut risico (AR) voor fracturen,
relatieve risicoreductie (RR)
en ‘number needed-to-treat’ (NNT)
• Bij toenemend AR (met leeftijd) zal NNT verlagen bij
onveranderde RR reductie
• Voorbeeld:
Leeftijd RR 1-jr incidentie NNT 5-jr incidentie NNT
50 jaar 0.50 0.5% 400 2.5% 80
80 jaar 0.50 5% 40 25% 8
Waarom ouderen wel
behandelen?
• Bisfosfonaten reduceren al na drie maanden het
botverlies en kunnen de botmassa op klinisch relevante
plaatsen verhogen, namelijk de heup en de wervels. Bij
gebruik van alendronaat en risedronaat worden zowel
wervel- als niet-wervelfracturen (o.a. heupfracturen)
gereduceerd
• In vier klinische trials bij ouderen met neurologische
ziekten, vrouwen met de ziekte van Alzheimer, vrouwen
en mannen na een CVA, en mannen met de ziekte van
Parkinson, zag men een reductie van heupfracturen na
behandeling met risedronaat
Botbreuken en wervelinzakkingen moeten goedBotbreuken en wervelinzakkingen moeten goed
behandeld worden. Anders…………behandeld worden. Anders…………
Voor Na 1 jaar met alleen calcium
OsteoporoseOsteoporose
Ernstige OsteoporoseErnstige Osteoporose
NormaalNormaal
Hip
Vertebra
Wrist
> 55 jaar
Aantal per
10.000
patiënten/jaar
Leeftijd
Fractuurrisico naar leeftijd
> 74 jaar
Incidentie tweede heupfractuur
• De cumulatieve incidentie van een
tweede heupfractuur is:
–5% in het eerste jaar na de eerste
heupfractuur
–8% in the tweede jaar na de eerste
heupfractuur
Lonnroos et al. Osteoporos Int 2007
Mortaliteit na een heupfractuur
RUSTRUST botaanmaak botafbraak 
botaanmaakbotafbraakRUST RUST
1 2 3 4
(Pre)Osteoclasten (Pre)Osteoblasten
Botombouwcyclus osteoporose: kernprobleem
Botverlies
>
?
Absoluut risico inschatten met WHO-tool
(http://www.shef.ac.uk/FRAX/)
Strategie bij verhoogd
fractuurrisico bij ouderen
Graafmans WC. Risk factores for fractures in the elderly [thesis], 1997
Piekkracht op de heup: resultaten van de 1/2-inch zachte
weefseltest
1=femur; 2=zacht weefsel; 3=Hornsby Healthy Hip; 4=KPH2; 5=Safehip (oude model); 6=Safehip (nieuwe
model); 7=Impactwear Hip Protective Garments; 8=Gerihip; 9=HipSaver; 10=Lyds Hip Protector;
11=Safety Pants (FI); 12=Safety Pants (NL)
Error Bars show Mean +/- 1.0 SD
Bars show Means
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
Harde HB Zachte HB
p < 0.001
Piekkracht
in Newton
Welke medicamenten kan men inzetten
bij osteoporose bij ouderen?
• Bisfosfonaten
 Alendronaat: 1x/ week 70 mg
 Risedronaat: 1x/ week 35 mg
 Ibandronaat: 1x/ maand 150 mg
 Zoledronaat: 1x/ jaar 5 mg i.v.
• Strontiumranelaat: 1 dd 2 gram
• Parathormoon: 1 dd 20 µg sc (PTH 1-34) of 1 dd 100 µg
sc (PTH 1-84)
in combinatie met calcium, vitamine D (800 E/dag)
Huid
Pre-vitamine D3 vitamine D3 vitamine D2
Calcidiol
25-hydroxylase
1, α-
hydroxylase
Calcitriol
MobiliteitMobiliteit ↓↓
HuiddikteHuiddikte ↓↓
NierfunctieNierfunctie ↓↓
MedicatieMedicatie
AbsorptieAbsorptie ↓↓
IntakeIntake ↓↓
Voor leeftijd gecorrigeerde aantal vallen in
vitamine D-supplementgroep
CI = confidence interval
Adapted from Broe KE, et al. J Am Geriatr Soc. 2007;55:234–239.
EstimatedRiskRatio
(95%CI)
Placebo
(n=25)
200 IE
(n=26)
400 IE
(n=25)
600 IE
(n=25)
800 IE
(n=23)
0
1
2
3
72%
reductie vs
placebo
5 maanden durende studie bij 124 verpleeghuisbewoners (89 jaar)
• Vitamine D-spiegels <800 IE laten erg weinig verschil zien
t.o.v. placebo
Secundaire preventie laag-energetische fracturen met 1000 mg
Ca en 800 IE vit. D (RCT, n=5292, > 70 j., 85% vrouw)
Grant A. et al. for the RECORD Trial Group, Lancet 2005
Afname fractuurrisico met
zoledronaat na heupfractuur
Lyles et al., N Engl J Med 2007;357
- 1127 patiënten met een
heupfractuur
- Geen BMD meting
- Zoledronaat 5 mg IV
1x/ jaar, start < 3 maanden
- Alle patiënten ca/vit D
- Mean follow-up 1.9 jaar
Afname mortaliteit met
zoledronaat na heupfractuur
Lyles et al., N Engl J Med 2007;357
Atriumfibrilleren en zoledronaat
- Atriumfibrillatie was in de HORIZON-studie geassocieerd met het
toedienen van zoledronaat. De juiste betekenis van de verhoogde
incidentie van atriumfibrilleren is nog onduidelijk. Risicofactoren voor
atriumfibrillatie waren oudere leeftijd, hartfalen, vooraf bestaande
tachyaritmieeën en voorafgaande behandeling met bisfosfonaten
- In een tweede studie (HORIZON-Recurrent Fracture Trial) met
zoledronaat (jaarlijks 5 mg intraveneus toegediend gedurende twee
jaar) aan patiënten die recent een heupfractuur opliepen, vermindert de
kans op nieuwe klinische fracturen van 14 naar 9% (-35%). Dit was de
eerste studie waarin werd aangetoond dat ook de mortaliteit kan
worden verminderd met maar liefst 28 procent. In deze tweede studie
was de toediening van zoledronaat niet geassocieerd met
atriumfibrilleren. Atriumfibrillatie is in het verleden ook nooit gezien bij
het gebruik van veel hogere doses van dit geneesmiddel in de
oncologie. Algemeen wordt thans aangenomen dat het om een
toevalsbevinding ging – zelfs de FDA heeft, na inzage van de
heuptrialdata, het niet nodig geacht atriumfibrilleren in de bijsluiter op te
nemen
Months
Resorptie
Formatie
Parathormoon (PTH)Bisfosfonaten
% verandering t.o.v. baseline
Invloed medicatie op bot
remodeling
Sr++
S N
CN
Sr++
CH 2
H 2C CO -O
CO -O
OC- O
OC- O
H 2C
- 2 ionen- 2 ionen stabielstabiel strontium/ 1 molecuul ranelaat zuurstrontium/ 1 molecuul ranelaat zuur
- Strontium hoeveelheid/ molecuul strontiumranelaat: 34.1%- Strontium hoeveelheid/ molecuul strontiumranelaat: 34.1%
- Biologische beschikbaarheid in de mens: 25%- Biologische beschikbaarheid in de mens: 25%
Strontiumranelaat
(Protelos 1 dd 2 gram)
**P < 0.001 *P < 0.02
Mean (SEM) estimate of the difference Strontiumranelate-placebo; baseline adjusted group effect
**
-800
-700
-600
-500
-400
-300
-200
-100
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
0 3 6 12 24 36
bALP
Months
**
**
** * *
*
*
**
*
S-CTX
pmol/L
E
-300
M0 M3 M6 M12 M24 M3
6
Months
***
bALP (ng/mL)
S-CTX (pmol/L)
-600
0
0.4
0.8
1.2
*** ***
*** * **
*****
*
*
Botafbraak omlaag
Botaanmaak omhoog
Meunier PJ et al. N Engl J Med 2004;350:459-68.
Effect van Strontiumranelaat op botaanmaak en
botafbraak bij vrouwen met osteoporose
3D-micro CT images courtesy of Y. Jiang, University of California, VAMC, San Francisco, CA, USA
and H.K. Genant, Synarc, Inc, San Francisco, CA, USA.
Jiang Y, et al. Osteoporos Int. 2006
strontiumranelaat (3 jaar)
Aantal Trabeculae: +14%
(P=0.05 vs controle)
Corticale dikte: +18%
(P=0.008 vs controle)
controle
Effect op botmatrixsynthese na behandeling met
strontiumranelaat bij osteoporose
Toename botmatrixsynthese (botmassa)
Intertrabeculaire ruimte: -16%
(P=0.04 vs controle)
placebostrontiumranelaat 2g/dag Meunier PJ et al. NEJM 2004; 350 : 459
Reginster J.Y et al. Data on file
(%)
-- 44
00
44
88
1212
1616
00 66 1212 1818 2424 3030 3636
+ 14.4 %+ 14.4 %
SOTI
**
**
**
**
**
**
-- 44
00
44
88
1212
1616
00 66 1212 1818 2424 3030 3636
+ 14.4 %+ 14.4 %
SOTI
**
**
**
**
**
**
-- 44
00
44
88
1212
1616
00 66 1212 1818 2424 3030 3636
*
*
*
*
*
*
+ 14.7 %
TROPOS
-- 44
00
44
88
1212
1616
-- 44
00
44
88
1212
1616
00 66 1212 1818 2424 3030 363600 66 1212 1818 2424 3030 3636
*
*
*
*
*
*
+ 14.7 %
TROPOS(%)
Toename minerale gedeelte vh bot
Effect op BMD na strontiumranelaat behandeling
bij osteoporose
BOTAFBRAAKREMMERS Leeftijd Aantal Patiënten RR over 1-3j
Alendronaat
FIT1 55-81 2027 47%
FIT2 54-81 4432 44% (4j)
Ibandronaat
BONE 55-80 2946 62%
Risedronaat
VERT-NA 70-85 2458 41%
VERT-MN 70-85 1226 49%
Zoledronaat
HORIZON 65-89 7765 70%
ANABOLICA
Fracture Prevention Trial (PTH1-34) Mean 69 1637 65%
TOP trial (PTH 1-84) 45-94 2532 58%
DUBBELE WERKING
Strontiumranelaat
SOTI
TROPOS
50-96
70-100
1649
5091
41%
39%
Literatuuroverzicht wervelfractuurreductie 2009
Studies: prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, fractuur eindpunt
BOTAFBRAAK REMMERS Leeftijd Aantal patiënten RR over 1-3j
Alendronaat
FIT 1 55-81 2027 51%
FIT2 54-81 4432 56% (4j)
Ibandronaat
BONE 55-80 2946 na
Risedronaat
HIP 70-79 5445 40%
80-85 3886 na
Zoledronaat
HORIZON 65-89 7765 41%
ANABOLICA
Fracture Prevention Trial (PTH1-34) Mean 69 1637 na
TOP trial (PTH 1-84) 45-94 2532 na
DUBBELE WERKING
Strontiumranelaat
TROPOS 74-100 1977 (1128)
T<-3 +
>74 j.
36%
Literatuuroverzicht heupfractuurreductie 2009
Studies: prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, fractuur eindpunt
(na = niet aangetoond)
Non-vertebrale fracturen en
strontium bij 80-plussers (n=1488)
Osteoporose in de geriatrie: moet elkeOsteoporose in de geriatrie: moet elke
(verpleeghuis)patiënt behandeld(verpleeghuis)patiënt behandeld
worden?worden?
Nee, maar zeker overwegen!Nee, maar zeker overwegen!
Het kan zeer de moeite waard zijnHet kan zeer de moeite waard zijn
Seminar 15-01-2009 -osteoporose in de geriatrie

