SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 7
Descargar para leer sin conexión
praktisch
inzicht
24  Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015
Het kiemgetal van biest
gevoerd aan kalfjes is
te vaak te hoog
Vetvice en Veterinair Centrum (VC) Someren
deden tijdens het stalseizoen 2014 tot 2015
onderzoek naar de microbiële kwaliteit van
biest, zoals die op melkveebedrijven aan pas-
geboren kalfjes wordt gevoerd. De doelen
waren allereerst een beeld te krijgen van de
toestand in de praktijk: is de microbiële
kwaliteit wel of niet een issue? En ten
tweede methoden te ontwikkelen om vee-
houders effectief te ondersteunen in het
beheersen van de microbiële kwaliteit van
biest in hun dagelijkse praktijk.
TEKST  DRS. JAN HULSEN MSM
De aanleiding van het onderzoek was de con-
statering dat op veel melkveebedrijven veel te
verbeteren is in de opfok van kalfjes in de eer-
ste zes maanden en dat veehouders daarin
geholpen willen worden. De incidentie van
ziekteproblemen is vaak erg hoog, de groei
relatief laag en er wordt weinig gestructureerd
gewerkt en gemanaged. Als oorzaak van ziek-
teproblemen wordt in de praktijk vaak gewe-
zen naar onvoldoende opname van antistoffen
uit biest. De indruk bestond dat niet alle oor-
zakelijke aspecten hiervan voldoende in beeld
zijn en dat de mensen die het uiteindelijke
werk moeten uitvoeren, onvoldoende concrete
en geïntegreerde adviezen krijgen. Het project
is onderdeel van www.kalverdokter.nl en werd
deels uitgevoerd door twee studenten Dier- en
Veehouderij van HAS Hogescholen Den Bosch.
Onderzoek 1: kiemgetal van
ingevroren biest
Op 42 melkveebedrijven die klant zijn van het
Veterinair Centrum (VC) Someren, werden
door een HAS-stagiaire 95 steriele monsters
genomen van in de diepvries aanwezige biest,
die diende als reservevoorraad biest. De vee-
houders waren hiervoor gevraagd door VC
Someren, waarbij gepoogd is een weerspiege-
ling van het klantenbestand te bereiken. De
monsters werden direct gekoeld vervoerd naar
het laboratorium van VC Someren. Hier werd
het totale kiemgetal (kiemgetal) bepaald en
van 64 monsters ook het coliformenkiemgetal.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015  25
Kiemgetal biest
Van de oorspronkelijke 95 monsters zijn 11
monsters niet meegenomen omdat de veehou-
ders deze monsters niet volgens de standaard
werkwijze hadden ingevroren.
58 procent van de biest bleek ongeschikt voor
voedering aan kalveren (49 monsters) vanwege
een te hoog kiemgetal (>100.000 kve/ml). 19
procent (n=16) had zelfs een kiemgetal groter
dan 1.000.000 kolonievormende eenheden
(kve) per milliliter en 19 procent van de mon-
sters (12 van 64 monsters) had een te hoog
coliformenkiemgetal (>10.000 ckve/ml). Deze
monsters hadden allemaal ook een te hoog
kiemgetal.
Onze conclusie is dat meer dan de helft van
de ingevroren biest al in ingevroren toestand
minder geschikt is voor voedering van pasge-
boren kalfjes vanwege een te hoog kiemgetal.
Verontreiniging van biest met mest lijkt
slechts beperkt plaats te vinden, in 19 pro-
cent van de monsters was het aantal
­coliformen te hoog.
Onderzoek 2: kiemgetal eerste biest
op het moment van voeren
Negentien melkveebedrijven die klant zijn van
het Veterinair Centrum (VC) Someren, werden
door een HAS-stagiaire bezocht. Tijdens dit
bezoek werd een interview afgenomen en wer-
den de werkplekken waar met biest wordt
gewerkt, beoordeeld.
De veehouders hadden een maximum van vijf
monsters ingevroren die ze zelf genomen had-
den. De monsters zijn genomen met steriele 5
milliliter injectiespuiten met een steriele 1,2
mm x 35 mm naald en direct ingevroren. De
monsters werden gekoeld vervoerd en afgele-
verd op het laboratorium van VC Someren,
voor bepaling van het totale kiemgetal en coli-
formenkiemgetal. De monsters werden geno-
men van biest van een eerste melking na
afkalven, juist voordat deze aan een kalf
gevoerd zou worden. Dit kan dus van een eer-
ste, tweede of latere maaltijd zijn. Er werden
in totaal 86 monsters verzameld, waarvan 80
gebruikt zijn voor het onderzoek. Zes mon-
sters zijn afgevallen omdat de veehouders
deze niet genomen hadden van eerste biest
zoals ze die normaal aan hun kalveren voe-
ren. Zeventig monsters waren van een eerste
biestmaaltijd, tien monsters van een tweede
biestmaaltijd.
24 procent van de monsters van de eerste
maaltijd (17 van 70) was ongeschikt voor voe-
dering vanwege een te hoog kiemgetal
(>100.000 kve/ml). Dit is lager dan in andere,
gepubliceerde onderzoeken, mogelijk doordat
de veehouders op de hoogte waren van de
resultaten van onderzoek 1 en daardoor hygië-
nischer zijn gaan werken. 7 procent van de
monsters (5 van 70) is ongeschikt voor voede-
ring door een te hoog coliformenkiemgetal
(>10.000/ml). Deze monsters hadden allemaal
ook een te hoog kiemgetal. 30 procent van de
monsters (3 van 10) van de tweede biestmaal-
tijd had een te hoog kiemgetal (>100.000 kve/
ml) en 10 procent (1 van 10) had een te hoog
coliformenkiemgetal (>10.000 ckve/ml). Dit
monster had ook een te hoog kiemgetal.
Onze conclusie is dat een substantieel deel van
de biest tijdens de eerste biestmaaltijd onge-
schikt is voor voedering aan een pasgeboren
kalf, vanwege een te hoog kiemgetal. Het is
niet te verwachten dat het kiemgetal daalt tij-
dens bewaring van biest, dus bij latere biest-
maaltijden zal meer biest bacteriologisch
ongeschikt zijn voor voedering.
Biest en biestkwaliteit
Biest bevat allereerst veel antistoffen, met
name IgG, maar daarnaast vele andere stoffen
die belangrijk zijn voor het kalfje. Dit zijn
energiedragers (vetten en koolhydraten), eiwit-
ten, vitaminen, mineralen, hormonen en vele
nog onbekende stoffen (5,6,8). Daarbij bevat
verse biest levende leukocyten van de koe die
worden opgenomen in de circulatie van het
kalf en een bijdrage leveren aan de afweer (14)
en waarschijnlijk van belang zijn voor de
opbouw van een gezonde darmflora (microbi-
oom) in het kalf (26).
Tijdige en voldoende opname van goede kwa-
liteit biest door een pasgeboren kalf geldt als
de belangrijkste voorwaarde voor het kalf om
voldoende weerstand te hebben tegen infec-
ties in de eerste levensmaanden (4, 10, 16).
Bovendien heeft voldoende biestopname een
positief effect op de ziekte-incidentie en groei
van het kalf op latere leeftijd, op de melkpro-
ductie in de eerste en tweede lactatie, en op
de kans afgevoerd te worden in de eerste lac-
tatie (10). Het afgeleide doel/meetpunt is een
IgG-gehalte in het serum van het kalf van ten-
minste 10 mg/ml op 24 tot 48 uur na geboorte
(7,23) of een serum eiwitgehalte groter of
gelijk aan 5,0 tot 5,2 g/dL (23, 24). De laatste
bepaling kan bij het individuele dier onbe-
trouwbaar zijn en is vooral geschikt voor kop-
peldiagnostiek (23). In welke mate Neder-
landse melkveehouders het IgG-gehalte van
hun kalveren en daarmee de biestvoorziening
bepalen, is niet bekend. In de VS liet slechts
2,1 procent van de melkveebedrijven in 2007
dit routinematig bepalen (23).
praktisch
inzicht
26  Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015
Nederlandse en Belgische melkveebedrijven en
daarmee samengaande stijging van het aantal
stuks jongvee. Daarnaast is er een toename
van de bewustwording van het belang van
goede jongveeopfok, om drie redenen: kosten-
reductie, het in de toekomst verkrijgen van
goede kwaliteit melkvee en vermindering van
de milieubelasting van de melkveesector.
Naarmate het aantal jonge kalveren op een
bedrijf toeneemt, is de kans groter dat infec-
ties tussen kalveren worden overgedragen. Dit
is zeer duidelijk merkbaar in het traject van
vijftig tot tweehonderd koeien. Op een bedrijf
met vijftig koeien zijn gemiddeld drie kalve-
ren tot dertig dagen leeftijd aanwezig, op een
bedrijf met tweehonderd koeien twaalf, als
alle vaarskalveren worden aangehouden.
Naast de grotere contactkans, neemt de kans
op tussentijdse leegstand van hokjes af en de
druk op het gebruik van materialen zoals
speenemmers toe. Op grotere melkveebedrij-
ven is het belangrijker de dingen elke keer
goed te doen. Met name structurele fouten en
onachtzaamheid worden afgestraft, in de vorm
van meer ziekteproblemen. Er is minder tijd
en mogelijkheid voor improvisatie en maat-
werk. Voor het ontwerpen van goede stan-
daardwerkwijzen is het belangrijk de proces-
sen goed te begrijpen. Vervolgens zijn
meetpunten nodig voor het meten en evalue-
ren van deze processen en werkwijzen.
Bacteriologische kwaliteit van biest
Biest met een verhoogd kiemgetal geeft een
lager totaal eiwit, plasma-IgG en efficiëntie van
IgG-absorptie bij het kalf (18). De mechanismen
zijn niet geheel bekend. Voor een deel komt dit
waarschijnlijk doordat IgG in het lumen van de
darm bindt met micro-organismen (8). Daar-
naast ligt het voor de hand dat de reactie van
de darmwand op de antigenen van de micro-or-
ganismen de opname van groot-moleculaire
eiwitten vermindert. De beschermende wer-
king van biest in de darmwand tegen invasie
van E.coli is aangetoond (17).
De website van de gezamenlijke State Exten-
sion Services in de Verenigde Staten (www.
extension.org) bevat veel informatie over de
bacteriologische kwaliteit van biest en kalver-
melk. In Nederland is hier nog relatief weinig
aandacht voor, terwijl op bedrijven vaak dui-
delijk zichtbaar en ruikbaar verontreinigde
materialen voor kalvervoeding aanwezig zijn.
Ook zien we vaak werkwijzen die zeer risico-
vol zijn voor bacteriegroei in biest, zoals biest
ongekoeld in een emmer bewaren.
Een veel gegeven advies in Nederland is de koe
Gezondheid van kalfjes
Er bestaan grote verschillen tussen Neder-
landse melkveebedrijven in de gezondheid van
jonge kalfjes. De meeste veehouders hebben
weinig inzicht in de werkelijke situatie op hun
bedrijven omdat ze de ziektegevallen niet
administreren (15). Studies uitgevoerd in de
Verenigde Staten laten zien dat 19,2 procent
van de kalfjes te weinig antistoffen uit biest
opneemt, 17,9 procent behandeld wordt van-
wege diarree en 11,4 procent vanwege lucht-
wegproblemen (23). Veehouders zijn in hoge
mate tolerant voor lichte ziekteverschijnselen
bij kalveren (15). Zolang de dieren hun
melktoelage opdrinken wordt bijvoorbeeld
diarree niet als een probleem behandeld (15).
Dit wil niet zeggen dat veehouders tevreden
zijn met diarree of minder florerende kalfjes.
Het is vooral een gevolg van managementkeu-
zes (kosten-baten) en -vaak onbewuste-
onmacht. De oplossing wordt meestal gezocht
in verbetering van tijdstip van verstrekking,
hoger IgG-gehalte door vaccinatie en vergro-
ting van de hoeveelheid biest voor het pasge-
boren kalf. Daarnaast wordt geprobeerd het
aantal kalveren dat suboptimaal biest
opneemt, te verlagen. Enerzijds poogt men dus
de werkwijzen te verbeteren en te standaardi-
seren, anderzijds wil men het elke keer correct
uitvoeren van deze standaard werkwijzen ver-
hogen (compliance). Beide aspecten worden
vooral geschat, maar nog nauwelijks gemeten,
noch door veehouders, noch door adviseurs.
Daarnaast worden vaak hygiënische maatrege-
len geadviseerd, zoals reinigen van eenlinghuis-
vesting, meer eenlinghuisvesting zodat deze
een tijd lang leeg kan staan en eigen drink- en
eetmateriaal voor elk kalf. Ook vaccinatie van
de koe om het antistoffengehalte in de biest te
verhogen, is een veel ingezette interventie.
De laatste jaren is bovenop voornoemde maat-
regelen ook meer aandacht voor andere aspec-
ten van huisvesting, verzorging en voeding
van het jonge kalfje. Er wordt meer volle melk
gevoerd en grotere hoeveelheden volle melk of
poedermelk, aangedreven door de verwachting
van een hogere melkproductie in de eerste lac-
tatie (20, 21, 22) en de praktijkervaring dat dit
in ieder geval de groei maar ook de gezond-
heid verbetert (10). Er is veel belangstelling
voor mechanische ventilatie, inclusief over-
drukventilatie met buizen.
Kennisbehoefte opfok jonge kalfjes
Drijvende factor achter een verhoogde belang-
stelling voor jongveeopfok is het gestegen
gemiddelde aantal melkkoeien (CBS) op de
Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015  27
Kiemgetal biest
Anders gezegd: het monster moet direct wor-
den ingevroren of onder 4 graden Celsius wor-
den gekoeld, en het mag tijdens transport niet
warmer worden dan 4 graden. Dierenartsen-
praktijken met een microbieel lab kunnen
kiemgetalbepalingen uitvoeren. Deze dienst
zou goed kunnen passen in het dienstenpak-
ket. Het door Kalverdokter.nl ontwikkelde
