1. 1
Les 125 : Spiegelingen
Welke figuur achter de streep is het spiegelbeeld van de figuur voor de
streep?
Gebruik je spiegel om te controleren.
1
2. 2
Les 126 : De maaltafel van 7
Neem een honderdveld. Leg blokjes.
Begin op 0. Maak sprongen van ZEVEN. Stop bij 70.
Laat alles liggen. Je kan dit gebruiken bij de volgende oefeningen!
Tel met sprongen van 7. Van 0 naar 70.
0 – 8 – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___
Rangschik van klein naar groot.
28 – 42 – 63 – 49 – 70 – 0 – 35 – 21 – 14 – 56 – 7
___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___
Kleur de sterren met een getal uit de tafel van 7.
Tel verder met sprongen van 7. Vul verder aan.
1
2
3
4
3. 3
Tel af met sprongen van 7. Van 70 naar 0.
70 – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___ – ___
Ruim het honderdveld en de rondjes op.
Welke vermenigvuldigingen horen erbij? Vul in.
Je mag de gele strook met dominosteentjes en je meetlat gebruiken.
Los op.
2 x 7 = _____
7 x 7 = _____
3 x 7 = _____
8 x 7 = _____
1 x 7 = _____
4 x 7 = _____
9 x 7 = _____
6 x 7 = _____
0 x 7 = _____
10 x 7 = _____
5
6
7
4. 4
Draai de strook met dominosteentjes om.
Vul de sommen in.
Je mag op je VINGERS tellen met GROEPJES VAN 7.
Vul in.
X 5 7 4 6 3
7
X 2 8 1 9 0
7
Rekenverhalen
a) In een bak zitten 7 kiwi’s. Jan koopt 3 bakjes.
Hoeveel kiwi’s kooptJan?
Formule : ______________________________
Antwoord : Jan koopt _____ kiwi’s.
b) Een boek kost € 7. Lies koopt 5 boeken.
Hoeveel moetLies betalen?
Formule : ______________________________
Antwoord : Lies moet _____ euro betalen.
Les 127 : De maaltafel van 7 inoefenen (zie tafelboekje p. 43 - 46)
8
9
6. 6
Les 129 : Een breuk nemen van een hoeveelheid
Verdeel de vlakstukken in gelijke delen. Kleur daarna het gevraagde deel.
Verdeel deze lijnstukken in gelijke delen en trek een boog onder 1 deel.
1
2
7. 7
Kleur het gevraagde deel van het aantal tegels. Schrijf de formule en vul in!
1/3 van _____ = _____
1/8 van _____ = _____ 1/10 van _____ = _____
Welk deel is gekleurd?
= 1 geheel
= 1 / _____
= 1 / _____
= 1 / _____
= 1 / _____
Los op.
1/8 van 72 = _____
1/5 van 35 = _____
1/3 van 27 = _____
1/6 van 48 = _____
1/2 van 20 = _____
1/7 van 28 = _____
1/6 van 54 = _____
1/4 van 24 = _____
1/5 van 45 = _____
1/9 van 81 = _____
3
4
5
10. 10
Les 131 : Gelijkvormigheid
We onthouden…
Kun je net hetzelfde natekenen in het tweede rooster?1
11. 11
In dit rooster staan heel wat figuen.
Zoek de figuren die precies op elkaar passen. Kleur ze in dezelfde kleur.
2
12. 12
Les 132 : De deeltafelvan 7
Werk met het verdeelschema en de rondjes.
Neem 42 rondjes. Verdeel deze rondjes over 7 zakken.
Hoeveel rondjes zitten er in iedere zak?
TEKEN :
VUL IN :
42 rondjes verdeeld over 7 zakken = _____ rondjes in iedere zak.
OF 42 : 7 = _____
Neem 28 rondjes. Verdeel deze rondjes over 7 zakken.
Hoeveel rondjes zitten er in iedere zak?
TEKEN :
VUL IN :
28 rondjes verdeeld over 7 zakken = _____ rondjes in iedere zak.
OF 28 : 7 = _____
1
13. 13
Neem 7 rondjes. Verdeel deze rondjes over 7 zakken.
Hoeveel rondjes zitten er in iedere zak?
TEKEN :
VUL IN :
7 rondjes verdeeld over 7 zakken = _____ rondjes in iedere zak.
OF 7 : 7 = _____
Ruim het verdeelschema en de rondjes op.
Neem de strook van 100 en de staafjes van 7.
Zet een streep bij 63 op de lange strook.
Leg staafjes van 7 op de strook tot je bij 63 bent.
Nu zoek je hoeveel keer 7 in 63 gaat. Tel het aantal staafjes.
in
63 : 7 = … keer 63 : 7 = …
Zet een streep bij 49 op de lange strook.
Leg staafjes van 7 op de strook tot je bij 49 bent.
Nu zoek je hoeveel keer 7 in 49 gaat. Tel het aantal staafjes.
in
49 : 7 = … keer 49 : 7 = …
2
14. 14
Zet een streep bij 21 op de lange strook.
Leg staafjes van 7 op de strook tot je bij 21 bent.
Nu zoek je hoeveel keer 7 in 21 gaat. Tel het aantal staafjes.
in
21 : 7 = … keer 21 : 7 = …
Ruim de strook en de staafjes op.
Nu zonder staafjes. Maar gebruik je vingers.
56 : 7 = _____
14 : 7 = _____
35 : 7 = _____
Tel per 7 tot je bij 56 bent.
Telkens als je er 7 bij telt, steek je een vinger op.
Hoeveel keer gaat 7 in 56?
Tel het aantal vingers. 56 : 7 = …
Doe dit ook zo bij de andere oefeningen.
Als je maal 7 vlot kent, kan je ook delen door 7.
_____ x 7 = 28
_____ x 7 = 14
_____ x 7 = 42
_____ x 7 = 63
dus
dus
dus
dus
28 : 7 = _____
14 : 7 = _____
42 : 7 = _____
63 : 7 = _____
3
4
20. 20
Les 135 : Herhaling : Optellenen aftrekken tot 100
24 + 30 = ________________________
91 – 60 = ________________________
26 + 13 = ________________________
78 – 52 = ________________________
19 + 6 = ________________________
73 – 9 = ________________________
17 + 18 = ________________________
35 + _____ = 70 ________________
90 – 46 = ________________________
24 – 15 = ________________________
37 + _____ = 60 ________________
100 – 52 = _______________________
Los op.
Het verschil tussen 34 en 19 is _____ .
De som van 34 en 19 is _____ .
Verminder 31 met 18, je bekomt _____ .
13 meer dan 29 is _____ .
Vermeerder 83 met 17, je bekomt _____.
Trek 8 af van 90, je krijgt dan _____ .
Doe 25 bij het dubbel van 10, dit is _____ .
De som van 24 en 51 is _____ .
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
1
2
21. 21
48 vermeerderd met 20 is _____ .
43 is de som van 21 en _____ .
Het verschil van 50 en 8 is _____ .
15 minder dan 40 is _____ .
Trek 16 af van 29, je bekomt _____ .
Doe 55 af van 100. Het verschil is _____ .
90 is gelijk aan 20 plus _____ .
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
____________________________
Les 136 : Herhaling van alle tafels (zie tafelboekje p. 47 en 48)
22. 22
Les 137 : Figuren vervormen
Teken dit over op de 2 roosters.
Na deze les volgt toets 9.
1