Más contenido relacionado

La actualidad más candente

La actualidad más candente (18)

Seminar 26-11-10 - Frax de voor- en nadelen
Seminar 26-11-10 - Frax de voor-  en nadelenSeminar 26-11-10 - Frax de voor-  en nadelen
Seminar 26-11-10 - Frax de voor- en nadelen
 
Wervelfracturen in de geriatrie
Wervelfracturen in de geriatrieWervelfracturen in de geriatrie
Wervelfracturen in de geriatrie
 
Seminar 26-11-10 - Vallen en fractuurrisico
Seminar 26-11-10 - Vallen en fractuurrisicoSeminar 26-11-10 - Vallen en fractuurrisico
Seminar 26-11-10 - Vallen en fractuurrisico
 
Seminar 15 01-2009 - maakt het uit waarmee men osteoporose behandelt
Seminar 15 01-2009 - maakt het uit waarmee men osteoporose behandeltSeminar 15 01-2009 - maakt het uit waarmee men osteoporose behandelt
Seminar 15 01-2009 - maakt het uit waarmee men osteoporose behandelt
 
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. P. van den Berg
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. P. van den BergIWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. P. van den Berg
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. P. van den Berg
 
Seminar 08-12-2007 - interpretatie dxa meting van uitslag naar behandeladvies
Seminar 08-12-2007 - interpretatie dxa meting van uitslag naar behandeladviesSeminar 08-12-2007 - interpretatie dxa meting van uitslag naar behandeladvies
Seminar 08-12-2007 - interpretatie dxa meting van uitslag naar behandeladvies
 
Seminar 09-04-2008 - corticosteroid-geinduceerde osteoporose
Seminar 09-04-2008 - corticosteroid-geinduceerde osteoporoseSeminar 09-04-2008 - corticosteroid-geinduceerde osteoporose
Seminar 09-04-2008 - corticosteroid-geinduceerde osteoporose
 
Seminar 15-01-2009 - osteoporose, calcium en vitamine d
Seminar 15-01-2009 - osteoporose, calcium en vitamine dSeminar 15-01-2009 - osteoporose, calcium en vitamine d
Seminar 15-01-2009 - osteoporose, calcium en vitamine d
 
