Presentatie van Magda de Bruijn, kennistransfermanager bij Kennisnet over wat onderzoek voor het onderwijs (en de kennisnetambassadeurs) kan betekenen.
8. 2. Wetenschappelijk onderzoek: percepties Hoe beoordelen docenten, als professionals, het onderwijs? Twee voorbeelden Uitvoering Ambities Resultaat gepercipieerd gemeten
9.
10. Aanvragen voor een onderzoek onderzoeksregeling ‘Kennis van waarde maken’ Aanvragen kunnen ingediend worden door scholen voor primair, voortgezet en beroepsonderwijs in samenwerking met een onderzoeksinstelling. Voorwaarde: 1. De ict-toepassing wordt daadwerkelijk in de praktijk uitgevoerd in het kader van het onderzoek. 2. Het kan ook gaan om flankerend onderzoek bij een ontwerpproces. Per aanvraag is er gemiddeld € 50.000,- beschikbaar. Voor 2009 is nog ruimte voor aanvragen. In het startdocument ‘Kennis van waarde maken’ staan richtlijnen voor de indiener. Beoordeling vindt plaats door twee onafhankelijke reviewers. Criteria voor het opstellen van een aanvraag zijn op de site onderzoek.kennisnet.nl te vinden. Voor meer informatie r.brouwer @ kennisnet.nl
11. Web 2.0 voor leerlingen in vo en mbo Bewustwording van de mogelijkheden van web 2.0 Gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Wat punt nul..? Web 2.0 en vo- en mbo-leerlingen’. Kanters e.a. 2008 Onderzoek.kennisnet.nl
17. Wat doen mensen op internet? Gebruikers zijn te verdelen in 6 categorieen: June 21, 2009 1. Makers : dit zijn mensen die blogs en webpagina’s publiceren en video’s uploaden naar YouTube, en wel minstens 1x per maand. 2. Critici : deze mensen leveren commentaar op blogs en geven waardering of schrijven besprekingen op bijvoorbeeld Amazon.com. 3. Verzamelaars : deze groep doet aan social bookmarking via bijvoorbeeld del.icio.us en gebruikt RSS via Bloglines. 4. Deelnemers : deze groep maakt gebruik van sociale netwerken zoals Hyves, MySpace en Facebook. 5. Toeschouwers : dit zijn mensen die blogs lezen, video’s bekijken en podcasts beluisteren, waarbij de meest voorkomende activiteit blogs lezen is. 6. Inactieven : mensen die in het geheel niet Deelnemen aan sociale activiteiten op internet. Jongeren: Vooral sociaal netwerken met Hyves en MSN en video’s bekijken met YouTube. De prosumers zijn in de minderheid.
18. Wat betekent dit voor de onderwijspraktijk? 1.Leerlingen missen vaak informatievaardigheden. Docent kan rol hebben als mediacoach. 2.Leerlingen verwachten docent niet op Hyves. Docent heeft en houdt de traditionele rol. 3. Geen spontaan gebruik van web 2.0 Docent zal web 2.0 tools moeten introduceren. 4. Leerling gebruikt tools ter ondersteuning van bestaand gedrag. Docent bepaalt of het kletsen in de klas via MSN en Hyves storend werkt.
19. Zelf gebruik maken van onderzoek 1. Presentaties geven of aanvragen bij Kennisnet. Voorbeeld is web 2.0 bij leerlingen uit vo en mbo 2. Inventarisatie behoefte. Op het gebied van kennistransfer
Notas del editor
Praktijkbetekenis zie je terug in ambities en uitvoering Wetenschappelijk onderzoek valt uiteen in onderzoek naar ervaren opbrengsten (gepercipieerd) en gemeten opbrengsten Doel is inzicht te krijgen in wat rendabel gebruik is van ict (resultaat)
Hier iets bij vertellen over hoe docenten het onderwijs kunnen beoordelen (bijv. Power Indicator)
Ook suggestie doen dat het kan gaan om flankerend onderzoek…bijvoord uit andere bron zijn middelen beschikbaar voor ontwerpen nieuw leera Rrangementen of aanschaf hardware /software. Deze regeling biedt ruimte om vast te stellen of veronderstelde opbrengsten daadwerkelijk optreden. Inzichten zijn van belang in de fase van experiment (= durf om iets nieuws uit te proberen en op kleine schaal kans nemen op succes / falen) naar opschaling (er is evidentie op basis van uitproberen geflankeerd door onderzoek) dat ict werkt. Ook vermelden waarom Kennisnet dit doet? Ontwikkelen kennis bij (beperkt aantal scholen) waarvan de inzichten de gehele sector profiteert. Inzichten vrij beschikbaar via….
