El documento describe varios eventos extraordinarios que ocurrieron alrededor de Sor Eusebia, una monja que vivió en Valverde, España. Se le atribuyen gracias y curaciones milagrosas. El documento también explica que estas cosas ocurrían porque Sor Eusebia tenía una relación íntima con Dios y dejaba que Él actuara a través de ella para ayudar a los demás.
Wat de burger niet mag weten over de jarige Albert IIThierry Debels
Morgen wordt koning Albert II 85 jaar. Dat is op zich een prestatie, zeker als je de vergelijking maakt met zijn oudere broer Boudewijn. Albert leefde er immers op los. Hij rookte als een ketter en dronk als een geus. Boudewijn leefde ascetisch en dronk nooit een druppel alcohol. Toch werd de oudste zoon van Leopold III amper 62 jaar. Albert II verloor alle krediet bij de burger door zijn koppige weigering om Delphine in de armen te sluiten. Wie is Albert echt?
In het najaar van 2013 verbaasde koning Albert vriend en vijand door openlijk te bedelen om extra geld. Het vorige koningspaar is dan teruggevallen op een pensioen ruim 900.000 euro per jaar. Per dag is dat zowat 2500 euro, een bedrag waarvoor de meeste mensen een hele maand moeten werken. Bovendien heeft de vorst nog een spaarpot van minstens 12,4 miljoen euro en wellicht een paar honderd miljoen euro. De koninklijke familie lijkt geobsedeerd door geld
De meeste ongevallen met koninklijke wagens vallen doorgaans mee . Maar 14 september 1962 is een echte onheilsdag.
Die dag bestuurt ‘koninklijke chauffeur’ André Piens de koninklijke wagen. Achterin zitten een piepjonge Filip en Astrid. Kindermeisje ‘nurse’ Bernadette Deswaef reist uiteraard mee.
De chauffeur rijdt van Massa naar Firenze in Italië. In Migliarino Pisano bij Pisa gaat het mis. Piens rijdt een Italiaanse voetganger dood. De man heet Italo Demarie en is een plaatselijke bejaarde landbouwer.
In de koninklijke wagen breekt er paniek uit. Filip is zelfs licht gewond aan de knie. Maar de tocht wordt onverwijld verdergezet met een huurwagen.
In het voorjaar van 1965 wordt de zaak voor de rechtbank van Pisa gebracht. Piens wordt er verdedigd door Angelo Adorni Braccesi, voorzitter van de Automobil Club van Pisa. ‘Royal chauffeur on manslaughter charge’ moeten we in de buitenlandse kranten zoals de Evening Times van 3 maart 1965 lezen.
In ons land wordt maar zuinigjes bericht over deze onverkwikkelijke zaak.
Voor de rechtbank staan de twee partijen lijnrecht tegenover elkaar. Volgens de advocaat van de familie van de overleden man reed de hofwagen veel te snel. Braccesi argumenteert dat de Italiaanse boer onvoorzichtig is geweest bij het oversteken van de weg. Uiteraard verliest de Italiaanse familie deze zaak. Kan de rechter wel een objectief vonnis vellen?
Piens blijft chauffeur van de prinsen van Luik. Vreemd genoeg is Piens nog geen jaar na het Italiaanse ongeval opnieuw betrokken bij een zwaar verkeersongeval. Hierover werd bij ons zelfs nooit bericht. Midden mei 1963 vervoert Piens prinses Paola. Op weg van Parijs naar Brussel moet hij brutaal het stuur omgooien om een frontale botsing met een ander voertuig te vermijden. De prinses loopt lichte verwondingen aan het gelaat op. Ze heeft ook een ‘zenuwschok’.
Op basis van een bericht in de Nederlandse krant Provinciale Zeeuwse Courant uit die periode kunnen we precies aangeven waar én wanneer dit ongeluk plaatsvond. Dat was op dinsdagochtend 14 mei 1963. Het ongeval vond plaats in de buurt van Maubeuge. Deze stad ligt in het departement Nord-Pas-de-Calais, net aan de Belgische grens.
De vaststelling dat het ongeval in de ochtend plaatsvond, roept bedenkingen op bij de stelling van auteur Mario Danneels dat de prinses in Parijs boodschappen deed. Indien dat laatste het geval was, is het waarschijnlijker dat ze in de namiddag zou terugkeren.