IWO bijeenkomst - 22 april Dr. H.G. Raterman
IWO bijeenkomst - 22 april Dr. H.G. RatermanIWO bijeenkomst - 22 april Dr. H.G. Raterman
IWO bijeenkomst - 22 april Dr. H.G. Raterman
 
Seminar 08-12-2007 - fractuur- en osteoporose
Seminar 08-12-2007 - fractuur- en osteoporoseSeminar 08-12-2007 - fractuur- en osteoporose
Seminar 08-12-2007 - fractuur- en osteoporose
 
IWO bijeenkomt - 15 november - Dr. L. Oei
IWO bijeenkomt - 15 november - Dr. L. OeiIWO bijeenkomt - 15 november - Dr. L. Oei
IWO bijeenkomt - 15 november - Dr. L. Oei
 
Seminar 09-04-2014 Osteoporose bij patienten jonger dan 50 jaar
Seminar 09-04-2014 Osteoporose bij patienten jonger dan 50 jaarSeminar 09-04-2014 Osteoporose bij patienten jonger dan 50 jaar
Seminar 09-04-2014 Osteoporose bij patienten jonger dan 50 jaar
 
Seminar 26-11-10 - Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie, derde herzieni...
Seminar 26-11-10 - Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie, derde herzieni...Seminar 26-11-10 - Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie, derde herzieni...
Seminar 26-11-10 - Richtlijn osteoporose en fractuurpreventie, derde herzieni...
 
Niet-medicamenteuze behandeling van osteoporose
Niet-medicamenteuze behandeling van osteoporoseNiet-medicamenteuze behandeling van osteoporose
Niet-medicamenteuze behandeling van osteoporose
 
Seminar 30-11-2013 SLE fractures
Seminar 30-11-2013 SLE fracturesSeminar 30-11-2013 SLE fractures
Seminar 30-11-2013 SLE fractures
 
Seminar 08-10-2014 -Drs. D. Eekman - De fractuurpolikliniek
Seminar  08-10-2014 -Drs. D. Eekman - De fractuurpolikliniekSeminar  08-10-2014 -Drs. D. Eekman - De fractuurpolikliniek
Seminar 08-10-2014 -Drs. D. Eekman - De fractuurpolikliniek
 
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. J.P. van den Bergh
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. J.P. van den BerghIWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. J.P. van den Bergh
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. J.P. van den Bergh
 
IWO Bijeenkomst - 11 april - D. van de Laarschot
IWO Bijeenkomst - 11 april - D. van de LaarschotIWO Bijeenkomst - 11 april - D. van de Laarschot
IWO Bijeenkomst - 11 april - D. van de Laarschot
 

Similar a Seminar 15-01-2009 -osteoporose in de geriatrie

MediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinst
MediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinstMediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinst
MediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinstDaniel Kapitan
 
Actuele cardiologische topics voor huisartsen
Actuele cardiologische topics voor huisartsenActuele cardiologische topics voor huisartsen
Actuele cardiologische topics voor huisartsenguyodent
 
Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)
Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)
Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)JanGyselaers
 
Maastricht 2009
Maastricht 2009Maastricht 2009
Maastricht 2009cigmtr
 

Similar a Seminar 15-01-2009 -osteoporose in de geriatrie (19)

Fraktuurpreventie bij giop. iwo 2013 16.43.39
Fraktuurpreventie bij giop. iwo 2013 16.43.39Fraktuurpreventie bij giop. iwo 2013 16.43.39
Fraktuurpreventie bij giop. iwo 2013 16.43.39
 
IWO bijeenkomst - 10 mei - W.F. Lems
IWO bijeenkomst - 10 mei - W.F. LemsIWO bijeenkomst - 10 mei - W.F. Lems
IWO bijeenkomst - 10 mei - W.F. Lems
 
Osteoporose en fractuurpreventie: een update
Osteoporose en fractuurpreventie: een updateOsteoporose en fractuurpreventie: een update
Osteoporose en fractuurpreventie: een update
 
Hyponatriemie en vitamines en bot
Hyponatriemie en vitamines en botHyponatriemie en vitamines en bot
Hyponatriemie en vitamines en bot
 
Seminar 29-11-2013 Osteoporose in de geriatrie
Seminar 29-11-2013 Osteoporose in de geriatrieSeminar 29-11-2013 Osteoporose in de geriatrie
Seminar 29-11-2013 Osteoporose in de geriatrie
 
d683.pdf
d683.pdfd683.pdf
d683.pdf
 
IWO Meeting 19 April 2023 - Wanneer zoledronaat na een heupfractuur? door Dr....
IWO Meeting 19 April 2023 - Wanneer zoledronaat na een heupfractuur? door Dr....IWO Meeting 19 April 2023 - Wanneer zoledronaat na een heupfractuur? door Dr....
IWO Meeting 19 April 2023 - Wanneer zoledronaat na een heupfractuur? door Dr....
 
MediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinst
MediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinstMediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinst
MediQuest 10 jaar - Nacht van de Transparantie - Sturen op gezondheidswinst
 
Seminar 21-11-2014 - Dr. H. Verhaar
Seminar 21-11-2014 - Dr. H. VerhaarSeminar 21-11-2014 - Dr. H. Verhaar
Seminar 21-11-2014 - Dr. H. Verhaar
 
IWO Meeting 19 April 2023 - Chronische Hypofosfatemie door Prof. Dr. M.C. Zil...
IWO Meeting 19 April 2023 - Chronische Hypofosfatemie door Prof. Dr. M.C. Zil...IWO Meeting 19 April 2023 - Chronische Hypofosfatemie door Prof. Dr. M.C. Zil...
IWO Meeting 19 April 2023 - Chronische Hypofosfatemie door Prof. Dr. M.C. Zil...
 
Seminar 21-11-2014 - Dr. vd Eerden
Seminar 21-11-2014 - Dr. vd EerdenSeminar 21-11-2014 - Dr. vd Eerden
Seminar 21-11-2014 - Dr. vd Eerden
 
Actuele cardiologische topics voor huisartsen
Actuele cardiologische topics voor huisartsenActuele cardiologische topics voor huisartsen
Actuele cardiologische topics voor huisartsen
 
Jicht 11 Februari 2015
Jicht 11 Februari 2015Jicht 11 Februari 2015
Jicht 11 Februari 2015
 
Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)
Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)
Anticoagulantia in de huisartsenpraktijk (Masterproef 2013-2014)
 
Geneesmiddelen die osteoporose kunnen veroorzaken & Bijwerkingen van geneesmi...
Geneesmiddelen die osteoporose kunnen veroorzaken & Bijwerkingen van geneesmi...Geneesmiddelen die osteoporose kunnen veroorzaken & Bijwerkingen van geneesmi...
Geneesmiddelen die osteoporose kunnen veroorzaken & Bijwerkingen van geneesmi...
 
