1. Een verbond van hoop
Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een
eeuwigdurend verbond: ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen.
(Gen 17,7)
Op geen half jaar tijd Nora en Remi verliezen doet pijn. Pijn omdat het alletwee figuren zijn
van hoop voor onze bewegingen. Het waren Bewegers, voorzetters, niet-opgevers, en bovenal
gepassioneerde figuren. Op beide begrafenissen ben ik met moed en verdriet buitengekomen.
Ze gingen mee op mijn weg, maar ook op de Weg. Twee compagnons de route.
Ik herinner me nog toen ik Nora voor de eerste keer zag op een Ontmoetingsdag. Het was de
eerste keer dat we met een aantal jonge mensen in de voorbereiding hadden meegedraaid. Ze
stapte meteen op me af om me te leren kennen en vertelde ronduit over de hoop en het
vertrouwen dat ze had in de nieuwe generatie. Ze nam daarbij –zoals ze dat nog vele malen
zou doen- mijn handen stevig vast. “Doordoen!”, zei ze dan.
Ik wist er toen nog niet zo goed raad mee. Maar wat wel duidelijk was is de warmte en de
geestkracht die van haar gezicht afstraalde. Nora had de gave om tederheid en actie met elkaar
te verbinden, dat voelde je in haar spreken en zwijgen, in haar handelen en stilvallen.
Het was dan ook een hele eer om een paar jaar later officieel de fakkel over te nemen en Nora
hartelijk te danken. Een moment dat ik niet zo gauw vergeet.
‘Kome wat komt!’ Het is meer dan drie woorden, het is een motto om te geloven in de
wervingskracht en overlevingskansen van onze bevrijdende boodschap. De fakkel doorgeven
in dat perspectief is geloven in een eeuwigdurend verbond met alle komende generaties.
Dank je voor het vertrouwen Nora. We doen ons best, ’t zal niet gemakkelijk zijn.
Remi leerde ik nog iets eerder kennen op een leerhuis over wonderverhalen in Olla Podrida
(de voorganger van Jona). Samen met Elke – nog zo’n verbond over generaties heen – opende
hij mijn ogen voor het politieke en maatschappelijke verhaal achter en in de bijbelteksten. Hij
zei dat ik wonderen moest leren lezen als tegenverhalen, omdat ze geschreven zijn in een
context van totale verwoesting (de tempel) en desillusie (het joodse volk in de diaspora). Ik
was toen pas afgestudeerd als godsdienstleerkracht en begon pas vanaf dan de opstandigheid
van de bijbelse verhalen te voelen.
Nog vele leerhuizen, ontmoetingen en weekends zouden volgen. Zijn verhaal was zo
aanstekelijk dat we met Jona mee veranderden als een echte beweging aan de basis. En hoe
opener de blik van de vele vormingen werd (o.a. bij het uitdagende werk in contact te komen
met de islam rond ons), hoe meer wij ook open stonden voor een ruimere groep zoekers. Hij
supporterde steeds uit volle borst; dat tot zijn laatste weken toe. Hij geloofde en hoopte op een
nieuwe toekomst voor de basisbeweging in groepen zoals Jona.
Tot ons geluk laat gij de doden niet zwijgen; zij zullen spreken, ze zijn met ons op weg, de
vele doden die verdreven zijn; uit stof dat wij vertreden staan zij op, ze spreken. (Th.J.M.
Naastepad op de gedachtenis van Remi)
Remi sprak vaak over het verbond, over een God-die-ons-niet-loslaat, een Wezer, de Eeuwige
al mogen we ons daar niet te veel beelden van maken. Een verbond dat levenden en doden
verbindt in de gezamenlijke hoop dat ons eindige bestaan een noodzakelijke schakel is in de
ketting van groei naar vrede en rechtvaardigheid.
Dank je voor het geloof Remi. We doen ons best, ’t zal niet gemakkelijk zijn.