monsternameprotocol lijkt in de praktijk uit-
stekend te werken.
Als norm voor het kiemgetal in biest wordt in
wetenschappelijk onderzoek en door laborato-
ria die deze bepaling leveren, gewerkt met
100.000 kve en 10.000 kve coliformen, zoals
geponeerd door McGuirk en Collins (2004).
Stewart et al (3) vonden in biestmonsters
direct uit het uier genomen gemiddeld een
kiemgetal van 28 kve/ml (0 tot 60.000 kve/ml),
waarbij 100 procent onder de norm van
100.000 kve/ml viel. In dezelfde proef vonden
zij in monsters van biest die op normale wijze
was opgevangen door de veehouders in mel-
kemmer of fles (voor sondevoeding), een
gemiddeld kiemgetal van respectievelijk
98.000 kve/ml en 45.000 kve/ml. Zij identifi-
ceerden melkapparatuur en materiaal om de
biest te verzamelen als de belangrijkste vervui-
lingsbronnen.
Stewart et al. (3) vonden dat met alleen koe-
ling of alleen een conserveermiddel (kalium­
sorbaat) in de eerste 24 uur vrijwel geen bacte-
riegroei optrad. Met de combinatie van een
conserveermiddel en koeling (4 graden) daalde
allereerst het kiemgetal en vervolgens werd de
bacteriegroei stopgezet. Hoewel dit niet ver-
meld wordt, is het aannemelijk dat in de gepu-
bliceerde onderzoeken de koeien allemaal met
antibiotica zijn drooggezet. Dit kan invloed
hebben op het kiemgetal van de biest, name-
lijk een lagere incidentie van verhoogd kiem-
getal door uierinfecties ten opzichte van selec-
tief droogzetten zoals in Nederland nu de
praktijk is. Bij de vaarzen zal vrijwel nooit
sprake zijn geweest van gebruik van antimi-
crobiële middelen in het uier.
Management van het kiemgetal van
biest
Het kiemgetal is een functie van contaminatie
en bacteriegroei. De bronnen van verontreini-
ging zijn (3, 11):
1.	melkapparatuur: mini-melker en extra
melkstel voor zorgkoeien;
2.	materialen voor opvang: dumpemmers,
melkflessen, enovoorts;
3.	bij handmatig melken: speenhuid, stof en
vuil van de uierhuid en vacht van de koe.
zo snel mogelijk na afkalven uit te melken en
de biest in opeenvolgende maaltijden aan het
kalf te voeren gedurende tenminste de eerste
twee levensdagen (onder andere Vetvice, GD).
Diverse onderzoeken vonden dat het kiemge-
tal van verse biest gemiddeld erg hoog is
(1,3,10,13). Als biest niet direct gekoeld wordt
bewaard of als niet direct een bacteriegroei-
remmer wordt toegevoegd, zal het kiemgetal
snel stijgen. In de praktijk is het niet gebruike-
lijk bacteriegroeiremmers te gebruiken en op
veel bedrijven wordt de eerste biest niet opti-
maal koel bewaard. Sam Leadly, een consul-
tant op het gebied van kalveropfok, meldt dat
bij lichaamstemperatuur de verdubbelingstijd
van het kiemgetal 20 minuten bedraagt, bij 15
graden Celsius 2,5 uur en bij 4 graden meer
dan 24 uur (www.calfnotes.com). In de periode
voor en tijdens de eerste biestmaaltijd heeft
het kalf geen passieve afweer, noch systemisch
noch in het maagdarmkanaal. Het maagdarm-
kanaal is op dat moment ook ingesteld op de
absorptie van grote moleculen en weinig
beschermd.
Pasteurisatie van biest
Biest kan gepasteuriseerd worden door het 30
tot 60 minuten op 60 graden Celsius te ver-
warmen (19). Aan Penn State University is hier
veel onderzoek naar gedaan en adviseert men
30 minuten bij 60 graden (25). Pasteurisatie
van biest leidt tot een lager totaal kiemgetal
en coliformenkiemgetal (19, 25). Hierdoor
daalt de blootstelling van het kalf aan
micro-organismen. Bovendien geeft de ver-
strekking van gepasteuriseerde biest een hoger
IgG bij het kalf. Godden (19) voerde op 6 com-
merciële melkveebedrijven 1.071 pasgeboren
kalfjes binnen 60 minuten na de geboorte 3,8
liter biest, ofwel vers en onbehandeld (n=518),
ofwel gepasteuriseerd (n=553). De kalfjes die
gepasteuriseerde biest kregen hadden een sig-
nificante hogere IgG-bloedspiegel gemeten op
een tot zeven dagen na de geboorte. Kalfjes die
verse, onbehandelde biest kregen, hadden een
significant hogere kans op diarree (hazard
ratio = 1,32) en een hogere kans om behandeld
te worden (hazard ratio = 1,25).
Kiemgetalbepaling
Het kiemgetal kan in een laboratorium wor-
den bepaald. Ook veel van de laboratoria van
dierenartsenpraktijken die bacteriologisch
onderzoek doen, zijn hier in principe voor
geschikt. Het moeilijkste onderdeel is te voor-
komen dat bacteriegroei optreedt in de peri-
ode tussen monstername en onderzoek.
praktisch
inzicht
28  Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015
eerst het voorliggend werk af, zoals de zorg
voor het pasgeboren kalf, en verdelen
daarna de biest in porties. Hierbij kunnen
uren verstrijken, waarin de biest ofwel in
een emmer bij omgevingstemperatuur staat
te wachten, ofwel in een koelkast staat.
2.	In een diepvries kan het lang duren voor de
biest in de kern van het monster zo ver is afge-
koeld dat bacteriegroei stopt. De grootte van
het volume in relatie tot de grootte van het
oppervlak is hierbij de belangrijkste factor,
samen met de temperatuur in de diepvries.
Op veel melkveebedrijven is geen koelkast of
vriezer aanwezig.
Ontdooide biest vaak een slechte
maaltijd
In de praktijk zal het kiemgetal van de ont-
dooide biest op het moment van voeren in de
meeste gevallen hoger liggen dan de in dit
onderzoek gevonden waarden. De oorzaak is
dat tijdens het ontdooien en tijdens het voeren
verdere bacteriegroei en contaminatie zal
optreden. Ontdooien vindt meestal plaats in
een warmwaterbad (‘au bain-marie’). Dit pro-
ces vergt veel tijd en krijgt ook veel tijd van de
De belangrijkste maatregel om deze contami-
natie tegen te gaan, is alle melkapparatuur
direct na gebruik goed te reinigen én te desin-
fecteren. Een visuele en olfactorische inspectie
(kijken en ruiken) geeft vaak al een goede
indruk van de reinheid van melkmaterialen op
een bedrijf, zeker in combinatie met een
bespreking en beoordeling van de werkwijzen.
Het coliformenkiemgetal was in beide door
ons uitgevoerde onderzoeken redelijk laag: 19
procent (12 van 64) van de ingevroren biest en
7 procent (5 van 70) van de eerste biestmaal-
tijd van verse biest was verhoogd (grens-
waarde: 10.000 kve/ml). Dit kan wijzen op een
lage verontreiniging met mest vanuit de omge-
ving. Verontreiniging van biest door mest en
omgevingsvuil treedt op door:
1.	open emmers in ruimtes waar mest
­rondspat;
2.	slechte melkhygiëne, met name onvoldoende
reinigen van het uier bij voorbehandelen.
Ingevroren biest lijkt een hoger kiemgetal te
hebben dan biest bij de eerste maaltijd. Twee
factoren spelen hierbij een rol:
1.	bij de meeste veehouders wordt de biest niet
direct na winning ingevroren. Zij maken
REACTIE VAN PROFESSOR YNTE SCHUKKEN
Het lezen van dit artikel is wat mij betreft een
waardevolle tijdsbesteding. Dit artikel geeft veel
hoop over de kwaliteit van veterinair praktijkon-
derzoek in Nederland. Het onderzoek dat ten
grondslag ligt aan dit artikel is afkomstig van
praktijkbedrijven, uitgevoerd in nauwe samen-
werking met een dierenartsenpraktijk, en
opgeschreven om snel en duidelijk de bevindin-
gen te communiceren naar alle dierenartsen in
Nederland.
Het artikel zelf is een goede weergave van de
huidige kennis op het gebied van colostrumkwa-
liteit. Ik verwacht dat in de nabije toekomst onze
kennis over het belang van colostrum voor de
gezondheid van het kalf nog verder zal toene-
men. Colostrum is een belangrijke bron van het
gezonde microbioom in de darm van het kalf. Er
is nog weinig onderzoek gedaan naar het
microbioom van het kalf en de rol van colostrum
hierin. Dit zal naar verwachting heel spoedig
veranderen: alleen maar meer reden om veel
aandacht te besteden aan een goede colostrum-
gift en aan de kwaliteit van het colostrum.
Het is zeer prijzenswaardig dat dit soort onder-
zoek uit en door de praktijken zelf wordt gedaan.
Door het kiezen van goede partners (in dit geval
de HAS in Den Bosch en Vetvice) is het mogelijk
zulk praktijkonderzoek netjes uit te voeren.
Ik ben het niet met Jan Hulsen eens dat kiemtel-
lingen makkelijk zijn. Om goede resultaten te
krijgen bij kiemtellingen zijn goede gevalideerde
procedures essentieel. Het laboratorium in de
praktijk Someren is dan ook geen gemiddeld lab:
een lab met een ISO 17025 certificering van een
aantal diagnostische assays.
Natuurlijk is de gekozen steekproef niet heel
groot en niet representatief voor Nederland als
geheel. En er zijn vast wel methodologische
opmerkingen te maken. Maar voor toepassing in
deze praktijk (Someren) en bij de veehouders in
Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015  29
Kiemgetal biest
ingevroren als reservevoorraad, dient zeer
hygiënisch te worden gewonnen en zo snel
mogelijk te worden ingevroren. Hetzelfde
geldt voor het ontdooien en verstrekken: hygi-
ënisch en snel werken. Eerste biest wordt op
veel bedrijven in meerdere maaltijden aan de
kalveren verstrekt. Er zijn geen wetenschappe-
lijke publicaties over het kiemgetal bij tweede
en latere maaltijden van eerste biest. 
De onderzoeken werden uitgevoerd door Dré Delhij
en Jens Verheijen, studenten HAS Hogescholen, Den
Bosch onder begeleiding van: drs. Jan Hulsen, msm,
Vetvice – CowSignals, Bergen op Zoom (jan.hulsen@
vetvice.nl / 06 18 48 12 08) en drs. Niels Groot
Nibbelink, Veterinair Centrum Someren, Someren.
Laboratoriumanalyses zijn verricht in Veterinair
Centrum Someren, Someren. Studenten en begeleiders
verklaren geen enkele commerciële of andere
belangen te hebben bij de resultaten of de
interpretatie van het onderzoek. Kijk voor de
literatuurlijst op de TvD-website of op www.
kalverdokter.nl.
veehouder omwille van praktische redenen.
Tijdens het ontdooien zal de biest dicht bij de
wand reeds boven de 4 graden Celsius uitko-
men terwijl ze in de kern bevroren is. Er zal
dus waarschijnlijk al bacteriegroei plaatsvin-
den, terwijl de biest dan nog aan het ont-
dooien is, of zodra de biest ontdooid is en ligt
te wachten om gevoerd te worden. Ook in dit
proces kan verontreinigd materiaal weer bij-
dragen aan stijging van het kiemgetal.
Conclusie
Het is aannemelijk dat op Nederlandse melk-
veebedrijven biest bij de eerste maaltijd in
circa eenderde deel van de gevallen een te
hoog kiemgetal bevat. Ontdooide biest uit de
diepvries bevat in circa tweederde van de
gevallen een te hoog kiemgetal. Door een hoog
kiemgetal daalt de antistofopname van het
kalfje en wordt het diertje belast met bacteri-
ële infecties op het meest kwetsbare moment
in zijn of haar leven. Veehouders dienen meer
aandacht te besteden aan reiniging en desin-
fectie van materialen om biest te verzamelen,
te bewaren en te voeren. Op sommige bedrij-
ven zal de hygiëne bij het melken van de koe
moeten worden verbeterd. Biest die wordt
deze praktijk zijn de bevindingen heel waardevol.
Zulke onderzoeken geven ook geweldige kansen
om met de eigen veehouders te werken aan
verbetering en de rol van de dierenarts op het
bedrijf te vergroten.
Diergeneeskunde is een academische opleiding,
en het uitvoeren van praktijkonderzoek hoort
daar mijns inziens bij. Ik denk dat het uitvoeren
en begeleiden van zulke projecten een verbete-
ring van de vakinhoud en veel werkplezier
oplevert. Een praktijk in Watertown, NY, waar ik
in het recente verleden mee heb samengewerkt,
heeft bij alle grotere melkveebedrijven een
systeem waarbij alle nieuwe behandelingen of
interventies in gerandomiseerde studies op de
bedrijven zelf wordt getoetst. Uiteraard zijn dit
grotere bedrijven, maar het principe is ook in
Nederland relevant.
Om onderbouwde uitspraken te kunnen doen, is
praktijkonderzoek essentieel. Zulk onderzoek
levert voor de eigen populatie relevante antwoor-
den en is in veel gevallen een geweldige motiva-
tie voor dierhouders en dierenartsen.
Het hier gepresenteerde onderzoek is ‘evidence
based medicine’ in optima forma. Wel moeten we
oppassen met het automatisch doorvertalen van
bevindingen op een beperkt aantal bedrijven in
Someren naar ‘alle bedrijven in Nederland’.
Verder moeten we bedenken dat het uitvoeren
van onderzoek extra aandacht, inspanning en
moeite kost. Bedenken dat het uitvoeren van
onderzoek met goede partners in veel gevallen
veel beter uitpakt. Maar bedenk in alle gevallen
dat relevante antwoorden uit relevant onderzoek
uitgevoerd op de bedrijven in de eigen praktijk
zeker te vinden zijn.
Literatuurlijst	
  Het	
  kiemgetal	
  van	
  biest	
  gevoerd	
  aan	
  kalfjes	
  is	
  vaak	
  te	
  hoog
1 A	
  Survey	
  of	
  Bovine	
  Colostrum	
  Composition	
  and	
  