Multimorbiditeit
MultimorbiditeitMultimorbiditeit
Multimorbiditeit
 
Seminar 09-04-2008 - preventie en behandeling van door glucocorticoïden geïnd...
Seminar 09-04-2008 - preventie en behandeling van door glucocorticoïden geïnd...Seminar 09-04-2008 - preventie en behandeling van door glucocorticoïden geïnd...
Seminar 09-04-2008 - preventie en behandeling van door glucocorticoïden geïnd...
 
Maastricht 2009
Maastricht 2009Maastricht 2009
Maastricht 2009
 
Kaakartroscopie
KaakartroscopieKaakartroscopie
Kaakartroscopie
 

Más de Stichting Interdisciplinaire Werkgroep Osteoporose

Más de Stichting Interdisciplinaire Werkgroep Osteoporose (20)

IWO Meeting 1 November 2023 - Stopping with Denosumab and Romosozumab, basic ...
IWO Meeting 1 November 2023 - Stopping with Denosumab and Romosozumab, basic ...IWO Meeting 1 November 2023 - Stopping with Denosumab and Romosozumab, basic ...
IWO Meeting 1 November 2023 - Stopping with Denosumab and Romosozumab, basic ...
 
IWO Meeting 1 November 2023 - De concept versie van de nieuwe NHG-standaard O...
IWO Meeting 1 November 2023 - De concept versie van de nieuwe NHG-standaard O...IWO Meeting 1 November 2023 - De concept versie van de nieuwe NHG-standaard O...
IWO Meeting 1 November 2023 - De concept versie van de nieuwe NHG-standaard O...
 
IWO Meeting 1 November 2023 - Pitfalls DXA en VFA door Prof. dr. R. Slart (Gr...
IWO Meeting 1 November 2023 - Pitfalls DXA en VFA door Prof. dr. R. Slart (Gr...IWO Meeting 1 November 2023 - Pitfalls DXA en VFA door Prof. dr. R. Slart (Gr...
IWO Meeting 1 November 2023 - Pitfalls DXA en VFA door Prof. dr. R. Slart (Gr...
 
IWO Meeting 19 April 2023 - Reflectie op en implementatie van de richtlijn o...
IWO Meeting 19 April 2023 -  Reflectie op en implementatie van de richtlijn o...IWO Meeting 19 April 2023 -  Reflectie op en implementatie van de richtlijn o...
IWO Meeting 19 April 2023 - Reflectie op en implementatie van de richtlijn o...
 
IWO Meeting 19 April 2023 - Romosozumab anno 2023 door Prof. Dr. W.F. Lems
IWO Meeting 19 April 2023 -  Romosozumab anno 2023 door Prof. Dr. W.F. LemsIWO Meeting 19 April 2023 -  Romosozumab anno 2023 door Prof. Dr. W.F. Lems
IWO Meeting 19 April 2023 - Romosozumab anno 2023 door Prof. Dr. W.F. Lems
 
IWO Meeting 16 November 2022 - ONJ review van ECTS (osteonecrose van de kaak)
IWO Meeting 16 November 2022 - ONJ review van ECTS (osteonecrose van de kaak)IWO Meeting 16 November 2022 - ONJ review van ECTS (osteonecrose van de kaak)
IWO Meeting 16 November 2022 - ONJ review van ECTS (osteonecrose van de kaak)
 
IWO Meeting 16 November 2022 - Tumor-induced osteomalacia: a systematic clini...
IWO Meeting 16 November 2022 - Tumor-induced osteomalacia: a systematic clini...IWO Meeting 16 November 2022 - Tumor-induced osteomalacia: a systematic clini...
IWO Meeting 16 November 2022 - Tumor-induced osteomalacia: a systematic clini...
 
IWO Meeting 16 November 2022 - Real world data: denosumab
IWO Meeting 16 November 2022 - Real world data: denosumabIWO Meeting 16 November 2022 - Real world data: denosumab
IWO Meeting 16 November 2022 - Real world data: denosumab
 
IWO Meeting 16 November 2022 - ASBMR young talent: Silvia Storoni (Amsterdam)...
IWO Meeting 16 November 2022 - ASBMR young talent: Silvia Storoni (Amsterdam)...IWO Meeting 16 November 2022 - ASBMR young talent: Silvia Storoni (Amsterdam)...
IWO Meeting 16 November 2022 - ASBMR young talent: Silvia Storoni (Amsterdam)...
 
16 November 2022 - Valevents en FLS
16 November 2022 - Valevents en FLS16 November 2022 - Valevents en FLS
16 November 2022 - Valevents en FLS
 
IWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Joop van den Bergh
IWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Joop van den BerghIWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Joop van den Bergh
IWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Joop van den Bergh
 
IWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Willem F Lems
IWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Willem F LemsIWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Willem F Lems
IWO Meeting 17 November 2021 - Prof. Dr. Willem F Lems
 
IWO Meeting 17 November 2021 - Luc Maartens
IWO Meeting 17 November 2021 - Luc MaartensIWO Meeting 17 November 2021 - Luc Maartens
IWO Meeting 17 November 2021 - Luc Maartens
 
IWO Meeting 17 November 2021 - Marsha van Oostwaard
IWO Meeting 17 November 2021 - Marsha van OostwaardIWO Meeting 17 November 2021 - Marsha van Oostwaard
IWO Meeting 17 November 2021 - Marsha van Oostwaard
 
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Joop van den Bergh
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Joop van den BerghIWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Joop van den Bergh
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Joop van den Bergh
 
IWO Meeting 13 april 2022 - Dr. Hanna Willems
IWO Meeting 13 april 2022 - Dr. Hanna WillemsIWO Meeting 13 april 2022 - Dr. Hanna Willems
IWO Meeting 13 april 2022 - Dr. Hanna Willems
 
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Piet Geusens
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Piet GeusensIWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Piet Geusens
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Dr. Piet Geusens
 
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Kassim Javaid
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Kassim JavaidIWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Kassim Javaid
IWO Meeting 13 april 2022 - Prof. Kassim Javaid
 
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. Zillikens
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. ZillikensIWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. Zillikens
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. Zillikens
 
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. Zillikens
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. ZillikensIWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. Zillikens
IWO bijeenkomst - 14 april - Prof. Dr. M.C. Zillikens
 