Vraag is dan wat ze wel in Parijs deed. Zou het kunnen dat ze in de Franse hoofdstad de nacht bij een minnaar doorbracht en in de ochtend werd opgehaald door haar chauffeur? Het zou in elk geval kunnen verklaren waarom het Paleis zo geheimzinnig blijft doen over dit ongeval.
In elk geval wordt Paola in Maubeuge voor de eerste zorgen in het plaatselijke ziekenhuis binnengebracht en nadien opgehaald door Albert.
Nauwelijks enkele dagen na het zware ongeval, wordt door het Paleis bekend gem
Prinses Esmeralda: de verborgen geschiedenisThierry Debels
Wie is Esmeralda van België echt? Maria-Esmeralda – voluit Esmeralda Adélaïde Liliane Anne Léopoldine – wordt geboren in Laken op 30 september 1956. Ze is het derde en jongste kind van koning Leopold III en prinses Lilian, al is het niet helemaal zeker of Leopold wel degelijk haar vader is. Tijdens de conceptie van de prinses verblijft de voormalige koning immers in het buitenland. Wie is dan wel de vader?
Esmeralda is de (half)zus van de Belgische prins Alexander en prinses Marie-Christine. Verder is ze ook een halfzus van de koningen Boudewijn en Albert II en van de Luxemburgse groothertogin Joséphine-Charlotte.
Auteur Olivier Defrance had toegang tot het archief van Lilian Baels. Uit de correspondentie blijkt hoe close de jonge Boudewijn was met Lilian, de tweede vrouw van Leopold III. 'Ik knuffel je rokken', schreef hij in één van zijn brieven. ‘Hij kocht ook geregeld juwelen voor haar’, schrijft Wim Dehandschutter in de kranten van Mediahuis.
Het nieuwe boek van Olivier Defrance versterkt dus de hypothese van een liefdesrelatie tussen Boudewijn en Lilian Baels. Baels was de veel jongere tweede echtgenote van Leopold III, de vader van Boudewijn. Hierdoor was stiefmoeder Baels niet veel ouder dan Boudewijn. Baels was bovendien bloedmooi.
In 1952 is Boudewijn een jonge twintiger. Er ontwikkelt zich vanaf dan een amoureuze relatie tussen Lilian en Boudewijn.
In 1952 reizen ze samen incognito naar Rome. Op de ministerraad wordt dit onderwerp besproken. De CVP-regering is uiterst ongerust over deze ontwikkeling.
In november 1952 verblijven Lilian en Boudewijn samen in Tirol. Leopold is niet aanwezig. ‘Lilian en Boudewijn reisden naar Tirol in (het) zelfde compartiment, met couchettes,’ noteert Van Acker.
Boudewijn fluistert Lilian toe dat het ‘een echte betovering is’. ‘Je suis à toi’, antwoordt Lilian. ‘Ik verlaat je nooit’, antwoordt Boudewijn.
De relatie tussen Boudewijn en Lilian houdt een tijdje aan.
Begin januari 1953 reizen ze samen naar de Azurenkust. De regering is ongerust. De telefoongesprekken tussen Boudewijn en Lilian worden afgeluisterd. Van Acker krijgt de verslagen en noteert cryptisch: ‘De zaak schijnt reeds verloren in het geval van een huwelijk.’ Van Acker bedoelt dat door een mogelijk huwelijk tussen Boudewijn en zijn stiefmoeder Lilian de monarchie in gevaar kan komen. De Belgische bevolking zou een dergelijke verbintenis nooit aanvaarden. Bovendien waarschuw en instanties dat zo’n huwelijk België opnieuw op de rand van een burgeroorlog zou kunnen brengen, zoals ten tijde van de koningskwestie.
Wat de burger niet mag weten over de jarige Albert IIThierry Debels
Morgen wordt koning Albert II 85 jaar. Dat is op zich een prestatie, zeker als je de vergelijking maakt met zijn oudere broer Boudewijn. Albert leefde er immers op los. Hij rookte als een ketter en dronk als een geus. Boudewijn leefde ascetisch en dronk nooit een druppel alcohol. Toch werd de oudste zoon van Leopold III amper 62 jaar. Albert II verloor alle krediet bij de burger door zijn koppige weigering om Delphine in de armen te sluiten. Wie is Albert echt?