Colostrum	
  Management	
  Practices	
  on	
  Pennsylvania	
  
Dairy	
  Farms
S.I.	
  Kehoe,	
  B.M.	
  Jayarao	
  and	
  A.J.	
  Heinrichs J.Dairy.Sci. 90:4108-­‐4116 2007
2 A	
  Survey	
  of	
  Bacteriological	
  Quality	
  and	
  the	
  Occurence	
  
of	
  Salmonella	
  in	
  Raw	
  Bovine	
  Colostrum
B.A.	
  Houser,	
  S.C.	
  Donaldson,	
  S.I.	
  Kehoe,	
  
A.J.	
  Heinrichs,	
  and	
  B.M.	
  Jayarao
Foodb.	
  Path.Dis. Vol.	
  5,	
  No.6:853-­‐
858
2008
3 Preventing	
  Bacterial	
  Contamination	
  and	
  Proliferation	
  
during	
  the	
  Harvest,	
  Storage,	
  and	
  Feeding	
  of	
  Fresh	
  
Colostrum
S.	
  Stewart,	
  S.	
  Godden,	
  R.	
  Bey,	
  P.	
  Rapnicky,	
  
J.	
  Fetrow,	
  R.	
  Farnsworht,	
  M.	
  Scanlon,	
  Y.	
  
Arnold,	
  L.	
  Clow,	
  K.	
  Mueller,	
  and	
  C.	
  
Ferrouillet
J.Dairy.Sci. 88:2571-­‐2578 2005
4 Review:	
  Heat	
  Treating	
  Bovine	
  Colostrum J.A.	
  Elizondo-­‐Salazar,	
  and	
  A.J.	
  Heinrichs Am.Prof.Sci. 24:530-­‐538 2008
5 A	
  Survey	
  of	
  Bovine	
  Colostrum	
  Composition	
  and	
  
Colostrum	
  Management	
  Practices	
  on	
  Pennsylvania	
  
Dairy	
  Farms
S.A.	
  Kehoe,	
  B.M.	
  Jayarao,	
  and	
  A.J.	
  