Seminar 15-01-2009 -osteoporose in de geriatrie

  • 1. Osteoporose in de geriatrie: moet elkeOsteoporose in de geriatrie: moet elke (verpleeghuis)patiënt behandeld(verpleeghuis)patiënt behandeld worden?worden? Dr. Harald J. Verhaar,Dr. Harald J. Verhaar, internist-klinisch geriater, UMC Utrechtinternist-klinisch geriater, UMC Utrecht
  • 2. Risico op nieuwe fractuur op SEH binnen 2 jaar na eerste fractuur Bij 15% geen valrisicofactoren aanwezig, 1 valrisicofactor bij 27%, 2 of meer valrisicofactoren bij 58% Van Helden S, Geusens P. Osteoporosis Int. 2006; 17: 348-354
  • 3. 55-plussers die vallen Cijfers Consument en Veiligheid 118.000 valongevallen per jaar op de Spoed Eisende Hulp: • 26.000 opnames; 1.700 dodelijke afloop a.g.v. val • 44% op SEH heeft fractuur
  • 4. Waarom worden ouderen vaak niet behandeld? • Ouderen, vooral vrouwen, en hun artsen zien osteoporose nog steeds als een natuurlijk onderdeel van het ouder worden, in plaats van een te voorkomen of behandelbare medische aandoening • Een andere barrière voor het instellen van een behandeling is het idee dat het te laat is om daarmee te beginnen in een laat stadium van de ziekte. • Hoogteverlies, hyperkyfose, rugpijn en fracturen worden geaccepteerd als een gevolg van het ouder worden.
  • 5. Waarom worden ouderen vaak niet behandeld? • Veel wervelfracturen zijn asymptomatisch en ze worden niet altijd beschreven door de radioloog wanneer een laterale röntgenfoto van bijvoorbeeld de thorax wordt gemaakt. En wanneer bij een oudere patiënt wel een wervelfractuur wordt beschreven, wordt niet altijd gestart met een behandeling van osteoporose • De meeste gegevens bij ouderen zijn verkregen door post-hoc analyses of subanalyses van de belangrijkste klinische fase-III-onderzoeken van de geteste medicijnen
  • 7. Hoeveel ouderen zijn er in de populatie (CBS) • 2000: 13.6% 65+ (2 mln) 3.2% 80+ (0.5 mln) • 2020: 23.5% 65+ (3.75 mln) 5.8% 80+ (0.93 mln)
  • 8.
  • 9. Wat is kenmerkend voor osteoporose bij ouderen? • Postmenopauzale osteoporose wordt gekenmerkt door een verhoogde botturnover in het metabool meest actieve bot, namelijk het trabeculaire bot (zoals de wervels). Dit leidt tot het dunner worden en verdwijnen van trabekels • Botontkalking bij ouderen kenmerkt zich door botopbouw die achterblijft bij de botafbraak • Daardoor zullen de cortex en trabekels langzaamaan dunner worden • Corticale botafbraak door secundaire hyperparathyreoïdie (o.m. door verminderde calciumresorptie bij vitamine D-deficiëntie) ligt in belangrijke mate aan de basis van niet-vertebrale of perifere fracturen, zoals bekken-, schouder- of heupfracturen • Naast andere factoren zoals het verhoogde valrisico, is dit de reden waarom perifere fracturen zoals heupfracturen vooral op hoge leeftijd voorkomen. Niet minder dan 60% van alle perifere fracturen komt voor bij 80-plussers
  • 10. Waarom ouderen wel behandelen? • Bijna de helft van de SEH-behandelingen na een valongeval bij ouderen betreft een fractuur. Het gaat vaak om een heup- of bekkenfractuur, een polsfractuur of soms een wervelfractuur. Meer dan de helft van deze patiënten blijkt bij een botdichtheidsmeting osteoporose te hebben • Hoe ouder de patiënt, hoe hoger het absoluut risico op een fractuur, hoe lager de NNT zal zijn bij een relatieve fractuurrisicoreductie van rond de 50% over de hele leeftijdsrange (50 tot 85 jaar)
  • 11. Relatie tussen absoluut risico (AR) voor fracturen, relatieve risicoreductie (RR) en ‘number needed-to-treat’ (NNT) • Bij toenemend AR (met leeftijd) zal NNT verlagen bij onveranderde RR reductie • Voorbeeld: Leeftijd RR 1-jr incidentie NNT 5-jr incidentie NNT 50 jaar 0.50 0.5% 400 2.5% 80 80 jaar 0.50 5% 40 25% 8
  • 12. Waarom ouderen wel behandelen? • Bisfosfonaten reduceren al na drie maanden het botverlies en kunnen de botmassa op klinisch relevante plaatsen verhogen, namelijk de heup en de wervels. Bij gebruik van alendronaat en risedronaat worden zowel wervel- als niet-wervelfracturen (o.a. heupfracturen) gereduceerd • In vier klinische trials bij ouderen met neurologische ziekten, vrouwen met de ziekte van Alzheimer, vrouwen en mannen na een CVA, en mannen met de ziekte van Parkinson, zag men een reductie van heupfracturen na behandeling met risedronaat
  • 13. Botbreuken en wervelinzakkingen moeten goedBotbreuken en wervelinzakkingen moeten goed behandeld worden. Anders…………behandeld worden. Anders………… Voor Na 1 jaar met alleen calcium
  • 15. Hip Vertebra Wrist > 55 jaar Aantal per 10.000 patiënten/jaar Leeftijd Fractuurrisico naar leeftijd > 74 jaar
  • 16. Incidentie tweede heupfractuur • De cumulatieve incidentie van een tweede heupfractuur is: –5% in het eerste jaar na de eerste heupfractuur –8% in the tweede jaar na de eerste heupfractuur Lonnroos et al. Osteoporos Int 2007
  • 17. Mortaliteit na een heupfractuur
  • 18. RUSTRUST botaanmaak botafbraak  botaanmaakbotafbraakRUST RUST 1 2 3 4 (Pre)Osteoclasten (Pre)Osteoblasten Botombouwcyclus osteoporose: kernprobleem Botverlies > ?
  • 19. Absoluut risico inschatten met WHO-tool (http://www.shef.ac.uk/FRAX/)
  • 20. Strategie bij verhoogd fractuurrisico bij ouderen Graafmans WC. Risk factores for fractures in the elderly [thesis], 1997
  • 21. Piekkracht op de heup: resultaten van de 1/2-inch zachte weefseltest 1=femur; 2=zacht weefsel; 3=Hornsby Healthy Hip; 4=KPH2; 5=Safehip (oude model); 6=Safehip (nieuwe model); 7=Impactwear Hip Protective Garments; 8=Gerihip; 9=HipSaver; 10=Lyds Hip Protector; 11=Safety Pants (FI); 12=Safety Pants (NL) Error Bars show Mean +/- 1.0 SD Bars show Means 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 Harde HB Zachte HB p < 0.001 Piekkracht in Newton
  • 22. Welke medicamenten kan men inzetten bij osteoporose bij ouderen? • Bisfosfonaten  Alendronaat: 1x/ week 70 mg  Risedronaat: 1x/ week 35 mg  Ibandronaat: 1x/ maand 150 mg  Zoledronaat: 1x/ jaar 5 mg i.v. • Strontiumranelaat: 1 dd 2 gram • Parathormoon: 1 dd 20 µg sc (PTH 1-34) of 1 dd 100 µg sc (PTH 1-84) in combinatie met calcium, vitamine D (800 E/dag)