In het najaar van 2013 verbaasde koning Albert vriend en vijand door openlijk te bedelen om extra geld. Het vorige koningspaar is dan teruggevallen op een pensioen ruim 900.000 euro per jaar. Per dag is dat zowat 2500 euro, een bedrag waarvoor de meeste mensen een hele maand moeten werken. Bovendien heeft de vorst nog een spaarpot van minstens 12,4 miljoen euro en wellicht een paar honderd miljoen euro. De koninklijke familie lijkt geobsedeerd door geld
De meeste ongevallen met koninklijke wagens vallen doorgaans mee . Maar 14 september 1962 is een echte onheilsdag.
Die dag bestuurt ‘koninklijke chauffeur’ André Piens de koninklijke wagen. Achterin zitten een piepjonge Filip en Astrid. Kindermeisje ‘nurse’ Bernadette Deswaef reist uiteraard mee.
De chauffeur rijdt van Massa naar Firenze in Italië. In Migliarino Pisano bij Pisa gaat het mis. Piens rijdt een Italiaanse voetganger dood. De man heet Italo Demarie en is een plaatselijke bejaarde landbouwer.
In de koninklijke wagen breekt er paniek uit. Filip is zelfs licht gewond aan de knie. Maar de tocht wordt onverwijld verdergezet met een huurwagen.
In het voorjaar van 1965 wordt de zaak voor de rechtbank van Pisa gebracht. Piens wordt er verdedigd door Angelo Adorni Braccesi, voorzitter van de Automobil Club van Pisa. ‘Royal chauffeur on manslaughter charge’ moeten we in de buitenlandse kranten zoals de Evening Times van 3 maart 1965 lezen.
In ons land wordt maar zuinigjes bericht over deze onverkwikkelijke zaak.
Voor de rechtbank staan de twee partijen lijnrecht tegenover elkaar. Volgens de advocaat van de familie van de overleden man reed de hofwagen veel te snel. Braccesi argumenteert dat de Italiaanse boer onvoorzichtig is geweest bij het oversteken van de weg. Uiteraard verliest de Italiaanse familie deze zaak. Kan de rechter wel een objectief vonnis vellen?
Piens blijft chauffeur van de prinsen van Luik. Vreemd genoeg is Piens nog geen jaar na het Italiaanse ongeval opnieuw betrokken bij een zwaar verkeersongeval. Hierover werd bij ons zelfs nooit bericht. Midden mei 1963 vervoert Piens prinses Paola. Op weg van Parijs naar Brussel moet hij brutaal het stuur omgooien om een frontale botsing met een ander voertuig te vermijden. De prinses loopt lichte verwondingen aan het gelaat op. Ze heeft ook een ‘zenuwschok’.
Op basis van een bericht in de Nederlandse krant Provinciale Zeeuwse Courant uit die periode kunnen we precies aangeven waar én wanneer dit ongeluk plaatsvond. Dat was op dinsdagochtend 14 mei 1963. Het ongeval vond plaats in de buurt van Maubeuge. Deze stad ligt in het departement Nord-Pas-de-Calais, net aan de Belgische grens.
De vaststelling dat het ongeval in de ochtend plaatsvond, roept bedenkingen op bij de stelling van auteur Mario Danneels dat de prinses in Parijs boodschappen deed. Indien dat laatste het geval was, is het waarschijnlijker dat ze in de namiddag zou terugkeren.
Vraag is dan wat ze wel in Parijs deed. Zou het kunnen dat ze in de Franse hoofdstad de nacht bij een minnaar doorbracht en in de ochtend werd opgehaald door haar chauffeur? Het zou in elk geval kunnen verklaren waarom het Paleis zo geheimzinnig blijft doen over dit ongeval.
In elk geval wordt Paola in Maubeuge voor de eerste zorgen in het plaatselijke ziekenhuis binnengebracht en nadien opgehaald door Albert.
Nauwelijks enkele dagen na het zware ongeval, wordt door het Paleis bekend gem
Prinses Esmeralda: de verborgen geschiedenisThierry Debels
Wie is Esmeralda van België echt? Maria-Esmeralda – voluit Esmeralda Adélaïde Liliane Anne Léopoldine – wordt geboren in Laken op 30 september 1956. Ze is het derde en jongste kind van koning Leopold III en prinses Lilian, al is het niet helemaal zeker of Leopold wel degelijk haar vader is. Tijdens de conceptie van de prinses verblijft de voormalige koning immers in het buitenland. Wie is dan wel de vader?