Zo is de veronderstelde vaardigheid van multitasken verre van het exclusieve terrein van jongeren, het gebruik van meerdere media tegelijkertijd (muziek luisteren en e-mailen; televisie kijken en de krant lezen) komt ook bij volwassenen in ruime mate voor, en is ook geenszins ‘nieuw’, zoals vroeger bij het naar de radio luisteren al gemultitasked werd door tegelijkertijd de spruitjes schoon te maken of de sokken te stoppen. Bij een nauwere definitie van multitasken als het snel kunnen schakelen tussen IM, e-mail, gamen, je profiel bijwerken, en een boek online bestellen, is de vraag of hier niet eerder sprake is van een sequentie van handelen in plaats van in essentie parallelle processen. Een sequentie die mogelijk is doordat de computer wel kan multitasken (mail ophalen, RSS-feed ophalen, een credit card betaling afhandelen, software updaten, een filmpje afdraaien). Tot slot kunnen we de vraag stellen of de bewondering die er veelal is voor het kunnen multitasken wel stand kan houden: ‘multi-tasking may not be as beneficial as it appears and can result in a loss of concentration and cognitive ‘ overload’ as the brain shifts between competing stim uli’
Bevindingen Instant messaging (msn’en) wordt door jongeren als het belangrijkste communicatiemiddel gezien en dagelijks gebruikt. Opvallend is dat de meest gebruikte tools erg tekstgericht zijn (MSN, chatten, SMS, profielinformatie) wat haaks lijkt te staan op de sterke nadruk die vaak gelegd wordt op de huidige beeldcultuur. Een verklaring voor deze tekstuele gerichtheid kan zijn dat de verminderde audiovisuele informatie kan bijdragen aan zichzelf op een geïdealiseerde manier te presenteren en zich minder geremd voelen om bepaalde intieme aspecten van zichzelf bloot te geven (Valkenburg, Schouten & Peter, 2006). Voor het werkelijk gebruik van Web 2.0 is nog weinig systematisch wetenschappelijk onderzoek beschikbaar: het lijkt erop dat jongeren wel actiever zijn dan ouderen (ouder dan 27 jaar) maar niet zo massaal als soms wordt verkondigt (34% inactieven).
Leerlingen houden zich vooral bezig met het verzamelen van informatie en accepteren deze dikwijls zonder enige kritiek of reflectie.’ (Ten Brummelhuis, 2006, pagina 132). Het is veelal knippen en plakken en dan leuk opmaken. Op de informatievaardigheden van jongeren is nogal wat aan te merken. Veel van de geïnterviewde jongeren namen standaard genoegen met de eerste drie hits van Google bij het uitzetten van een informatievraag. Om te checken of de informatie wel klopt zoeken ze een enkele keer nog wel op een andere site hetzelfde onderwerp op, maar daar blijft het wel bij. Internet werd, als zijnde een enkele informatiebron, vaak genoemd, als bron van antwoord. De jongeren gaven ook wel aan Wikipedia te gebruiken maar niet als begin van hun zoektocht. Zij kwamen, zo gaven zij zelf aan, daar wel vaak op terecht, via Google. Kortom,er schort nogal wat aan de mediawijsheid van de geïnterviewde jongeren. Daarnaast zien wij dat op scholen dat ICT met name instrumenteel wordt ingezet en in veel mindere mate op basis van inhoudelijke gronden. Zoals ook wel blijkt uit de vier in balans monitor hebben veel scholen wel aandacht besteed aan de harde kant van ICT (hardware, software, infrastructuur) maar nog in mindere mate aan de zachte kant (visie op ICT en competenties). Onze bevindingen sluiten daar bij aan. De computer is een handig middel om diverse vraagstukken mee op te lossen en/of vorm te geven, maar maakt zeker geen integraal onderdeel uit van het onderwijs of de visie die men op onderwijs heeft. Ons viel op dat er nogal wat verschillen waren in ICT- en informatievaardigheden bij de jongeren zelf. Deze hebben voornamelijk te maken met leeftijd en opleidingsniveau. Algemeen geldt dat naarmate men jonger is, men zich minder bewust is van zijn eigen doen en laten. Dit geldt ook voor het doen en laten op internet. Met name aan informatievaardigheden bij de jongste deelnemers aan dit onderzoek, leek het te ontbreken.