  • 23. Huid Pre-vitamine D3 vitamine D3 vitamine D2 Calcidiol 25-hydroxylase 1, α- hydroxylase Calcitriol MobiliteitMobiliteit ↓↓ HuiddikteHuiddikte ↓↓ NierfunctieNierfunctie ↓↓ MedicatieMedicatie AbsorptieAbsorptie ↓↓ IntakeIntake ↓↓
  • 24. Voor leeftijd gecorrigeerde aantal vallen in vitamine D-supplementgroep CI = confidence interval Adapted from Broe KE, et al. J Am Geriatr Soc. 2007;55:234–239. EstimatedRiskRatio (95%CI) Placebo (n=25) 200 IE (n=26) 400 IE (n=25) 600 IE (n=25) 800 IE (n=23) 0 1 2 3 72% reductie vs placebo 5 maanden durende studie bij 124 verpleeghuisbewoners (89 jaar) • Vitamine D-spiegels <800 IE laten erg weinig verschil zien t.o.v. placebo
  • 25. Secundaire preventie laag-energetische fracturen met 1000 mg Ca en 800 IE vit. D (RCT, n=5292, > 70 j., 85% vrouw) Grant A. et al. for the RECORD Trial Group, Lancet 2005
  • 26. Afname fractuurrisico met zoledronaat na heupfractuur Lyles et al., N Engl J Med 2007;357 - 1127 patiënten met een heupfractuur - Geen BMD meting - Zoledronaat 5 mg IV 1x/ jaar, start < 3 maanden - Alle patiënten ca/vit D - Mean follow-up 1.9 jaar
  • 27. Afname mortaliteit met zoledronaat na heupfractuur Lyles et al., N Engl J Med 2007;357
  • 28. Atriumfibrilleren en zoledronaat - Atriumfibrillatie was in de HORIZON-studie geassocieerd met het toedienen van zoledronaat. De juiste betekenis van de verhoogde incidentie van atriumfibrilleren is nog onduidelijk. Risicofactoren voor atriumfibrillatie waren oudere leeftijd, hartfalen, vooraf bestaande tachyaritmieeën en voorafgaande behandeling met bisfosfonaten - In een tweede studie (HORIZON-Recurrent Fracture Trial) met zoledronaat (jaarlijks 5 mg intraveneus toegediend gedurende twee jaar) aan patiënten die recent een heupfractuur opliepen, vermindert de kans op nieuwe klinische fracturen van 14 naar 9% (-35%). Dit was de eerste studie waarin werd aangetoond dat ook de mortaliteit kan worden verminderd met maar liefst 28 procent. In deze tweede studie was de toediening van zoledronaat niet geassocieerd met atriumfibrilleren. Atriumfibrillatie is in het verleden ook nooit gezien bij het gebruik van veel hogere doses van dit geneesmiddel in de oncologie. Algemeen wordt thans aangenomen dat het om een toevalsbevinding ging – zelfs de FDA heeft, na inzage van de heuptrialdata, het niet nodig geacht atriumfibrilleren in de bijsluiter op te nemen
  • 29. Months Resorptie Formatie Parathormoon (PTH)Bisfosfonaten % verandering t.o.v. baseline Invloed medicatie op bot remodeling
  • 30. Sr++ S N CN Sr++ CH 2 H 2C CO -O CO -O OC- O OC- O H 2C - 2 ionen- 2 ionen stabielstabiel strontium/ 1 molecuul ranelaat zuurstrontium/ 1 molecuul ranelaat zuur - Strontium hoeveelheid/ molecuul strontiumranelaat: 34.1%- Strontium hoeveelheid/ molecuul strontiumranelaat: 34.1% - Biologische beschikbaarheid in de mens: 25%- Biologische beschikbaarheid in de mens: 25% Strontiumranelaat (Protelos 1 dd 2 gram)
  • 31. **P < 0.001 *P < 0.02 Mean (SEM) estimate of the difference Strontiumranelate-placebo; baseline adjusted group effect ** -800 -700 -600 -500 -400 -300 -200 -100 0 0.2 0.4 0.6 0.8 1 1.2 1.4 0 3 6 12 24 36 bALP Months ** ** ** * * * * ** * S-CTX pmol/L E -300 M0 M3 M6 M12 M24 M3 6 Months *** bALP (ng/mL) S-CTX (pmol/L) -600 0 0.4 0.8 1.2 *** *** *** * ** ***** * * Botafbraak omlaag Botaanmaak omhoog Meunier PJ et al. N Engl J Med 2004;350:459-68. Effect van Strontiumranelaat op botaanmaak en botafbraak bij vrouwen met osteoporose
  • 32. 3D-micro CT images courtesy of Y. Jiang, University of California, VAMC, San Francisco, CA, USA and H.K. Genant, Synarc, Inc, San Francisco, CA, USA. Jiang Y, et al. Osteoporos Int. 2006 strontiumranelaat (3 jaar) Aantal Trabeculae: +14% (P=0.05 vs controle) Corticale dikte: +18% (P=0.008 vs controle) controle Effect op botmatrixsynthese na behandeling met strontiumranelaat bij osteoporose Toename botmatrixsynthese (botmassa) Intertrabeculaire ruimte: -16% (P=0.04 vs controle)
  • 33. placebostrontiumranelaat 2g/dag Meunier PJ et al. NEJM 2004; 350 : 459 Reginster J.Y et al. Data on file (%) -- 44 00 44 88 1212 1616 00 66 1212 1818 2424 3030 3636 + 14.4 %+ 14.4 % SOTI ** ** ** ** ** ** -- 44 00 44 88 1212 1616 00 66 1212 1818 2424 3030 3636 + 14.4 %+ 14.4 % SOTI ** ** ** ** ** ** -- 44 00 44 88 1212 1616 00 66 1212 1818 2424 3030 3636 * * * * * * + 14.7 % TROPOS -- 44 00 44 88 1212 1616 -- 44 00 44 88 1212 1616 00 66 1212 1818 2424 3030 363600 66 1212 1818 2424 3030 3636 * * * * * * + 14.7 % TROPOS(%) Toename minerale gedeelte vh bot Effect op BMD na strontiumranelaat behandeling bij osteoporose
  • 34. BOTAFBRAAKREMMERS Leeftijd Aantal Patiënten RR over 1-3j Alendronaat FIT1 55-81 2027 47% FIT2 54-81 4432 44% (4j) Ibandronaat BONE 55-80 2946 62% Risedronaat VERT-NA 70-85 2458 41% VERT-MN 70-85 1226 49% Zoledronaat HORIZON 65-89 7765 70% ANABOLICA Fracture Prevention Trial (PTH1-34) Mean 69 1637 65% TOP trial (PTH 1-84) 45-94 2532 58% DUBBELE WERKING Strontiumranelaat SOTI TROPOS 50-96 70-100 1649 5091 41% 39% Literatuuroverzicht wervelfractuurreductie 2009 Studies: prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, fractuur eindpunt
  • 35. BOTAFBRAAK REMMERS Leeftijd Aantal patiënten RR over 1-3j Alendronaat FIT 1 55-81 2027 51% FIT2 54-81 4432 56% (4j) Ibandronaat BONE 55-80 2946 na Risedronaat HIP 70-79 5445 40% 80-85 3886 na Zoledronaat HORIZON 65-89 7765 41% ANABOLICA Fracture Prevention Trial (PTH1-34) Mean 69 1637 na TOP trial (PTH 1-84) 45-94 2532 na DUBBELE WERKING Strontiumranelaat TROPOS 74-100 1977 (1128) T<-3 + >74 j. 36% Literatuuroverzicht heupfractuurreductie 2009 Studies: prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, fractuur eindpunt (na = niet aangetoond)
  • 36. Non-vertebrale fracturen en strontium bij 80-plussers (n=1488)
  • 37. Osteoporose in de geriatrie: moet elkeOsteoporose in de geriatrie: moet elke (verpleeghuis)patiënt behandeld(verpleeghuis)patiënt behandeld worden?worden? Nee, maar zeker overwegen!Nee, maar zeker overwegen! Het kan zeer de moeite waard zijnHet kan zeer de moeite waard zijn