Heinrichs
J.Dairy.Sci. 90:4108-­‐4116 2007
6 Neonatal	
  Immunology V.S.	
  Cortese Vet.Clin.Nrth.Am. 25:	
  221-­‐227 2009
7 Bovine	
  Alliance	
  on	
  Management	
  and	
  Nutrition,	
  1995	
   Bovine Alliance on Management and Nutrition, 1995
8 Colostrum	
  effects	
  on	
  the	
  gastrointestinal	
  tract,	
  and	
  on	
  
nutritional,	
  endocrine	
  and	
  metabolic	
  parameters	
  in	
  
neonatal	
  calves
J.W.	
  Blum,	
  H.	
  Hammon Livestock	
  Production	
  
Science	
  
66:	
  151–159 2000
9 Bacteria	
  in	
  colostrum:	
  impact	
  on	
  calf	
  health Poulsen	
  KP,	
  Hartmann	
  FA,	
  McGuirk	
  SM. Proc.	
  20th	
  American	
  
College	
  of	
  Internal	
  
Veterinary	
  Medicine.	
  
St.	
  Luois	
  (MO):	
  Mira	
  
Digital	
  Publishing
773 2002
10 Colostrum	
  Management	
  for	
  Dairy	
  Calves S.	
  Godden Vet.	
  Clin.	
  Food	
  Anim 24:	
  19-­‐39 2008
11 Managing	
  the	
  production,	
  storage	
  and	
  delivery	
  of	
  
colostrum
S.M.	
  McGuirk,	
  M.	
  Collins Vet.	
  Clin.	
  Food	
  Anim 20:	
  593-­‐603 2004
12 Bacterial	
  contamination	
  of	
  colostrum	
  fed	
  to	
  newborn	
  
calves	
  in	
  Québec	
  dairy	
  herds
G.	
  Fecteau,	
  P.	
  Ballairgeon,	
  R.	
  Higgins,	
  J.	
  
Paré,	
  and	
  M.	
  Fortin
Can.Vet.J. 43(7):	
  523-­‐527 2002
13 Nationwide	
  evaluation	
  of	
  quality	
  and	
  composition	
  of	
  
colostrum	
  on	
  dairy	
  farms	
  in	
  the	
  United	
  States
K.M.	
  Morril,	
  E.	
  Conrad,	
  A.	
  Lago,	
  J.	
  
Campbell,	
  J.	
  Quigley,	
  and	
  H.	
  Tyler
J.Dairy.Sci 95:3997-­‐4005 2012
14 Effect	
  of	
  feeding	
  whole	
  compared	
  with	
  cell-­‐free	
  
colostrum	
  on	
  calf	
  immune	
  status:	
  The	
  neonatal	
  period
S.N.	
  Langel,	
  W.A.	
  Wark,	
  S.N.	
  Garst,	
  R.E.	
  
James,	
  M.L.	
  McGilliard,	
  C.S.	
  Petersson-­‐
Wolfe,	
  I.	
  Kanevsky-­‐Mullarky
J.Dairy.Sci 98:3729-­‐3740 2015
15 Neonatal	
  calf	
  diarrhoea	
  and
calf	
  rearing	
  practices	
  on	
  dairy	
  farms	
  in	
  the	
  
Netherlands
Iris	
  Boumans Master	
  thesis	
  
Wageningen	
  
University	
  
2013
16 Associations	
  between	
  passive	
  immunity	
  and	
  morbidity	
  
and	
  mortality	
  in	
  dairy	
  heifers	
  in	
  Florida,	
  USA
G.A.	
  Donovan,	
  I.R.	
  Dohoo,	
  D.M.	
  
Montgomery,	
  F.L.	
  Bennett
Prev.	
  Vet.	
  Medicine 34:	
  31-­‐46 1998
17 Influence	
  of	
  Colostrum	
  on	
  Transepithelial	
  Movement	
  
of	
  Escherichia	
  coli	
  055
L.D.	
  Corley,	
  T.E.	
  Staley,	
  L.J.	
  Bush	
  and	
  E.W.	
  
Jones
J.Dairy.Sci 60:1416-­‐1421 1977
18 Effect	
  of	
  colostrum	
  heat	
  treatment	
  and	
  bacterial	
  
population
on	
  immunoglobulin	
  G	
  absorption	
  and	
  health	
  of	
  
neonatal	
  calves
S.L.	
  Gelsinger,	
  C.M.	
  Jones,	
  and	
  A.J.	
  
Heinrichs
J.Dairy.Sci 98:4640-­‐4645 2015
19 Heat-­‐treated	
  colostrum	
  and	
  reduced	
  morbidity	
  in	
  
preweaned	
  dairy	
  calves:	
  results	
  of	
  a	
  randomized	
  trial	
  
and	
  examination	
  of	
  mechanisms	
  of	
  effectiveness
S.M.	
  Godden,	
  D.J.	
  Smolenski,	
  J.M.	
  Oakes,	
  
S.	
  Wells,	
  S.	
  Sreevatsan,	
  J.	
  Stabel,	
  and	
  J.	
  
Fetrow
J.Dairy.Sci 95:4029-­‐4040 2012
20
Long-­‐term	
  effects	
  of	
  ad	
  libitum	
  whole	
  milk	
  prior	
  to	
  
weaning	
  and	
  prepubertal	
  protein	
  supplementation	
  on	
  
skeletal	
  growth	
  rate	
  and	
  first-­‐lactation	
  milk	
  production
U.	
  Moallem,	
  D.	
  Werner,	
  H.	
  Lehrer,	
  M.	
  
Zachut,	
  L.	
  Livshitz,	
  S.	
  Yakoby,	
  and	
  A.	
  
Shamay
J.Dairy.Sci 93:2639-­‐2650 2010
21 Invited	
  review:	
  Effects	
  of	
  milk	
  ration	
  on	
  solid	
  feed	
  
intake,	
  weaning,	
  and	
  performance	
  in	
  dairy	
  heifers
M.A.	
  Kahn,	
  D.M.	
  Weary,	
  and	
  M.A.G.	
  von	
  
Keyserlingk
J.Dairy.Sci 94:1071-­‐1081 2011
22 Taking	
  the	
  Long	
  View:	
  Treat	
  Them	
  Nice	
  As	
  Babies	
  and	
  
They	
  Will	
  Be	
  Better	
  Adults
M.E.	
  Van	
  Amburgh,	
  F	
  Soberon,	
  J.	
  Karzses,	
  
and	
  R.W.	
  Everett	
  
West.Dairy.Conf. pp.	
  141-­‐156	
   2013
23 Dairy:	
  Heifer	
  Calf	
  Health	
  and	
  Management	
  Practices	
  
on	
  U.S.	
  Dairy	
  Operations,	
  2007.
United	
  States	
  Department	
  of	
  Agriculture NAHMS	
  Dairy	
  Studies http://www.aph
is.usda.gov/ani
mal_health/nah
ms/dairy/downl
oads/dairy07/D
airy07_ir_CalfH
ealth.pdf
2007
24 Factors	
  associated	
  with	
  morbidity,	
  mortality,	
  and	
  
growth	
  of	
  dairy	
  heifer	
  calves	
  up	
  to	
  3	
  months	
  of	
  age
M.C.	
  Windeyera,	
  K.E.	
  Leslie,	
  S.M.	
  Godden,	
  
D.C.	
  Hodgins,	
  K.D.	
  Lissemore,	
  and	
  S.J.	
  
LeBlanc
Prev.	
  Vet.	
  Medicine 113:231-­‐240 2014
25 On-­‐farm	
  Research	
  from	
  University	
  of	
  Minnesota	
  
Shows	
  Benefit	
  of	
  Pasteurizing	
  Colostrum
Penn	
  State	
  Extension 2012
26 Influence	
  of	
  the	
  gastrointestinal	
  microbiota	
  on	
  
development	
  of	
  the	
  immune	
  system	
  in	
  young	
  animals
E.	
  Bauer,	
  B.A.	
  Williams,	
  H.	
  Smidt,	
  M.W.	
  
Verstegen,	
  R.	
  Mosenthin
Curr	
  Issues	
  Intest	
  
Microbiol
7(2):35-­‐51 2006
http://extension.psu.edu/animals/dair
y/news/2012/on-­‐farm-­‐research-­‐from-­‐
university-­‐of-­‐minnesota-­‐shows-­‐benefit-­‐

Más contenido relacionado

Destacado

EfM - how to add a background to PP
EfM - how to add a background to PPEfM - how to add a background to PP
EfM - how to add a background to PPKay Flores
 
ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015
ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015
ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015exSell Group
 
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...Teshina Mattson
 
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the Community
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the CommunitySubstance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the Community
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the CommunityTeshina Mattson
 
Project SPARC MAI SAMHSA Houston Presentation
Project SPARC MAI SAMHSA Houston PresentationProject SPARC MAI SAMHSA Houston Presentation
Project SPARC MAI SAMHSA Houston PresentationTeshina Mattson
 
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden RatioPythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratioslb0412
 
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden RatioPythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratioslb0412
 
Pythagoras Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras Pentagram and the Golden RatioPythagoras Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras Pentagram and the Golden Ratioslb0412
 

Destacado (16)

EfM - how to add a background to PP
EfM - how to add a background to PPEfM - how to add a background to PP
EfM - how to add a background to PP
 
Functional food
Functional foodFunctional food
Functional food
 
ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015
ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015
ASF consolidated securitisation proposals European commission September 2015
 
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reentering the Community ...
 
