12. Geef aan wat je ziet;
Niet waardeoordelen;
Niet moraliseren.
12
13. Korte tijd tussen waarneming en feedback;
Kijk naar emotioneel moment.
13
14. Intentie om ander te informeren;
Gevoelsmatige gelijkheid;
Veilig voelen;
Moeten willen ontvangen;
Ruimte in tijd, omgeving
en omstandigheden
14
15. Ongewenst gedrag corrigeren;
Kan confronteren;
Jij-vorm: kritiek en beschuldiging;
Beter ik-vorm;
Informeren en leren;
Niet dwingen.
15
16. Feedback is kritiek;
In verdediging;
Motieven feedbackgever;
Geldigheid feedback;
Verklaren;
Tegenaanval plaatsen.
16
17. Vraag open naar bedoeling;
Wees oprecht;
Combineer ondersteunen en corrigerende feedback;
Toon waardering.
17