Notas del editor

  1. INTRODUCTION: Clinical fractures are associated with an increased relative risk of future fractures, but the absolute risk and timing of new clinical fractures immediately after a clinical fracture have not been reported extensively. The study objective was to determine the absolute risk of subsequent clinical fractures within 2 years after a clinical fracture. METHODS: We analyzed clinical fracture data from a university hospital recruiting all fractures in the area between January 1999 and December 2001. Subjects were 2,419 male and female patients aged 50 years and older, with a total of 2,575 fractures. There were 139 patients with more than one simultaneous fracture. Mean age was 66 years for males and 72 for females. RESULTS: The cumulative incidence of patients with new clinical fractures over 2 years was 10.8% (262/2,419). In the 262 patients with subsequent fractures, we observed a higher mean age, more females and more often multiple baseline fractures compared with the 2,157 patients without subsequent fractures. Kaplan-Meier analysis indicated that age, gender and having multiple baseline fractures contributed significantly to cumulative new fracture incidence. Cox regression showed that these variables independently contributed to a higher subsequent fracture incidence. New fracture incidence was higher with increasing age ( p &lt;0.001; hazard ratio [HR] 1.2 per decade; confidence interval [CI] 1.1-1.3). Females had a new fracture incidence of 12.2% compared with 7.4% in males ( p =0.015; HR 1.5; CI 1.1-2.0). Patients with multiple baseline fractures had a new fracture incidence of 17.3% compared with 10.4% for subjects with one baseline fracture ( p =0.006; HR 1.8; CI 1.2-2.7). Of all clinical fractures occurring within 2 years after a clinical fracture, 60% occurred during the first year and 40% during the second year ( p =0.005). The absolute risk to develop an incident clinical fracture within 2 years after any clinical fracture was 10.8%. Increased age, female gender and the presence of multiple simultaneous fractures at baseline each independently increased the risk of incident fracture. Significantly more fractures occurred in the first year following the index fracture than in the second year. CONCLUSION: Altogether, these data support the need for early prevention of future fracture among individuals with a fracture after age 50, using interventions which have been shown to have a rapid anti-fracture benefit.
  2. Vanaf het 50 levensjaar heeft een postmenopauzale vrouw een sterk verhoogd risico op m.n. wervelfracturen, groter dan welk ander type fracturen dan ook. Vanaf het 74e levensjaar heeft een postmenopauzale vrouw een sterk verhoogd risico op m.n. heupfracturen en andere niet wervel (perifere) fracturen. Leeftijd is daarmee naast prevalente fracturen een belangrijke (de belangrijkste) risicofactor voor OP fracturen.
  3. Uit de literatuur blijkt een verhoogde valneiging de grootste risicofactor te zijn voor een heupfractuur, met op de tweede plaats osteoporose.
  4. M.n. Heupfracturen zijn verantwoordelijk voor de mortaliteit van de osteoporose. De gemiddelde mortaliteit binnen 1 jaar is 20%, stijgend tot 1 op de 2 mensen in de leeftijdsgroep boven de 90 jaar.
  5. Het kernprobleem van osteoporose wordt gekenmerkt door teveel botafbraak en te weinig botaanmaak per botombouwcyclus. Hierdoor onstaat er een negatieve balans ten gunste van botafbraak. Per botombouwcyclus treedt er netto botverlies op. Gecombineerd met een hoge botombouwsnelheid zorgt dit voor versneld botverlies wat uiteindelijk leidt tot verlies van botmassa en botstructuur en daarmee een verhoogde kans op osteoporotische fracturen.
  6. Een vrouw met meerdere risicofactoren en een heel lage botdichtheid heeft een hoog absoluut risico op een heurpfractuur in de komende 10 jaren. Dit kan met anti-osteoporose-medicatie gerduceerd worden met 20 tot 30 procent.
  7. Impactfactor wordt bepaald door richting, hoogte en snelheid van een val. De beschermende responsen worden gevormd door de evenwichtsreacties, uitstapreacties, opvangreacties (gestrekte versus gebogen arm) en valbreektechnieken. Anthropometrie: lage BMI.
  8. Elderly patients have a high risk of falling and fracture, and this population is often lacking vitamin D. A 5-month, double-blind, placebo-controlled study assessed the incidence of falls among elderly patients who resided in a long-term care facility and underwent vitamin D supplementation therapy. Eligible patients were randomly assigned to placebo or 1 of 4 doses of vitamin D: 200 IU, 400 IU, 600 IU, or 800 IU. The number of falls, which was the primary outcomes measure, was documented in a computerized incident-report database. 1 Among the 124 participants in this study, 73% were women, and the mean age was 89 years (range, 68–104). The average serum 25(OH)D was 19.5 ng/mL and most (62%) of the participants had fallen within the previous year. Sixty-three percent were taking a daily multivitamin at study enrollment. 1 Among the patients who received 800 IU of vitamin D, the mean 25(OH)D concentration was 29.95 ng/mL; the mean concentration in the other groups was lower, ranging from 22 to 24 ng/mL. Falls occurred in 44% of those given placebo, 58% of those given 200 IU of vitamin D, 60% of those given 400 or 600 IU, and 20% of those given 800 IU. Compared with patients given placebo, those given 800 IU of vitamin D demonstrated a 72% lower fall rate ratio (adjusted for age and multivitamin use; 95% confidence interval: 0.10, 0.75). 1 Reference Broe KE, Chen TC, Weinberg J, et al. A higher dose of vitamin D reduces the risk of falls in nursing home residents: a randomized, multiple-dose study. J Am Geriatr Soc. 2007;55:234–239.
  9. BACKGROUND: Elderly people who have a fracture are at high risk of another. Vitamin D and calcium supplements are often recommended for fracture prevention. We aimed to assess whether vitamin D3 and calcium, either alone or in combination, were effective in prevention of secondary fractures. METHODS: In a factorial-design trial, 5292 people aged 70 years or older (4481 [85%] of whom were women) who were mobile before developing a low-trauma fracture were randomly assigned 800 IU daily oral vitamin D3, 1000 mg calcium, oral vitamin D3 (800 IU per day) combined with calcium (1000 mg per day), or placebo. Participants who were recruited in 21 UK hospitals were followed up for between 24 months and 62 months. Analysis was by intention-to-treat and the primary outcome was new low-energy fractures. FINDINGS: 698 (13%) of 5292 participants had a new low-trauma fracture, 183 (26%) of which were of the hip. The incidence of new, low-trauma fractures did not differ significantly between participants allocated calcium and those who were not (331 [12.6%] of 2617 vs 367 [13.7%] of 2675; hazard ratio (HR) 0.94 [95% CI 