Esmeralda is de (half)zus van de Belgische prins Alexander en prinses Marie-Christine. Verder is ze ook een halfzus van de koningen Boudewijn en Albert II en van de Luxemburgse groothertogin Joséphine-Charlotte.
Auteur Olivier Defrance had toegang tot het archief van Lilian Baels. Uit de correspondentie blijkt hoe close de jonge Boudewijn was met Lilian, de tweede vrouw van Leopold III. 'Ik knuffel je rokken', schreef hij in één van zijn brieven. ‘Hij kocht ook geregeld juwelen voor haar’, schrijft Wim Dehandschutter in de kranten van Mediahuis.
Het nieuwe boek van Olivier Defrance versterkt dus de hypothese van een liefdesrelatie tussen Boudewijn en Lilian Baels. Baels was de veel jongere tweede echtgenote van Leopold III, de vader van Boudewijn. Hierdoor was stiefmoeder Baels niet veel ouder dan Boudewijn. Baels was bovendien bloedmooi.
In 1952 is Boudewijn een jonge twintiger. Er ontwikkelt zich vanaf dan een amoureuze relatie tussen Lilian en Boudewijn.
In 1952 reizen ze samen incognito naar Rome. Op de ministerraad wordt dit onderwerp besproken. De CVP-regering is uiterst ongerust over deze ontwikkeling.
In november 1952 verblijven Lilian en Boudewijn samen in Tirol. Leopold is niet aanwezig. ‘Lilian en Boudewijn reisden naar Tirol in (het) zelfde compartiment, met couchettes,’ noteert Van Acker.
Boudewijn fluistert Lilian toe dat het ‘een echte betovering is’. ‘Je suis à toi’, antwoordt Lilian. ‘Ik verlaat je nooit’, antwoordt Boudewijn.
De relatie tussen Boudewijn en Lilian houdt een tijdje aan.
Begin januari 1953 reizen ze samen naar de Azurenkust. De regering is ongerust. De telefoongesprekken tussen Boudewijn en Lilian worden afgeluisterd. Van Acker krijgt de verslagen en noteert cryptisch: ‘De zaak schijnt reeds verloren in het geval van een huwelijk.’ Van Acker bedoelt dat door een mogelijk huwelijk tussen Boudewijn en zijn stiefmoeder Lilian de monarchie in gevaar kan komen. De Belgische bevolking zou een dergelijke verbintenis nooit aanvaarden. Bovendien waarschuw en instanties dat zo’n huwelijk België opnieuw op de rand van een burgeroorlog zou kunnen brengen, zoals ten tijde van de koningskwestie.
Date la oportunidad de seguir durante un mes a la Santísima Virgen María, desde el testimonio de los pensadores y místicos cristianos que han revolucionado la forma de vivir y hacer del amor una bandera y misión.
MEMORIAS DEL ORATORIO DE SAN FRANCISCO DE SALESDiana Núñez
«Hijos míos, cuando después de mi muerte, leáis estas memorias, acordaos de que tuvisteis un padre cariñoso, que os las dejó antes de morir en prenda de su cariño paternal. Al recordarme, rogad a Dios por el descanso eterno de mi alma». Don Bosco.
Esta guía es una ayuda para hacer por tu cuenta el retiro mensual, allí dónde te encuentres, especialmente en caso de dificultad de asistir en el oratorio o iglesia donde habitualmente nos reunimos para orar.
Date la oportunidad de seguir durante un mes a la Santísima Virgen María, desde el testimonio de los pensadores y místicos cristianos que han revolucionado la forma de vivir y hacer del amor una bandera y misión.
MEMORIAS DEL ORATORIO DE SAN FRANCISCO DE SALESDiana Núñez
«Hijos míos, cuando después de mi muerte, leáis estas memorias, acordaos de que tuvisteis un padre cariñoso, que os las dejó antes de morir en prenda de su cariño paternal. Al recordarme, rogad a Dios por el descanso eterno de mi alma». Don Bosco.
Esta guía es una ayuda para hacer por tu cuenta el retiro mensual, allí dónde te encuentres, especialmente en caso de dificultad de asistir en el oratorio o iglesia donde habitualmente nos reunimos para orar.