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the Community
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the CommunitySubstance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the Community
Substance Abuse/HIV/Hepatitis Prevention for Adults Reenetering the Community
 
Project SPARC MAI SAMHSA Houston Presentation
Project SPARC MAI SAMHSA Houston PresentationProject SPARC MAI SAMHSA Houston Presentation
Project SPARC MAI SAMHSA Houston Presentation
 
COMMUNICATION MATTERS
COMMUNICATION MATTERS COMMUNICATION MATTERS
COMMUNICATION MATTERS
 
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden RatioPythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
 
Speaker Agenda
Speaker Agenda Speaker Agenda
Speaker Agenda
 
Sq linjection
Sq linjectionSq linjection
Sq linjection
 
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden RatioPythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras' Pentagram and the Golden Ratio
 
Hadr availability group-sql_server_denali
Hadr availability group-sql_server_denaliHadr availability group-sql_server_denali
Hadr availability group-sql_server_denali
 
Good sql server interview_questions
Good sql server interview_questionsGood sql server interview_questions
Good sql server interview_questions
 
Pythagoras Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras Pentagram and the Golden RatioPythagoras Pentagram and the Golden Ratio
Pythagoras Pentagram and the Golden Ratio
 
How to backup sql
How to backup sqlHow to backup sql
How to backup sql
 
200+sql server interview_questions
200+sql server interview_questions200+sql server interview_questions
200+sql server interview_questions
 

Similar a TvD nr12dec2015 artikel Biest

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra Symposium
Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra SymposiumDiergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra Symposium
Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra SymposiumPieter Passchyn
 
Presentatie loek de lange van molenaar tot kok
Presentatie loek de lange van molenaar tot kokPresentatie loek de lange van molenaar tot kok
Presentatie loek de lange van molenaar tot kokeismamediagroep
 
Weidegangrapport
WeidegangrapportWeidegangrapport
WeidegangrapportWeidegang
 
Diermeel in diervoeder
Diermeel in diervoederDiermeel in diervoeder
Diermeel in diervoederFrederikVO
 
Dry2Fresh introductie Dierenarts
Dry2Fresh introductie DierenartsDry2Fresh introductie Dierenarts
Dry2Fresh introductie DierenartsBlue4Green
 
Fnd Deltawerken - eiwit krijgt kleur
Fnd Deltawerken - eiwit krijgt kleurFnd Deltawerken - eiwit krijgt kleur
Fnd Deltawerken - eiwit krijgt kleurWouter de Heij
 
Veterinaire dag 23 juni 2016
Veterinaire dag 23 juni 2016Veterinaire dag 23 juni 2016
Veterinaire dag 23 juni 2016Claudia Kamphuis
 
Afschaffing melkquotum en dierenarts
Afschaffing melkquotum en dierenartsAfschaffing melkquotum en dierenarts
Afschaffing melkquotum en dierenartsHenk Hogeveen
 
Relatiedag Pluimvee 29 april 2014
Relatiedag Pluimvee 29 april 2014Relatiedag Pluimvee 29 april 2014
Relatiedag Pluimvee 29 april 2014GvP-Emmen
 
Biologie presentatie plofkippen
Biologie presentatie plofkippenBiologie presentatie plofkippen
Biologie presentatie plofkippenRachel Koopman
 
Replacement strategy for dairy farmers
Replacement strategy for dairy farmersReplacement strategy for dairy farmers
Replacement strategy for dairy farmersHenk Hogeveen
 
Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2
Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2
Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2De Rode Hoed
 
A vision on herd health management on large dairy farms
A vision on herd health management on large dairy farmsA vision on herd health management on large dairy farms
A vision on herd health management on large dairy farmsHenk Hogeveen
 
Bouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in België
Bouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in BelgiëBouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in België
Bouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in BelgiëPergamino
 
Melkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uit
Melkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uitMelkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uit
Melkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uitluciakaal
 

Similar a TvD nr12dec2015 artikel Biest (20)

Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra Symposium
Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra SymposiumDiergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra Symposium
Diergeneeskundige bedrijfsadvisering bij melkvee - Amcra Symposium
 
Presentatie loek de lange van molenaar tot kok
Presentatie loek de lange van molenaar tot kokPresentatie loek de lange van molenaar tot kok
Presentatie loek de lange van molenaar tot kok
 
Weidegangrapport
WeidegangrapportWeidegangrapport
Weidegangrapport
 
Weidegangrapport
WeidegangrapportWeidegangrapport
Weidegangrapport
 
Klin.Inf. 101028
Klin.Inf. 101028Klin.Inf. 101028
Klin.Inf. 101028
 
Diermeel in diervoeder
Diermeel in diervoederDiermeel in diervoeder
Diermeel in diervoeder
 
Dry2Fresh introductie Dierenarts
Dry2Fresh introductie DierenartsDry2Fresh introductie Dierenarts
Dry2Fresh introductie Dierenarts
 
Fnd Deltawerken - eiwit krijgt kleur
Fnd Deltawerken - eiwit krijgt kleurFnd Deltawerken - eiwit krijgt kleur
Fnd Deltawerken - eiwit krijgt kleur
 
FND Deltawerken - Eiwit krijgt kleur
FND Deltawerken - Eiwit krijgt kleurFND Deltawerken - Eiwit krijgt kleur
FND Deltawerken - Eiwit krijgt kleur
 
Veterinaire dag 23 juni 2016
Veterinaire dag 23 juni 2016Veterinaire dag 23 juni 2016
Veterinaire dag 23 juni 2016
 
Afschaffing melkquotum en dierenarts
Afschaffing melkquotum en dierenartsAfschaffing melkquotum en dierenarts
Afschaffing melkquotum en dierenarts
 
Relatiedag Pluimvee 29 april 2014
Relatiedag Pluimvee 29 april 2014Relatiedag Pluimvee 29 april 2014
Relatiedag Pluimvee 29 april 2014
 
Biologie presentatie plofkippen
Biologie presentatie plofkippenBiologie presentatie plofkippen
Biologie presentatie plofkippen
 
20130122 de marke
20130122 de marke20130122 de marke
20130122 de marke
 
Dossier lokaal veevoeder_finaal
Dossier lokaal veevoeder_finaalDossier lokaal veevoeder_finaal
Dossier lokaal veevoeder_finaal
 
Replacement strategy for dairy farmers
Replacement strategy for dairy farmersReplacement strategy for dairy farmers
Replacement strategy for dairy farmers
 
Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2
Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2
Verslag 'De prijs van ons voedsel' afl. 2
 
A vision on herd health management on large dairy farms
A vision on herd health management on large dairy farmsA vision on herd health management on large dairy farms
A vision on herd health management on large dairy farms
 
Bouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in België
Bouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in BelgiëBouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in België
Bouwen aan een toekomst in de pluimveehouderij in België
 
Melkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uit
Melkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uitMelkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uit
Melkvee fokkerij en Dairy Campus waar werken we aan? @Yvette_deHaas legt uit
 