0.81-1.09]); between participants allocated vitamin D3 and those who were not (353 [13.3%] of 2649 vs 345 [13.1%] of 2643; 1.02 [0.88-1.19]); or between those allocated combination treatment and those assigned placebo (165 [12.6%] of 1306 vs 179 [13.4%] of 1332; HR for interaction term 1.01 [0.75-1.36]). The groups did not differ in the incidence of all-new fractures, fractures confirmed by radiography, hip fractures, death, number of falls, or quality of life. By 24 months, 2886 (54.5%) of 5292 were still taking tablets, 451 (8.5%) had died, 58 (1.1%) had withdrawn, and 1897 (35.8%) had stopped taking tablets but were still providing data for at least the main outcomes. Compliance with tablets containing calcium was significantly lower (difference: 9.4% [95% CI 6.6-12.2]), partly because of gastrointestinal symptoms. However, potentially serious adverse events were rare and did not differ between groups. INTERPRETATION: The findings do not support routine oral supplementation with calcium and vitamin D3, either alone or in combination, for the prevention of further fractures in previously mobile elderly people.
  10. Alendronate significantly decreased both NTx (1 month) and PINP (3 months). The suppression of bone turnover with alendronate was maintained through month 12. Conversely, teriparatide significantly increased both markers of bone remodeling. The increases of the bone formation marker, PINP, were vigorous and rapid (113% above baseline at 1 month), peaking at 6 months of treatment (251% increase above baseline. The increases in the bone resorption marker, NTx, were of far smaller magnitude (58% at peak), reached significance only after 3 months of treatment, and lagged behind those of PINP. Thus, the different effects of the two drugs on bone remodeling were evident after 1 month of treatment, and there were significant differences (P&lt;0.001) between the treatment groups in each marker at each time point (months 1,3,6,12). ___________________ McClung, et al. Differential effects of teriparatide and alendronate on markers of bone remodeling and areal and volumetric bone density in women with osteoporosis. J Bone Miner Res 2003:18(Suppl 2):S40.
  11. What is strontium ranelate? Strontium ranelate is made up of 2 atoms of stable strontium –therefore not radioactive- and 1 molecule of ranelic acid, the organic part permitting the best compromise in terms of molecular weight, pharmacokinetics and acceptability of the medicinal product. Ranelate is important to transport strontium through the blood, ranelate is not absorbed in the body. Strontium ranelate is a new and innovative drug that has been synthesized by Servier research. The strontium content in strontium ranelate is 34.1 % The absolute bio availability of strontium is about 25% (range 19-27%) after an oral dose of 2 g strontium ranelate. Maximum plasma concentrations are reached 3-5 hours after a single dose of 2 g. Steady state is reached after 2 weeks of treatment. Intake of strontium ranelate with calcium or food reduces the bio availability of strontium by approximately 60-70%, compared with administration 3 hours after a meal. Supplementation with vitamin D has no effect on strontium exposure. Pharmacotherapeutic group: Drugs for the treatment of bone diseases - Other drugs affecting bone structure and mineralisation. ATC code: M05BX03 (new class of agents)  
  12. Bevestiging van het werkingsmechanisme in de postmenopauzale vrouw met OP. Het effect van SR is niet te danken aan een enorme stijging van de formatie en resorptiemarkers (teriparatide) of een uitermate sterke daling van resorptie en formatiemarkers (botafbraakremmers), maar aan de dissociatie (ontkoppeling) van botafbraak en formatie binnen elke remodelingscyclus.
  13. Deze humane botbiopten tonen aan dat SR de botmatrix synthese stimuleert: het aantal trabekels neemt toe, de dikte neemt toe, de tussenruimte neemt af en de corticale dikte neemt toe.
  14. Ook het minerale gedeelte van het bot neemt toe.
  15. Het literatuuroverzicht mbt wervelfractuurreductie leert dat lange termijn wervelfractuurreductie alleen is aangetoond met SR en met geen enkele andere medicatie. Het werkingsmechanisme van mn de botafbraakremmers (mn bisfosfonaten: het remmen van botafbraak en botaanmaak en de mate van botombouw waardoor er geen aanmaak van botmatrix plaatsvindt maar slecht accumulatie van mineralen) doet vermoeden dat lange termijn effectiviteit moeilijk te verwezenlijken zal zijn. Het is ook nooit aangetoond.
  16. Het literatuuroverzicht mbt heupfractuurreductie leert dat lange termijn heupfractuurreductie alleen is aangetoond met SR en met geen enkele andere medicatie. De reden hiervoor zou kunnen schuilen in het werkingsmechanisme van SR wat naast toename van het minerale gedeelte zorgt voor de aanmaak van nieuwe botmatrix op zowel trabeculair als corticaal niveau..
  17. Strontium ranelate produces an early and sustained reduction of both vertebral and nonvertebral fractures in patients &gt; or = 80 years of age. INTRODUCTION: About 25-30% of the population burden of all fragility fractures in the community arise from women &gt; or = 80 years of age, because this population is at high risk for all types of fracture, particularly nonvertebral fractures. Despite this, evidence that therapies reduce the risk of both vertebral and nonvertebral fractures in this group is lacking. The aim of this study was to determine whether strontium ranelate, an agent that reduces the risk of vertebral and nonvertebral fractures in postmenopausal women &gt;50 years of age, also reduces fractures in the elderly. MATERIALS AND METHODS: An analysis based on preplanned pooling of data from two international, phase III, randomized, placebo-controlled, double-blind studies (the Spinal Osteoporosis Therapeutic Intervention [SOTI] and TReatment Of Peripheral OSteoporosis [TROPOS]) included 1488 women between 80 and 100 years of age followed for 3 years. Yearly spinal X-rays were performed in 895 patients. Only radiographically confirmed nonvertebral fractures were included. RESULTS: Baseline characteristics did not differ in placebo and treatment arms. In the intent-to-treat analysis, the risk of vertebral, nonvertebral, and clinical (symptomatic vertebral and nonvertebral) fractures was reduced within 1 year by 59% (p = 0.002), 41% (p = 0.027), and 37% (p = 0.012), respectively. At the end of 3 years, vertebral, nonvertebral, and clinical fracture risks were reduced by 32% (p = 0.013), 31% (p = 0.011), and 22% (p = 0.040), respectively. The medication was well tolerated, and the safety profile was similar to that in younger patients. CONCLUSIONS: Treatment with strontium ranelate safely reduces the risk of vertebral and nonvertebral fractures in women with osteoporosis &gt; or = 80 years of age. Even in the oldest old, it is not too late to reduce fracture risk.