A. ¿Qué es la soledad?
• En el Antiguo Testamento la palabra hebrea que más se utiliza para “solitario” es shamem, que significa “desolado”.
• En el Nuevo Testamento la palabra griega eremos significa “lugares desiertos”.
• La soledad es el estado emocional de tristeza causado por sentirse solo, aislado o alejado de los demás.
• Una persona puede sentir la falta de cercanía con otros aún cuando estén en su presencia.
• David exclamó al Señor en tiempo de soledad:
“Mírame, y ten misericordia de mí, porque estoy solo y afligido”.
(Salmos 25:16)
B. ¿Qué significa estar solo?
• En el Antiguo Testamento, la palabra hebrea que se traduce solo es badad, que significa “estar con uno mismo”.
• En el Nuevo Testamento, la palabra griega monos denota “sin compañía, solo, solitario”.
• Estar solo es la condición de estar sin compañía, separado de otros.
• Con frecuencia, Jesús buscó estar a solas. Se apartaba de los demás para poder tener comunión con el Padre.
“Despedida la multitud, subió al monte a orar aparte; y cuando llegó la noche, estaba allí solo”.
(Mateo 14:23)
C. ¿Cuál es la diferencia entre estar a solas y sentir soledad?
• La soledad se refiere al estado emocional (por sentirse rechazado y desolado).
• Estar a solas se refiere al estado físico (el estado de estar separado de los demás).
• La soledad generalmente es una experiencia negativa (que va acompañada de un sentimiento de desesperanza).
• Estar a solas puede ser una experiencia positiva (convirtiéndola en un momento de creatividad y comunión con el Señor).
D. Ejemplos bíblicos de soledad
DAVID EXPERIMENTÓ SOLEDAD POR EL RECHAZO.
“Mira a mi diestra y observa, pues no hay quien me quiera conocer;
No tengo refugio, ni hay quien cuide de mi vida”.
(Salmos 142:4)
JOB EXPERIMENTÓ SOLEDAD POR SUS AMIGOS DESLEALES.
“El atribulado es consolado por su compañero; aun aquel que abandona el temor del Omnipotente. Pero mis hermanos me traicionaron como un torrente; pasan como corrientes impetuosas”.
(Job 6:14–15)
ELÍAS EXPERIMENTÓ SOLEDAD PORQUE TEMIÓ LA IRA DE DIOS.
“Viendo, pues, el peligro, se levantó y se fue para salvar su vida, y vino a Beerseba, que está en Judá, y dejó allí a su criado. Y él se fue por el desierto un día de camino, y vino y se sentó debajo de un enebro; y deseando morirse, dijo: Basta ya, oh Jehová, quítame la vida, pues no soy yo mejor que mis padres”.
(1 Reyes 19:3–4)
E. Ejemplos bíblicos de estar solo
PABLO ESTUVO SOLO CUANDO SUS AMIGOS LO ABANDONARON.
“En mi primera defensa ninguno estuvo a mi lado, sino que todos me desampararon; no les sea tomado en cuenta. Pero el Señor estuvo a mi lado, y me dio fuerzas, para que por mí fuese cumplida la predicación, y que todos los gentiles oyesen. Así fui librado de la boca del león”.
(2 Timoteo 4:16–17)
JOB ESTUVO SOLO CUANDO
Fuente: Emeric Amyot d'Inville, C.M. "Anunciar la Buena Nueva de la Salvación siguiendo las huellas de San Vicente", Vincentiana: Vol. 41: No. 4, Artículo 7.
Guia de las cartas del tarot de el extraño mundo de jack.
Arcanos mayores y arcanos menores.
Primera guía cien porciento en español!
Con 5 tiradas para comenzar predicciones.
Aprende y utiliza este mazo para divertirte.
Diseña una experiencia de aprendizaje sobre lectura y escritura como
herramientas de aprendizaje transversal integrando recursos digitales.
La experiencia se debe planear en el formato 1 y luego, se socializa en
una presentación Power Point y se sube a un Slide Share, Issu u otro
recurso que genere un enlace para su visualización.