TvD nr12dec2015 artikel Biest

  • 1. praktisch inzicht 24  Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015 Het kiemgetal van biest gevoerd aan kalfjes is te vaak te hoog Vetvice en Veterinair Centrum (VC) Someren deden tijdens het stalseizoen 2014 tot 2015 onderzoek naar de microbiële kwaliteit van biest, zoals die op melkveebedrijven aan pas- geboren kalfjes wordt gevoerd. De doelen waren allereerst een beeld te krijgen van de toestand in de praktijk: is de microbiële kwaliteit wel of niet een issue? En ten tweede methoden te ontwikkelen om vee- houders effectief te ondersteunen in het beheersen van de microbiële kwaliteit van biest in hun dagelijkse praktijk. TEKST  DRS. JAN HULSEN MSM De aanleiding van het onderzoek was de con- statering dat op veel melkveebedrijven veel te verbeteren is in de opfok van kalfjes in de eer- ste zes maanden en dat veehouders daarin geholpen willen worden. De incidentie van ziekteproblemen is vaak erg hoog, de groei relatief laag en er wordt weinig gestructureerd gewerkt en gemanaged. Als oorzaak van ziek- teproblemen wordt in de praktijk vaak gewe- zen naar onvoldoende opname van antistoffen uit biest. De indruk bestond dat niet alle oor- zakelijke aspecten hiervan voldoende in beeld zijn en dat de mensen die het uiteindelijke werk moeten uitvoeren, onvoldoende concrete en geïntegreerde adviezen krijgen. Het project is onderdeel van www.kalverdokter.nl en werd deels uitgevoerd door twee studenten Dier- en Veehouderij van HAS Hogescholen Den Bosch. Onderzoek 1: kiemgetal van ingevroren biest Op 42 melkveebedrijven die klant zijn van het Veterinair Centrum (VC) Someren, werden door een HAS-stagiaire 95 steriele monsters genomen van in de diepvries aanwezige biest, die diende als reservevoorraad biest. De vee- houders waren hiervoor gevraagd door VC Someren, waarbij gepoogd is een weerspiege- ling van het klantenbestand te bereiken. De monsters werden direct gekoeld vervoerd naar het laboratorium van VC Someren. Hier werd het totale kiemgetal (kiemgetal) bepaald en van 64 monsters ook het coliformenkiemgetal.
  • 2. Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015  25 Kiemgetal biest Van de oorspronkelijke 95 monsters zijn 11 monsters niet meegenomen omdat de veehou- ders deze monsters niet volgens de standaard werkwijze hadden ingevroren. 58 procent van de biest bleek ongeschikt voor voedering aan kalveren (49 monsters) vanwege een te hoog kiemgetal (>100.000 kve/ml). 19 procent (n=16) had zelfs een kiemgetal groter dan 1.000.000 kolonievormende eenheden (kve) per milliliter en 19 procent van de mon- sters (12 van 64 monsters) had een te hoog coliformenkiemgetal (>10.000 ckve/ml). Deze monsters hadden allemaal ook een te hoog kiemgetal. Onze conclusie is dat meer dan de helft van de ingevroren biest al in ingevroren toestand minder geschikt is voor voedering van pasge- boren kalfjes vanwege een te hoog kiemgetal. Verontreiniging van biest met mest lijkt slechts beperkt plaats te vinden, in 19 pro- cent van de monsters was het aantal ­coliformen te hoog. Onderzoek 2: kiemgetal eerste biest op het moment van voeren Negentien melkveebedrijven die klant zijn van het Veterinair Centrum (VC) Someren, werden door een HAS-stagiaire bezocht. Tijdens dit bezoek werd een interview afgenomen en wer- den de werkplekken waar met biest wordt gewerkt, beoordeeld. De veehouders hadden een maximum van vijf monsters ingevroren die ze zelf genomen had- den. De monsters zijn genomen met steriele 5 milliliter injectiespuiten met een steriele 1,2 mm x 35 mm naald en direct ingevroren. De monsters werden gekoeld vervoerd en afgele- verd op het laboratorium van VC Someren, voor bepaling van het totale kiemgetal en coli- formenkiemgetal. De monsters werden geno- men van biest van een eerste melking na afkalven, juist voordat deze aan een kalf gevoerd zou worden. Dit kan dus van een eer- ste, tweede of latere maaltijd zijn. Er werden in totaal 86 monsters verzameld, waarvan 80 gebruikt zijn voor het onderzoek. Zes mon- sters zijn afgevallen omdat de veehouders deze niet genomen hadden van eerste biest zoals ze die normaal aan hun kalveren voe- ren. Zeventig monsters waren van een eerste biestmaaltijd, tien monsters van een tweede biestmaaltijd. 24 procent van de monsters van de eerste maaltijd (17 van 70) was ongeschikt voor voe- dering vanwege een te hoog kiemgetal (>100.000 kve/ml). Dit is lager dan in andere, gepubliceerde onderzoeken, mogelijk doordat de veehouders op de hoogte waren van de resultaten van onderzoek 1 en daardoor hygië- nischer zijn gaan werken. 7 procent van de monsters (5 van 70) is ongeschikt voor voede- ring door een te hoog coliformenkiemgetal (>10.000/ml). Deze monsters hadden allemaal ook een te hoog kiemgetal. 30 procent van de monsters (3 van 10) van de tweede biestmaal- tijd had een te hoog kiemgetal (>100.000 kve/ ml) en 10 procent (1 van 10) had een te hoog coliformenkiemgetal (>10.000 ckve/ml). Dit monster had ook een te hoog kiemgetal. Onze conclusie is dat een substantieel deel van de biest tijdens de eerste biestmaaltijd onge- schikt is voor voedering aan een pasgeboren kalf, vanwege een te hoog kiemgetal. Het is niet te verwachten dat het kiemgetal daalt tij- dens bewaring van biest, dus bij latere biest- maaltijden zal meer biest bacteriologisch ongeschikt zijn voor voedering. Biest en biestkwaliteit Biest bevat allereerst veel antistoffen, met name IgG, maar daarnaast vele andere stoffen die belangrijk zijn voor het kalfje. Dit zijn energiedragers (vetten en koolhydraten), eiwit- ten, vitaminen, mineralen, hormonen en vele nog onbekende stoffen (5,6,8). Daarbij bevat verse biest levende leukocyten van de koe die worden opgenomen in de circulatie van het kalf en een bijdrage leveren aan de afweer (14) en waarschijnlijk van belang zijn voor de opbouw van een gezonde darmflora (microbi- oom) in het kalf (26). Tijdige en voldoende opname van goede kwa- liteit biest door een pasgeboren kalf geldt als de belangrijkste voorwaarde voor het kalf om voldoende weerstand te hebben tegen infec- ties in de eerste levensmaanden (4, 10, 16). Bovendien heeft voldoende biestopname een positief effect op de ziekte-incidentie en groei van het kalf op latere leeftijd, op de melkpro- ductie in de eerste en tweede lactatie, en op de kans afgevoerd te worden in de eerste lac- tatie (10). Het afgeleide doel/meetpunt is een IgG-gehalte in het serum van het kalf van ten- minste 10 mg/ml op 24 tot 48 uur na geboorte (7,23) of een serum eiwitgehalte groter of gelijk aan 5,0 tot 5,2 g/dL (23, 24). De laatste bepaling kan bij het individuele dier onbe- trouwbaar zijn en is vooral geschikt voor kop- peldiagnostiek (23). In welke mate Neder- landse melkveehouders het IgG-gehalte van hun kalveren en daarmee de biestvoorziening bepalen, is niet bekend. In de VS liet slechts 2,1 procent van de melkveebedrijven in 2007 dit routinematig bepalen (23).
  • 3. praktisch inzicht 26  Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015 Nederlandse en Belgische melkveebedrijven en daarmee samengaande stijging van het aantal stuks jongvee. Daarnaast is er een toename van de bewustwording van het belang van goede jongveeopfok, om drie redenen: kosten- reductie, het in de toekomst verkrijgen van goede kwaliteit melkvee en vermindering van de milieubelasting van de melkveesector. Naarmate het aantal jonge kalveren op een bedrijf toeneemt, is de kans groter dat infec- ties tussen kalveren worden overgedragen. Dit is zeer duidelijk merkbaar in het traject van vijftig tot tweehonderd koeien. Op een bedrijf met vijftig koeien zijn gemiddeld drie kalve- ren tot dertig dagen leeftijd aanwezig, op een bedrijf met tweehonderd koeien twaalf, als alle vaarskalveren worden aangehouden. Naast de grotere contactkans, neemt de kans op tussentijdse leegstand van hokjes af en de druk op het gebruik van materialen zoals speenemmers toe. Op grotere melkveebedrij- ven is het belangrijker de dingen elke keer goed te doen. Met name structurele fouten en onachtzaamheid worden afgestraft, in de vorm van meer ziekteproblemen. Er is minder tijd en mogelijkheid voor improvisatie en maat- werk. Voor het ontwerpen van goede stan- daardwerkwijzen is het belangrijk de proces- sen goed te begrijpen. Vervolgens zijn meetpunten nodig voor het meten en evalue- ren van deze processen en werkwijzen. Bacteriologische kwaliteit van biest Biest met een verhoogd kiemgetal geeft een lager totaal eiwit, plasma-IgG en efficiëntie van IgG-absorptie bij het kalf (18). De mechanismen zijn niet geheel bekend. Voor een deel komt dit waarschijnlijk doordat IgG in het lumen van de darm bindt met micro-organismen (8). Daar- naast ligt het voor de hand dat de reactie van de darmwand op de antigenen van de micro-or- ganismen de opname van groot-moleculaire eiwitten vermindert. De beschermende wer- king van biest in de darmwand tegen invasie van E.coli is aangetoond (17). De website van de gezamenlijke State Exten- sion Services in de Verenigde Staten (www. extension.org) bevat veel informatie over de bacteriologische kwaliteit van biest en kalver- melk. In Nederland is hier nog relatief weinig aandacht voor, terwijl op bedrijven vaak dui- delijk zichtbaar en ruikbaar verontreinigde materialen voor kalvervoeding aanwezig zijn. Ook zien we vaak werkwijzen die zeer risico- vol zijn voor bacteriegroei in biest, zoals biest ongekoeld in een emmer bewaren. Een veel gegeven advies in Nederland is de koe Gezondheid van kalfjes Er bestaan grote verschillen tussen Neder- landse melkveebedrijven in de gezondheid van jonge kalfjes. De meeste veehouders hebben weinig inzicht in de werkelijke situatie op hun bedrijven omdat ze de ziektegevallen niet administreren (15). Studies uitgevoerd in de Verenigde Staten laten zien dat 19,2 procent van de kalfjes te weinig antistoffen uit biest opneemt, 17,9 procent behandeld wordt van- wege diarree en 11,4 procent vanwege lucht- wegproblemen (23). Veehouders zijn in hoge mate tolerant voor lichte ziekteverschijnselen bij kalveren (15). Zolang de dieren hun melktoelage opdrinken wordt bijvoorbeeld diarree niet als een probleem behandeld (15). Dit wil niet zeggen dat veehouders tevreden zijn met diarree of minder florerende kalfjes. Het is vooral een gevolg van managementkeu- zes (kosten-baten) en -vaak onbewuste- onmacht. De oplossing wordt meestal gezocht in verbetering van tijdstip van verstrekking, hoger IgG-gehalte door vaccinatie en vergro- ting van de hoeveelheid biest voor het pasge- boren kalf. Daarnaast wordt geprobeerd het aantal kalveren dat suboptimaal biest opneemt, te verlagen. Enerzijds poogt men dus de werkwijzen te verbeteren en te standaardi- seren, anderzijds wil men het elke keer correct uitvoeren van deze standaard werkwijzen ver- hogen (compliance). Beide aspecten worden vooral geschat, maar nog nauwelijks gemeten, noch door veehouders, noch door adviseurs. Daarnaast worden vaak hygiënische maatrege- len geadviseerd, zoals reinigen van eenlinghuis- vesting, meer eenlinghuisvesting zodat deze een tijd lang leeg kan staan en eigen drink- en eetmateriaal voor elk kalf. Ook vaccinatie van de koe om het antistoffengehalte in de biest te verhogen, is een veel ingezette interventie. De laatste jaren is bovenop voornoemde maat- regelen ook meer aandacht voor andere aspec- ten van huisvesting, verzorging en voeding van het jonge kalfje. Er wordt meer volle melk gevoerd en grotere hoeveelheden volle melk of poedermelk, aangedreven door de verwachting van een hogere melkproductie in de eerste lac- tatie (20, 21, 22) en de praktijkervaring dat dit in ieder geval de groei maar ook de gezond- heid verbetert (10). Er is veel belangstelling voor mechanische ventilatie, inclusief over- drukventilatie met buizen. Kennisbehoefte opfok jonge kalfjes Drijvende factor achter een verhoogde belang- stelling voor jongveeopfok is het gestegen gemiddelde aantal melkkoeien (CBS) op de
  • 4. Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015  27 Kiemgetal biest Anders gezegd: het monster moet direct wor- den ingevroren of onder 4 graden Celsius wor- den gekoeld, en het mag tijdens transport niet warmer worden dan 4 graden. Dierenartsen- praktijken met een microbieel lab kunnen kiemgetalbepalingen uitvoeren. Deze dienst zou goed kunnen passen in het dienstenpak- ket. Het door Kalverdokter.nl ontwikkelde monsternameprotocol lijkt in de praktijk uit- stekend te werken. Als norm voor het kiemgetal in biest wordt in wetenschappelijk onderzoek en door laborato- ria die deze bepaling leveren, gewerkt met 100.000 kve en 10.000 kve coliformen, zoals geponeerd door McGuirk en Collins (2004). Stewart et al (3) vonden in biestmonsters direct uit het uier genomen gemiddeld een kiemgetal van 28 kve/ml (0 tot 60.000 kve/ml), waarbij 100 procent onder de norm van 100.000 kve/ml viel. In dezelfde proef vonden zij in monsters van biest die op normale wijze was opgevangen door de veehouders in mel- kemmer of fles (voor sondevoeding), een gemiddeld kiemgetal van respectievelijk 98.000 kve/ml en 45.000 kve/ml. Zij identifi- ceerden melkapparatuur en materiaal om de biest te verzamelen als de belangrijkste vervui- lingsbronnen. Stewart et al. (3) vonden dat met alleen koe- ling of alleen een conserveermiddel (kalium­ sorbaat) in de eerste 24 uur vrijwel geen bacte- riegroei optrad. Met de combinatie van een conserveermiddel en koeling (4 graden) daalde allereerst het kiemgetal en vervolgens werd de bacteriegroei stopgezet. Hoewel dit niet ver- meld wordt, is het aannemelijk dat in de gepu- bliceerde onderzoeken de koeien allemaal met antibiotica zijn drooggezet. Dit kan invloed hebben op het kiemgetal van de biest, name- lijk een lagere incidentie van verhoogd kiem- getal door uierinfecties ten opzichte van selec- tief droogzetten zoals in Nederland nu de praktijk is. Bij de vaarzen zal vrijwel nooit sprake zijn geweest van gebruik van antimi- crobiële middelen in het uier. Management van het kiemgetal van biest Het kiemgetal is een functie van contaminatie en bacteriegroei. De bronnen van verontreini- ging zijn (3, 11): 1. melkapparatuur: mini-melker en extra melkstel voor zorgkoeien; 2. materialen voor opvang: dumpemmers, melkflessen, enovoorts; 3. bij handmatig melken: speenhuid, stof en vuil van de uierhuid en vacht van de koe. zo snel mogelijk na afkalven uit te melken en de biest in opeenvolgende maaltijden aan het kalf te voeren gedurende tenminste de eerste twee levensdagen (onder andere Vetvice, GD). Diverse onderzoeken vonden dat het kiemge- tal van verse biest gemiddeld erg hoog is (1,3,10,13). Als biest niet direct gekoeld wordt bewaard of als niet direct een bacteriegroei- remmer wordt toegevoegd, zal het kiemgetal snel stijgen. In de praktijk is het niet gebruike- lijk bacteriegroeiremmers te gebruiken en op veel bedrijven wordt de eerste biest niet opti- maal koel bewaard. Sam Leadly, een consul- tant op het gebied van kalveropfok, meldt dat bij lichaamstemperatuur de verdubbelingstijd van het kiemgetal 20 minuten bedraagt, bij 15 graden Celsius 2,5 uur en bij 4 graden meer dan 24 uur (www.calfnotes.com). In de periode voor en tijdens de eerste biestmaaltijd heeft het kalf geen passieve afweer, noch systemisch noch in het maagdarmkanaal. Het maagdarm- kanaal is op dat moment ook ingesteld op de absorptie van grote moleculen en weinig beschermd. Pasteurisatie van biest Biest kan gepasteuriseerd worden door het 30 tot 60 minuten op 60 graden Celsius te ver- warmen (19). Aan Penn State University is hier veel onderzoek naar gedaan en adviseert men 30 minuten bij 60 graden (25). Pasteurisatie van biest leidt tot een lager totaal kiemgetal en coliformenkiemgetal (19, 25). Hierdoor daalt de blootstelling van het kalf aan micro-organismen. Bovendien geeft de ver- strekking van gepasteuriseerde biest een hoger IgG bij het kalf. Godden (19) voerde op 6 com- merciële melkveebedrijven 1.071 pasgeboren kalfjes binnen 60 minuten na de geboorte 3,8 liter biest, ofwel vers en onbehandeld (n=518), ofwel gepasteuriseerd (n=553). De kalfjes die gepasteuriseerde biest kregen hadden een sig- nificante hogere IgG-bloedspiegel gemeten op een tot zeven dagen na de geboorte. Kalfjes die verse, onbehandelde biest kregen, hadden een significant hogere kans op diarree (hazard ratio = 1,32) en een hogere kans om behandeld te worden (hazard ratio = 1,25). Kiemgetalbepaling Het kiemgetal kan in een laboratorium wor- den bepaald. Ook veel van de laboratoria van dierenartsenpraktijken die bacteriologisch onderzoek doen, zijn hier in principe voor geschikt. Het moeilijkste onderdeel is te voor- komen dat bacteriegroei optreedt in de peri- ode tussen monstername en onderzoek.
  • 5. praktisch inzicht 28  Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015 eerst het voorliggend werk af, zoals de zorg voor het pasgeboren kalf, en verdelen daarna de biest in porties. Hierbij kunnen uren verstrijken, waarin de biest ofwel in een emmer bij omgevingstemperatuur staat te wachten, ofwel in een koelkast staat. 2. In een diepvries kan het lang duren voor de biest in de kern van het monster zo ver is afge- koeld dat bacteriegroei stopt. De grootte van het volume in relatie tot de grootte van het oppervlak is hierbij de belangrijkste factor, samen met de temperatuur in de diepvries. Op veel melkveebedrijven is geen koelkast of vriezer aanwezig. Ontdooide biest vaak een slechte maaltijd In de praktijk zal het kiemgetal van de ont- dooide biest op het moment van voeren in de meeste gevallen hoger liggen dan de in dit onderzoek gevonden waarden. De oorzaak is dat tijdens het ontdooien en tijdens het voeren verdere bacteriegroei en contaminatie zal optreden. Ontdooien vindt meestal plaats in een warmwaterbad (‘au bain-marie’). Dit pro- ces vergt veel tijd en krijgt ook veel tijd van de De belangrijkste maatregel om deze contami- natie tegen te gaan, is alle melkapparatuur direct na gebruik goed te reinigen én te desin- fecteren. Een visuele en olfactorische inspectie (kijken en ruiken) geeft vaak al een goede indruk van de reinheid van melkmaterialen op een bedrijf, zeker in combinatie met een bespreking en beoordeling van de werkwijzen. Het coliformenkiemgetal was in beide door ons uitgevoerde onderzoeken redelijk laag: 19 procent (12 van 64) van de ingevroren biest en 7 procent (5 van 70) van de eerste biestmaal- tijd van verse biest was verhoogd (grens- waarde: 10.000 kve/ml). Dit kan wijzen op een lage verontreiniging met mest vanuit de omge- ving. Verontreiniging van biest door mest en omgevingsvuil treedt op door: 1. open emmers in ruimtes waar mest ­rondspat; 2. slechte melkhygiëne, met name onvoldoende reinigen van het uier bij voorbehandelen. Ingevroren biest lijkt een hoger kiemgetal te hebben dan biest bij de eerste maaltijd. Twee factoren spelen hierbij een rol: 1. bij de meeste veehouders wordt de biest niet direct na winning ingevroren. Zij maken REACTIE VAN PROFESSOR YNTE SCHUKKEN Het lezen van dit artikel is wat mij betreft een waardevolle tijdsbesteding. Dit artikel geeft veel hoop over de kwaliteit van veterinair praktijkon- derzoek in Nederland. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit artikel is afkomstig van praktijkbedrijven, uitgevoerd in nauwe samen- werking met een dierenartsenpraktijk, en opgeschreven om snel en duidelijk de bevindin- gen te communiceren naar alle dierenartsen in Nederland. Het artikel zelf is een goede weergave van de huidige kennis op het gebied van colostrumkwa- liteit. Ik verwacht dat in de nabije toekomst onze kennis over het belang van colostrum voor de gezondheid van het kalf nog verder zal toene- men. Colostrum is een belangrijke bron van het gezonde microbioom in de darm van het kalf. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het microbioom van het kalf en de rol van colostrum hierin. Dit zal naar verwachting heel spoedig veranderen: alleen maar meer reden om veel aandacht te besteden aan een goede colostrum- gift en aan de kwaliteit van het colostrum. Het is zeer prijzenswaardig dat dit soort onder- zoek uit en door de praktijken zelf wordt gedaan. Door het kiezen van goede partners (in dit geval de HAS in Den Bosch en Vetvice) is het mogelijk zulk praktijkonderzoek netjes uit te voeren. Ik ben het niet met Jan Hulsen eens dat kiemtel- lingen makkelijk zijn. Om goede resultaten te krijgen bij kiemtellingen zijn goede gevalideerde procedures essentieel. Het laboratorium in de praktijk Someren is dan ook geen gemiddeld lab: een lab met een ISO 17025 certificering van een aantal diagnostische assays. Natuurlijk is de gekozen steekproef niet heel groot en niet representatief voor Nederland als geheel. En er zijn vast wel methodologische opmerkingen te maken. Maar voor toepassing in deze praktijk (Someren) en bij de veehouders in