2. Desde los primeros años de su vida en Valverde la gente fue fijando su mirada en aquella monjita de talla pequeña, que no perdía nunca la sonrisa, rodeada de un halo de felicidad y entrega tal que daba ánimos y bríos a los que le consultaban. Y fueron muchos los que le consultaron, sobre muy diversos problemas, obteniendo de ella una promesa: " Si Dios lo quiere, así pasará ". Se le atribuyen innumerables gracias debido a su intersección. En una ocasión, una niña pequeña le confesó a la Directora: " Señora Directora, es que es una santa ".
3.
4.
5.
6.
7. El huerto del Colegio se había convertido en una hermosura, y las niñas alegres traían toda el agua que podían de la fuente pública. Pozo había, como se ha dicho, pero estaba seco. Sor Eusebia, con su ánimo optimista, obtuvo de Sor Carmen Moreno que se llamase a un hombre práctico, para que viniese a ahondar un poco en el fondo del pozo: Era un día de clase. Vino el hombre y vio el pozo. Desconfiaba que allí pudiera brotar agua, pero intentó hacer lo que pudo. Bajó con azada y pico. Sor Eusebia limpiaba las verduras para el mediodía, sentada en una banqueta no muy lejos de allí, a su lado tenía también sentada una niña, llamada Gregoria: posiblemente enredaría en la clase y la maestra la envió, como acostumbraba, bajo la vigilancia de la hermana cocinera . «Píense, señora Directora, cuánta verdura podremos tener para nosotras y flores para el altar...».
8. Se oían los golpes que daba el hombre en el fondo del pozo: trabajaba afanosamente, pero desconfiaba... A uno de sus golpes de pico se rompió una piedra y brotó un fuerte chorro de agua que lo mojó todo. El buen hombre tuvo que pedir ayuda, pues el agua salía cada vez con más vigor e iba a cubrirlo si no salía rápido. Sor Eusebia elevó al Señor desde lo más íntimo de su alma un cántico de acción de gracias y echó al, hombre su propio crucifijo, diciéndole: ¡Cójalo! Al instante el agua se paró y el hombre pudo salir sano y salvo, pero calado hasta la médula de sus huesos. Entregó a Sor Eusebia el crucifijo que había sufrido alguna abolladura.
9. Gregoria, al ver todo esto, quedó profundamente admirada y pidió a Sor Eusebia que le permitiera besar el crucifijo. — Tómalo, para ti, te lo regalo, pero no lo pierdas; guárdalo durante toda tu vida, pues un día te servirá... Con el tiempo Gregoria se hizo mayor y se desposó con Antonio. En su ajuar llevó también el crucifijo de Sor Eusebia y jamás se ha desprendido de él, aunque fueron a vivir a Santiago de Compostela, en el extremo opuesto a Valverde. El 14 de agosto de 1974 volvieron a Valverde y visitaron a la hermana de Antonio, religiosa salesiana. Y contaron infinidad de gracias que ellos atribuyen al crucifijo...
10. Era mediodía, y ya llegaban las primeras niñas del Protectorado cuando Sor Eusebia pensó darles de segundo plato tortilla. Dijo a las dos primeras niñas que habían llegado: — Por favor, tomad este cesto e id al gallinero y recoged todos los huevos que encontréis. Herminia lavaba al aire libre, entre el huerto y el patio. El gallinero estaba en el fondo, junto a la pared. — ¡Eh!, ¿dónde vais? — A recoger los huevos para las tortillas. No tardó mucho tiempo sin que regresasen balanceando el cesto vacío. — ¿Y los huevos? — No hay ninguno.
11. — Seguramente no habéis buscado bien. — Hemos rebuscado en todos los nidales y rincones, incluso hemos levantado las gallinas. Y he aquí a Sor Eusebia con el cesto camino del gallinero. —¿Dónde va, Sor Eusebia? — Voy a por los huevos. — No hay ninguno. Ya han mirado bien las niñas. —¿Quién sabe...? Intentaré mirar yo también. Y... volvió con el cesto lleno de huevos. Con ellos hizo unas buenas tortillas para las cuarenta niñas que comían en el Protectorado.
12. Lo escuchamos de los labios de Herminia: trabajaba en la cocina y oyó el diálogo de Sor Carmen y Sor Eusebia: — El bidón del aceite está casi vacío y aún falta bastante para que llegue otro... ¿Qué haremos...? —decía Sor Carmen. Existía un piadoso convenio entre una de las familias fundadoras del Colegio y las hermanas: el señor Mora Moya proveería de su propio olivar el aceite necesario. — No se preocupe, señora Directora, tendremos bastante. Sor Carmen concluyó: «¡Así sea...!». Sor Eusebia no dijo que también quedaban muy pocos garbanzos, y ya sabemos que en la España de entonces los garbanzos eran como el pan-nuestro-de-cada-día.
13. Herminia que, a veces ayudaba en la cocina, alzaba el bidón del aceite y sonaba a vacío, sin embargo jamás dejó de caer el chorrito necesario hasta que el señor José María Moya envió, a fin de mes, el nuevo bidón. Pero no pudieron quitar el tapón ni con la llave inglesa que hizo traer la Directora. Sor Eusebia con sus dos deditos lo desenroscó y se lo entregó al señor Moya. El criado del mismo, que lo trajo, decía después: «No sé qué cosa sean los santos. Dicen que aquella hermana bastilla, delgada y pálida lo es. Pienso que sí: dos hombres acostumbrados al trabajo no pudimos... y ella sí. Sí, sí, sin duda que es santa».
14. Lo mismo pasó otro día con los garbanzos, no había para el cocido diario y en ese momento llevan una buena cantidad de ellos al Colegio... No había tiempo para que se cociesen bien, pero a la hora de la comida la comunidad tuvo un plato de cocido riquísimo. Otro día era la carne...; otro las patatas... Aquello era un florecer de hechos, anécdotas, que pasaban de boca en boca, Seminaristas, religiosas, sacerdotes, muchachas, iban a consultar sobre su futuro a sor Eusebia, mientras tendía la ropa en la huerta o pelaba patatas en la cocina. Y ella tranquila aconsejaba, predecía el porvenir, animaba una vocación auténtica, o desaconsejaba una falsa. Y a quien le preguntaba cómo sabía esas cosas, respondía con una frasecita que Don Bosco habla empleado muchas veces: "He soñado".
15. La gente de Valverde, haciendo eco a las ni ñ as y j ó venes del Colegio, comenz ó a decir: « Sor Eusebia es una santa, es una santa » . Naturalmente, ella nada sab í a y Sor Carmen Moreno actu ó siempre con gran prudencia, no haciendo caso o no dando importancia a lo que tambi é n en el Colegio suced í a de extraordinario. Pero, en secreto, lo anotaba todo. Estos fen ó menos contin ú an produci é ndose en nuestros d í as, por lo que su tumba siempre est á acompa ñ ada de personas que vienen a rezar, con el convencimiento de que ella les escuchar á y les ayudar á a resolver los problemas
16. ¿ Y por qu é tantas cosas extra ñ as? ¿ C ó mo es esto posible? ¿ Y por qu é se manifiesta precisamente en ella?
17. La infinita libertad de Dios que escoge a quien quiere para DARSE, y adaptarse a nuestras necesidades y deseos. Sin embargo, se da esto cuando se establece y se mantiene una continua corriente entre las dos partes. Ocurren estas cosas extraordinarias cuando la persona est á í ntimamente relacionada con Dios y deja que É l est é presente en cada minuto de su vida y permite que Dios mismo se manifieste a trav é s de ella. Esto ocurre cuando una persona se abandona tan profundamente al abrazo de Dios y deja que é l act ú e a trav é s de su manera de vivir, de sus palabras, de sus pensamientos, de sus buenos deseos … Esto sucede cuando la persona est á tan pendiente de las necesidades de los que la rodean que se olvida de s í misma y s ó lo desea ardientemente el bien del otro. Por eso Dios es capaz de entrar y usar sus manos, sus palabras, su mirada, su pensamiento, su sonrisa, su á nimo, su cercan í a …
18. Muchas más cosas extraordinarias podrían suceder si viviésemos más cerca de Dios, si lo amásemos de verdad, si fuésemos capaces de olvidarnos a nosotros mismos para que Dios pudiese manifestarse. Da igual si lo llamamos “milagro” o “explosión de amor infinito”; eso es lo de menos, lo verdaderamente importante es que Dios se desborda, se derrama a borbotones, lo inunda todo cuando la persona le deja actuar, lo ama profundamente, le deja ocupar el centro de su vida.
19. Aprendamos hoy de Sor Eusebia a estar pendientes de las necesidades de los demás, de los pequeños detalles. Y pidámosle que también nosotros aprendamos a ser instrumentos del Amor de Dios.