  • 6. Tijdschrift voor Diergeneeskunde | nr 12 | december 2015  29 Kiemgetal biest ingevroren als reservevoorraad, dient zeer hygiënisch te worden gewonnen en zo snel mogelijk te worden ingevroren. Hetzelfde geldt voor het ontdooien en verstrekken: hygi- ënisch en snel werken. Eerste biest wordt op veel bedrijven in meerdere maaltijden aan de kalveren verstrekt. Er zijn geen wetenschappe- lijke publicaties over het kiemgetal bij tweede en latere maaltijden van eerste biest.  De onderzoeken werden uitgevoerd door Dré Delhij en Jens Verheijen, studenten HAS Hogescholen, Den Bosch onder begeleiding van: drs. Jan Hulsen, msm, Vetvice – CowSignals, Bergen op Zoom (jan.hulsen@ vetvice.nl / 06 18 48 12 08) en drs. Niels Groot Nibbelink, Veterinair Centrum Someren, Someren. Laboratoriumanalyses zijn verricht in Veterinair Centrum Someren, Someren. Studenten en begeleiders verklaren geen enkele commerciële of andere belangen te hebben bij de resultaten of de interpretatie van het onderzoek. Kijk voor de literatuurlijst op de TvD-website of op www. kalverdokter.nl. veehouder omwille van praktische redenen. Tijdens het ontdooien zal de biest dicht bij de wand reeds boven de 4 graden Celsius uitko- men terwijl ze in de kern bevroren is. Er zal dus waarschijnlijk al bacteriegroei plaatsvin- den, terwijl de biest dan nog aan het ont- dooien is, of zodra de biest ontdooid is en ligt te wachten om gevoerd te worden. Ook in dit proces kan verontreinigd materiaal weer bij- dragen aan stijging van het kiemgetal. Conclusie Het is aannemelijk dat op Nederlandse melk- veebedrijven biest bij de eerste maaltijd in circa eenderde deel van de gevallen een te hoog kiemgetal bevat. Ontdooide biest uit de diepvries bevat in circa tweederde van de gevallen een te hoog kiemgetal. Door een hoog kiemgetal daalt de antistofopname van het kalfje en wordt het diertje belast met bacteri- ële infecties op het meest kwetsbare moment in zijn of haar leven. Veehouders dienen meer aandacht te besteden aan reiniging en desin- fectie van materialen om biest te verzamelen, te bewaren en te voeren. Op sommige bedrij- ven zal de hygiëne bij het melken van de koe moeten worden verbeterd. Biest die wordt deze praktijk zijn de bevindingen heel waardevol. Zulke onderzoeken geven ook geweldige kansen om met de eigen veehouders te werken aan verbetering en de rol van de dierenarts op het bedrijf te vergroten. Diergeneeskunde is een academische opleiding, en het uitvoeren van praktijkonderzoek hoort daar mijns inziens bij. Ik denk dat het uitvoeren en begeleiden van zulke projecten een verbete- ring van de vakinhoud en veel werkplezier oplevert. Een praktijk in Watertown, NY, waar ik in het recente verleden mee heb samengewerkt, heeft bij alle grotere melkveebedrijven een systeem waarbij alle nieuwe behandelingen of interventies in gerandomiseerde studies op de bedrijven zelf wordt getoetst. Uiteraard zijn dit grotere bedrijven, maar het principe is ook in Nederland relevant. Om onderbouwde uitspraken te kunnen doen, is praktijkonderzoek essentieel. Zulk onderzoek levert voor de eigen populatie relevante antwoor- den en is in veel gevallen een geweldige motiva- tie voor dierhouders en dierenartsen. Het hier gepresenteerde onderzoek is ‘evidence based medicine’ in optima forma. Wel moeten we oppassen met het automatisch doorvertalen van bevindingen op een beperkt aantal bedrijven in Someren naar ‘alle bedrijven in Nederland’. Verder moeten we bedenken dat het uitvoeren van onderzoek extra aandacht, inspanning en moeite kost. Bedenken dat het uitvoeren van onderzoek met goede partners in veel gevallen veel beter uitpakt. Maar bedenk in alle gevallen dat relevante antwoorden uit relevant onderzoek uitgevoerd op de bedrijven in de eigen praktijk zeker te vinden zijn.
  • 7. Literatuurlijst  Het  kiemgetal  van  biest  gevoerd  aan  kalfjes  is  vaak  te  hoog 1 A  Survey  of  Bovine  Colostrum  Composition  and   Colostrum  Management  Practices  on  Pennsylvania   Dairy  Farms S.I.  Kehoe,  B.M.  Jayarao  and  A.J.  Heinrichs J.Dairy.Sci. 90:4108-­‐4116 2007 2 A  Survey  of  Bacteriological  Quality  and  the  Occurence   of  Salmonella  in  Raw  Bovine  Colostrum B.A.  Houser,  S.C.  Donaldson,  S.I.  Kehoe,   A.J.  Heinrichs,  and  B.M.  Jayarao Foodb.  Path.Dis. Vol.  5,  No.6:853-­‐ 858 2008 3 Preventing  Bacterial  Contamination  and  Proliferation   during  the  Harvest,  Storage,  and  Feeding  of  Fresh   Colostrum S.  Stewart,  S.  Godden,  R.  Bey,  P.  Rapnicky,   J.  Fetrow,  R.  Farnsworht,  M.  Scanlon,  Y.   Arnold,  L.  Clow,  K.  Mueller,  and  C.   Ferrouillet J.Dairy.Sci. 88:2571-­‐2578 2005 4 Review:  Heat  Treating  Bovine  Colostrum J.A.  Elizondo-­‐Salazar,  and  A.J.  Heinrichs Am.Prof.Sci. 24:530-­‐538 2008 5 A  Survey  of  Bovine  Colostrum  Composition  and   Colostrum  Management  Practices  on  Pennsylvania   Dairy  Farms S.A.  Kehoe,  B.M.  Jayarao,  and  A.J.   Heinrichs J.Dairy.Sci. 90:4108-­‐4116 2007 6 Neonatal  Immunology V.S.  Cortese Vet.Clin.Nrth.Am. 25:  221-­‐227 2009 7 Bovine  Alliance  on  Management  and  Nutrition,  1995   Bovine Alliance on Management and Nutrition, 1995 8 Colostrum  effects  on  the  gastrointestinal  tract,  and  on   nutritional,  endocrine  and  metabolic  parameters  in   neonatal  calves J.W.  Blum,  H.  Hammon Livestock  Production   Science   66:  151–159 2000 9 Bacteria  in  colostrum:  impact  on  calf  health Poulsen  KP,  Hartmann  FA,  McGuirk  SM. Proc.  20th  American   College  of  Internal   Veterinary  Medicine.   St.  Luois  (MO):  Mira   Digital  Publishing 773 2002 10 Colostrum  Management  for  Dairy  Calves S.  Godden Vet.  Clin.  Food  Anim 24:  19-­‐39 2008 11 Managing  the  production,  storage  and  delivery  of   colostrum S.M.  McGuirk,  M.  Collins Vet.  Clin.  Food  Anim 20:  593-­‐603 2004 12 Bacterial  contamination  of  colostrum  fed  to  newborn   calves  in  Québec  dairy  herds G.  Fecteau,  P.  Ballairgeon,  R.  Higgins,  J.   Paré,  and  M.  Fortin Can.Vet.J. 43(7):  523-­‐527 2002 13 Nationwide  evaluation  of  quality  and  composition  of   colostrum  on  dairy  farms  in  the  United  States K.M.  Morril,  E.  Conrad,  A.  Lago,  J.   Campbell,  J.  Quigley,  and  H.  Tyler J.Dairy.Sci 95:3997-­‐4005 2012 14 Effect  of  feeding  whole  compared  with  cell-­‐free   colostrum  on  calf  immune  status:  The  neonatal  period S.N.  Langel,  W.A.  Wark,  S.N.  Garst,  R.E.   James,  M.L.  McGilliard,  C.S.  Petersson-­‐ Wolfe,  I.  Kanevsky-­‐Mullarky J.Dairy.Sci 98:3729-­‐3740 2015 15 Neonatal  calf  diarrhoea  and calf  rearing  practices  on  dairy  farms  in  the   Netherlands Iris  Boumans Master  thesis   Wageningen   University   2013 16 Associations  between  passive  immunity  and  morbidity   and  mortality  in  dairy  heifers  in  Florida,  USA G.A.  Donovan,  I.R.  Dohoo,  D.M.   Montgomery,  F.L.  Bennett Prev.  Vet.  Medicine 34:  31-­‐46 1998 17 Influence  of  Colostrum  on  Transepithelial  Movement   of  Escherichia  coli  055 L.D.  Corley,  T.E.  Staley,  L.J.  Bush  and  E.W.   Jones J.Dairy.Sci 60:1416-­‐1421 1977 18 Effect  of  colostrum  heat  treatment  and  bacterial   population on  immunoglobulin  G  absorption  and  health  of   neonatal  calves S.L.  Gelsinger,  C.M.  Jones,  and  A.J.   Heinrichs J.Dairy.Sci 98:4640-­‐4645 2015 19 Heat-­‐treated  colostrum  and  reduced  morbidity  in   preweaned  dairy  calves:  results  of  a  randomized  trial   and  examination  of  mechanisms  of  effectiveness S.M.  Godden,  D.J.  Smolenski,  J.M.  Oakes,   S.  Wells,  S.  Sreevatsan,  J.  Stabel,  and  J.   Fetrow J.Dairy.Sci 95:4029-­‐4040 2012 20 Long-­‐term  effects  of  ad  libitum  whole  milk  prior  to   weaning  and  prepubertal  protein  supplementation  on   skeletal  growth  rate  and  first-­‐lactation  milk  production U.  Moallem,  D.  Werner,  H.  Lehrer,  M.   Zachut,  L.  Livshitz,  S.  Yakoby,  and  A.   Shamay J.Dairy.Sci 93:2639-­‐2650 2010 21 Invited  review:  Effects  of  milk  ration  on  solid  feed   intake,  weaning,  and  performance  in  dairy  heifers M.A.  Kahn,  D.M.  Weary,  and  M.A.G.  von   Keyserlingk J.Dairy.Sci 94:1071-­‐1081 2011 22 Taking  the  Long  View:  Treat  Them  Nice  As  Babies  and   They  Will  Be  Better  Adults M.E.  Van  Amburgh,  F  Soberon,  J.  Karzses,   and  R.W.  Everett   West.Dairy.Conf. pp.  141-­‐156   2013 23 Dairy:  Heifer  Calf  Health  and  Management  Practices   on  U.S.  Dairy  Operations,  2007. United  States  Department  of  Agriculture NAHMS  Dairy  Studies http://www.aph is.usda.gov/ani mal_health/nah ms/dairy/downl oads/dairy07/D airy07_ir_CalfH ealth.pdf 2007 24 Factors  associated  with  morbidity,  mortality,  and   growth  of  dairy  heifer  calves  up  to  3  months  of  age M.C.  Windeyera,  K.E.  Leslie,  S.M.  Godden,   D.C.  Hodgins,  K.D.  Lissemore,  and  S.J.   LeBlanc Prev.  Vet.  Medicine 113:231-­‐240 2014 25 On-­‐farm  Research  from  University  of  Minnesota   Shows  Benefit  of  Pasteurizing  Colostrum Penn  State  Extension 2012 26 Influence  of  the  gastrointestinal  microbiota  on   development  of  the  immune  system  in  young  animals E.  Bauer,  B.A.  Williams,  H.  Smidt,  M.W.   Verstegen,  R.  Mosenthin Curr  Issues  Intest   Microbiol 7(2):35-­‐51 2006 http://extension.psu.edu/animals/dair y/news/2012/on-­‐farm-­‐research-­‐from-­‐ university-­‐of-­‐minnesota-­‐shows-­‐benefit-­‐